i MENGELWERK. Zuivert Uw bloed. karakter-eigenschappen, die men tegenover den vyand noodig heeft. D i e volgzaamheid, dat nooit of nimmer een kik meer durven geven, moet ongetwijfeld „e i n g e 1 e b t" worden. Slechts zeer enkele exemplaren van het mannelijk gedeelte van het genusmensch, zullen d i e volgzaamheid van huis uit meebrengen of in enkele weken verkregen hebben. Vooral niet als hot voor uitzicht er ia, dat na enkele maanden, of met een enkel jaartje oen eind aan de misère zal z\jn gekomen, en het kunstmatig gefnuikte gevoel van eigenwaarde zich weer her- stollen kan. Als d i e soort van vreesachtige knechten- discipline onmisbaar mocht wezen voor eon goedo defensie tegenover buitenlandsch geweld, dan mag er dus volstrekt geon sprake meer zijn van miliciens, maar moeten we hebbon uitsluitend beroepsmilitairen, voor veel jaren, liefst voor hun leven lang aan het militairisme by contract verbonden, en door eenzijdige opleiding zóó hulpeloos gemaakt, dat ze, eenmaal in het leger, er goedschiks niet meer aan denken kunnen weer hoen te gaan. Gelukkig echter is het maar militairistische humbug, dat voor de defensie zoodanige menschonteerende onderworpenheid onont beerlijk is. Het is juist omgekeerd. Die hulpe- looze positie is de eigeniyke oorzaak, dat men in ons legertje zooveel aarzeling by de bevel voering, zooveel schuchtere vrees voor „de oomes", zoo'n innige vereering voor het „dek"- systeera aantreft. Als Nederland in oorlog mocht komen, zal men daar de bittere vruchten van plukken. Welnu, is dan al dat beweren, dat een lange kazernetyd voor de militie noodig is, vooral om discipline te leeren de bovengeschetste soort discipline 11 wel iets meer dan domme militairistische onzin? De Standaard brengt de vraag ter sprake, of het niet wenschelyk zou zyn, een inter nationalen po8tzegelinte stellen. De vraag is gedaan, schryft het blad, of op onze postkantoren geen buitenlandsche post zegels verkrygbaar konden gesteld worden. Kon dit, het zou gewenscht zyn. Thans ontvangt men gedurig brieven uit het buitenland, waarin beleefdheidshalve fran keerzegels gesloten zyn voor het antwoord, doch postzegels, waaraan men, daar ze hier niet gangbaar zyn, niets heeft. En omgekeerd gevoelt men zelf meer dan eens, hoe onbeleefd het is, aan eon buiten lander iets te vragen, waarop antwoord moet komen, en hem dan nog zelf de frankeer- kosten te laten betalen. Toch verstaan we het bezwaar van den Minister, dat men dan complete stellen buiten landsche postzegels in genoegzainen voorraad zou moeten hebben, en daar is geon peil op te trekken. Dit doet opnieuw de vraag opkomen of de Regeering op het eerstvolgend Postcongres niet den voorslag zou kunnen doen tot invoe ring van een internationalen postzegel, die voor alle gelyk was, alleen in prys cyfer ver schillend. De verrekening ware door het gebruik van een dubbele enveloppe, waarvan de buitenste aan de postdirectie verbleef, op geiyke wyze te vinden als dit by de rondreisbiljetten tus- echen de verschillende spoorwegroaatschap- pyen geschiedt, terwyl een doorgeslagen volg cyfer de indentiteit tusschen binnen- en buiten- enveloppe desnoodig kon bewyzen. Het getal van deze internal ionale postzegels kon uiterst beperkt zyn, en zich desnoods tot drie bepalen; voor ons land van 12"/a, 10 en 5 cents en voor brieven en drukwerk. De vraag is toch niet of er voorziening mogeiyk is voor alle denkbare gevallen, maar uitsluitend of er geen middel is te vinden, om te voorzien in die enkele gevallen, die gedurig in de relatiön met het buitenland voorkomen, en die bepalen zich tot de insluiting in den te verzenden brief van een postzegel voor een gewonen brief of voor een dagblad. Op die wyze zou men in 90 van de 100 gevallen geholpen zyn, en het is toch niet redeiyk, ter wille van die tien die men niet helpen kan, de negentig, die men helpen kon, in verlegenheid te laten. En althans wie zelf veel met het buitenland in aanraking komt, weet by ondervinding, hoe deze ongelegenheid verre van denkbeeldig is. I>e laatste tonen, „Heusch, Brooks, je doet me aan de lente denkon, al is het in 't hartje van den winter, zóó groen ziet je jas", zei Ledger, terwyl de oude klerk vlak langs hem ging. „Dat is bepaald een jas uit den tyd van Noach," zeide Burton lachend. „Ik heb hem nog nooit met een andere jas aan gezien." „Arme kerel, hot zit er by hem niet aan," zei een ander op medelydenden toon, toen Brooks uit het gehoor was. De oude Brooks, zooals hy heel familiaar door de jongere klerken geuoerad weed, was een klein, gladgeschoren mannetje met dun, lichtbruin haar, bleek, met waterige, blauwe oogen en bedeesd en verlegon in zyn aptreden. HjJ was al jaren by Dombey en Zoon in betrekking, maar had het nooit ver kunnen brengen, omdat zyn patroons hem niet erg mochten ïyden; wel werkte hy hard, maar veel zat er niet by. Hy was op het kantoor de zondenbok, en dikwyls werden er aardig heden te zynen koste verkoehfc, maar daar gaf hy al heel weinig om. Al was by klein en onbeduidend, toch had hy een goed hart en de kale groene jas bedekte een edelmoedige ziel. Hy was altyd de eerste op het kantoor en de laatste, die wegging, en niemanë kon zich het kantoor voorstellen zonder hem, en ik geloof zelfs, dat hy het er protfcig vond, al behandelde men hem er allesbehalve goed. Het was een koude avond en toen het werk gedaan was, spoedden de klerken zich heen, met opgeslagen kragen en de handen diep in de zakken gestoken. Do oude Brooks moest een heel eind per omnibus ryden vóór hy in de buurt van zyn woning kwam, maar toen hy eenmaal uit den omnibus stapte, ver anderde hy geheel en al; zyn bedoesdheid verdween en met Üinken pas ging hy vooruit, tegen den wind in. Hot orgel in een kerk speelde en Brooks hield by de deur stil om te luisteren. Voor een oogenblik was zyn geheele gelaat ver anderd, zyn oogen waren bezield, terwyl by den adem inhield om te luistoren. Zyn medo- klerken zoudon hem op dat oogenblik niet herkond hebben, want nooit vermoedden zy, dat er muziek in zyn ziel was. Hy kon geen enkel instrument bespelen, maar hy kon toch dadelyk hooren wat goede muziek was, en het luisteren naar de ryke tonen van het orgel in de St. Paul's-kathedraal was voor hem iets heerlijks, dat hem voor de gehoelo week kracht gaf. Slechts met weerzin ging by van de kerkdeur weg, maar hy zag op den hoek zyn vrouw en hy wist, dat zy op hora wachtte. Weer of geen weer, zyn vrouw stond steeds op hem to wachten. Hot was voor haar het grootste genoegen met haar man de duistere, onaanzioniyke straat in te wandelen, nadat haar dagtaak volbracht was. Dikwyls lachten do buren om het tweetal, hy met blikken van trots op haar gericht, en zy met vertrouwende oogen hem aan ziende. Zy waren laat getrouwd, nadat zy beiden de stormen des levens doorgeworsteld hadden. Zy hadden beiden in hetzelfde huis gewoond en dikwyls met elkaar gesproken. Hy was vol bewondering voor die bleeke, kleine vrouw, met haar ronde schouders door het voortdurend bukken over haar naaiwerk, die altyd zoo opgewekt en geduldig was met haar zieke moeder. In den loop des tyds hid Brooks dikwyls gelegenheid om haar behulpzaam te zyn, en weldra was hy een vriend van beiden. Zyn bewondering veranderde in liefdé, en toen de moeder eindelijk overleden was, vond de dochter iemand, die voor haar zorgde; hot leven was voor hen een stryd, maar hun liefde was er des te sterker door. Arm in arm gingen zy langs de vele huizen, hun gezichten stralende van liefde en geluk. „Mary, hoe gaat het met Bernard?" Dat was altyd zyn eerste vraag. „Niet zoo erg best, James; de kou doet hem kwaad. Hy zal wol boter worden als het wat warmer is, en dan is hy den volgen den winter stork genoeg." „O, zeker," stemde James vrooiyk toe; „den volgenden winter is hy weer heelemaal beter." Dat hadden ze al ieder jaar van hun zwak ken zoon gezegd, en door het te zeggen ge loofden ze het zelf ook. „Mary, tegen de volgende week heb ik ge noeg by elkaar. Morgen over een week kom ik laat thuis, want ik zal eerst de viool koopen en haar meebrengen. Dar. zal ik verder zorgen, dat Bernard 's Zaterdagsmiddags les krygt by mynheer Smith. Ik heb genoog geld voor het eerste kwartaal, en later zullen we het ook wel klaarspelen, nietwaar, vrouwtje?" Als antwoord drukte zy haar hoofd togen zyn schouder aan in den dikker wordenden mist. Geen opoffering was hun te groot, om hun zoon een muzikale opvoeding te geven. Toen de straatdeur open ging, hoorden zy Bernard's hoesten in de huiskamer, en hy huiverde, toen hy van het vuur wegging om zyn vader te begroeten. Mary zette thee, terwyl James den jongen ondervroeg over hetgeen hy overdag gedaan had en zelf vertelde wat er op hot kantoor voorgevallen was, ook goedmoedig de aardig heden van de Werken herhalende zonder er het ptjniyke van mee te deelen. Toen het eenvoudige maal genuttigd was, haalde Bernard een oude, leeiyke viool voor den dag, waaruit hy met veel moeite tonen haalde. Het was werkeiyk een armzalig in strument, maar toch waren de tonen, die do knaap er aan ontlokte, welluidend. Een ver langende, onvoldane uitdrukking lag in de oogen van den knaap. Het eenige onderwys, dat hy gehad had, was van een armen muziek - onderwyzer, die op de tweede verdieping woonde. „Hè, Bernard I" zei de vader op toederen toon, „als je nu eens een mooie viool hadt, hè? een heel mooie wat zou je dan aan het spelen gaan I" Voor een oogenblik glinsterden de oogen van den knaap, daarna kregen ze weer hun oude, bedroefde uitdrukking, want dat leek hem niet mogelyk. Hy zag den blik van verstandhouding niet, dien man en vrouw wisselden. De volgende week was het nog kouder en Bernard moest in bed biyven. Mary begon al te wanhopen, want zy had, eenige jaren ge leden, een jongeren broeder verloren, die aan tering gestorven was, maar James was wel gemoed, want nog slechts weinige dagen scheidden hom van de vervulling zyner lang gekoesterde hoop. De aardigheden der klerken Heten hem nog meer koud dan anders, en zyn zonderling gezicht, toen hy zichzelf een paar keer op fluiten betrapte, was bepaald komisch om aan te zien. Met tranen in de oogen ontving hy het geld, dat nog ontbrak aan de be- noodigde som. Er was geen gelukkiger man in geheel Londen, toen hy daar des avonds, door de besneeuwde straten heen, zich naar den winkel begaf, voor welks raam hy zoo dikwyls naar binnen had staan turen. In het eerst was de winkelbediendo erg kortaf tegen den armoedig uitzienden man, toen deze verzocht eenige instrumenten te mogen zien. Toen bedacht hy zich, dat groote mannen dikwyls erg zonderling zyn, en toen werd hy ineens beleefd. Tot zyn groote ver wondering evenwel bekende Brooks, toen de bediende hem eenige instrumenten overreikte om ze eens te probeeren, dat hy niet spelen kon. Daarom speelde de bediende enkele wysjes op de verschillende instrumenten, en was nog meer verwonderd, toen hy bemerkte, dat zyn zonderlinge klant dadelyk een valschen toon opmerkte. Eindelyk was de keus gedaan, het geld betaald en Brooks verliet den winkel met een vrooiyk gevoel. Hy had zorgvuldig zyn jas over do kist geslagen, om haar voor sneeuw te beschut ten, en de man leverde een zonderlingen aanblik op zooals hy daar voortstapte met de kist stevig vast. Geen spatje, geen sneeuw vlok mocht de kist- dof maken, die den schat verborg. In den omnibus plaatste hy do kist op zyn knieën en keek er zoo verrukt naar, dat by nergens anders op lette, en do conducteur, die hem kende, hem wel drie keer moest waarschuwen toen de omnibus stilstond. Mary stond niet op hem te wachtenmaar hy verwachtte haar ook niet; het was al zoo laat. Zoodra zyn voetstappen op het tuinpad weerklonken, ging de deur open en stond Mary bleek en bevend in het belle licht, dat naar bulten in de duisternis straalde. „Mary, MaryP' riep hy, met een stem, die door vreugde byna verstikt werd. „Ik heb haarl Ik heb haarl" Fluks hoed en jas afwerpend, snelde hy de trap op, met de kist onder den arm, toen zyn vrouw hom terughield. „Wat is er?" vroeg hy, in haar bleek gelaat kykend. „Niets.... maar...." stamelde zy. „Beste James, ga zacht naar boven." Hy was plotseling kalm, on ging zacht de trap op, door Mary gevolgd. Bernard lag met gesloten oogen op het kussen, en zyn gezicht was zóó bleek, dat het vaderhart er door getroffen word. De donkere oogen gingen langzaam open, toen hy bmnenkwam, en een blik van herkenning groette hem. „O, Bernard," zei James byna snikkend. „Ik heb oen mooie nieuwe viool voor je gekocht Kyk eens. En morgenHy wilde van de voorgestelde lessen vertellen, maar de woorden bleven in zyn keel steken. Met bevende vingers maakte hy de kist los en legde den schat zacht op hot bed. De zieke jongen legde er liofkoozond zyn hand op en keek met een blik vol liefde naar vriend, zyn „alles" hier op aarde, ging ster ven. Was het een voorgevoel goweest, intuïtie, welke hem bytyds gewaarschuwd had, nog eens voor het laatst, voor immer, afschoid te komen nemen van Willem? Zoo dacht hy, toen hy nederzat by de legerstede en hem weemoedig vragend aanzag in de vurige, ingezonken oogen, waaruit het vreeseiyke spook sprak van honger en ellende. Dit was zyn geluk, dat sterven ging. Daar zou goon hulp te verleenen zyn, maar toch wilde hy trachten Wiilems ïyden te verzach ten, de worsteling tusschen leven en dood. Hy stond verbaasd over zichzelf, plots zoo kalm, prozaïsch vastberaden te zyn geworden. Hy staarde in de vlam; het licht trok aan te midden van alle mysterische nacht. Buiten schetterde door den regen, gedragen op de vleugelen des storms, melodisch hoorn- klinken van den hoogen toren neer, waar de wachter voor het laatst zyn nacbteiyken groet bracht aan de stadsbewoners. Maar het klonk plechtiger dan ooit dat hooge dan weer diep slepende motaaltrillener lag diep denken in deze tonen. Nu eens juichte de hoorn, dan weer jammerde het koper. Willem was rustig geworden en zag zyn vriend met doffen oogopslag aan. Deze ge voelde den langen blik en wendde het hoofd om. „Willem, nu ken je my toch, nietwaar Biyf vooral kalm, beste jongen, dan zullen de schimmen ons niet weer opnieuw komen storen. Je bent koortsig, maar het zal wel overgaan. Hoor je den torenwachter Oude jaar blazen? Die goede grysaard viert aJleon de plechtige stonde, waarop de tyden wisselen, geheel alleen in zyn knus toronkamortje. En jy 1ach, ook alleen en verlaten l" „Ach, Albert, zeg dat niet. jy bent by me, ik gevoel me beter, omdat je hier naast mU zit Daar straks was ik zoo bang, Albert; de kamer donker, buiten het gieren van den orkaan. My werd zoo somber te moede. Ik dacht, dat ik eenzaam ging sterven, maar nunu ben ik tevreden, heel tevreden, nu kan ik sterven in de armen van myn grooten, edelen vriend." By de laatste woorden vatte de kranke Alberts koude handen en drukte hartstochte lijk zyn gloeiende wangen er tegen aan. Wat mocht er wel in diens binnenste omgaan? Kon er wel iets ontzettende!' voor hem zyn dan een stervenden makkor nog woorden van troost en hoop in het hart te strooien als balsem op zyn ïydenswonde? En toch, hoe afschuwwekkend tragisch het mocht zyn, hy moest, hy wilde het doen. Hy antwoordde dan ook met gemaakten glimlach: „Ochkom, Willem, wees niet zoo ernstig. Je bent erg ziek geweest, maar op het oogenblik gaat immers alles goed. Je zult weldra weer in staat zyn van het ziekbed op te staan, om den zwaren stryd om het bestaan te hervatten, weer te leven als viy tlge mier in de menschen- maat8chappy, zooals voorheen. God geve, dat dan eindelyk eens je stroven vruchten dragei" Toen volgde een droevig stilzwijgen. Albert gevoelde het vreeseltyk veinzen. Hy had ge sproken van hoop en loven, van glansryke toekomst, helaas,naast hem lag het stervend hulsel, waarin de ziel niet lang meer zou zetelen. Zy zou misschien opgaan Lot hooger leven; voor haar Jag een heerlyke toekomst verborgen, die toekomst welke niemand kent en nimmer kennen zal; doch niet hier op aarde. Neen, Wiilems hart was rein geweest en vroom, te rein en te vroom om begrepen te worden door de prozaïsche wereld en daarom had hy geleden, gozwoegd lange, laDge jaren totdat ellende en ontbering voor eeuwig hem aan het ziekbed bonden, waarvan hy nimmer zou herryzen. Dat was de dank der menschen. Kon dit glansryke streven opeens, met één slag vernietigd worden, om nimmer dankbare oogen to ont moeten, ook niet van Hem, de Almacht over onmacht? Neen, dat was onmogeiyk. De heete adem des stervendon vlamde langs zyn traanbeweende oogen, terwyl hy 200 dacht. En de tranen drupten neer op het gelaat van zyn vriend, die langzaam een eeuwigen slaap ging slapen in zyn armen. Nog steeds jammerden de windvlagen en droegen met zich voort de zware bronzen stemmen der torenklokken. Zy riepen baar laatst vaarwel toe aan het oude jaar en drongen galmend door tot het kleine kamertje, waar een menBch den laatsten adem uitblies als eenig antwoord op haar ernstigen groet. zyn vader. Daarna trok hy de viool met Inspanning van alle krachten naar zich toe en zich half oprichtend uit hot kussen, streek hy met don strijkstok over de snaren. Een homelsche melodie klonk door de kamer en beiden hielden hun adem in om te luisteren. Mary's hoofd was tegen den schouder van haar man aangedrukt en z{jn arm om haar geslagen. In stilte speelde de knaap voort, maar de tonen werden zwakker en zwakker, totdat viool en strykstok uit zyn krachte- looze vingers vielen en hy in de kussens terugviel, met een blik van biyde tevreden heid op zyn bleek gelaat. In den hemel speelde hy de melodie voort RECLAMES, a 40 Cents per regel. Het bloed, de hoofdfactor van het mensche- ïyk lichaam, wordt door de meeste menschen met genoog verzorgd, waardoor evenwel de meeste ziekten ontstaan om niet te zeggen alle. Door den slechten toestand van het bloed, door de verschillende bezigheden, die wy dageiyks hebben, verzuimen wy ons bloed op tyd en van tyd tot tyd de verzorgen. Meestal is deze nalatigheid te wyten door dat de meeste menschen niet weten op welke wyze te werk te gaan. Welnu, waarde lezers en lezeressen, het thans zoo populair geworden middel, waarvan gy zoo menigmaal de werkeiyk wonderbare genezingen gelezen hebt, zyn de Pink-Pillen van Dr. Williams. Zoo schryft ons de Heer Veryzer, lste Dwarsstraat, te Vlissingen: ik deel U mede, dat Uw Pink-Pillen uitstekend zyn, myn echtgenoote was lydende aan bloedarmoede, hartkloppingen en is door het gebruik Uwer Pink-Pillen veel vooruitgegaan, zoo goed als genezen. Onze verslaggever bracht een bezoek aan juffrouw Veryzer en mocht van haar dezelfde verklaring vernemen als haar echtgenoot ge schreven had en voegde daar nog by, dat zy zich veel opgeruimder gevoelde en meer lust had haar dagelyksche huishoudelijke bezig heden waar te nemen. Diegenen, die gebruik maken van de Pink- Pillen, zullen er de beste resultaten van be komen. Zy zyn krachtdadig voor bloedarmoede, verlamming, ruggemergsteriDg, rheumatiek, heupjicht, zenuwpyn, St.-Vitusdans, hoofdpijn, zenuwziekte, kliergezwellen, enz., zy zyn een hernieuwer van het bloed en een spierver- sterkend middel. Zy geven ochoone kleuren aan het bleeke gelaat, handelen in al de tydperken der verzwakking by de vrouw en veroorzaken by den man een werkdadige werking tegen al de ziekten, veroorzaakt door lichameiyke en geestelijke overspanning en door buitensporigheden. Prys f 1.75 de doos; f 9.— per 6 doozon. Verkrygbaar by J. H. i. Snabilié, Steiger 27, Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland, en apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om streken bj Rey8T Kbak, Drogerijen, Bees tenmarkt Wyk 5 No. 41, en J. H. Dijkhuis, Drogerijen, Hoogstraat No. 6. Wacht O evenwel voor de namaaksels, ver schaft U de echte Pink-Pillen alleen bij den heer Snabilié, te Botterdam, of bij dc depot houdersdie onder de attesten in de couranten zijn aangegeven. Alle andere personen ver koop en goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is slechts, om het publiek te bedriegen. Onze ver slaggever vernam op verschillende plaatsen in Nederlandhoe de personen ex ingeloopen zijn en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer nagemaakte Pink-Pillen ondervonden hadden onnoodig te zeggen, dat deze personen spoedig met het gebruik der echte Pink-Pillen weder zijn begonnen. Het namaaksel der Pink- Pillen heefl nog nooit iemand genezen. 10ö98 73' (ffizJeRfMNfs Afbeelding der doos: v#' r INGEZONDEN. Een woord aan onze Medeburgers bij dl wisseling des jaars. Het is nu eenmaal zoo in de wereld der menschen: wat van ons heengaat, wordt met weemoed nagestaard, wat tot ons komt met vreugde begroet Het zyn plechtige dagen, die dagen van overgang van het oude tot het nieuwe jaar. Wj laten ze niet ongemerkt voorbygaan. Wy keeren in tot ons zelf, we spreken ons uit tot anderenwe bieden elkander onze beste wenschen aan. Alles dringt er ons toe, om te komen in een ernstige stemming. Echter, is het niet bedroevend, dat deze stemming wordt ontwyd, zoovele malen? De ernst verkeert in baldadigen lust, omdat men meent deze dagen niet zonder bedwelmende dranken te kunnen vieren? Is het niet waar, dat we op den eersten dag des jaars meer dan andere dagen getui gen moeten zyn van stuitende dronkenmans- tooneelon Biykt de ry der ongelukken op dien dag, later in de bladen opgesomd, niet onevenredig groot, het aantal processen-verbaal wegens dronkenschap met den aankleve van dien, niet talryk? Gy behoeft geen geheelonthouder te zyn om ook te beseffen dat een gewoonte, die tct deze dingen leidt, In stryd is met de ernstige gevoelens, die op den Oudejaarsavond en den Nieuwjaarsmorgen ons behooren te bezielen, te beseffen dat or ironie ligt in een „gezegend Nieuwjaar" toegewenecht met een glas be dwelmend vocht. In het belang vooral van de zedeiyk zwak ken, voor wie het eerste glas noodlottige ge volgen kan hebben, komen we tot U met oen rrlendeiyk verzoek: Op den Oadejaarsavond en den Nieuwjaars dag, drinkt niet en schenkt nletl Wie weet, of ge niet één, misaohien vélen behoedt voor beneveling der zinnen, waardoor voor het minst ds ware Nieuwjaarsstemming wordt bedorven. Als ge dan toch moet aanschouwen weer zinwekkende tooneelen, moet hooren van treurige gevallen door den drank veroorzaakt zoo zult ge bewaard biyven voor het pynigend gevoel daaraan medeplichtig te staan. Tal van andere middelen om uw gulheid te toonen, staan u ten dienste. Gevoelt ge Uw verantwoordeiykheld voor Uw medomenschen, begin de nieuwe eeuw niet met het drinken en aanbieden van alcohol» houdende dranken. Namens de Z.-H. Prep.-OommJ V. d. Ned. Vereen» tot Afsch. van Alcoholh. Dranken? K. SIJT8MA, Voor*' D. HOS, Secret, dshhU, j «8 "O* P. 8. Wie meer wil doen, wie met zyn persoon of zyn geid de drankbestrijding wil steunen, dat hy zich wende tot den heer D. Van Eek, Villa „Pomona", Voorz. der Leidscht Afdeeling, Geachte Heer Redacteur/ Vergun my door middel van het „Leidsoh Dagblad" autoriteiten er opmerkzaam op te maken, dat de toestand van den ryweg in het Plantsoen verre van gunstig is. Voor eenige jaren werden de Plantsoenbewonera verbiyd door den aanleg van een smal klinker straatje, waardoor men by regenachtig weder als kippetjes achter elkander toch beboorljk zyn woning kon bereiken, maar dat straatje beantwoordt geheel niet meer aan het be oogde doel, want ofschoon de meen te be woners met loffeiyken yver het straatjj schoonhouden, geschiodt dit vóór do vole leegstaande huizen in het gehool niet; vooral voor het leegstaande buis No. 43 is de toe stand treurig. By het huis No. 13 staat ver der nog midden in liet k linker straat je een boom, die daar best gemist kon worden. Die boom is juist zoo dik, als het straatje breed is, en moet men daar dus altijd om den boom, door dik on dun. Schryver dezes hoopt, dat dezo regelen aanleiding mogen geven, dat van gemeente wege het klinkerstraatje vóór de leegstaande huizen wordt schoon gehouden, do bewast© boom gerooid en de ryweg flink begrind, beter en meer afdoende nog, worde bestraat. Tot de vromo wenschen van de Plantsoen bewoners zal wel bij ven behooron hot plaat sen van gaslantaarns langs de waterzijde, om de fontein en vooral by de bankon. Voor eenigen tyd werd daartoe door do Plantsoen bewoners eon verzoekschrift aan B en Ws. gericht, maar zonder succes. Daar dezo lan taarns noodzakeiyk zyn, mag tk de herinne ring aan ons adres op deze wJjo 2oker nog wel eens levendig houden. Met vriendeiyken dank voor de plaateing, Hoogachtend, Een PUnlson Veicon sr. Leiden, 28 December 1900. Burgerlijke Stand. HAZERSWOUDB. Be v alle u: M. J. Schouten gob. Jans D. O. Rijnsbnrger geb. Nell Z. E. De Vogel Z. HAARLEMMERMEER. Gehuwd: 0. Klijn, wed. en A. Rost. Bevallen: E. Gouweleeuw geb. Kres Z, P. HouweliDg geb. Schoon makers D. M. Uithol gob. Plessius Z. P. .1. Vau de Wetering geb. Nieukoop D. M. J. Van Zanten geb. (Jnkenhout Z. T. Van der Moren gdb. Dekker D. M. Meyer geb. Maarsohalk Z. H. Wesselius geb. Van Klaveren D. G. Van Muyden geb. Van Tol Z. Overleden: N. S. Vou Gaaien 7 m. W. Verbeek 11 w. J. Kamp 7 m. F. Van der Ree 7 j. D. Van Kerkhof 14 w. KATWIJK. Geboren: Pietor. Z. van A. Plok- ker en L. Guyt. Pieter, Z. van T. v. Duyn en E. v. d. Oever. Maarten, Z. van M. v. Duyn en VV. Schaap. Berendina, D. van H. Meyering en H. J. Hettema. Overleden: N. Ouwehand 28 j., echtg. van W. v. d. Plas. L. Jonker 1-5 LD. van 0 Jonker en M. Den Heyer. M. v. d. Marei 1 j., D. van J. v. d. Marei en M. Ouwehand J. Keus 64j., D. van A. Keus en K. v. d. Plas. P. Zwanen burg 9 d., D. van J. Zwanenburg en W. De Vreugd. Gehuwd: D. v. Beelen jm. en A. Ouwehand jd. G. A. Schaap jm. en N. v. Duyvenboden jd. J. Guyt jm. en G. Hoek jd. A. v. Duyn jm. en J. Plug jd. J. Meyvegel jm. en A. v. d. Plas jd. W. De Jong jm. en J. v. d. Boonjd. LEIDERDORP. Bevallen: H. C. Van Leeuwen geb. Roest Z. LISSE. Overleden: G. J. Van der Zwot 8 w. M. Vrijburg 2 i. P. Bokker 17 j. Levenlooze D. van H. Van Graven en M. Berg J. Balkenende 5 ui. OEGSTGEEST. Ondertrouwd: P. Van Ryu 57 j. en N. C- Van den Berg 41 j. Gehuwd: P. C. Van der Sleet en J. M. J. Van Werkhoven. Geboren: Pieter Cornelia, Z. van C. Van der Sleet en K. Stoute. Jan, Z. van H. Giften en J. Van der Reek. Jchannes, Z. van J. Hakker en M. Van Santen. Overleden: N. Wolters 49 j-, wedr. van C. Spittel, te Rotterdam. N. W. Van dor Zalm 27 j., te Noordwijk. RIJNSBURG. Geboren: Elizabeth, D. van P. v. d. Kwaak en E. Rosaeeuw. Albertus, Zf van J. Kromhout en M. Brussee. Overleden: M. Van Klaveren 65 j., echtg. van A. Brussee. A. Zandbergen 13 j. Gehuwd: J. De Mooy jm. 26 j. en W. Var; Delft jd. 21 j. C. v. a. Kwaak jm. 25 j. et J. Star jd. 19 j. SASSENHELM. Geboren: Maarten, Z. van D. Knetsoh en P. Blankert. Joannis Baptist, Z. van 0. Werkhoven eu E. P. De Graait Johanna, D. van Verdegaal «d C. v. dL Vlugt. Elisabeth, D. van J. Scnrama en C. Baak. Overlodja: J. P. Vrijburg 69 j., echtg. van M. Angevare. G. Tilcfers 78 j., wed. van R. Haver. C J. Elforïng D. 4 w. E. Scbrama 1). ld— C. Baak, echtg. van J. Schrama 31 j. STOMPWIJK, Bevallen: C. M. Van der Zijden geb. Verhaar Z. S. Vogelaar gob. Mechelse Z. Overleden: B. H. Hansen M. 43 j. H. F. W. Schrader Z. 6 j. VEUR. Bevallen: E. M. Van Vliet geb. Oostdam Z. WOUBRUGGE. Overleden: A. Van Wijn gaarden, eobtg. van F. Kroes 34 j. ZOETER WOUDK. Geboren: Engelienua Antonius, Z. van W. v- Ringelensteen eu W. y. Beusden. Anna, D. van J. Ammerlaan en C. Tysaen. Overleden: C. Hoogendoorn 10 w. J. £L Uitenbogaard 43 j., geb., wooeade te Leiden. J. Ou werker k 20 j-, echtg. van D. Koet. C. R. Spoelstra 4 m. CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk ken of mededeelingen, waarvan de inzender® hun naam niet aan de Redactie bekend maken, worden ongeplaatst ter zyde gelegd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 6