N\ 12509 Maandag 9 December» A\ 1900 <§ezs <jCourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Leiden, 3 Deeeuiber. Feuilleton. DE STERëttTHALS. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZTER CODTLAJNT: Voor Lelden per 8 maanden, i i I i 1-10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd ïfln 1.30. Franco per poat •ttffajicttt!? 1.65. PRUS DER ADVERTENTEÖN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Sempre Crescendo, A propos van goede manieren: ik heb altijd geloerd, dat het de plicht van den gastheer is het zijn gasten zoo aangenaam mogelijk te maken, maar ook dat, als de gastheer hierin eens niet is geslaagd, de gasten dit toch nooit mogen laten merken, integendeel al hun best moeten doen den gastheer den indruk te geven, dat zij zich kostelijk amuseeren, ook al vervelen zij zich doodeiyk. Dit moge niet oprecht zijn, maar het is beleefd I Stel eens, waarde lezer, gij hadt menschen te eten gevraagd, gij waart na lang wachten op enkele gasten eindelijk maar aan tafel gegaan, en juist zijt gij begonnen, of daar komen zij aanzetten, nemen plaats zonder een onkel woord van verontschuldiging to .spreken, doen zich een tijdlang duchtig te goed, staan dan midden onder tafel weer op en gaan heen, zeggende: „Wij zijn gekomen om volop van die twee fijne schotels te ge nieten, wij hebben onze buiken nu vol, dus groeten wij het gezelschap." Gij zoudt toch zeker denken, al zeidet gU het niet, dat deze uwe gasten er een zonderling begrip van weilevendheid op na houden, om het op zijn zachtst uit te drukken. Vindt gij het gedrag dezer lieden echter onbetamelijk, dan breekt gij tevens den staf over een deel van hen, die Zaterdagavond de gasten van „Serapre Crescendo" waren. Trompetgeschal had reeds lang het einde der pauze aangekondigd, volop was gelegen heid gegeven nog eerst een warm kopje thee te laton koud worden, nog gauw een langdradig verhaal te doen, rechts een handje te geven en links belangstelling in iemands gezondheid te veinzen; toen het orkest ge zeten was en de groote massa der gasten eveneens, was nog geruimen tijd gewacht om de nakomws hun zitplaatsen weder te laten Innemenen toch, toen eindelijk Bizet's suite in vollen gang was, daar komen nog eens een heele slier door éón deur en losse groepjes door andere deuren binnen, schuchter en verlegen met eigen figuur? Goen den ken aan, met triomfantelijke gezichten l En zoo heelt de tweede solist zjjn laatsten toon niet uitgegalmd en is dus de laatste groote attractie er geweest, of daar rijst men op, keert den ga3theeren eenvoudig den rug toe en laat hen het slotstuk voor de leege stoelen spelen. Is dit nu zooals het behoort? Men is nu eenmaal, als men gast is, niet vrij t0 doen en te laten wat men wil, ten minste als men alle regelen van beleefdheid niet met voeten wil treden. Een invitatie-concert is geen instuif; wie de gul den vrijheid onverkort wil genieten, die moot geen uitnoodiging aannemen. Heeft men zich echter eens onder de gasten geschaard, dan moet men dezen éónen keer in vredes naam maar doen, alsof men het gebodene op prijs stelt, tot het einde toe blijven, by wyze van dankbetuiging de gastheeren toe juichen en den volgenden keer bedanken. Echter door op te staan en te verdwijnen open lijk zyn onverschilligheid te toonen, zijn mis noegen te kennen te geven, dat gaat niet aan i Zelfs op concerten, waar men voor zijn geld zit, is het grievend voor de uitvoorendon, als het publiek al heengaat, voordat het programma is afgespeeld; desniettemin, men kan het doen. Gisteravond echter miste men zulk een gekocht recht om te grievon ten eenonmale en was dus de houding van een deel der hoorders al zeer aanstootelijk voor de uitvoerenden. Het is zeer tegen mijn zin, zulk een philip pics te moeten afstekenhet staat zoo meester achtig, zoo wijsneuzig. Buitendien om het recht te hebben den eersten steen te werpen, moet men zelf nooit tegen een regel van be leefdheid hebben gezondigd. Als ik het echter niet doe, doet niemand het en dit nu mocht ik weder in het belang van „Sempro Crescendo" niet dulden. Gaan wij dan ook nu maar regelrecht over tot de meer aangename zijde van den avond, n.l. het vele schoone, dat „S. C." zijn gasten heeft aangeboden. Jammer echter, dat het concert mank ging aan een groot euvel, n.l. van te lang te zijn, hetgeen dan ook den exodus tegen het einde zoo niet billijkt dan toch verklaart. Eén uitstekende solist lijkt mij volkomen voldoende, als het orkest zelf met groote werken voor don dag wil komen; wil men echter twee solisten behouden, dan moeten ook van de programma's geweerd blijven stukken van zulk een lengte als Brahms' Serenade op. 11. Dit werk bevat niet alleen de gewone deelen der symphonle: eerst een vlug, dan een gedragen deel, vervolgens een scherzo of menuet en eindelijk een finale, maar hier zijn èn een menuet èn twoe scherzo's aanwezig. Of bijv. het eerste deel strikt in den sonate-vorm is geschreven, durf ik zoo maar in eens niet te beslissen, maar in het algemeen was de gelijkenis op een symphonie toch een sprekende. De lengte was echter een zoodanige, dat zy slechts geëvenaard zou zijn geworden door Schubert's H-moll-symphonie, stel zij was niet „unvollendet" gebleven, en thans slechts geövenaard wordt door de negende. Over het algemeen staat Brahms in dit werk nog op den bodem der classiekon, hoewel op menige plaats reeds zijn eigen individualiteit doorschemert. Aan schoone thema's, aan opvallende harmonieën, aan wel aangebrachte klankeffecten is deze Serenade niet vreemd, integendeel; maar zoo lang ia ieder onderdeel uitgesponnen, dat het geheel toch niet in staat is tot het einde toe te boelen. Waar dit werk bronnen van genot voor den hoorder in overvloed telt, is de uitwerking toch eer een vermoeiende en het is dan ook te vreezen, dat de vermoeienis veel zal hebben bedorven van het genot van hen, die aan zulken zwaren kost niet gewend zijn. Dezo schepping heeft zich dan ook niet op het repertoire weten te handhaven. Hierna kregen wij een korte aria te hooren en toen een heel vioolconcert, zoodat de pauze niet anders dan welkom kon zijn. Bizet's suite „Jeux d' Enfants" volgde, een werk, dat „8. C." al eens meer heeft uitgevoerd. Een diepgaand stuk is het niet, maar het is wat het wezen wileen licht on lieflyk karakterstukje. Met de bekendo „Freischütz"- ouvorture, oen dier werken, die nooit gaan vervelen, die de teekenen van onsterfelijkheid met zich dragen, werd het concert besloten. Beter heb ik het orkest wel eens gehoord, maar toch was het spel ondanks oen zwakken inzet hier, een ruwheid daar, een onzuiverheid op eene, een ongelijkheid op een andere plaats, zeer bevredigend te noemen. Van een niet- ideaal-orkest is moeilijk een ideaal-begeleiding, het moeilijkste wat er is, te vorderen, maar voor een ernstige grief, zooals meermalen terecht gemaakt is, bestond nu geen reden. Van de beide solisten wa3 de heer Adelin Fermin uit Den Haag een oude bekende, eerst door De Lange's a cappelia-koor en vervolgens door z\jn optreden voor twee jaar in „L'enfance du Christ" van Berlioz. Met Leoncavallo's „Invocation la Muse" oogstte hy 8tormachtigen by val in en ook voor de drie liederen toonde het publiek zich dankbaar, voor zoover het niet wegliep. By „Weelde", een gedicht van niets dan uitroepen, zonder dat er in vyfmaal vier regels een spoor van een gezegde is te ontdekken, blykbaar dus slechts bedoeld om wat stem mingen teweeg te brengen, by „Weelde" dan heeft Mann muziek geschreven, die die stem mingen zeer goed weergeeft. Toch trok Ver hal len's lied my persooniyk meer aan, en ik stel dit ook boven Fermin's verdiensteiyke eigen compositie. Het fraaie baryton-geluid van don zanger had by stemuitzettingen in hoogere lagen iets bedekts, zelfs wel eens wat ruws, hetgeen waar8chynlyk samenhangt met een door hem ondergane keeloperatie. Zyn voordracht getuigt van muzikalen zin; zyn uitspraak van het Nederlandsch kon beter. Wie Mej. Renóe Andriesse uit Rotterdam heeft gehoord, zal zich moeiiyk kunnen voor stellen hier te doen te hebben met een nog jeugdige virtuoze, die eerst verleden jaar, na haar studiën by don beroemden Willy Hess te Keulen te hebben voltooid, op concerten is begonnen op te tredenzoo geheel ryp is haar spel reeds èn technisch ön in breedheid en warmte van toon èn in muzikale voor dracht. Niet te verwonderen dan ook, dat velen der meest bevoegde beoordeelaars hoog met haar wegloopen en baar een schitte rende toekomst voorspellen. Vóór de pauze speelde zy het tweede concert van Wioniawski, daarna het adagio uit Spohr's zesde, een Mazurka van Zarzychi en als toegift nog een mooi stukje van een onbekend componist, wiens naam ik niet wol verstaan heb. In alles heb ik haar bewonderd, maar moet ik toch nog een keuze doen, dan wil ik wel verklaren, dat zy my vooral met Spohr heeft doen genieten. De geestdrift, zoodra zy voor de eerste maal geëindigd had, was onbeschryfeljjk. Oude heeren van by de zestig loeiden, zooals zy dit voor veertig jaien by de openbare les der muziek school deden; de commissarissen dier school zullen dan ook wel bedenkelijk hun vroede hoofden hebben geschud by de gedachte, waar het over drie woken met de jongeren heen moet gaan, als de ouderen zulk een brullend voorbeeld geven. Aesthetisch is het niet tusschen twee deelen van een zelfde concert, maar toch houd ik van die ongedwongen uiting van geestdrift, van een behoefte om de virtuoze te toonen, hoe men haar spel bewondert, hoe zy met do tonen, aan haar instrument ontlokt, heeft doen genieten. Komt mej. Andriesse weder, de ontvangst, haar bereid, zal zoo raogelyk nog warmer zyn. Dat het na het eerste stuk al 76 graden in de zaal was, is oen schandaal. Een doctor in de natuurwetenschappen heeft zelf den thermometer afgelezen, dus moet de opname juist zyn. Laat ik echter eindigen met iets aangenaams. Beide solisten moesten worden bodacht; Fermin's krans kwam woer juist, toen do zanger weg was, maar mej. Andriesse overkwam, wat nog niemand ooit is te beurt gevallen: de bloemenmand werd haar niet nagezeuld, maar kwam haar tegemoet. Éón is beter dan geenwie heft niet mode een juichkreet aan voor zulk een belangryken stap op den goeden weg? d. G. Gemeenteraad van Bodegraven, Voorzitter de Burgemeester. Aanwezig alle leden. De vergadering wordt geopend; de notulen worden gelezen en goed gekeurd. Ingekomen is: lo. een schryven van den heer onderwyzer Van Bachum de Boer, hou dende dankbetuiging voor het genomen be sluit in zake zyn verhoogde jaarwedde; 2o. van Gedeputeerde Staten de goedgekeurde belastingverordeningen betreffende staangeld- heffing op de markt en schoolgeldhefflng, be nevens het goedgekeurde raadsbesluit tot verhooging van de jaarwedde van den heer Van Bachum de Boer. Deze missives worden voor kennisgeving aangenomen. Komt ter taf6l een voorstel tot wyziging van de bogrooting voor 1900 voor zoover betreft de geldleening, aan te gaan voor den schoolbouw, welk bodrag naar aanleiding van een schryven van Gedeputeerde Staten alsnog verhoogd moet worden met f 1600, en aldus gebracht dient te worden op f 85,000. Een raadsbesluit model C wordt te dezer zake met algemeeno stemmen goedgekeurd. Daar by Gedoputeerde Staten tegen de be grooting van 1901 bedenkingen zyn gerezen voor zoover betreft den post „hoofdelijken omslag", omdat dezo post wordt geraamd tot een hooger bedrag dan waartoe hot des betreffend koninklyk besluit machtiging geeft, en de Voorzitter meedeelt, dat do nieuwe verordening op hot heffen van hoofdeiyken omslag nog niet zoover gereed is, dat in deze vergadering behandeling daarvan mogeiyk is, wordt door den Raad goedgevonden om alsnog aan Gedeputeerde Staten goedkeuring van de begrooting te vragen of wel toepassing van art. 211 der gemeentewet, totdat de nieuwe verordening de konlnkJyke goedkeuring zal hebben verkregen. Wordt overgegaan tot vaststelling van het suppletoir kohier van den hoofdeiyken omslag, dienst 1900, tot een bedrag van f 88.08 met 16 contribuabelen en van de hondenbelasting ad f 4 voor 4 eigenaren van hoDden. Wordt voorgesteld den post op de begrooting ad f 450 voor verleenen van geneeskundige hulp aan armen te sphlsen als volgt: f 400 voor den gemeente geneoshoor en f 50 voor den geneesheer belast mot de vaccinatie. Do heer De Niet stelt voor, om den laatsten post aldus vast te stollen, dat zal verleend worden f 5 voor iedere vaccinatie-zitting plus f 1 voor ieder govaccineord persoon. Dit laatste voor stel wordt met 8 togen 3 stemmen aange nomen. Do Voorzitter stelt voor, om namens den gemeenteraad aan President Kruger by diens komst hier te lande een telegram van sym- patbie te zenden, hetwelk algemeen goed gekeurd wordt, torwyi de heer Rollmanzegt, dat het ook zyn bedoeling was geweest om dit voorstel te doen. De heer L. Boer wyst er op dat, herhaalde malen de Ryn verontreinigd wordt door het inwerpen van gestorven varkens, en vraagt of hier mets aan te doen ie. De Voorzitter zegt, dat reeds in de wet houdersvergadering dit punt besproken is en dat het mogeiyke zal gedaan worden èn om het misbruik to voorkomen èn om zoonoodig de beesten op te visschen en te begraven. Do vorgadering wordt daarna gesloten. Heden werden door de Kamer van Arbeid voor de Bouwbodryven alhier aan patroons en werklieden in de bouwvakken circulaires gezonden met vragon omtrent arbeidsaan- gelegenheden. Naar wy vernomen hebben, staat dit tevens in verband met het door die Kamer aan Burgemeester en Wethouders te geven advies omtrent den huidigen loonstandaard. Belanghebbenden verwyzeu wy naar achter staande advertentie. Door de Vereeniging van L&eraron in het Boekhouden te Amsterdam werd het diploma Boekhouden, Handelsrekenen, Handelsrecht en Administratieve Kennis toegekend aan de dames J. Brants, H. E. Kruyt en M. J. A. Aowerdonck, leerlingen van mejuffrouw Octavia Parmentier alhier. Voor het diner ten Hove op heden 3 December a. s. zyn ultgenoodigd de vlag- en opperofflcieren te 's Gravenhage in functie, alsmede de adjudanten i. b. d. van Haar Majesteit de Koningin, van dienzelfdeu rang. H. M. de Koningin-Moeder woonde gister ochtend de godsdienstoefening by in de Groote Kerk te 's-Gravenhago, onder gehoor van ds. Knottneru8. Aan het departement van justitie is aanbesteed de verbouwing van het voormalig paleis van wyien prins Frederik der Neder landen aan het Korto Voorhout, co 's-Graven- hage, tot zetol van het Gerechtshof en de ArrondiBsements-Recbtbank, en de bouw van een Huis van Bewaring met bybehcorende ambtenaarswoningen op het achterterrein, uitkomende aan de Casuariestraat. Bogrooting f 835,940. Ingeleverd waren 16 ïnschryvmgs- biljetten. Het laatste was M. Breedveld, te Oud-Alblas, voor f 831,446. Do hoogste inschry- ving bedroeg f 895,473. Volgens de „N. R. Ct." is Willem Van Zuylen „weer leeljjk ingestort"; vandaar, dat de opvoering van Heriri Dekking's „Groote dagen", die tegen half Deo. werd verwacht, moet worden verschoven. Volgens particulier telegram uit Batavia is de luit.-kolonel E. W. Bischoff van Heoms- korck bevorderd tot kolonel. By de militaire intendance zyn spoedig bevorderingen te verwachteu, o. a. zou de kapt.-intendant De Moester met den rang van majoor-intendant gehandhaafd blyven in zyn tegenwoordige functie van hoofd der Vide afd. van het departement van oorlog (Hül.) De kol.-hoofdintendant F. A. Thomóse wordt oerBtdaags bevorderd tod generaal- majoor. (N. li. Ct.) Te Zieriksee is heden in 48 jarigen ouderdom overleden jhr. A. C. RöeU, sedert- 1887 Ryksbetaalmeester en tevens ontvanger der registratie en domeinen aldaar. Het Museum van Kunstny verheid te Haarlem werd gedurende de maand Novembei bezocht door 318 personen, terwyi uit de boekery van genoemd Museum 203 boek- en plaatwerken naar verschillende plaatsen van ons land verzonden werden. Mon meldt uit 'a-Gravenhage: By den heer Wolmarans is bericht ontvangen, dat, daar het bekend is, dat de keizer van Duitsch- land ter jacht gaat, president Kruger heeft afgezien van zyn bezoek aan Beriyn. De Presi dent zal ook met naar Maagdenburg vertrek ken, maar, na te Keulen korten tyd rust te hebben genomen, zoo spoedig mogeiyk naar Den Haag komen. Omtrent den dag van aan komst to 's-Gravenhage was Zondagavond echter nog niets bekend. De heer Wolmarans vertrekt nu ook niet heden naar Duitschland, waartoe hy het voornemen had. CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk ken of mededeelingen, waarvan de inzenders hun naam niet aan de Redactie bekend maken, worden ongeplaatst ter zyde gelegd. 82) Het stormde in Hülsdorfs hart en brein. Langzamerhand kwamen eenige gedachten uit den chaos vry. Was zyn wil niet sterk, niet vast genoeg op het doel gericht geweest? Had hy zich, nadat hy van Wiesbaden was teruggekeerd, te zeker van zyn succes ge loofd, omdat hy in den kring, waarin Roberta verkeerde, geen gevaarlijken mededinger had ontmoet? En een vreemdeling had hem nu het meisje, dat hy hartstochtelyk beminde, binnen enkele dagen ontrukt I Juist nu scheen zy hem meer dan ooit wenschenswaardig. Hy, Frans Hülsdorf, volgens de meening der wereld om zyn persoon evenzeer als om zyn fortuin een schitterende party, moest dulden, dat hy door een onbeduidend mensch op zy geschoven werdl Neen, dat was te veel. Hier kwam zyn ge kwetste hoogmoed hem te hulp. Niemand mocht vermoeden, wat gebeurd was. En Roberta zelf moest begrypen, zoo gauw moge lijk, welke schitterende party zy van de hand had gewezen. Het was beurstyd. Hülsdorf had zich her steld, hy greep zyn hoed en na nog eenige woorden met zyn boekhouder te hebben ge wisseld, verliet hy het huis. Als men van het centrum van Beriyn van den Thiergarten naar de Fredoriksbrug gaat, ziet men aan den anderen kant een omvang rijk gebouw meteen waariykimposant uiterlijk. Dit gebouw is de Berlynacho Beurs. Die trot. sc-he zuilenrijen en de met standbeelden ver sierde muren komen overeen met het gewicht van de plaats, een gewicht, dat de oninge- wyde niet vermoedt. Yan 'a morgens elf uren af yit by na dageiyks een taüooze menigte menschen daarheen; zy behooren tot de meest verschillende standen: jong on oud, uiterlyk zeer ryk of zelfs behoeftig, in eigen équipages komend of bescheiden te voet gaand, in hitte of kou, by zonneschyn of regon, allen gaan zy naar dio éóne plaats: de Beurs. Ontzaglyke zaken worden hier dagelyks afgedaan, verwachtingen vervuld of bedrogen, rykdommen worden er verworven of gaan spoorloos verloren, het gejuich wordt afge wisseld met zuchten, het zegevierend glim lachen met wanhopige trekken. Wat hier ge beurt gaat ver buiten den kring van Beriyn, het gaat de wereld aan. Toen Hülsdorf dien voormiddag de groote Beurshal binnentrad, was het er stampvol. Haastig liepon de menschen op en neer, en daarby klonken vragen en antwoorden, die slechts een handelsman kan verstaan. Eenige deftig uitziende heeren spraken Hülsdorf aan; hy antwoordde beleefd, maar kortaf, en begaf zich naar den kant, waar zich de vertegenwoordigers der groote ban kiershuizen bevonden. Hy sprak met ver- scheidenen van hen, er werden aanteekeningen gemaakt, die onmiddeliyk naar een boëedigd makelaar gingen. Als iemand verbaasd was over de grootte eener commissie, werd er toch geen woord of uitroep van verbazing gehoord; men was immers aan groote som men gewoon I In de zaal zelf nam hek geraas steeds toe. „Ik geefi Ik neeml" klonk het meest door elkander. Het geraas was onbeschryüyk; oen ware heksensabbat f Hier werden de zaken met verschilrekoning gedreven. Niemand ver langde, als onmogelyk, de levering der ver handelde papieren, en slechts na het einde van de maand, van den ge vreesden termyn, moest het verschil tusschen koopprys on koers betaald worden. Af en toe vormden zich groepen, waar men elkaar ware of valsche geruchten in het oor fluisterde, on do koersen stegen of daalden zonder merkbare reden. Hülsdorf bewoog zich mot de kalmte van een man van zaken, hier en daar vluchtig eenige woorden wisselend. Men zag, dat hy overal voor een bekwaam en vertrouwbaar man werd gehouden. Meer dan eens werd hy aangezocht, om aan nieuwe ondernemingen deel te nemen, maar Hülsdorf wees de uitnoodigingon van do hand; de plannen waren hem al te avontuuriyk. Een ander vertelde hem, stralend van vreugde, van oen schitterende winst, die hy behaald had. Hülsdorf had hem do zaak vrooger afge raden, maar hy had nu de winst in zyn zak. Waariyk, die niet waagt, die niet wint, en Hülsdorf was wel wat al te voorzichtig. Had die man geiyk? Peinzend keek Hüls dorf naar hot rumoer; hoe dikwyls had hy het niet gezien, en toch kwam het hem heden zoo vreemd, zoo nieuw voort Hot was hem te moede, als moest hy zich onder die men- schenmassa mengen en den dans om het gouden kalf meedansen. Slechts met de uiterste krachtsinspanning kon hy weer zichzelf worden en zich van den last bevryden, die sedert den morgen op zyn hoofd, op zyn borst drukte Weer overviel hom do bekoring, nu in de aanlokkelykste gestalte men wilde zich een bekenden naam verzekeren en Hüls dorf stemde toe. Toen do groote klok het sluitingsuur aanwees, was het. buis Hülsdorf en öternthal onder de oprichters gegaan. Met het hoofd hoog opgericht ging Hülsdorf naar huis. Ja, hy wilde het meisje, dat hem niet op waarde kou schatten, oens toonen, wat zy versmaad had. Al de rykdom, dien hy eens aan haar voeten had willen leggen, zou nu dienen om haar te vernederen. Hy wilde, ja, wat wilde hy niet? Diep in zyn hart echter voelde hy een naamlooze smart, die zich, ondanks Schopenhauers leer, met al zijn wilskracht slechts voor korten tyd liet onder drukken. Aan zyn zuster scheen Hülsdorf de vol gende dagen by na onveranderd, eerder nog vrooiyker en mededeelzamer dan anders. Hy sprak meermalen met haar over zyn geluk kige beursoperatios, terwyi hy zyn winst met honderd duizenden berekende. Hy overlaadde Theresia met geschenken en sprak in allen ernst over een lange reis naar Italië, die hy in den herfst met haar wilde maken. Dit plan was Theresia zeer onwelkom, want volgens deze schikking haars broeders zou zy Beriyn verlaten, vóór de Sternthals er waren teruggekeerd. Dan zou Roberta's huweiyk plaats hebben, en Theresia zou haar vriendin dus in langen tyd niet terugzien. Tevergeefs beproefde zy haar broeder over te halen, een paar weken later te gaan. Het kwam zelfs tot een kleine woordenwisseling tusschen hen beiden, en Frans verklaarde, dat de grillen zijner zuster geen beweeg redenen voor hem waren. "Wilde Theresia hem niet vergezellen, dan zou hy wel alleen reizen. Theresia moest dus wel toegeven. De nieuwe onderneming liet zich prachtig aanzien; de koers der aandeeien steeg met groote sprongen. Had Hülsdorf nu zyn aandeeien verkocht, dan zou hy met groote winst uit de zaak zyn loa gekomen. Maar hy had zich voorgesteld den koers nog hooger te laten worden, vóór by ovorgmg tot verkoopen. Den volgendon dag daalde de koors een' kleinigheid, en in plaats van te kunnen ver koopen, moesten de aandeelhouders met al hun beschikbare middelen koopen om den koers voor een grootoren val te behoeden. Dienzelfden dag kreeg Hülsdorf weer oen brief van mevrouw Sternthal, die dringend geld verlangde. Waarschyniyk, zoide zy, was haar vorige brief niet aangekomen. Hülsdorf had echter heelemaal niet meer om don brief gedacht. Wat nu te doen? Hülsdorf durfde de ver langde som, zes duizend thalers, niet uit de kas nemen; een omzichtige poging om het geld elders los te krygen mislukte. De wereld scheen plotseling wantrouwend te worden, en nu moest hy, al was het ook ongaarne, een deel van het reserve-fonds der zaak, zyn beste papieren, te gelde maken. Dit gebeurde den volgenden morgen. Het was hoog tyd. Plotseling kwam er op de Beurs een kentering, lang gevreesd en vooruit gezien, maar toch onverwachts en verpletterend, die nog verder ging dan zelf» de meest bezonnenen hadden kunnen denkon.' Niemand had nog aan terugkeeren gedacht, nu bleef er geen tyd meer voor over. Er, kwam geen langzame daling van den koers, maar een enkele, verschrikkelijke krach, dia' alles neerdrukte, wat gisteren nog onwankel baar scheen te staan. Deze verandering trof als een bliksemstraal aan helderen hemel, en het ongorooono vertrouwen, tot nu toe ge: schonken, :;'oeg om in een absoluut, evenmin te rc' !k -ii wantrouwen, \Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5