MENGELWERK.
Wanhoop dor Zieken.
Burgerlijke Stand.
Een gelukkige blinde.
Reeds meer dan een half uur stonden
Jacques De Lansac en ik op het terras van
het hotel „Beau Rivage", te Genève, «onder
een woord te spreken.
Recht vóór ons verhief zich de Mont-Blanc,
eenig in z\jn schitterend wit, en teekende
zich tegen den horizon af als een reusachtige
Usberg, die boven de geheele Alpenketen uit
stak. De sneeuwmassa glinsterde in de stralen
der ondergaande zon, die duizenden kleine,
beweeglijke regenboogjes deed ontstaan.
De meeuwen deden hun schor gekrysch
hooren en sloegen nog eenmaal hun vleugels
uit vóór zy zich door de dansende golven in
slaap lieten wiegen. In de verte zag men
groote roofvogels, die met hun gedurendo
dien dag behaalden prooi zich op de nog door
geen menscheiyk wezen bezochte Waniser-
bergtopfen neerzetten.
Geheel onder den indruk der grootschheid
van het tooneel en de aantrekkelijkheid,
welke een onmetelijke ruimte op iemand uit
oefent, droomde ik van ik weet zelf niet
welk een woesten rondrit of een roekeloozen
tocht in een luchtballon, hoog verbeven boven
alle plaatsen, die door menschen bereikt kun
nen worden.
Ik wenschte te kunnen zweven hoog boven
de wolken, ver boven die ordelooze massa
rotsen en bergspitsen, die van onder af gezien
reuzen schijnen, en vergeleken met de onmete
lijke uitgestrektheid van het wereldrond gelijk
staan met de kleine oneffenheden op de schil
van oen oranjeappel.
Ik was reods ver van Genève en het meer,
en geloofde niet, dat ik er met mijn gedachten
zoo spoedig weer zou zijn teruggekeerd, toen
plotseling de stem van Jacques werd ver
nomen, die al mijn droombeelden in rook deed
verdwijnen.
„Kijk, daar is mevrouw De Latróville l"
riep hy uit.
„Kent ge haar?" vroeg ik werktuiglijk, op
den toon van iemand, die pas wakker wordt
en niet weten wil, dat hy geslapen heeft.
„Welzeker, en gy toch immers ookl Ge
herinnert je Latróville toch nog wel, van onze
promotie, die by Lang-Son die leeiyke ver
wonding kreeg?"
„Latróville, ja, dien herinner ik me, maar
hot was me ten eenenmale onbekend èn dat
hy gewond, èn dat hy getrouwd was."
„01"
En Jacques verliet me haastig om de nieuw
aangekomene te begroeten.
Onder aan het terras, vlak voor de deur
van het hotel, stond een met pakjes en koffers
beladen ry tuig. Een nette kamerdienaar sprong
van don bok, terwyi zich aan het portier een
lange, slanke man vertoonde, nog jong, en
die by zyn flink militair uiterlyk toch iets
onzekers, weifelends, onrustigs had. Ik herkende
in hem dadoiyk onzen ouden kameraad Latró
ville, maar het scheen me toe, dat zyn blik
zonder uitdrukking en steeds op óón punt
gevestigd was, en dat die wyd geopende oogen
niets zagen.
Hy stapte uit het rytuig, terwyi hy leunde
op zyn kamerdienaar, wiens arm hy nam, en
,ging de stoep op metonvasten tred, de handen
voor zich uitgestrekt als om het terrein te
verkennen.
Een oogenblik later stapte een buitenge
woon schoone, jonge vrouw uit het rytuig,
de handon vol met pakjes en doozen. Zy was
groot, eenigszins gezet, en had byzonder fijne
trekken; dik blond haar, dat in den hals was
opgekamddonkere, byna zwarte, zeer leven
dige oogen, en frissche, roode, wèlgevormde
lippen.
De beweging, die de aankomst van zulke
deftige vreemdelingen onder het ondergeschikte
personeel van het hotel deed ontstaan, scheen
niet den minsten indruk op haar te maken.
Haar blik bleef voortdurend op haar echtge
noot gericht, terwyi hy de trap opging; zy
waakte over hem als een oudere zuster, men
zou byna zeggen als een moeder. Toen Latró
ville op het terras gekomen was, liep ook zy
,vlug en licht de trappen op, en reikte Jacques,
die op haar toetrad, de band.
„Wel, zyt ge daar? Dat treft gelukkigP'
Jacques boog diep en begroette vervolgens
Latróville, die hem het militair saluut gaf,
wat gelukkig onder officieren nog verkozen
wordt boven den algemeenen handdruk.
Ik verliet toen eveneens het terras, om
ook myn ouden kameraad te begroeten, dien
ik altyd- gaarne had mogen lyden en van wien
ik altyd een aangename herinnering had be
waard, ofschoon ik hem sedert St.-Cyr slechts
met lange tusschenpoozen van tyd tot tyd
had teruggezien.
Toen ik hem de hand toestak, bemerkte
ik, dat hy my strak bleef aankyken, zonder
zich te bewegen.
„Bonjour, Latróville! Herken je me niet:
Meyran? Ge weet wel, Meyran, korporaal
Meyran van het zesde."
„O, zyt gy het, oude jongen! Wat gezellig
je hier te vinden. Je moet het me niet kwaiyk
nemen, dat ik je niet herkende. Dat kan ik
niet meer, want ik ben blind."
„Arme kerel," zei ik medeiydend.
„Ja, myn gezicht heb ik in Tonkin verloren,
en dat veroorzaakt my met loopen heelwat
last. Maar overigens is alles zoo goed als het
kan," voegde hy er glimlachend by. „Ik heb
een Antigone, die me byna doet vergeten,
dat alles niet zoo heel erg richtig is. Maar
waar is myn vrouw, dan kan ik je aan haar
voorstellen."
„Hier ben ik, beste man," antwoordde
mevrouw Latróville met een zachte, wel
luidende, heldere stem.
„Jeanne, ma r ik je voorstellen: kapitein
Meyran (mi&achien wel kolonel, maar dat
weet ik niet), een mfiner kameraden van
St.-Cyr, evenals vriend Jacques. Och, beste
vrienden, welk gelukkig gesternte zou ons hier
heen hebben gevoerd? We zullen alle oude
herinneringen nog eens ophalen en over dien
goeden, ouden tyd babbelen."
Ik was verwonderd en bedroefd over die opge
wektheid, die my zoo onnatuuriyk scheen. Ik
kon me niet voorstellen, dat iemand, die door
zulk een vreosoiyk ongeluk was getroffen en
vóór zyn veertigste jaar veroordeeld nimmer
meer iets te zien, noch van die schoone
natuur rondom hem, die my zooevon in verruk
king had gebracht, noch da golaatetrekken
van geliefde wezens, noch de teedero schoon
heid van die bekooriyke vrouw, zyn liefheb
bende en trouwe levensgezellin, dat zoo iemand
door verdriet en ellende niot tot wanhoop
werd gebracht. Toen wy later op hot terras
terugkeerden, na Latróville en zyn vrouw
naar hun kamers te hebben gebracht en
afspraak te hebben gemaakt elkaar aan het
middagmaal weer te zien, kon ik niet nalaten
Jacques myn gedachten daaromtrent mede
te deelen. Ik zeide hem, dat ik vond, dat
onze arme vriend óf zich een bewonderens
waardige wysbegeerte had eigen gemaakt, öf
een groot stoicyn was, te groot om waar te
kunnen zyn.
„Maar, vriendlief," antwoordde Jacques, „ik
kan je verzekeren, dat Latróville niet zoo
ongelukkig is als ge denkt. Vooreerst begint
hy nu langzamerhand aan zyn ongeluk ge
wend te geraken; de tyd lenigt dergeiyke
smarten op wonderbaariyke wyze. En dan
vindt hy in de toewyding en in de liefde
zyner vrouw een troost, dien veel anderen, in
het bezit van al hun zintuigen, moeten missen
en hem wellicht zouden benyden."
„Dat ben ik met je eens. Maar hy zou ook
zonder blind te zyn een even beminiyke,
liefhebbende vrouw kunnon bezitten."
„Neen, want juist dank zy dat ongeluk
is hy met haar getrouwd."
„Hoe zoo?"
„Maar je weet toch wel hoe dat huweiyk
tot stand is gekomen? Dat is juist weer óón
van die feiten, die myn bewering omtrent
„vergoeding" staven. Ik heb altyd volge
houden, dat er op de wereld niemand is, die
altyd gelukkig, maar ook niemand, die altyd
ongelukkig is, evenals ik bezweer, dat men
altyd moet boeten voor buitengewoon geluk,
evengoed als onverdiende tegenspoed op de
een of andere wyze wordt vergood. Het gaat
in het leven als met het spel: ieder speler
heeft zyn dag van veine. Weinu, Latróville is
weer een bewys te moer voor de waarheid
van myn stelsel."
'„Vriendlief, ik wil heel gaarne aannemen,
dat ge het grootste geiyk van de wereld
hebt, maar gaarne zou ik eenlge ophelderingen
omtrent Latróville ontvangen, want, zooals
ik je reods zeide, ik heb hem geruimen tyd
uit het oog verloren en het is my ten eenen
male onbekend in welk opzicht hy tot staving
kan dienen van uw althans zeer troostryke
stelling."
„O ja, dat is waar ookl "Welnu, luister,
dau kunt ge oordeelen.
Toen onze vriend naar Tonkin ging, was
hy juist verloofd met Jeanne d'Epars."
„De tegenwoordige mevrouw Latróville?"
„Wacht maar. Latróville was tot over de
ooren verliefd en wenschte vurig nog vóór
zyn vertrek te trouwen. De bevolen van den
minister lieten hem er echter geen tyd toe.
Hy moest zich onverwyid inschepen, zeer
treurig te moede, en de verwezenlijking zyner
innigste wenschen voor onbepaalden tyd
uitstellen. Hy gedroeg zich schitterend in
Tonkin, als een dappere kerel, wat hy dan
trouwens ook is, en werd eervol vermeld om
zyn heldhaftige houding by den terugtocht
van Lang Son. Deze voldoening was welver
diend, evenals het ridderkruis, dat hem woldra
werd toegekend, want op dienzolfdon dag
werd Latróville door een der Chineosche kogels
in het achterhoofd getroffen en in een ellen-
digen toestand opgenomen. Maandenlang
zweefde hy tusschen leven on dood en werd
eindelyk geheel blind zonuer de minste hoop
op genezing. Terwyi de doctoren hom aan
den dood betwistten, sleepte de typhus zyn
verloofde ton grave en vond zy een laatste
rustplaats in den grafkelder der Epars. Men
verzweeg haar dood voor Latróville, voor wien
een zoo hevige aandoening ierensgevaarlyk
zou zyn geweest.
Met iedere mail verzond men eon brief,
die hem door een liefdezuster werd voor
gelezen, en waarin sprake was van zyn lieve
bruid, die vurig naar den armen kranke ver
langde en hem Dog altyd lieihad. En werkeiyk,
dit was niet geheel en al gelogen, want die
beminiyke vrouw, die go daareven gezion
hebt, en die toen nog Louise d'Epars heette,
had de plaats haror zustor ingenomen en
zich bereid verklaard om de troosteres van
den armen blinde te worden, iets, wat de
afgestorvene niet meer zyn kon. En nu is het
reeds twee jaar geleden, dat Latróville is
teruggekomen en gehuwd. Gedurende al dien
tyd heeft niemand het vrome bedrog verraden.
Hy gelooft nog altyd haar te bozitten, die
zyn hart had uitverkoren, en wier herinnering
hem onder al zyn lyden staande hield. Voor
hem Is Louise dood en leeft Je&nne. Zoo
werd hem de vreeseiyke smart bespaard, die
hy anders noodwendig by zyn terugkomst
had moeten ondervinden. Zyn vrouw wydt
zich geheel aan hem, met, men zou byna
zeggen, moederiyke liefde.
Hy aanbidt haar en is gelukkig. Vindt gy
nu zyn lot nog zoo verschrikkeiyk?"
„Neen, zeker niet," antwoordde ik diep be
wogen door de geschiedenis, die ik zooeven
had vernomen, „maar ik weet niet wat men
het moest moet bewonderen: do edele zelf
opoffering van mevrouw LatróYillo of de
teedere liefde, die tot dit treffend komplot
hebben samengewerkt en het geheim getrouw
hobben bewaard op gevaar af telkens in hun
ziel getroffen te worden, wanneer zy hem
hooren spreken tot een, die reeds laüg niet
meer van deze wereld is
„Dat bewyst alleen, dat de menschen nog
niet zoo slecht zyn als men wel eens denkt,"
zeide Jacques, terwyi hy my verliet om zich
Yoor het diner te gaan kleeden.
Toen ik, tegon den tyd van do table d'hóte,
Latróville, leunende op don arm van zyn
schitterend schoone, jonge echtgonoote. zag
binnenkomen, was ik zoo ontroerd, dat ik geen
woord kon uitbrengen. Ik bleef in stomme
bewondering staan voor dat edele, bekooriyke
schepsel, dat de verpersooniyking scheen van
medeiyden en liefde. Ik wenschte haar te
zeggen, dat ik alles wist en haar als een
heilige vereerde.
Zy reikte my haar gehandschoonde hand
en ik drukte er myn lippen op met oen uit
drukking van zóó diepen eerbied, dat zy daar
uit myn gedachten kon raden en wist, dat
haar geheim my bekend was.
„Manlief," zeide «y tot haar echtgenoot,
„daar is mynheer Meyran."
En in haar blik lag toen een stomme bede,
die ik verstoof
BECLIMES,
a 40 Cents per regel.
Ik geef hier slechts weer do uitdrukking
van wanhoop van den Heer Maarten Van der
Meer, op het eiland Rozenburg (Zuid-Holland).
Onze verslaggever vernomen hebbende de
wondervolle genezing van zyn zoon, begaf
zich persooniyk daarheen, om den patiönt te
zien en van hemzelf de beterschap te vernemen.
Helaas, hy vond alleen zyn moeder thuis
en op zfjn vraag, waar de zieke zoon was,
werd hem hierop door haar met vreugde ge
antwoord: Och, mynheer, myn zoon ls thans
zoo welvarend sedert h(J de Pink-Pillen van
Dr. "Williams gebruikt heeft, dat by goiyk
een ander met zyn vader in den drukken hooi-
tyd medewerkt. Vroeger was hy loom en
had vreesolijke steken in de zijde, kortademig,
kortom, niet in staat zyn werk to verrichten.
Het was door het lezen van taLryke ge
nezingen, dat wy er ook toe overgegaan zyn
en het krachtige geneesmiddel heelt onze zoon
van een kwynende ziekte genezen en gered.
Wy zyn den uitvinder dezer pillen duizend
maal dankbaar en verzoeken u onze dank
baarheid aldus over te brengen.
Diegenen, die gebruik maken van de Pink-
Pillen, zullen er de beste resultaten van beko-
men. Zy zyn krachtdadig voor bloedarmoede, ver
lamming, ruggemergslerlDg, rheumatiok, heup-
jicht,zenuwpyn,St.-Vitu8dan8, hoofdpyn, zenuw
ziekte, kliergezwellen, enz., zy zyn een her-
nieuwer van het bloed en een spierversterkend
middel. Zy geven schoone kleuren aan het
bleeke gelaat, handelen in al de tydperken
der verzwakking by de vrouw en veroor
zaken by den man een werkdadige werking
tegen al de ziekten, veroorzaakt door lichame
lyke en geesteiyke overspanning en door
buitensporigheden.
Pry8 f 1.76 de doos; f 9.— por 6 doozen.
Verkrygbaar by J. H. L SnABii.nt, Steiger 27,
Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland,
en apotheken.
Franco toezonding tegen postwissel.
Ook echt verkrygbaar voor Lelden en Om
streken by Rkyst Kbax, Drogeryen, Bees
tenmarkt Wyk 5 No. 41, en J. H. Dukhüis,
Drogeryen, Hoogstraat No. 6.
Wacht U evenwel voor de namaaksels, ver
schaft U de echte Pink-Pitten alleen bij den
heer Snabiliéte Rotterdam, of bij de depot
houders, die onder de altesten in de couranten
ziQn aangegeven. Alle andere personen verkoopen
goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillen; sulks is
slechts, om het publiek te bedriegen. Ome ver
slaggever vernam op verschillende plaatsen in
Nederland1 hoe de personen er ingeloopen sijn
en hoegenaamd niet de minsta uitwerking dezer
nagemaakte Pink-Pillen ondervonden hadden
onnoodig te eeggen, dat deze personen spoedig
met het gebruik der echte Pink-Pillen weder
sijn begonnen.
Eet namaaksel der Pink- -
Pillen heeft nog nooit iemand W
genezen. 118 82
Hiernevens Afboeldlng ,TV
der doos met de echte Pink-Pillen.
Verliezen van bet Engeische leger,
rooals die voorkomen in de Daily Graphic".
i
s
•o
O
s
a
o
C5
4
8
t
o
o d
li
e
85
■o M
9 e
--a
*s
°s
M
S9
CD
81 Dec.
27
21
15
64.
9
1 Jan.
11
23
12
16
89
2
7
8
87
59
8
20
68
20
89
89
I
8
6
2
20
7
6
Totaal.
AARLANDERVEEN. Be v a 11 o n: P. Bol geb.
v. Muiswinkel, Z, G. v. d. Horst geb. Bgsma,
D. N. De JoDg geb. v. d. Aa, Z.
Overleden: G. Sgsma, echtg. van H. v. d.
Borst, 29 j. O. v. d. Oest, d. 14 d.
Gehuwd: L. HogoQes en M. Bogerd.
BO UEURAVEN. Bevallen: W. Oberoek gob.
Groeneveld, D. C. Wolswyk geb. Stolwijk, D.
J. Bezuijen geb. Hoeboer, D. C, H. J. Sterk geb.
Potgieter Z.
HiLLEGOM. Bevallen: W. v. d. Wolf geb.
v. d. Voet Z. J. Turnhout geb. Klinkenberg
I). M. C. Adriaanso geb. Witteman D.J.M.
v, d. Hulst geb. Btaseen D.
Ondertrouwd: C- Sejjsener en C. J. Meyer.
Getrouwd: C. Clauaet en F. Pelt.
Overleden: J. Groot 61 jaren.
KOUDEKERK. Gehuwd: P. M. v. d. Voort,
jm. 23 i. en A. H. Van Diggelen, jd. 23 j.
NIEUWKOOP. Bevallen: C. Van Leeuwen
geb. Douven, Z. M. De Jong geb. Bader, D.
D. Van Soest geb. ZonDeberg, 2 Z. C. Koop-
mans geb. Kranenburg, Z.
Overleden: T. Van Wengerden Z. 2 j.
Jac. v. Wengerden, 7 j.
NOORD WIJK. Geboren: Adrianus, Z. van
F. Koeman eu A Wynands. Maria Petronelia,
D. van J. Tb. Christiaanse en W. J. Remmers-
waal. Johannes Pieter, Z. van J. Van Beveren
en J. Barohoorn. Alula Margaretha. D. van
W. J. Scheohng8 en G. d. Bosch. Franeina,
D. van C. Bakker en C. Broekhuizen.
Ondertrouwd: C. H. Meeuwenoord, 24 jr.,
en M. 0. Harteveld, 20 jr. C. Smit, 26 jr., en
M. Korbee, 25 ir.
Getrouwd: H. Klinkenberg, 24 jr., en N.
Vink, 25 jr.
Overleden: C. Oostergo, 4 weken.
TER-AAR. Bevallen: G. M. J. Van den
Bogaard geb. Llanson, Z. A. Akerboom geb. v.
Kints, D. W. Hoogervorst geb. Sassen, 1).
O v er 1 od e n: J. U. d. Boogaard, 2d. Th.
Van Veen, 5 m-
ZKVENHOVEN. B allen:W. Veenboer geb.
De Frankryker, D.
ZWAMMEKDAM. Overleden» M.G. Valloo,
we& vaa J. De Kruyf, 73 L
IWGEZONDfiN.
Geachte Redactiel
De Kerkoraad der Ger. Kerk te Rynsburg
verzoekt U beleefd om plaatsing van het vol
gende in Uw Dagblad.
Donderdag 20 December jl. vervoegden zich
de zonen en behuwdzonen van de wed. M.
Van Klaveren Brussee tot den Kerkeraad
met het bericht, dat de toestand hunner moe
der vernieuwde opneming in het krankzinni
gen-gesticht noodzakeiyk maakte; alsmede
met het verzoek, om haar ditmaal een plaats
te bezorgen in het gesticht „Bloemendaal"
te Loosduinen. De plaatseiyke geneesheer
achtte ook de plaatsing in een Christelyk ge
sticht voor deze patiënte wenschelyk. De
Kerkeraad besloot, aan dit verzoek te voldoen,
en informeerde by de stichting „Endegeest",
waar genoemde patiënte vroeger verpleegd
was en van waar zy met verlof huiswaarts
was gekeerd, of er ook bezwaar tegen de
verplaatsing bestond. Het antwoord luidde
ontkennend.
Den volgenden dag, Vrydag 21 Dec. ver
zond derhalve de Kerkeraad dit schryven aan
H. H. Burgemeester en Wethouders te
Rynsburg:
„Af. E." Namens den Kerkeraad der Gerefor
meerde Gemeente alhier ia by den heer Direc
teur van het gesticht „Endegeest" geïnformeerd,
of or bezwaar zou bestaan, om patiënte Van
Klaveren Brussee te doen overplaatsen naar
het gesticht „Bloemendaal" te Loosduinen.
„De heer Directeur maakte daartegen geen
bezwaar en verklaarde zich bereid, om even
tueel de zaak met het bestuur van „Bloemen
daal" in orde te brengen.
„Aangenaam zou het daarom aan de familie
der patiënte en aan den Kerkeraad zyn, indien
het Gemeentebestuur ook in dit geval zyn
financioele medewerking zou willen ver-
leenen en het tot nog toe voor patiënte uit-
getrokkon bedrag ook verder zou willen dispo
nibel stellen.
„Beleefd wordt door den Kerkeraad spoedig
antwoord verzocht."
Toen er Maandag 24 December nog geen
antwoord by den Kerkeraad was ingekomen,
en de toestand van de patiënte zeer ver
ergerde, wendde de Kerkeraad zich andermaal
tot den heer Burgemeester van Rynsburg om
spoedig antwoord.
Tevens werd namens hem het verzoek
gericht tot den heer Directeur van „Endegeest",
om s. v. p. terstond de bonoodigde stukken
naar „Bloemendaal" te zenden, aangezien de
patiënte Woensdag 26 December derwaarts
zoude worden ver voord.
Op dien datum werd de patiënte dan ook,
daar haar toestand bepaald onhoudbaar was
geworden, voor rekening van den
Kerkeraad (antwoord van het Gemeente
bestuur was er nog niet) naar Looaduinen
getransporteerd. Maar jawel, de heele reis
was vergeofsch. De hoer directeur van Bloemen
daal kon de patiënte niet opnemen, wyi, geiyk
later bleek, door de bemoeiingen van den heer
Burgemeester van Rynsburg de stukken uit
„Endegeeet" niet verzonden waren, 'a Avonds
was de patiënte weer in haar woning, waar
drie mannen haar met moeite in bedwang
konden houden.
Den volgenden dag echter behaagde het
den beer Burgemeester, om de stukken van
„Endegcest" op te vragen, en om de patiënte
onder politie geleide andermaal de lange reis
van Rynsburg naar Loosduinen te laton doen.
Zoo was dus het zaakje in orde.
Alleen wacht de Kerkoraad der Gerefor
meerde Gemeente (het is nu al 4 Januari)
nog altyd antwoord op zyn schryven van 20
en 24 December.
Wy vragen: hoe vindon HH. Burgemeesters
en Wethouders van Leiden en Omstieken een
dergeiyke behandeling van apoedeiachende
zaken?
Wy vragen voortshoe beschouwt de heer
Inspecteur van den Geneeskundigen Dienst een
dergeiyke bejegening van een krankzinnige?
Wy vragen eindelyk: hoe oordeelt Z. E. de
Commi88aris der Koningin over dergeiyke
handelwyze van oen Burgervader
Namens den Kerkeraad der Gerefor
meerde Kerk:
W. B. RENKEMA, Yoorz.
J. VAN EGMOND, Scriba^
Rijnsbuba, i Januari 1901.
KOLON LEUS.
BATAVIA, 16 December.
In het „Bat. Nbld." lezen wy:
„Toen een dezer dagen twee heeren, leden
der commissie voor het huldebjyk der Koningin,
by H. M. huweiyk met Hertog Hendrik aan
te biedon, gewapend met een lyst van intee-
kening en een bus, zich aanmeldden by een
zeer bejaarde Indische dame, die om der
zuinigheid wille een klein huisje in een
weinig door Europeanen bezochte buurt be
woont,. werden zy verrast met een bydrage
van meer dan dertig gulden.
„Dit was zoo boven hun verwachting, dat
zy niet konden nalaten daarover hun ver
wondering te kennen te geven, waarop de
oude vrouw hun in haar eigenaardig Hol-
landsch mededeeide, dat zy van den dag af,
waarop WiJhelmina tot Koningin van Nederland
ls gekroond, elke maand van haar karig
Inkomen wat ter zyde had gelegd voor een
bruidsgeschenk.
„Of de jonge Koningin hier ook geliefd
wordt 1"
Van Sumatra's Westkust verneemt het
„Bat Nbl.", dat de kolonel, gewesteiyk mili
taire commandant, vóór een biy vende militaire
bezetting van de V Kota's ls en daarom moet
hebben voorgesteld te Bang Kiuang een ver
sterking op te richten, die evenals de andere
bentengs op de kust aan de officieren en
minderen behooriyk logies verschaft en een
permanent of semi-permanent karakter draagt.
Aan een van het gewestelijk bestuur
van de residentie Menado ontvangen telegram
van 24 November jl. ia het navolgende ont
leend:
Politieke en gezondheidstoestand gunstig;
behalve in Bola&og Mongondou, waar de Radja
nog veel tegenwerking ondervindt, en in het
Moutonsche.
Het „Bat Nbld." schrijft„Van Palem-
bang waaien ons vredelievende geruchten toe
omtrent do toestanden in het DJambisch%
„De nieuw gekozen sultan schynt ons
gouvernement niet ongenegen te zyn en de
kort geleden opgetreden resident moet den
controleur te Djambi hobben opgedragen, van
die gunstige stemming gebruik te maken om
te trachten het doel zonder wapengeweld te
bereiken.
„Het zal echter, zegt men, nogal moeite
kosten om den invloed van Taha te fnuike*
en hem tot toenadering te brengen.
„Zy, die meenden, dat de benoeming van
resident Van Ryn van Alkemade noodwendig
een expeditie naar Djambi bedCnddo, hebben
zich dua vergist. Wy geloovon nog altyd, dat
de hangende quaesties tot een vredelievende
oplossing gebracht kunnen worden, mits zich
daartoe te Palembang de noodigo vastheid van
wil pare aan tact en beleid."
Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-IndiÖ
z(jn de volgende beschikkingen genouien:
CIVIEL DEPARTEMENT. Ontslagen: Op
verzoek eervol uit 's land3 dienst, de ambtenaar
op wachtgeld R. Riekerk, laatstelijk ontvanger der
in- en uitvoerrechien en acoynzem te Pekalougan.
Bq het Binnoul.-Bestuur op Java en Aladoero.
Verplaatst: Van de residentio Preanger-
Regentschappen naar de residentie Kedoe do
controleur H. A. Do Groot.
Geplaatst: In de residentie Soerabaia do
herbenoemde controleur A Muider;
in de residentie Banjoemas de herbenoemde
controleur Th. Brouwer;
in de resideutie Preanger- Rogooéachappen do
wd. adspirant-controleur B. Coop*.
Bepaald, dat geplaatst blylt m de residentie
Preanger-Regentecbappen de benoemde controleur
P. VV. J. Biseboif.
B\j den waterstaat en 's lauds B. O. W.
Geplaatst: In de residentie Batavia de
ambtenaar op wachtgeld, dienstdoende ingenieur
eerste klasse VV. B. Van Goor.
T ij d e 1 ij k b e 1 a 8 tMet de leiding dor werken
en opnemingen van de Bolo-rivier do ingenieur
tweede klasse W. Elenbaas.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Geplaatst:
By het zeveuliende bataljon de kapiuin li A.
Van Lockhorat, van deiacheering uit Nederland
terug verwaoht wordende.
DEPARTEMENT VAN MARINE. O verge,
plaatst: Van de „Siboga" op de ÜoUaad" do
officier van administratie tweede klasse K. Van
der Beiden;
van de „Koning der Nederlanden" op de ,&iboga"
de oificier van administratie tweede kiaaco d. B,
Van Dam;
van de „Holland" op de „Kooing der Neder
landen" de oificier van administratie 2de klasse
C. V. Veldman;
van de „Maiaram" op de „Rdi" al3 oudste
officier de luitenant ter zee tweede klaooe C. J.
J. De Neve;
van de „Edi" op de „Matera»" als oudste
officier de luitenant ter zee tweede klasao C. D.
De Hae3;
van de „Holland" op de „Koning der Neder
landen" de laiten&nt ter zee tweede kUut F. L.
Ram bonnet.
Ingetrokken: De detacheering aan boord
van Hr. Als. „Üydra" van den lau-e-naat ter zee
tweede klasse R. L. Dijkhuis.
Passagiers van het stoomschip „Bromo" 5 Deo.
van Batavia naar Rotterdam en 31 dito van Mar
seille vertrokken: J. 8. De Kanter, A. Fisecher,
C. G- Niisaon, C. H. Smit, F. K. L. Oehmke,
W. Van der Lely, J. J. Bootsgezel, benevens Hr. kfe.
troepen en schepelingen.
WEHT-lNUlU.
Het statioassehip „Suimneladyk" is 11 Deo.
jl. van Curasao naar Martinique vertrokken
om aldaar te dokken. Na verschillende plaatsen
te hebben aangedaan, gaai hei naar burmame.
Een groot aantal Cura^aosohe ingezetenen
brachten dr. Th. Lens, by zyn benoeming tot
kapitein en zyn overplaatsing by de West-"
Indische landmacht, een serenade met fakkel
licht op 12 Dec. jl.
Geoefendheid der miliciens.
Uit de door den minister v&a oorlog aan
de Tweede Kamer verstrekte inlichtingen
omtrent de geoefendheid van de milioea* der
lichting 1900, biykt o. a., dat ook nu weder
door officieren en kader al het mogeiyke ie
gedaan om de geoefendheid der miliciens zoo
hoog mogeiyk op te voeren en dat deze
laatsten over het algemeen zich zeer goed
hebben gedragen en met goeden wil waren
bexield.
Verschillende hoofdofficieren en kapiteins
spraken als hun oordeel uit, dat de man slechts
oppervlakkige geoefendheid bexit; ai het ge
leerde is niet tot hem doorgedrongen. De
jongste lichting merkt de inspecteur niet in
alle opzichten als goed bruikbaar aan.
Naar het oordeel van divisie commandanten
was de graad der geoefendheid der lichting
1900 onvoldoende. Hy komt tot de conclusie,
dat do lichting 1900, na 8 maanden oefening,
op het oogenblikdat die oefeningen cphou >n,
wel voldoende geoefend is. Is het echter de
bedoeling verder in het wezeniyke van de
zaak door te dringen en daarby voor de toe
komst te letten op de wydstrekkende gevolgen
van een 8-maandschen oefeningstyd, in den
tegenwoordigon toestand van genoegzaam ge
heele afwezigheid van vrywilligers, dan is de
algemeene ontwikkeling, vorming, voorberei
ding van liet kader en ook de discipline,
ernstige schade zullen lyden, dus zullen achter
uitgaan en dat, by afwezigbeid van vrywil
ligers, de 8-maandsche oefeotyd voor de
kadervorming en voor het leggen van een
goeden grondslag voor de discipline bepaald,
en voor het doen onthouden van het eenmaal
geleerde door het meerendeel der manschap
pen, vermoedelijk onvoldoende.
De regiments-commandanten zyn verschil
lend in han oordeel, Een hunner verklaart:
de graad van geoefendheid der miliciens van
de lichting 1900, by het einde van den eersten
oefentyd, komt my ook na een thans ge
houden onderzoek by alle bataljons van myn
onderhoorig regiment niet vo.doende voor.
Een ander ïegiments-commandant bevond de
geoefendheid in sommige exercitiën en theo
rieën ruim voldoende; anderen voldoende,
enkelen weer even voldoende. Weer een ander
regiments-commandant vond de geoefendheid
na een oefentyd van 8 maanden voldoende
in elk opzich Weer een ander was van
oordeel, dat or geen voldoende waarborg be
staat, dat als de miliciens met langdurig
verlof zyn geweest, zy nog betrouwbare sol
daten zullen zyn. Een ander biyft hy zyn
meening, dat een grootero legersierkte, ge
paard met een eersten oefentyd van 8 maanden
en het opkomen der lichtingen voor herha
lingsoefeningen, te verkiezen ia boven een te
geringe legerBterkte zooals thans bestaat. Ook
de overige regimentschefs zyn verschillend
ln hun oordeel.