(ft, 12536 Zaterdag Januari. A*. 1901. feze <€ourani wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Danton op Driekoningen. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lelden per 8 maanden, giaia 1-M> Buiten Leiden, per looper en wa«i «genten gevestigd ifln I SO. Franco per poet iiettt 1.65. PRIJS DER AD VERTEN TIÜN Van 1—6 regeia f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad ■wordt f 0.05 berekend. j— De Arnkemache Courant kan zich volkomen vereenigen met de strekking van het k i e s- rechtvooratel van het bestuur der -Liberale Unie", maar niet mot do redactie van de nieuwe alinea. „Allereerst kunnen wy niet toegeven, dat de aanneming van een evenredig kiesstelsel slechts aanbeveling zou verdienen, „indienen voor zooverre algemeen kiesrecht wordt ingevoerd". Wordt de toepassing van zulk een stelsel „door de rechtvaardigheid gebo den", dan blijft dit ook waar onder elke ÏBgeling der kiesbevoegdheid. Wy kunnen ons Legrypen, dat men wegens redenen van staat kundige tactiek de invoering van hot algemeen piesrecht en van een evenredigheidsstelsel naeent aan elkaar te moeten koppelen, maar dan had het bestuur dat denkbeeld juister behooren uit te drukken. Maar ook dan had .daaraan behooren te worden toegevoegd, dat de Grondwetsherziening, waarvan in de eerste alinea sprake is, zich zal moeten uitstrekken tot nog andere artikelen der Grondwet, als bijv. art. 81, al. 2, en art. 96, al. 4. Ten einde don wetgever vr\j te laten in de wüze, waarop aan het evenredigheidsbeginsel toepassing ge geven zal worden, dient het voorschrift der Serdeeling van het Ryk in kiesdistricten uit de Grondwet te verdwijnen en moet gelet vorden op de onmogelijkheid, waarop mr. Cartogh in de Kamer terecht gewezen heeft ter gelegenheid van de behandeling der tech nische kieswetherziening, om bij toopassing van een evenredigheidsstelsel de leden der Kamer, die wegens aanneming van een be zoldigd staatsambt van rechtswege hun lid maatschap verliezen, onmiddellijk herkiesbaar te verklaren. Ongewijzigde aanneming van de nieuw voorgestelde tweede alinea van 1 door de vergadering van 26 Januari a. s. komt ons derhalve, op de hierboven' óntwik- kelde gronden, niet geraden voor," Bjj de voorgestelde nieuwe 2, betreffende de verkiezing van de Eerste Kamer, had, meent het blad, evenals in 2, de richting .dienen te worden aangewezen, waarin men die verkiozing gewijzigd wenscht te zien. De bedoeling van het laatste voorstel op de a Jnda is uitmuntend. „Maar aan vorm en inhoud wreken zich op in het oog loopende wijze twee fouten in het beleid van het bestuur der „Liberale Unie", en wel deze, dat het ton eerste, in plaats van het nieuwe program in een geheel nieuwen vorm te gieten, in twee tempo's op het oude nieuwe lappen zette, waarbij niet voldoend gelet werd op het onderling "Verband, en dat het ten tweede in Nov. 1896, het onmiddellijk succes aan de stembus hooger stellende dan het zuiver houden der beginselen, de „Liberale Unie" verlokte om de kiesrechtquaestie, in weerwil, dat zjj ook toen het geheele hervormingsprogram be- hoerschte, tydeljjk achter de bank te schuiven." i: De Arnhemse/ie Courant geeft het bestuur ■n overweging dit laatste voorstel te vervangen }floor een motie, waarin zjj als haar over tuiging uitspreekt, dat een bevredigende en ifdoonde oplossing der in het program ge noemde vraagstukken niet te verkrijgen is zonder voorafgaande vervulling der in de 1 en 2 gestelde eischen. „Handhaaft daarentegen het bestuur zyn voorstel, dan zal het te worstelen hebben met de gevolgen dor genoemde fout, dat het in twee tempo's do oorspronkelijke 1 van hot program van 1896 heeft gewijzigd, zonder het onderling verband der nieuwe bepalingen voldoende in het oog te houden. Het kan toch haar bedoeling niet zijn, dat op Grond wetsherziening zal worden aangestuurd alleen om de noodige wijzigingen te verkrijgen, ten einde algemeen kiesrecht met evenredige vertegenwoordiging te kunnen invoeren, en tot een latere herziening te bewaren de be palingen met betrekking tot de verkiezing der leden van de Eerste Kamer en al hetgeen verder in en na 1887 in de Grondwet ge bleken is wijziging te behoeven. Het bestuur zal het wel eens zyn, dat zoo mogelijk alles behoort te worden vermeden, om, door een strijd over den vorm, naar buiten den schijn van oneenigheid te wekken, waar in hot fond der zaak feitelijk volkomen overeenstemming bestaat. Van die eenstem migheid dient de „Liberale Unie" in haar vergadering van 26 Januari op de ondubbei- zinnigste wyze biyk te geven, omdat zjj alleen daardoor haar ernsfcigen wil kan toonen om de in het program genoemde hervormingen ook workeljjk tot stand te brengen, wat een voudig onmogelijk is, zoolang niet alle lagen der maatschappij en vooral ook die, wier be langen in de allereerste plaats by het tot stand-komen dier hervormingen betrokken zijn, geiykeiyk haar rechtmatigen invloed op de wetgeving kunnen doen gelden. Waar is en waar blyft het gevlougeld woord van het kabinet van 1891: definitieve kiesrechtregeling is do noodzakelijke voorwaarde van blyvende verbetering". In oen hoofdartikel mot het opschrift „Vrees voor Engeland?" maakt De Tijd enkele opmerkingen naar aanleiding van den door den president der Eerste Kamer aan president Kruger gerichton brief, waarin de Zuidafrikaansche oorlog als onrecht vaardig en op barbaarsche wyze gevoerd werd aangeduid en van de door niemand in de Eerste Kamer tegengesproken verklaring van den heer Rengers in de Eerste Kamer dienaangaande, volgens welke de Kamer alleen de in dien brief uitgesproken betuiging van sympathie voor president Kruger voor haar rekening nam. De Tijd kan zich kwaiyk voorstellen, dat, ook indien die verklaring van den heer Ren gers door het stilzwijgen zynor medeleden en der Regeering onderstreept ware achter wege gebleven, uit het schryven van den beer Van Naamon aan president Kruger ern stige moeiiykheden hadden kunnen ryzen.- Dat de Minister van Buitenl. Zaken ten aan zien van de mogendheden, tot welke Neder land in vriendschappeiyke betrekking heet te staan, gebonden is aan zekere vormen, en dab de Regeering als zoodanig uit wijze voorzich tigheid geen uitspraak behoort te doen aan gaande het al of niet onrechtvaardig karakter van den oorlog, die door Engeland aan de Zuidafrikaansche Republieken werd opgedron gen, bogrypt De Tijd volkomen. Maar waarom, vraagt zy, zou dit laatste niet vrijstaan aan personen, die althans ten onzent geheel buiten de Regeering staan! Waarom zou het aan een lid van het Parlement, d. w. z. aan een man, door het kiezersvolk afgevaardigd, niet vrijstaan te zeggen, wat dagelyks op allerlei toon in de vaderlandsche bladen van allerlei kleur, wordt herhaald, dat namely k de geschiedenis van den oorlog in Zuid-Afrika een schande verdient te heeten voor Engeland? De Tijd heeft maar zeer weinig op met dat eeuwig en altyd op den voorgrond stellen van utiliteits-politiok. Zy geeft toe, dat wy, ook met het oog op mogelyke verwikkelingen, nu on.dan dingen moeten nalaten, die wy in andere omstandigheden gaarne zouden hebben gedaan. Wy kunnen niet meer, zy erkent het, wat wy deden in Hollands „gouden tyd". Maar moesten wy, als volk, geheel en al ons in gedachten, woorden en werken modelleeren op de voorschriften van het buitenland, bleef ons niet anders over dan by de vraag: Zullen we dit of zullen we dat? angstig te gluren naar rechts en naar links en met popelend hart het antwoord te beluisteren, dat ie bon plaisir van onze buren wenschte te geven, dan zou zy willen vragen: Is het de moeite nog wel waard, dat wy ons een zelfstandig volk biyven noemen? Een onbetrouwbare raadgeefster acht De Tijd de overmatige vrees, die sommigen onzer maar altyd voor de macht van Engeland bezielt. Men heeft toch h. L niet enkel te rekenen met hetgeen een eventueele tegen stander ons voor een oogenblik schaden kan, maar evenzeer minstens met het biyvend voordeel, dat hy er zich mee meent te kunnen bezorgen. En zou men nu inderdaad gelooven, dat dit laatste voor Engeland het geval kan zyn? Engeland zou onze Oost inpalmen? Om die zelf te houden? Men kan het h. i. nau- welyks in ernst vragen. Om die dan over te doen aan Duitschland of Amerika? Al6of, zegt De Tijd, die nabuurschap voor Engeland zoo bekooriyk wezen zou. E9n nabuurschap, die, voegt zy er by, al evenmin voor Europa in Engelands smaak zou vallen, indien aan deze zyde van de Noordzee een groote mogend heid met een serieuze oorlogsvloot onze Nederlandsche havens tot haar beschikking had gekregen. Bovendien geeft h. I. het verloop van den Zuidafrikaanschen oorlog to denken tegen het oogenblik, dat Engeland zou besluiten tot een kryg, die uit den aard der zaak een aanzien- ïyk deel van het Europeesch Vasteland tegen zyn wereldryk in het krijt zou brengon. Een landleger van beteekenis heeft het niet. Zy'n vloot is machtig ongetwyfeld. Maar ook de bewapening en vooral de bemanning voor die vloot moet voorhanden z\jn. Mn do uitgestrekt heid van het door die vloot te verdedigen of te beveiligen gebied levert bezwaren op, die, meent De Tijd, moeiiyk in hun geheel vallen te overzien. Om al deze redenen golooft zy, dat Enge land zich wel tweemaal zou bedenken alvorens een stap te wagen, die het waarschynlyk maar byster slecht zou bekomen. Een verschynsel in ons parlemen taire doen, dat haar bedenkeiyk voor komt, brengt de Provinciale Groninger Courant kalm, maar krachtig te berde. Meer nog dan in vorige jaren stuitte haar dezen keer, by de behandeling van de Staatsbogrooting in de Tweede Kamer, het opkomen door de afgevaardigden voor de belangen van allerlei categorieën van ambte naren en het dringen naar verbetering van hun positie tegenover Ministers, die de ge gevens voor oon juist oordeel onder hun be reik hebben en van moening zyn öf dat do toestand voldoende Is öf dat voor wyziging de tyd niet ryp is. Zoo byv. de motie van den heer Nolting c. s. on die van den heer Heldt ten gunste van verbetering der positie van do lagere be ambten by do postery en de telegraphie twee moties over dezelfde zaak, die toekenen. Langzamerhand wordt het tusschen zekere afgevaardigden een soort van wedijver, wie hunner voor de belangen der kleine ambte naren het krachtigst on kloekst zich roeren zal. De commiezen, deurwaarders en Ryks- klerken by de belastingen vermogen uit dit oogpunt ook heel wat op enkele Kamerleden. Na wat er reeds voor hen gedaan is, heeft men dit jaar den Minister compleet willen dwingen, dieper dan reeds is geschied, te hunnen behoeve te tasten in den zak der belastingschuldigen. De Kamer kan over dit onderwerp niet met volle kennis van zaken oordeelen. En door by de betrokkenen de gedachte te voeden, dat zy by de Kamer tegenover de Regeering steun zullen vinden, verbreekt de Kamer lo. het inzicht in de juiste betrekking tus schen haar en het Gouvernement en tusschen het Gouvernement en de onder hem dienende ambtenaren, en wordt 2o. de Kamer en hierop drukt het blad een lichaam, welks leden by de verkiezingen door een fractie der kiezers, die niet klein is en heelwat op andero kiezers vermag, worden gewogen en beoordeeld uit het oogpunt van hetgeen zy hebben gedaan, niet in het algemeen belang, maar voor do belangen van enkele kringen van ambtenaren. Het verband, zegt het blad, hetwelk dit punt liefst niet verder uitwerkt, uit weerzin om er in te wroeten het verband tusschen dien aandrang en de uitbreiding van het kies recht ontsnapt niemand. Algemeen kiesrecht: 8 o i t. Reeds twintig jaar geleden hebben we ons voor verstandig algemeen kiesrecht in de weer gesteld. Maar zal dit veel begeerd geschenk niet de democratie neerdrukken tot een ruilhandel In bjjxondere be langen, dan moeten de afgevaardigden hun zelfstandigheid zoo hoog houden als slechts mogeiyk is en zelfs niet den echyn op zich laden van te jagen naar kiezersgunst of op zetelvastheid uit te gaan. De heer Kuyper vervolgt de Prov. Gron. Crt. heeft de Regeering gevraagd of zy er geen belang bij heeft, dat niet een geest van ontevredenheid by de lagere ambtenaren opkome. Daartegenover ware de vraag op haar plaats geweest of niet de Kamer er be lang by heeft, dat niet altyddoor by de amb tenaren het besef wordt gekweekt, dat de schatkist een soort van betooverde f 1 e s c h is, waaruit aan iederen ambtenaar zooveel wordt geschonken als hy maar wil. In onzen tyd van toenemende overheidsbe moeiing en aangroeiing van het ambtenaars- gild is dit gezichtspunt het overdenken en wegen waard. Het kan ook, meent het blad, voor den dienst en voor de discipline weinig goeds af werpen: dat gezicht jaar op jaar van een Kamer, die meer wil geven dan de Regeering die dan toch de gegevens voor een juist oor deel bezit, en die liever vrienden dan vyanden van haar ondergeschikten maakt vraagt of begeert te ontvangen. De denkers, die ons met het vertegenwoordigend stelsel hebben begiftigd, zouden vreemd opkyken, zoo zy konden terugkomen en getuigen zyn van de verrassende daadzaak, dat het houden van de koorden der beurs door de Vertegenwoordiging zóó wordt verstaan, dat zü dor Regeering letter- lyk geld opdringt, dat haar onwelgevallig is. Het budgetrecht is het hoogste recht der Volksvertegenwoordiging. Stahl sprak daarby niet ten onrechte van het geladen pistool. Maar niet om tot het uitdeelen van geschenken en gaven do Vertegenwoordiging in staat te stellen, nog veel minder om tot uitgeven te dry ven en aan te moedigen, werd dat haar geschonken. En wel allerminst is het ingesteld om wankole zetels hecht te maken en vast. Wordt het tot deze doeleinden ingespannen, dan syn op den duur de zelfstandigheid der Regeering, de beurzen der belastingschuldigen en de eerbied voor de Volksvertegenwoordiging geiykoitfk het kind van de rekeniDg. Reeds zyn enkele nummers verschenen van de in Den Haag verschonende Nieuwe Courant dagblad voor Nederland, onder hoofdredactie staande van mr. L. J. Plemp van Duiveland. In een inleidend woord zei bet eerste num mer van De Nxeuxoe Courant, dat het blad geheel wil blyven binnen het gebied der beginselen, welker goed recht laatsteiyk byna vier jaren geleden door 83 leden der liberale party in een sprekend manifest werd gehandhaafd. „Met hen", zegt de redactie, „erkennen wy, dat die party een uitnemeade taak van behoud te vervullen heeft; maar dat zy daarop alleen niet leven mag en dat „een nieuwe tyd en veranderde omstandigheden hervormingen in wetgeving en bestuur onverbiddeiyk aan de overweging opdringen". En ook dit: dat ver schil van temperament samengaan en samen werken van liberale hervormingsgezinden niet uitsluit en dat het liberalisme ruim genoeg is „om schakeering te gedoogen."" Intusschen doet de redactie verder uitko men, dat een deel dor „groot-liberale" party het geloof in de vryheid kwytraakt en een ander deel er slechts zelden in slaagt de grens te bepalen, waar concessies aan dwang en voogdij tot staan moetea komen. En een der voornaamste bedoelingen van De Nieuwe Cou rant is geloof in do vryheid te sterken in alle maatschappelijke kringen. „Orthodox of doctrinair zullen wy," zegt de redactie, „daarby niet zyn". Het komt niet in ons op te ontkennen, dat de taak van den modernen Staat zwaarder en omvangryker is geworden, noch vol te houden, dat de Staat zich tot do plichtsvervulling van den goeden „nachtwacht" te beperken heeft, of dat zyn eerste stelregel luiden moet: laissez passeri Doch altyd blyft by de beoordeeling van Staatstusschenkomst, helpend of gebiedend, voor ons de hoofdvraag deze: of de Staat aldus aan zyn burgers de gelegenheid biedt of den weg baant tot eigen vrymaking,tot het verwerven van geestelyke en stoffelijke onafhankeiykheid door eigen energie." De politieke richting van het blad is in het bovenstaande genoegzaam aangeduid. De redactie voegt er verder cog by, dat deze courant geenszins bedoelt een „kapita listische" courant der groote-ny verheidsman nen te zyn. Zoomin als van een politiek persoon of van een parlementaire fractie, zal zy het orgaan zyn ©6ner groep van groot- industrieelen. In de eorsto plaats zal het landsbelang haar leiden en de drang naar die rechtvaardigheid, waarvan de redactie zegt maar één soort te kennen. „Zeker," schryft zy, „de stem van de ny ver heid zal af en toe vernomen worden in ons blad. Maar daargelaten nog de zeer groote beteekenis van de industrie voor de algemeene welvaart voor geen stand of klasse, voor geen individu, is het een onverschillige zaak van welke middelen hot streven naar ver hooging van stoffolyk en zedeiyk peil der natie zich bedient. Of die middelen zullen zyn: dwang, curateele, eigen bemoeienis van den Staat. Dan wel: handhaving van recht, verbod van onrecht, bevordering van vryo ontwikkeling en porsooniyke krachtsinspan ning in alle maatschappeiyke kringen." :i) Het jaar 1794, dat men slechts bevend en Bidderend neerschryft, had een aanvang ge nomen. Schrik en ontzetting waarden als helsche spookbeelden rond over het land van den H. Lodewyk; Parys was de misdadigste, ongelukkigste stad der wereld geworden. De ©eredienst der Rede had dien van den levenden God vervangen, in de stad van den Lodewyk knielde men voor een wereldsche vrouw neder. De guillotine, die het edele bloed van ankryks koning en koningin gedronken had, as onverpoosd in werking; de handen der beulen waren vermoeid, doch de bloeddorst der helsche tygers groeide aan. Wie edel, moedig, vroom en rechtvaardig was, liep elk oogenblik gevaar meedoogenloos aan zyn huishaard te worden ontrukt; zeker heid voor den dag van morgen kocht men Blecht8 door lafheid, afval, gewetenloosheid, misdaad. En aan het hoofd van het vernederde, van het diep ongelukkige Frankryk stond Danton, die zich tot levensideaal scheen gesteld te hebben, Robespierre de eer te betwisten, door de geschiedenis te worden aangt ..ezen als de grootste der moordenaars, als de waanzinnigste onder de waanzinnigen in 'b lands raadzaal. Het was op den vooravond van Driekoningen. Een sombere, doodsche stilte lag over Parys .uitgespreid. Slechts zy durfden zich op de straat bewegen, die niet te duchten hadden Tnor fateoenlyke lieden door te gaan. De huizen waren niet verlicht; zy schenen onbe woond, verlaten te zyn. Men sloot zich op in zyn woning, in bango onzekerheid, of men 's anderen daags niet, van de vryheid beroofd, in den kerker zou zuchten. De verschillende wyken van Parys werden bewaakt door patrouilles nationale garden, die in werkelykheid niets anders waren dan gewapende spionnen en slechts veiligheid verstrekten om zonder ©enig gevaar kwaad te doen. Yolgen wy op dezen avond een vrouw, dio, na een kort, maar harteiyk gebed en na zich vergewist to hebben, dat haar kindje rustig is ingesluimerd, haar arme woning op den linkeroever van de Seine heeft verlaten. Met haastigen en beslisten tred schrydt zy voort door den doolhof van straten. Wel moet zy een heldin wezen of in dringenden nood verkeeren, om zich op dit late avonduur aan zulk een dreigend gevaar te durven blootstellen. Weldra künkt het: „Waar gaat ge heen, burgeres?" „Naar myn zakon, geiyk gy naar de uwe," antwoordt zy op fermen toon. „Wel, wel," herneemt de republikein, die de kleine patrouille aanvoert; „de burgeres wil liever niet ondervraagd worden, doch juist hierom wil ik weten, wat zy zoekt verborgen te houden." „Uw order, veronderstel ik, luidt toch niet om allen, die go ontmoet, aan te houden. Of ia Parys een groote weg geworden en de nationale garde "een troep bandieten?" „Ik ben niet in het geheim van je schoone woorden doorgedrongen, maar ik ken myn plicht en wil, het koste wat het koste, weten, waarheen ge u op dit oogenblik begeeft." „En als Ik eens goedvond, het niet te «eggen T\ „Dan zou ik je arresteeren. Waar is je bewys van burgerzin?" By deze laatste woorden raakt het geduld der onbekende geheel verloren; vol veront waardiging roept zy uit: „Hebben je papieren vodden het vermogen om aan deugnieten hoedanigheden toe te kennen? Daar ge certificaten van deugdzaam heid uitdeelt, zoo moet ge beginnen met er je zelf een in behooriyken vorm te geven. Slechte menschen van je allooi zyn gewoon een geschreven bewys hunner deugden in hun zak te dragen." „Nu, basta! met je schoone woordenYolg ons thans naar het sectiebureau 1" „Neen, neenhernam de onbekende, eenige schreden terugtredende; „zoogemakkoiykheb je met my niet afgehandeld. Ik sommeer je, my naar Danton te geleiden, en je zult je te verantwoorden hebben over je daden, zoo je me nog langer verhindert voort te gaan of me gevangenneemt." „Welaan 1 Naar Danton 1".... antwoordde de commandant. „Naar Danton 1" klonk het uit den mond van al zyn manschappen. Danton bewoonde in de wyk Saint Germain- des-Prez een huis, dat, wat het uiterlyke be treft, niet meer dan eenvoudig mocht heeten. Daar leefde men als vrooiyk Fransje en trachtte de president der Conventie door feestmalen de herinnering uit te wisschen aan het onschuldige bloed, dat hU met atroomen had doen vloeien. Toch was alle gevoel niet uitgedoofd in de ziel van den bloeddorstigen republikein, en Driekoningen ging niet onopgemerkt in zyn woning voorby. Hy had zyn vrienden aan een feestdisch verzameld, niet om de godsdienstige herinnering feestolyk te vieren, maar als door een instinctmatig gevoel gedreven, om op dien dag iets meer te doen. Onder de dischgonooten behoorden Fabre d'Eglantine en' Lacroix. Met hen dronken onderscheidene leden van het „Comité du Salut Public" op het altyddurend bestaan der Republiek en op de vernietiging der verraders. Do maaltijd was reeds begonnen, toen de arme vrouw, onder geleide der gewapende macht, aankwam. Eerst weigerde men hun den toegang, maar op aandringen van den commandant gelukte het hem eindelyk, met zyn gevangene tot de feestzaal door te dringen. Het fronsend voorhoofd van Danton, toen hy den commandant aan de deur zag ver- schynen, toonde genoegzaam, dat hy op geen bezoek gesteld was. „Wat heb je me te zeggen?" vroeg hy op driftigen toon. „Ziehier een vrouw, die ik op straat heb aangehouden. Zy beweert u te willen spreken, doch de verraders zyn sluw, en ik dacht, dat zy den naam van den burger-president slechts daarom noemde, om my te ontsnappen." „WelnuI" zeide Danton tot de vrouw, die onbeweegiyk aan den ingang der zaal stond, „wat heb je te antwoorden?" „Ik kom u, president-burger, de vrijheid vragen van een onschuldige. Gy hebt gisteren myn man in hechtenis laten nemen en ik geloof niet, dat gy de beschuldigden naar het schavot laat sleuren, zonder toe te staan, dat zy verdedigd worden." Danton gaf den commandant een toeken, om zich te verwy deren; vervolgons keerde hy zich tot de onbekende, die hy tot nu toe nauwelyks had aangezien. „En hoe heet je man?" Henri Deauteriye." - „Henri Deauterive!" nep Canaille Desmoulins uit, „ik kon hem; hy is mot my op het Collége Louise-lo-Grand geweest; het was een rare jongen, zonder geestdrift. Op politiek terrein hechtte hy geen geloof aan de nieuwe denkbeelden; op hot gebied van geschiedenis was hy* nog ingenomen met de schaduw- koningen; ik geloof, dat hy ook aan bidden deed en zich met geestelykon inliet. Thans kan hy niets anders zyn dan een spion en een koningsgezinde." „Gy kunt uw vyanden dooden," antwoordde de onbekende met vlammende blikken, „maar hen bespotten is een lago lafhartigheid. Henri Deauterive is in de gevangenis, omdat hy zyn plicht gedaan heeft." „Wat heeft hy dan gedaan?" vroeg Danton op ongeduldigen toon. „Hy heeft gisteren vaarwel gezegd aan een veroordeelde, die zyn vriend was; hy heeft niet geaarzeld door zyn houding protest aan te teekonen tegen de onrechtvaardigheid der vonnissen, waardoor zoovele slachtoffers ge troffen worden. Welnu I ja, hy heeft een ongelukkige, dien men naar het schavot voerde, de hand toegereikt: dit was de misdaad, waarom men hem arresteerde.Gy allen hebt niet het minste begrip van medeiyden; gy gunt zelfs aan de levenden het recht niet om hun, die gaan sterven, een woordje van troost toe te sproken; om maar menschen te kunnen dooden, maakt gy van de vriend schap een misdaad, van het medeiydon een bewys van samenzwering.A Omdat gy lafaards zy!, wilt ge, dat alles zich richte naar uw laaghartigheid on «'at uw zedelyke verlaging zich a -. of aan andoren mededeele. (Slot volgU)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5