MENGELWERK. Wanhoop dor Zieken. Burgerlijke Stand. Een gelukkige blinde. Reeds meer dan een half uur stonden Jacques De Lansac en ik op het terras van het hotel „Beau Rivage", te Genève, «onder een woord te spreken. Recht vóór ons verhief zich de Mont-Blanc, eenig in z\jn schitterend wit, en teekende zich tegen den horizon af als een reusachtige Usberg, die boven de geheele Alpenketen uit stak. De sneeuwmassa glinsterde in de stralen der ondergaande zon, die duizenden kleine, beweeglijke regenboogjes deed ontstaan. De meeuwen deden hun schor gekrysch hooren en sloegen nog eenmaal hun vleugels uit vóór zy zich door de dansende golven in slaap lieten wiegen. In de verte zag men groote roofvogels, die met hun gedurendo dien dag behaalden prooi zich op de nog door geen menscheiyk wezen bezochte Waniser- bergtopfen neerzetten. Geheel onder den indruk der grootschheid van het tooneel en de aantrekkelijkheid, welke een onmetelijke ruimte op iemand uit oefent, droomde ik van ik weet zelf niet welk een woesten rondrit of een roekeloozen tocht in een luchtballon, hoog verbeven boven alle plaatsen, die door menschen bereikt kun nen worden. Ik wenschte te kunnen zweven hoog boven de wolken, ver boven die ordelooze massa rotsen en bergspitsen, die van onder af gezien reuzen schijnen, en vergeleken met de onmete lijke uitgestrektheid van het wereldrond gelijk staan met de kleine oneffenheden op de schil van oen oranjeappel. Ik was reods ver van Genève en het meer, en geloofde niet, dat ik er met mijn gedachten zoo spoedig weer zou zijn teruggekeerd, toen plotseling de stem van Jacques werd ver nomen, die al mijn droombeelden in rook deed verdwijnen. „Kijk, daar is mevrouw De Latróville l" riep hy uit. „Kent ge haar?" vroeg ik werktuiglijk, op den toon van iemand, die pas wakker wordt en niet weten wil, dat hy geslapen heeft. „Welzeker, en gy toch immers ookl Ge herinnert je Latróville toch nog wel, van onze promotie, die by Lang-Son die leeiyke ver wonding kreeg?" „Latróville, ja, dien herinner ik me, maar hot was me ten eenenmale onbekend èn dat hy gewond, èn dat hy getrouwd was." „01" En Jacques verliet me haastig om de nieuw aangekomene te begroeten. Onder aan het terras, vlak voor de deur van het hotel, stond een met pakjes en koffers beladen ry tuig. Een nette kamerdienaar sprong van don bok, terwyi zich aan het portier een lange, slanke man vertoonde, nog jong, en die by zyn flink militair uiterlyk toch iets onzekers, weifelends, onrustigs had. Ik herkende in hem dadoiyk onzen ouden kameraad Latró ville, maar het scheen me toe, dat zyn blik zonder uitdrukking en steeds op óón punt gevestigd was, en dat die wyd geopende oogen niets zagen. Hy stapte uit het rytuig, terwyi hy leunde op zyn kamerdienaar, wiens arm hy nam, en ,ging de stoep op metonvasten tred, de handen voor zich uitgestrekt als om het terrein te verkennen. Een oogenblik later stapte een buitenge woon schoone, jonge vrouw uit het rytuig, de handon vol met pakjes en doozen. Zy was groot, eenigszins gezet, en had byzonder fijne trekken; dik blond haar, dat in den hals was opgekamddonkere, byna zwarte, zeer leven dige oogen, en frissche, roode, wèlgevormde lippen. De beweging, die de aankomst van zulke deftige vreemdelingen onder het ondergeschikte personeel van het hotel deed ontstaan, scheen niet den minsten indruk op haar te maken. Haar blik bleef voortdurend op haar echtge noot gericht, terwyi hy de trap opging; zy waakte over hem als een oudere zuster, men zou byna zeggen als een moeder. Toen Latró ville op het terras gekomen was, liep ook zy ,vlug en licht de trappen op, en reikte Jacques, die op haar toetrad, de band. „Wel, zyt ge daar? Dat treft gelukkigP' Jacques boog diep en begroette vervolgens Latróville, die hem het militair saluut gaf, wat gelukkig onder officieren nog verkozen wordt boven den algemeenen handdruk. Ik verliet toen eveneens het terras, om ook myn ouden kameraad te begroeten, dien ik altyd- gaarne had mogen lyden en van wien ik altyd een aangename herinnering had be waard, ofschoon ik hem sedert St.-Cyr slechts met lange tusschenpoozen van tyd tot tyd had teruggezien. Toen ik hem de hand toestak, bemerkte ik, dat hy my strak bleef aankyken, zonder zich te bewegen. „Bonjour, Latróville! Herken je me niet: Meyran? Ge weet wel, Meyran, korporaal Meyran van het zesde." „O, zyt gy het, oude jongen! Wat gezellig je hier te vinden. Je moet het me niet kwaiyk nemen, dat ik je niet herkende. Dat kan ik niet meer, want ik ben blind." „Arme kerel," zei ik medeiydend. „Ja, myn gezicht heb ik in Tonkin verloren, en dat veroorzaakt my met loopen heelwat last. Maar overigens is alles zoo goed als het kan," voegde hy er glimlachend by. „Ik heb een Antigone, die me byna doet vergeten, dat alles niet zoo heel erg richtig is. Maar waar is myn vrouw, dan kan ik je aan haar voorstellen." „Hier ben ik, beste man," antwoordde mevrouw Latróville met een zachte, wel luidende, heldere stem. „Jeanne, ma r ik je voorstellen: kapitein Meyran (mi&achien wel kolonel, maar dat weet ik niet), een mfiner kameraden van St.-Cyr, evenals vriend Jacques. Och, beste vrienden, welk gelukkig gesternte zou ons hier heen hebben gevoerd? We zullen alle oude herinneringen nog eens ophalen en over dien goeden, ouden tyd babbelen." Ik was verwonderd en bedroefd over die opge wektheid, die my zoo onnatuuriyk scheen. Ik kon me niet voorstellen, dat iemand, die door zulk een vreosoiyk ongeluk was getroffen en vóór zyn veertigste jaar veroordeeld nimmer meer iets te zien, noch van die schoone natuur rondom hem, die my zooevon in verruk king had gebracht, noch da golaatetrekken van geliefde wezens, noch de teedero schoon heid van die bekooriyke vrouw, zyn liefheb bende en trouwe levensgezellin, dat zoo iemand door verdriet en ellende niot tot wanhoop werd gebracht. Toen wy later op hot terras terugkeerden, na Latróville en zyn vrouw naar hun kamers te hebben gebracht en afspraak te hebben gemaakt elkaar aan het middagmaal weer te zien, kon ik niet nalaten Jacques myn gedachten daaromtrent mede te deelen. Ik zeide hem, dat ik vond, dat onze arme vriend óf zich een bewonderens waardige wysbegeerte had eigen gemaakt, öf een groot stoicyn was, te groot om waar te kunnen zyn. „Maar, vriendlief," antwoordde Jacques, „ik kan je verzekeren, dat Latróville niet zoo ongelukkig is als ge denkt. Vooreerst begint hy nu langzamerhand aan zyn ongeluk ge wend te geraken; de tyd lenigt dergeiyke smarten op wonderbaariyke wyze. En dan vindt hy in de toewyding en in de liefde zyner vrouw een troost, dien veel anderen, in het bezit van al hun zintuigen, moeten missen en hem wellicht zouden benyden." „Dat ben ik met je eens. Maar hy zou ook zonder blind te zyn een even beminiyke, liefhebbende vrouw kunnon bezitten." „Neen, want juist dank zy dat ongeluk is hy met haar getrouwd." „Hoe zoo?" „Maar je weet toch wel hoe dat huweiyk tot stand is gekomen? Dat is juist weer óón van die feiten, die myn bewering omtrent „vergoeding" staven. Ik heb altyd volge houden, dat er op de wereld niemand is, die altyd gelukkig, maar ook niemand, die altyd ongelukkig is, evenals ik bezweer, dat men altyd moet boeten voor buitengewoon geluk, evengoed als onverdiende tegenspoed op de een of andere wyze wordt vergood. Het gaat in het leven als met het spel: ieder speler heeft zyn dag van veine. Weinu, Latróville is weer een bewys te moer voor de waarheid van myn stelsel." '„Vriendlief, ik wil heel gaarne aannemen, dat ge het grootste geiyk van de wereld hebt, maar gaarne zou ik eenlge ophelderingen omtrent Latróville ontvangen, want, zooals ik je reods zeide, ik heb hem geruimen tyd uit het oog verloren en het is my ten eenen male onbekend in welk opzicht hy tot staving kan dienen van uw althans zeer troostryke stelling." „O ja, dat is waar ookl "Welnu, luister, dau kunt ge oordeelen. Toen onze vriend naar Tonkin ging, was hy juist verloofd met Jeanne d'Epars." „De tegenwoordige mevrouw Latróville?" „Wacht maar. Latróville was tot over de ooren verliefd en wenschte vurig nog vóór zyn vertrek te trouwen. De bevolen van den minister lieten hem er echter geen tyd toe. Hy moest zich onverwyid inschepen, zeer treurig te moede, en de verwezenlijking zyner innigste wenschen voor onbepaalden tyd uitstellen. Hy gedroeg zich schitterend in Tonkin, als een dappere kerel, wat hy dan trouwens ook is, en werd eervol vermeld om zyn heldhaftige houding by den terugtocht van Lang Son. Deze voldoening was welver diend, evenals het ridderkruis, dat hem woldra werd toegekend, want op dienzolfdon dag werd Latróville door een der Chineosche kogels in het achterhoofd getroffen en in een ellen- digen toestand opgenomen. Maandenlang zweefde hy tusschen leven on dood en werd eindelyk geheel blind zonuer de minste hoop op genezing. Terwyi de doctoren hom aan den dood betwistten, sleepte de typhus zyn verloofde ton grave en vond zy een laatste rustplaats in den grafkelder der Epars. Men verzweeg haar dood voor Latróville, voor wien een zoo hevige aandoening ierensgevaarlyk zou zyn geweest. Met iedere mail verzond men eon brief, die hem door een liefdezuster werd voor gelezen, en waarin sprake was van zyn lieve bruid, die vurig naar den armen kranke ver langde en hem Dog altyd lieihad. En werkeiyk, dit was niet geheel en al gelogen, want die beminiyke vrouw, die go daareven gezion hebt, en die toen nog Louise d'Epars heette, had de plaats haror zustor ingenomen en zich bereid verklaard om de troosteres van den armen blinde te worden, iets, wat de afgestorvene niet meer zyn kon. En nu is het reeds twee jaar geleden, dat Latróville is teruggekomen en gehuwd. Gedurende al dien tyd heeft niemand het vrome bedrog verraden. Hy gelooft nog altyd haar te bozitten, die zyn hart had uitverkoren, en wier herinnering hem onder al zyn lyden staande hield. Voor hem Is Louise dood en leeft Je&nne. Zoo werd hem de vreeseiyke smart bespaard, die hy anders noodwendig by zyn terugkomst had moeten ondervinden. Zyn vrouw wydt zich geheel aan hem, met, men zou byna zeggen, moederiyke liefde. Hy aanbidt haar en is gelukkig. Vindt gy nu zyn lot nog zoo verschrikkeiyk?" „Neen, zeker niet," antwoordde ik diep be wogen door de geschiedenis, die ik zooeven had vernomen, „maar ik weet niet wat men het moest moet bewonderen: do edele zelf opoffering van mevrouw LatróYillo of de teedere liefde, die tot dit treffend komplot hebben samengewerkt en het geheim getrouw hobben bewaard op gevaar af telkens in hun ziel getroffen te worden, wanneer zy hem hooren spreken tot een, die reeds laüg niet meer van deze wereld is „Dat bewyst alleen, dat de menschen nog niet zoo slecht zyn als men wel eens denkt," zeide Jacques, terwyi hy my verliet om zich Yoor het diner te gaan kleeden. Toen ik, tegon den tyd van do table d'hóte, Latróville, leunende op don arm van zyn schitterend schoone, jonge echtgonoote. zag binnenkomen, was ik zoo ontroerd, dat ik geen woord kon uitbrengen. Ik bleef in stomme bewondering staan voor dat edele, bekooriyke schepsel, dat de verpersooniyking scheen van medeiyden en liefde. Ik wenschte haar te zeggen, dat ik alles wist en haar als een heilige vereerde. Zy reikte my haar gehandschoonde hand en ik drukte er myn lippen op met oen uit drukking van zóó diepen eerbied, dat zy daar uit myn gedachten kon raden en wist, dat haar geheim my bekend was. „Manlief," zeide «y tot haar echtgenoot, „daar is mynheer Meyran." En in haar blik lag toen een stomme bede, die ik verstoof BECLIMES, a 40 Cents per regel. Ik geef hier slechts weer do uitdrukking van wanhoop van den Heer Maarten Van der Meer, op het eiland Rozenburg (Zuid-Holland). Onze verslaggever vernomen hebbende de wondervolle genezing van zyn zoon, begaf zich persooniyk daarheen, om den patiönt te zien en van hemzelf de beterschap te vernemen. Helaas, hy vond alleen zyn moeder thuis en op zfjn vraag, waar de zieke zoon was, werd hem hierop door haar met vreugde ge antwoord: Och, mynheer, myn zoon ls thans zoo welvarend sedert h(J de Pink-Pillen van Dr. "Williams gebruikt heeft, dat by goiyk een ander met zyn vader in den drukken hooi- tyd medewerkt. Vroeger was hy loom en had vreesolijke steken in de zijde, kortademig, kortom, niet in staat zyn werk to verrichten. Het was door het lezen van taLryke ge nezingen, dat wy er ook toe overgegaan zyn en het krachtige geneesmiddel heelt onze zoon van een kwynende ziekte genezen en gered. Wy zyn den uitvinder dezer pillen duizend maal dankbaar en verzoeken u onze dank baarheid aldus over te brengen. Diegenen, die gebruik maken van de Pink- Pillen, zullen er de beste resultaten van beko- men. Zy zyn krachtdadig voor bloedarmoede, ver lamming, ruggemergslerlDg, rheumatiok, heup- jicht,zenuwpyn,St.-Vitu8dan8, hoofdpyn, zenuw ziekte, kliergezwellen, enz., zy zyn een her- nieuwer van het bloed en een spierversterkend middel. Zy geven schoone kleuren aan het bleeke gelaat, handelen in al de tydperken der verzwakking by de vrouw en veroor zaken by den man een werkdadige werking tegen al de ziekten, veroorzaakt door lichame lyke en geesteiyke overspanning en door buitensporigheden. Pry8 f 1.76 de doos; f 9.— por 6 doozen. Verkrygbaar by J. H. L SnABii.nt, Steiger 27, Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland, en apotheken. Franco toezonding tegen postwissel. Ook echt verkrygbaar voor Lelden en Om streken by Rkyst Kbax, Drogeryen, Bees tenmarkt Wyk 5 No. 41, en J. H. Dukhüis, Drogeryen, Hoogstraat No. 6. Wacht U evenwel voor de namaaksels, ver schaft U de echte Pink-Pitten alleen bij den heer Snabiliéte Rotterdam, of bij de depot houders, die onder de altesten in de couranten ziQn aangegeven. Alle andere personen verkoopen goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillen; sulks is slechts, om het publiek te bedriegen. Ome ver slaggever vernam op verschillende plaatsen in Nederland1 hoe de personen er ingeloopen sijn en hoegenaamd niet de minsta uitwerking dezer nagemaakte Pink-Pillen ondervonden hadden onnoodig te eeggen, dat deze personen spoedig met het gebruik der echte Pink-Pillen weder sijn begonnen. Eet namaaksel der Pink- - Pillen heeft nog nooit iemand W genezen. 118 82 Hiernevens Afboeldlng ,TV der doos met de echte Pink-Pillen. Verliezen van bet Engeische leger, rooals die voorkomen in de Daily Graphic". i s •o O s a o C5 4 8 t o o d li e 85 ■o M 9 e --a *s °s M S9 CD 81 Dec. 27 21 15 64. 9 1 Jan. 11 23 12 16 89 2 7 8 87 59 8 20 68 20 89 89 I 8 6 2 20 7 6 Totaal. AARLANDERVEEN. Be v a 11 o n: P. Bol geb. v. Muiswinkel, Z, G. v. d. Horst geb. Bgsma, D. N. De JoDg geb. v. d. Aa, Z. Overleden: G. Sgsma, echtg. van H. v. d. Borst, 29 j. O. v. d. Oest, d. 14 d. Gehuwd: L. HogoQes en M. Bogerd. BO UEURAVEN. Bevallen: W. Oberoek gob. Groeneveld, D. C. Wolswyk geb. Stolwijk, D. J. Bezuijen geb. Hoeboer, D. C, H. J. Sterk geb. Potgieter Z. HiLLEGOM. Bevallen: W. v. d. Wolf geb. v. d. Voet Z. J. Turnhout geb. Klinkenberg I). M. C. Adriaanso geb. Witteman D.J.M. v, d. Hulst geb. Btaseen D. Ondertrouwd: C- Sejjsener en C. J. Meyer. Getrouwd: C. Clauaet en F. Pelt. Overleden: J. Groot 61 jaren. KOUDEKERK. Gehuwd: P. M. v. d. Voort, jm. 23 i. en A. H. Van Diggelen, jd. 23 j. NIEUWKOOP. Bevallen: C. Van Leeuwen geb. Douven, Z. M. De Jong geb. Bader, D. D. Van Soest geb. ZonDeberg, 2 Z. C. Koop- mans geb. Kranenburg, Z. Overleden: T. Van Wengerden Z. 2 j. Jac. v. Wengerden, 7 j. NOORD WIJK. Geboren: Adrianus, Z. van F. Koeman eu A Wynands. Maria Petronelia, D. van J. Tb. Christiaanse en W. J. Remmers- waal. Johannes Pieter, Z. van J. Van Beveren en J. Barohoorn. Alula Margaretha. D. van W. J. Scheohng8 en G. d. Bosch. Franeina, D. van C. Bakker en C. Broekhuizen. Ondertrouwd: C. H. Meeuwenoord, 24 jr., en M. 0. Harteveld, 20 jr. C. Smit, 26 jr., en M. Korbee, 25 ir. Getrouwd: H. Klinkenberg, 24 jr., en N. Vink, 25 jr. Overleden: C. Oostergo, 4 weken. TER-AAR. Bevallen: G. M. J. Van den Bogaard geb. Llanson, Z. A. Akerboom geb. v. Kints, D. W. Hoogervorst geb. Sassen, 1). O v er 1 od e n: J. U. d. Boogaard, 2d. Th. Van Veen, 5 m- ZKVENHOVEN. B allen:W. Veenboer geb. De Frankryker, D. ZWAMMEKDAM. Overleden» M.G. Valloo, we& vaa J. De Kruyf, 73 L IWGEZONDfiN. Geachte Redactiel De Kerkoraad der Ger. Kerk te Rynsburg verzoekt U beleefd om plaatsing van het vol gende in Uw Dagblad. Donderdag 20 December jl. vervoegden zich de zonen en behuwdzonen van de wed. M. Van Klaveren Brussee tot den Kerkeraad met het bericht, dat de toestand hunner moe der vernieuwde opneming in het krankzinni gen-gesticht noodzakeiyk maakte; alsmede met het verzoek, om haar ditmaal een plaats te bezorgen in het gesticht „Bloemendaal" te Loosduinen. De plaatseiyke geneesheer achtte ook de plaatsing in een Christelyk ge sticht voor deze patiënte wenschelyk. De Kerkeraad besloot, aan dit verzoek te voldoen, en informeerde by de stichting „Endegeest", waar genoemde patiënte vroeger verpleegd was en van waar zy met verlof huiswaarts was gekeerd, of er ook bezwaar tegen de verplaatsing bestond. Het antwoord luidde ontkennend. Den volgenden dag, Vrydag 21 Dec. ver zond derhalve de Kerkeraad dit schryven aan H. H. Burgemeester en Wethouders te Rynsburg: „Af. E." Namens den Kerkeraad der Gerefor meerde Gemeente alhier ia by den heer Direc teur van het gesticht „Endegeest" geïnformeerd, of or bezwaar zou bestaan, om patiënte Van Klaveren Brussee te doen overplaatsen naar het gesticht „Bloemendaal" te Loosduinen. „De heer Directeur maakte daartegen geen bezwaar en verklaarde zich bereid, om even tueel de zaak met het bestuur van „Bloemen daal" in orde te brengen. „Aangenaam zou het daarom aan de familie der patiënte en aan den Kerkeraad zyn, indien het Gemeentebestuur ook in dit geval zyn financioele medewerking zou willen ver- leenen en het tot nog toe voor patiënte uit- getrokkon bedrag ook verder zou willen dispo nibel stellen. „Beleefd wordt door den Kerkeraad spoedig antwoord verzocht." Toen er Maandag 24 December nog geen antwoord by den Kerkeraad was ingekomen, en de toestand van de patiënte zeer ver ergerde, wendde de Kerkeraad zich andermaal tot den heer Burgemeester van Rynsburg om spoedig antwoord. Tevens werd namens hem het verzoek gericht tot den heer Directeur van „Endegeest", om s. v. p. terstond de bonoodigde stukken naar „Bloemendaal" te zenden, aangezien de patiënte Woensdag 26 December derwaarts zoude worden ver voord. Op dien datum werd de patiënte dan ook, daar haar toestand bepaald onhoudbaar was geworden, voor rekening van den Kerkeraad (antwoord van het Gemeente bestuur was er nog niet) naar Looaduinen getransporteerd. Maar jawel, de heele reis was vergeofsch. De hoer directeur van Bloemen daal kon de patiënte niet opnemen, wyi, geiyk later bleek, door de bemoeiingen van den heer Burgemeester van Rynsburg de stukken uit „Endegeeet" niet verzonden waren, 'a Avonds was de patiënte weer in haar woning, waar drie mannen haar met moeite in bedwang konden houden. Den volgenden dag echter behaagde het den beer Burgemeester, om de stukken van „Endegcest" op te vragen, en om de patiënte onder politie geleide andermaal de lange reis van Rynsburg naar Loosduinen te laton doen. Zoo was dus het zaakje in orde. Alleen wacht de Kerkoraad der Gerefor meerde Gemeente (het is nu al 4 Januari) nog altyd antwoord op zyn schryven van 20 en 24 December. Wy vragen: hoe vindon HH. Burgemeesters en Wethouders van Leiden en Omstieken een dergeiyke behandeling van apoedeiachende zaken? Wy vragen voortshoe beschouwt de heer Inspecteur van den Geneeskundigen Dienst een dergeiyke bejegening van een krankzinnige? Wy vragen eindelyk: hoe oordeelt Z. E. de Commi88aris der Koningin over dergeiyke handelwyze van oen Burgervader Namens den Kerkeraad der Gerefor meerde Kerk: W. B. RENKEMA, Yoorz. J. VAN EGMOND, Scriba^ Rijnsbuba, i Januari 1901. KOLON LEUS. BATAVIA, 16 December. In het „Bat. Nbld." lezen wy: „Toen een dezer dagen twee heeren, leden der commissie voor het huldebjyk der Koningin, by H. M. huweiyk met Hertog Hendrik aan te biedon, gewapend met een lyst van intee- kening en een bus, zich aanmeldden by een zeer bejaarde Indische dame, die om der zuinigheid wille een klein huisje in een weinig door Europeanen bezochte buurt be woont,. werden zy verrast met een bydrage van meer dan dertig gulden. „Dit was zoo boven hun verwachting, dat zy niet konden nalaten daarover hun ver wondering te kennen te geven, waarop de oude vrouw hun in haar eigenaardig Hol- landsch mededeeide, dat zy van den dag af, waarop WiJhelmina tot Koningin van Nederland ls gekroond, elke maand van haar karig Inkomen wat ter zyde had gelegd voor een bruidsgeschenk. „Of de jonge Koningin hier ook geliefd wordt 1" Van Sumatra's Westkust verneemt het „Bat Nbl.", dat de kolonel, gewesteiyk mili taire commandant, vóór een biy vende militaire bezetting van de V Kota's ls en daarom moet hebben voorgesteld te Bang Kiuang een ver sterking op te richten, die evenals de andere bentengs op de kust aan de officieren en minderen behooriyk logies verschaft en een permanent of semi-permanent karakter draagt. Aan een van het gewestelijk bestuur van de residentie Menado ontvangen telegram van 24 November jl. ia het navolgende ont leend: Politieke en gezondheidstoestand gunstig; behalve in Bola&og Mongondou, waar de Radja nog veel tegenwerking ondervindt, en in het Moutonsche. Het „Bat Nbld." schrijft„Van Palem- bang waaien ons vredelievende geruchten toe omtrent do toestanden in het DJambisch% „De nieuw gekozen sultan schynt ons gouvernement niet ongenegen te zyn en de kort geleden opgetreden resident moet den controleur te Djambi hobben opgedragen, van die gunstige stemming gebruik te maken om te trachten het doel zonder wapengeweld te bereiken. „Het zal echter, zegt men, nogal moeite kosten om den invloed van Taha te fnuike* en hem tot toenadering te brengen. „Zy, die meenden, dat de benoeming van resident Van Ryn van Alkemade noodwendig een expeditie naar Djambi bedCnddo, hebben zich dua vergist. Wy geloovon nog altyd, dat de hangende quaesties tot een vredelievende oplossing gebracht kunnen worden, mits zich daartoe te Palembang de noodigo vastheid van wil pare aan tact en beleid." Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-IndiÖ z(jn de volgende beschikkingen genouien: CIVIEL DEPARTEMENT. Ontslagen: Op verzoek eervol uit 's land3 dienst, de ambtenaar op wachtgeld R. Riekerk, laatstelijk ontvanger der in- en uitvoerrechien en acoynzem te Pekalougan. Bq het Binnoul.-Bestuur op Java en Aladoero. Verplaatst: Van de residentio Preanger- Regentschappen naar de residentie Kedoe do controleur H. A. Do Groot. Geplaatst: In de residentie Soerabaia do herbenoemde controleur A Muider; in de residentie Banjoemas de herbenoemde controleur Th. Brouwer; in de resideutie Preanger- Rogooéachappen do wd. adspirant-controleur B. Coop*. Bepaald, dat geplaatst blylt m de residentie Preanger-Regentecbappen de benoemde controleur P. VV. J. Biseboif. B\j den waterstaat en 's lauds B. O. W. Geplaatst: In de residentie Batavia de ambtenaar op wachtgeld, dienstdoende ingenieur eerste klasse VV. B. Van Goor. T ij d e 1 ij k b e 1 a 8 tMet de leiding dor werken en opnemingen van de Bolo-rivier do ingenieur tweede klasse W. Elenbaas. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Geplaatst: By het zeveuliende bataljon de kapiuin li A. Van Lockhorat, van deiacheering uit Nederland terug verwaoht wordende. DEPARTEMENT VAN MARINE. O verge, plaatst: Van de „Siboga" op de ÜoUaad" do officier van administratie tweede klasse K. Van der Beiden; van de „Koning der Nederlanden" op de ,&iboga" de oificier van administratie tweede kiaaco d. B, Van Dam; van de „Holland" op de „Kooing der Neder landen" de oificier van administratie 2de klasse C. V. Veldman; van de „Maiaram" op de „Rdi" al3 oudste officier de luitenant ter zee tweede klaooe C. J. J. De Neve; van de „Edi" op de „Matera»" als oudste officier de luitenant ter zee tweede klasao C. D. De Hae3; van de „Holland" op de „Koning der Neder landen" de laiten&nt ter zee tweede kUut F. L. Ram bonnet. Ingetrokken: De detacheering aan boord van Hr. Als. „Üydra" van den lau-e-naat ter zee tweede klasse R. L. Dijkhuis. Passagiers van het stoomschip „Bromo" 5 Deo. van Batavia naar Rotterdam en 31 dito van Mar seille vertrokken: J. 8. De Kanter, A. Fisecher, C. G- Niisaon, C. H. Smit, F. K. L. Oehmke, W. Van der Lely, J. J. Bootsgezel, benevens Hr. kfe. troepen en schepelingen. WEHT-lNUlU. Het statioassehip „Suimneladyk" is 11 Deo. jl. van Curasao naar Martinique vertrokken om aldaar te dokken. Na verschillende plaatsen te hebben aangedaan, gaai hei naar burmame. Een groot aantal Cura^aosohe ingezetenen brachten dr. Th. Lens, by zyn benoeming tot kapitein en zyn overplaatsing by de West-" Indische landmacht, een serenade met fakkel licht op 12 Dec. jl. Geoefendheid der miliciens. Uit de door den minister v&a oorlog aan de Tweede Kamer verstrekte inlichtingen omtrent de geoefendheid van de milioea* der lichting 1900, biykt o. a., dat ook nu weder door officieren en kader al het mogeiyke ie gedaan om de geoefendheid der miliciens zoo hoog mogeiyk op te voeren en dat deze laatsten over het algemeen zich zeer goed hebben gedragen en met goeden wil waren bexield. Verschillende hoofdofficieren en kapiteins spraken als hun oordeel uit, dat de man slechts oppervlakkige geoefendheid bexit; ai het ge leerde is niet tot hem doorgedrongen. De jongste lichting merkt de inspecteur niet in alle opzichten als goed bruikbaar aan. Naar het oordeel van divisie commandanten was de graad der geoefendheid der lichting 1900 onvoldoende. Hy komt tot de conclusie, dat do lichting 1900, na 8 maanden oefening, op het oogenblikdat die oefeningen cphou >n, wel voldoende geoefend is. Is het echter de bedoeling verder in het wezeniyke van de zaak door te dringen en daarby voor de toe komst te letten op de wydstrekkende gevolgen van een 8-maandschen oefeningstyd, in den tegenwoordigon toestand van genoegzaam ge heele afwezigheid van vrywilligers, dan is de algemeene ontwikkeling, vorming, voorberei ding van liet kader en ook de discipline, ernstige schade zullen lyden, dus zullen achter uitgaan en dat, by afwezigbeid van vrywil ligers, de 8-maandsche oefeotyd voor de kadervorming en voor het leggen van een goeden grondslag voor de discipline bepaald, en voor het doen onthouden van het eenmaal geleerde door het meerendeel der manschap pen, vermoedelijk onvoldoende. De regiments-commandanten zyn verschil lend in han oordeel, Een hunner verklaart: de graad van geoefendheid der miliciens van de lichting 1900, by het einde van den eersten oefentyd, komt my ook na een thans ge houden onderzoek by alle bataljons van myn onderhoorig regiment niet vo.doende voor. Een ander ïegiments-commandant bevond de geoefendheid in sommige exercitiën en theo rieën ruim voldoende; anderen voldoende, enkelen weer even voldoende. Weer een ander regiments-commandant vond de geoefendheid na een oefentyd van 8 maanden voldoende in elk opzich Weer een ander was van oordeel, dat or geen voldoende waarborg be staat, dat als de miliciens met langdurig verlof zyn geweest, zy nog betrouwbare sol daten zullen zyn. Een ander biyft hy zyn meening, dat een grootero legersierkte, ge paard met een eersten oefentyd van 8 maanden en het opkomen der lichtingen voor herha lingsoefeningen, te verkiezen ia boven een te geringe legerBterkte zooals thans bestaat. Ook de overige regimentschefs zyn verschillend ln hun oordeel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 6