N\ 12509
Maandag 9 December»
A\ 1900
<§ezs <jCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Leiden, 3 Deeeuiber.
Feuilleton.
DE STERëttTHALS.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZTER CODTLAJNT:
Voor Lelden per 8 maanden, i i I i 1-10.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd ïfln 1.30.
Franco per poat •ttffajicttt!?
1.65.
PRUS DER ADVERTENTEÖN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Sempre Crescendo,
A propos van goede manieren: ik heb altijd
geloerd, dat het de plicht van den gastheer
is het zijn gasten zoo aangenaam mogelijk
te maken, maar ook dat, als de gastheer
hierin eens niet is geslaagd, de gasten dit
toch nooit mogen laten merken, integendeel
al hun best moeten doen den gastheer den
indruk te geven, dat zij zich kostelijk amuseeren,
ook al vervelen zij zich doodeiyk. Dit moge
niet oprecht zijn, maar het is beleefd I
Stel eens, waarde lezer, gij hadt menschen
te eten gevraagd, gij waart na lang wachten
op enkele gasten eindelijk maar aan tafel
gegaan, en juist zijt gij begonnen, of daar
komen zij aanzetten, nemen plaats zonder
een onkel woord van verontschuldiging to
.spreken, doen zich een tijdlang duchtig te
goed, staan dan midden onder tafel weer op
en gaan heen, zeggende: „Wij zijn gekomen
om volop van die twee fijne schotels te ge
nieten, wij hebben onze buiken nu vol, dus
groeten wij het gezelschap." Gij zoudt toch
zeker denken, al zeidet gU het niet, dat deze
uwe gasten er een zonderling begrip van
weilevendheid op na houden, om het op zijn
zachtst uit te drukken. Vindt gij het gedrag
dezer lieden echter onbetamelijk, dan breekt
gij tevens den staf over een deel van hen,
die Zaterdagavond de gasten van „Serapre
Crescendo" waren.
Trompetgeschal had reeds lang het einde
der pauze aangekondigd, volop was gelegen
heid gegeven nog eerst een warm kopje
thee te laton koud worden, nog gauw een
langdradig verhaal te doen, rechts een handje
te geven en links belangstelling in iemands
gezondheid te veinzen; toen het orkest ge
zeten was en de groote massa der gasten
eveneens, was nog geruimen tijd gewacht om
de nakomws hun zitplaatsen weder te laten
Innemenen toch, toen eindelijk Bizet's suite
in vollen gang was, daar komen nog eens
een heele slier door éón deur en losse
groepjes door andere deuren binnen, schuchter
en verlegen met eigen figuur? Goen den
ken aan, met triomfantelijke gezichten l En
zoo heelt de tweede solist zjjn laatsten toon
niet uitgegalmd en is dus de laatste groote
attractie er geweest, of daar rijst men op,
keert den ga3theeren eenvoudig den rug toe
en laat hen het slotstuk voor de leege stoelen
spelen. Is dit nu zooals het behoort?
Men is nu eenmaal, als men gast is,
niet vrij t0 doen en te laten wat men
wil, ten minste als men alle regelen van
beleefdheid niet met voeten wil treden. Een
invitatie-concert is geen instuif; wie de gul
den vrijheid onverkort wil genieten, die moot
geen uitnoodiging aannemen. Heeft men
zich echter eens onder de gasten geschaard,
dan moet men dezen éónen keer in vredes
naam maar doen, alsof men het gebodene
op prijs stelt, tot het einde toe blijven, by
wyze van dankbetuiging de gastheeren toe
juichen en den volgenden keer bedanken.
Echter door op te staan en te verdwijnen open
lijk zyn onverschilligheid te toonen, zijn mis
noegen te kennen te geven, dat gaat niet aan i
Zelfs op concerten, waar men voor zijn
geld zit, is het grievend voor de uitvoorendon,
als het publiek al heengaat, voordat het
programma is afgespeeld; desniettemin, men
kan het doen. Gisteravond echter miste men
zulk een gekocht recht om te grievon ten
eenonmale en was dus de houding van een
deel der hoorders al zeer aanstootelijk voor
de uitvoerenden.
Het is zeer tegen mijn zin, zulk een philip
pics te moeten afstekenhet staat zoo meester
achtig, zoo wijsneuzig. Buitendien om het
recht te hebben den eersten steen te werpen,
moet men zelf nooit tegen een regel van be
leefdheid hebben gezondigd. Als ik het echter
niet doe, doet niemand het en dit nu mocht
ik weder in het belang van „Sempro Crescendo"
niet dulden.
Gaan wij dan ook nu maar regelrecht over
tot de meer aangename zijde van den avond,
n.l. het vele schoone, dat „S. C." zijn gasten
heeft aangeboden. Jammer echter, dat het
concert mank ging aan een groot euvel, n.l.
van te lang te zijn, hetgeen dan ook den
exodus tegen het einde zoo niet billijkt dan
toch verklaart. Eén uitstekende solist lijkt
mij volkomen voldoende, als het orkest zelf
met groote werken voor don dag wil komen; wil
men echter twee solisten behouden, dan moeten
ook van de programma's geweerd blijven
stukken van zulk een lengte als Brahms'
Serenade op. 11. Dit werk bevat niet alleen
de gewone deelen der symphonle: eerst een
vlug, dan een gedragen deel, vervolgens een
scherzo of menuet en eindelijk een finale,
maar hier zijn èn een menuet èn twoe scherzo's
aanwezig. Of bijv. het eerste deel strikt in
den sonate-vorm is geschreven, durf ik zoo
maar in eens niet te beslissen, maar in het
algemeen was de gelijkenis op een symphonie
toch een sprekende. De lengte was echter een
zoodanige, dat zy slechts geëvenaard zou zijn
geworden door Schubert's H-moll-symphonie,
stel zij was niet „unvollendet" gebleven, en
thans slechts geövenaard wordt door de
negende. Over het algemeen staat Brahms
in dit werk nog op den bodem der classiekon,
hoewel op menige plaats reeds zijn eigen
individualiteit doorschemert. Aan schoone
thema's, aan opvallende harmonieën, aan wel
aangebrachte klankeffecten is deze Serenade
niet vreemd, integendeel; maar zoo lang ia
ieder onderdeel uitgesponnen, dat het geheel
toch niet in staat is tot het einde toe te
boelen. Waar dit werk bronnen van genot voor
den hoorder in overvloed telt, is de uitwerking
toch eer een vermoeiende en het is dan ook
te vreezen, dat de vermoeienis veel zal hebben
bedorven van het genot van hen, die aan zulken
zwaren kost niet gewend zijn. Dezo schepping
heeft zich dan ook niet op het repertoire
weten te handhaven.
Hierna kregen wij een korte aria te hooren
en toen een heel vioolconcert, zoodat de pauze
niet anders dan welkom kon zijn. Bizet's
suite „Jeux d' Enfants" volgde, een werk,
dat „8. C." al eens meer heeft uitgevoerd.
Een diepgaand stuk is het niet, maar het is
wat het wezen wileen licht on lieflyk
karakterstukje. Met de bekendo „Freischütz"-
ouvorture, oen dier werken, die nooit gaan
vervelen, die de teekenen van onsterfelijkheid
met zich dragen, werd het concert besloten.
Beter heb ik het orkest wel eens gehoord,
maar toch was het spel ondanks oen zwakken
inzet hier, een ruwheid daar, een onzuiverheid
op eene, een ongelijkheid op een andere plaats,
zeer bevredigend te noemen. Van een niet-
ideaal-orkest is moeilijk een ideaal-begeleiding,
het moeilijkste wat er is, te vorderen, maar
voor een ernstige grief, zooals meermalen
terecht gemaakt is, bestond nu geen reden.
Van de beide solisten wa3 de heer Adelin
Fermin uit Den Haag een oude bekende,
eerst door De Lange's a cappelia-koor en
vervolgens door z\jn optreden voor twee jaar
in „L'enfance du Christ" van Berlioz. Met
Leoncavallo's „Invocation la Muse" oogstte
hy 8tormachtigen by val in en ook voor de
drie liederen toonde het publiek zich dankbaar,
voor zoover het niet wegliep.
By „Weelde", een gedicht van niets dan
uitroepen, zonder dat er in vyfmaal vier regels
een spoor van een gezegde is te ontdekken,
blykbaar dus slechts bedoeld om wat stem
mingen teweeg te brengen, by „Weelde" dan
heeft Mann muziek geschreven, die die stem
mingen zeer goed weergeeft. Toch trok Ver
hal len's lied my persooniyk meer aan, en ik
stel dit ook boven Fermin's verdiensteiyke
eigen compositie.
Het fraaie baryton-geluid van don zanger
had by stemuitzettingen in hoogere lagen iets
bedekts, zelfs wel eens wat ruws, hetgeen
waar8chynlyk samenhangt met een door hem
ondergane keeloperatie. Zyn voordracht getuigt
van muzikalen zin; zyn uitspraak van het
Nederlandsch kon beter.
Wie Mej. Renóe Andriesse uit Rotterdam
heeft gehoord, zal zich moeiiyk kunnen voor
stellen hier te doen te hebben met een nog
jeugdige virtuoze, die eerst verleden jaar, na
haar studiën by don beroemden Willy Hess
te Keulen te hebben voltooid, op concerten
is begonnen op te tredenzoo geheel ryp is
haar spel reeds èn technisch ön in breedheid
en warmte van toon èn in muzikale voor
dracht. Niet te verwonderen dan ook, dat
velen der meest bevoegde beoordeelaars hoog
met haar wegloopen en baar een schitte
rende toekomst voorspellen. Vóór de pauze
speelde zy het tweede concert van Wioniawski,
daarna het adagio uit Spohr's zesde, een
Mazurka van Zarzychi en als toegift nog een
mooi stukje van een onbekend componist,
wiens naam ik niet wol verstaan heb. In alles
heb ik haar bewonderd, maar moet ik toch
nog een keuze doen, dan wil ik wel verklaren,
dat zy my vooral met Spohr heeft doen
genieten.
De geestdrift, zoodra zy voor de eerste maal
geëindigd had, was onbeschryfeljjk. Oude heeren
van by de zestig loeiden, zooals zy dit voor
veertig jaien by de openbare les der muziek
school deden; de commissarissen dier school
zullen dan ook wel bedenkelijk hun vroede
hoofden hebben geschud by de gedachte, waar
het over drie woken met de jongeren heen
moet gaan, als de ouderen zulk een brullend
voorbeeld geven. Aesthetisch is het niet
tusschen twee deelen van een zelfde concert,
maar toch houd ik van die ongedwongen
uiting van geestdrift, van een behoefte om
de virtuoze te toonen, hoe men haar spel
bewondert, hoe zy met do tonen, aan haar
instrument ontlokt, heeft doen genieten. Komt
mej. Andriesse weder, de ontvangst, haar
bereid, zal zoo raogelyk nog warmer zyn.
Dat het na het eerste stuk al 76 graden
in de zaal was, is oen schandaal. Een doctor
in de natuurwetenschappen heeft zelf den
thermometer afgelezen, dus moet de opname
juist zyn. Laat ik echter eindigen met iets
aangenaams. Beide solisten moesten worden
bodacht; Fermin's krans kwam woer juist,
toen do zanger weg was, maar mej. Andriesse
overkwam, wat nog niemand ooit is te beurt
gevallen: de bloemenmand werd haar niet
nagezeuld, maar kwam haar tegemoet. Éón
is beter dan geenwie heft niet mode een
juichkreet aan voor zulk een belangryken stap
op den goeden weg? d. G.
Gemeenteraad van Bodegraven,
Voorzitter de Burgemeester.
Aanwezig alle leden. De vergadering wordt
geopend; de notulen worden gelezen en goed
gekeurd.
Ingekomen is: lo. een schryven van den
heer onderwyzer Van Bachum de Boer, hou
dende dankbetuiging voor het genomen be
sluit in zake zyn verhoogde jaarwedde;
2o. van Gedeputeerde Staten de goedgekeurde
belastingverordeningen betreffende staangeld-
heffing op de markt en schoolgeldhefflng, be
nevens het goedgekeurde raadsbesluit tot
verhooging van de jaarwedde van den heer
Van Bachum de Boer. Deze missives worden
voor kennisgeving aangenomen.
Komt ter taf6l een voorstel tot wyziging
van de bogrooting voor 1900 voor zoover
betreft de geldleening, aan te gaan voor den
schoolbouw, welk bodrag naar aanleiding van
een schryven van Gedeputeerde Staten alsnog
verhoogd moet worden met f 1600, en aldus
gebracht dient te worden op f 85,000. Een
raadsbesluit model C wordt te dezer zake
met algemeeno stemmen goedgekeurd.
Daar by Gedoputeerde Staten tegen de be
grooting van 1901 bedenkingen zyn gerezen
voor zoover betreft den post „hoofdelijken
omslag", omdat dezo post wordt geraamd tot
een hooger bedrag dan waartoe hot des
betreffend koninklyk besluit machtiging geeft,
en de Voorzitter meedeelt, dat do nieuwe
verordening op hot heffen van hoofdeiyken
omslag nog niet zoover gereed is, dat in
deze vergadering behandeling daarvan mogeiyk
is, wordt door den Raad goedgevonden om
alsnog aan Gedeputeerde Staten goedkeuring
van de begrooting te vragen of wel toepassing
van art. 211 der gemeentewet, totdat de
nieuwe verordening de konlnkJyke goedkeuring
zal hebben verkregen.
Wordt overgegaan tot vaststelling van het
suppletoir kohier van den hoofdeiyken omslag,
dienst 1900, tot een bedrag van f 88.08 met
16 contribuabelen en van de hondenbelasting
ad f 4 voor 4 eigenaren van hoDden.
Wordt voorgesteld den post op de begrooting
ad f 450 voor verleenen van geneeskundige
hulp aan armen te sphlsen als volgt: f 400
voor den gemeente geneoshoor en f 50 voor
den geneesheer belast mot de vaccinatie. Do
heer De Niet stelt voor, om den laatsten post
aldus vast te stollen, dat zal verleend worden
f 5 voor iedere vaccinatie-zitting plus f 1 voor
ieder govaccineord persoon. Dit laatste voor
stel wordt met 8 togen 3 stemmen aange
nomen.
Do Voorzitter stelt voor, om namens den
gemeenteraad aan President Kruger by diens
komst hier te lande een telegram van sym-
patbie te zenden, hetwelk algemeen goed
gekeurd wordt, torwyi de heer Rollmanzegt,
dat het ook zyn bedoeling was geweest om
dit voorstel te doen.
De heer L. Boer wyst er op dat, herhaalde
malen de Ryn verontreinigd wordt door het
inwerpen van gestorven varkens, en vraagt
of hier mets aan te doen ie.
De Voorzitter zegt, dat reeds in de wet
houdersvergadering dit punt besproken is en
dat het mogeiyke zal gedaan worden èn om
het misbruik to voorkomen èn om zoonoodig
de beesten op te visschen en te begraven.
Do vorgadering wordt daarna gesloten.
Heden werden door de Kamer van Arbeid
voor de Bouwbodryven alhier aan patroons
en werklieden in de bouwvakken circulaires
gezonden met vragon omtrent arbeidsaan-
gelegenheden.
Naar wy vernomen hebben, staat dit tevens
in verband met het door die Kamer aan
Burgemeester en Wethouders te geven advies
omtrent den huidigen loonstandaard.
Belanghebbenden verwyzeu wy naar achter
staande advertentie.
Door de Vereeniging van L&eraron in het
Boekhouden te Amsterdam werd het diploma
Boekhouden, Handelsrekenen, Handelsrecht en
Administratieve Kennis toegekend aan de
dames J. Brants, H. E. Kruyt en M. J. A.
Aowerdonck, leerlingen van mejuffrouw Octavia
Parmentier alhier.
Voor het diner ten Hove op heden 3
December a. s. zyn ultgenoodigd de vlag- en
opperofflcieren te 's Gravenhage in functie,
alsmede de adjudanten i. b. d. van Haar
Majesteit de Koningin, van dienzelfdeu rang.
H. M. de Koningin-Moeder woonde gister
ochtend de godsdienstoefening by in de Groote
Kerk te 's-Gravenhago, onder gehoor van
ds. Knottneru8.
Aan het departement van justitie is
aanbesteed de verbouwing van het voormalig
paleis van wyien prins Frederik der Neder
landen aan het Korto Voorhout, co 's-Graven-
hage, tot zetol van het Gerechtshof en de
ArrondiBsements-Recbtbank, en de bouw van
een Huis van Bewaring met bybehcorende
ambtenaarswoningen op het achterterrein,
uitkomende aan de Casuariestraat. Bogrooting
f 835,940. Ingeleverd waren 16 ïnschryvmgs-
biljetten. Het laatste was M. Breedveld, te
Oud-Alblas, voor f 831,446. Do hoogste inschry-
ving bedroeg f 895,473.
Volgens de „N. R. Ct." is Willem Van
Zuylen „weer leeljjk ingestort"; vandaar, dat
de opvoering van Heriri Dekking's „Groote
dagen", die tegen half Deo. werd verwacht,
moet worden verschoven.
Volgens particulier telegram uit Batavia
is de luit.-kolonel E. W. Bischoff van Heoms-
korck bevorderd tot kolonel.
By de militaire intendance zyn spoedig
bevorderingen te verwachteu, o. a. zou de
kapt.-intendant De Moester met den rang van
majoor-intendant gehandhaafd blyven in zyn
tegenwoordige functie van hoofd der Vide
afd. van het departement van oorlog (Hül.)
De kol.-hoofdintendant F. A. Thomóse
wordt oerBtdaags bevorderd tod generaal-
majoor. (N. li. Ct.)
Te Zieriksee is heden in 48 jarigen
ouderdom overleden jhr. A. C. RöeU, sedert-
1887 Ryksbetaalmeester en tevens ontvanger
der registratie en domeinen aldaar.
Het Museum van Kunstny verheid te
Haarlem werd gedurende de maand Novembei
bezocht door 318 personen, terwyi uit de
boekery van genoemd Museum 203 boek- en
plaatwerken naar verschillende plaatsen van
ons land verzonden werden.
Mon meldt uit 'a-Gravenhage: By den
heer Wolmarans is bericht ontvangen, dat,
daar het bekend is, dat de keizer van Duitsch-
land ter jacht gaat, president Kruger heeft
afgezien van zyn bezoek aan Beriyn. De Presi
dent zal ook met naar Maagdenburg vertrek
ken, maar, na te Keulen korten tyd rust te
hebben genomen, zoo spoedig mogeiyk naar
Den Haag komen. Omtrent den dag van aan
komst to 's-Gravenhage was Zondagavond
echter nog niets bekend. De heer Wolmarans
vertrekt nu ook niet heden naar Duitschland,
waartoe hy het voornemen had.
CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk
ken of mededeelingen, waarvan de inzenders
hun naam niet aan de Redactie bekend maken,
worden ongeplaatst ter zyde gelegd.
82)
Het stormde in Hülsdorfs hart en brein.
Langzamerhand kwamen eenige gedachten
uit den chaos vry. Was zyn wil niet sterk,
niet vast genoeg op het doel gericht geweest?
Had hy zich, nadat hy van Wiesbaden was
teruggekeerd, te zeker van zyn succes ge
loofd, omdat hy in den kring, waarin Roberta
verkeerde, geen gevaarlijken mededinger had
ontmoet? En een vreemdeling had hem nu
het meisje, dat hy hartstochtelyk beminde,
binnen enkele dagen ontrukt I Juist nu scheen
zy hem meer dan ooit wenschenswaardig.
Hy, Frans Hülsdorf, volgens de meening der
wereld om zyn persoon evenzeer als om zyn
fortuin een schitterende party, moest dulden,
dat hy door een onbeduidend mensch op zy
geschoven werdl
Neen, dat was te veel. Hier kwam zyn ge
kwetste hoogmoed hem te hulp. Niemand
mocht vermoeden, wat gebeurd was. En
Roberta zelf moest begrypen, zoo gauw moge
lijk, welke schitterende party zy van de hand
had gewezen.
Het was beurstyd. Hülsdorf had zich her
steld, hy greep zyn hoed en na nog eenige
woorden met zyn boekhouder te hebben ge
wisseld, verliet hy het huis.
Als men van het centrum van Beriyn van
den Thiergarten naar de Fredoriksbrug gaat,
ziet men aan den anderen kant een omvang
rijk gebouw meteen waariykimposant uiterlijk.
Dit gebouw is de Berlynacho Beurs. Die trot.
sc-he zuilenrijen en de met standbeelden ver
sierde muren komen overeen met het gewicht
van de plaats, een gewicht, dat de oninge-
wyde niet vermoedt. Yan 'a morgens elf uren
af yit by na dageiyks een taüooze menigte
menschen daarheen; zy behooren tot de meest
verschillende standen: jong on oud, uiterlyk
zeer ryk of zelfs behoeftig, in eigen équipages
komend of bescheiden te voet gaand, in hitte
of kou, by zonneschyn of regon, allen gaan
zy naar dio éóne plaats: de Beurs.
Ontzaglyke zaken worden hier dagelyks
afgedaan, verwachtingen vervuld of bedrogen,
rykdommen worden er verworven of gaan
spoorloos verloren, het gejuich wordt afge
wisseld met zuchten, het zegevierend glim
lachen met wanhopige trekken. Wat hier ge
beurt gaat ver buiten den kring van Beriyn,
het gaat de wereld aan.
Toen Hülsdorf dien voormiddag de groote
Beurshal binnentrad, was het er stampvol.
Haastig liepon de menschen op en neer, en
daarby klonken vragen en antwoorden, die
slechts een handelsman kan verstaan.
Eenige deftig uitziende heeren spraken
Hülsdorf aan; hy antwoordde beleefd, maar
kortaf, en begaf zich naar den kant, waar
zich de vertegenwoordigers der groote ban
kiershuizen bevonden. Hy sprak met ver-
scheidenen van hen, er werden aanteekeningen
gemaakt, die onmiddeliyk naar een boëedigd
makelaar gingen. Als iemand verbaasd was
over de grootte eener commissie, werd er
toch geen woord of uitroep van verbazing
gehoord; men was immers aan groote som
men gewoon I
In de zaal zelf nam hek geraas steeds toe.
„Ik geefi Ik neeml" klonk het meest door
elkander. Het geraas was onbeschryüyk; oen
ware heksensabbat f Hier werden de zaken
met verschilrekoning gedreven. Niemand ver
langde, als onmogelyk, de levering der ver
handelde papieren, en slechts na het einde
van de maand, van den ge vreesden termyn,
moest het verschil tusschen koopprys on
koers betaald worden.
Af en toe vormden zich groepen, waar men
elkaar ware of valsche geruchten in het oor
fluisterde, on do koersen stegen of daalden
zonder merkbare reden. Hülsdorf bewoog zich
mot de kalmte van een man van zaken, hier
en daar vluchtig eenige woorden wisselend.
Men zag, dat hy overal voor een bekwaam
en vertrouwbaar man werd gehouden. Meer
dan eens werd hy aangezocht, om aan nieuwe
ondernemingen deel te nemen, maar Hülsdorf
wees de uitnoodigingon van do hand; de
plannen waren hem al te avontuuriyk. Een
ander vertelde hem, stralend van vreugde,
van oen schitterende winst, die hy behaald
had. Hülsdorf had hem do zaak vrooger afge
raden, maar hy had nu de winst in zyn zak.
Waariyk, die niet waagt, die niet wint, en
Hülsdorf was wel wat al te voorzichtig.
Had die man geiyk? Peinzend keek Hüls
dorf naar hot rumoer; hoe dikwyls had hy
het niet gezien, en toch kwam het hem heden
zoo vreemd, zoo nieuw voort Hot was hem
te moede, als moest hy zich onder die men-
schenmassa mengen en den dans om het
gouden kalf meedansen.
Slechts met de uiterste krachtsinspanning
kon hy weer zichzelf worden en zich van den
last bevryden, die sedert den morgen op zyn
hoofd, op zyn borst drukte
Weer overviel hom do bekoring, nu in de
aanlokkelykste gestalte men wilde zich
een bekenden naam verzekeren en Hüls
dorf stemde toe. Toen do groote klok het
sluitingsuur aanwees, was het. buis Hülsdorf
en öternthal onder de oprichters gegaan.
Met het hoofd hoog opgericht ging Hülsdorf
naar huis. Ja, hy wilde het meisje, dat hem
niet op waarde kou schatten, oens toonen,
wat zy versmaad had. Al de rykdom, dien
hy eens aan haar voeten had willen leggen,
zou nu dienen om haar te vernederen. Hy
wilde, ja, wat wilde hy niet? Diep in zyn hart
echter voelde hy een naamlooze smart, die zich,
ondanks Schopenhauers leer, met al zijn
wilskracht slechts voor korten tyd liet onder
drukken.
Aan zyn zuster scheen Hülsdorf de vol
gende dagen by na onveranderd, eerder nog
vrooiyker en mededeelzamer dan anders. Hy
sprak meermalen met haar over zyn geluk
kige beursoperatios, terwyi hy zyn winst met
honderd duizenden berekende. Hy overlaadde
Theresia met geschenken en sprak in allen
ernst over een lange reis naar Italië, die hy
in den herfst met haar wilde maken.
Dit plan was Theresia zeer onwelkom,
want volgens deze schikking haars broeders
zou zy Beriyn verlaten, vóór de Sternthals
er waren teruggekeerd. Dan zou Roberta's
huweiyk plaats hebben, en Theresia zou haar
vriendin dus in langen tyd niet terugzien.
Tevergeefs beproefde zy haar broeder over
te halen, een paar weken later te gaan. Het
kwam zelfs tot een kleine woordenwisseling
tusschen hen beiden, en Frans verklaarde,
dat de grillen zijner zuster geen beweeg
redenen voor hem waren. "Wilde Theresia hem
niet vergezellen, dan zou hy wel alleen reizen.
Theresia moest dus wel toegeven.
De nieuwe onderneming liet zich prachtig
aanzien; de koers der aandeeien steeg
met groote sprongen. Had Hülsdorf nu
zyn aandeeien verkocht, dan zou hy met
groote winst uit de zaak zyn loa gekomen.
Maar hy had zich voorgesteld den koers nog
hooger te laten worden, vóór by ovorgmg
tot verkoopen.
Den volgendon dag daalde de koors een'
kleinigheid, en in plaats van te kunnen ver
koopen, moesten de aandeelhouders met al
hun beschikbare middelen koopen om den
koers voor een grootoren val te behoeden.
Dienzelfden dag kreeg Hülsdorf weer oen
brief van mevrouw Sternthal, die dringend
geld verlangde. Waarschyniyk, zoide zy, was
haar vorige brief niet aangekomen. Hülsdorf
had echter heelemaal niet meer om don brief
gedacht.
Wat nu te doen? Hülsdorf durfde de ver
langde som, zes duizend thalers, niet uit de
kas nemen; een omzichtige poging om het
geld elders los te krygen mislukte. De
wereld scheen plotseling wantrouwend te
worden, en nu moest hy, al was het ook
ongaarne, een deel van het reserve-fonds der
zaak, zyn beste papieren, te gelde maken.
Dit gebeurde den volgenden morgen.
Het was hoog tyd. Plotseling kwam er op
de Beurs een kentering, lang gevreesd en
vooruit gezien, maar toch onverwachts en
verpletterend, die nog verder ging dan zelf»
de meest bezonnenen hadden kunnen denkon.'
Niemand had nog aan terugkeeren gedacht,
nu bleef er geen tyd meer voor over. Er,
kwam geen langzame daling van den koers,
maar een enkele, verschrikkelijke krach, dia'
alles neerdrukte, wat gisteren nog onwankel
baar scheen te staan. Deze verandering trof
als een bliksemstraal aan helderen hemel, en
het ongorooono vertrouwen, tot nu toe ge:
schonken, :;'oeg om in een absoluut, evenmin
te rc' !k -ii wantrouwen,
\Wordt vervolgd.)