Doe den eetlust terug te linden. MENGELWERK. Het denkbeeld om een hypotheekbank voor de Zuidafrikaansche Republie ken op te richten wordt in den laatsten tyd algemeen besproken. Het geldt hier een maatregel, waardoor voorkomen kan worden, dat perceelen, waarop geld is geschoten, van welk geld onder de tegenwoordige omstan digheden door de eigenaars de rente niet kan worden betaald, door de Engelschen ten ver koop worden aangeslagen en op deze wyzo in handen van de vyanden der Republieken zouden kunnen komen, die op hot oogenblik in de hoofdsteden van het land als heer en meester optreden. Niet ernstig en niet dringend genoeg kan, zegt De Standaardde oprichting van een Zuidafrikaansche Hypotheekbank worden aan bevolen. Ook is by deze zaak spoed, indien voorkomen zal worden, dat onderwal het land onder den hamer gaat. Niets is zoo jammer, als dat men in Zuid- Afrika de oprichting van zulk een Bank in Nederland niet vroeger heeft uitgelokt en zich eigener beweging aan Engelsche woeke raars verbonden heeft. Ook hieruit blijkt opnieuw, hoe weinig men in Zuid-Airika het gevaar, dat dreigde, heeft voorzien, to weinig op Nederland en te veel op Engeland heeft vertrouwd. Toch mag dit geen oorzaak voor ons zyn, nu stil te zitten; eer ligt er drangreden te meer in, om onverwijld te redden wat nog te redden is. Doch wie heeft de gegevens? Hoe komen onze financiers tot de kennis van het land, dat verhypothekeerd is, van de hypotheken, die er op staan, en van de con ditiën, waaronder de hypotheek is aangegaan Ook dient toegelicht, waarom hypotheek genomen is. Waartoe het opgenomen geld heeft gediend. Hoe oud deze hypotheken zijn. en waarom, zoo de opbrengst van het land zoo gunstig is, de oudere hypotheken niet reeds lang zijn afgelost De sluwe Milnor heeft zich bij z\jn bezoek aan Bloemfontein en Pretoria ongetwijfeld op de hoogte van al deze dingen gesteld en zijn plannen er naar beraamd. Om die plannen te verijdelen, is ons gelijke kennis van zaken noodig. Algemeeno gezeg den, ruwe gissingen, globale cijfers baton hier niets. De vraag is alzoo, of de overgekomen Staatsambtenaren de noodige inlichtingen ver schaffen kunnen. Zoo ja, laten ze zich dan. zonder lang verwijl, met een consortium van financiers in aanraking stellen. Alleen zoo schiot men op. Eet Vaderland keurde in een artikel over de traktementen der H. B.school- le or aren den post van 60,000, uitgetrok ken tot verbetering van traktementen der leeraren aan de hoogere burgerscholen, alles zins goed. Sinds do invoering der wet van 1863 bleven deze traktementen op hetzelfde peil. Wat toen ruim voldoende was, voldoet thans niet meer; zoowel wegens het stijgen van den levensstandaard, als omdat do leeraren langzamerhand uit andere kringen gerecruteerd zijn. In het toekennen van salarissen on ver- hoogingen is bovendien geen' systeem go- volgd. Verschillende gemeentelijke hoogere burgerscholen hebben het beter begrepen. Zij hebben getracht door ruimere bezoldiging de beste krachten tot zich te trekken en door periodieke verhoogingen ijver en ambitie dor leeraars te prikkelen: beginselen, die bij hot Rijk ontbraken. Privaatlessen en kostleerlingen moesten vaak hot ontbrekende inkomen aanvullen, waardoor indirect het onderwijs te lijden kwam. En een 6chreeuwonde onbillijkheid was het, dat men, W3ar hot moeite kostte een plaats ver vuld te krijgen, er toe kwam voor eon beginner «en hooger bezoldiging uit te loven en be proefde krachten, van wie men toch wel wiet, dat zij niet licht uit hun betrokking zoudon kunnen scheiden, te laten vcgeteeren op de lagere traktementen. Bet Vaderland meent, dat een blik overdo grenzen ons doet gowaarworden, dat de tyd, bij ons verkwist aan gekyf over wat wij do schoolquaestie noemen, door anderen is be steed aan de gelukkige oplossing van tal van achoolquaesties, waardoor het onderwijs op een hoogte is gebracht, bij wolke vjj ia Nederland achterbleven. Wat 6peciaal het middelbaar onderwijs in Duitscbland betreft, zien wij daar een uitstekend georganiseerd en toestand met practisebo inrichting van het leerplan, doeltreffonde opleiding dor leeraars en regeling hunner financieele positie, die aan alle rechtvaardige eischen beantwoordt. Nu er weor geruchten gaan, dat Nederland thans toch zyn bemiddeling aan Engeland en de Boerenrepublieken zal aanbieden, en Frankrijk en Rusland zich dan daarby zullen aansluiten, vraagt V. in Bel Nederlandsche Dagblad, waarom daarmee zoolang gewacht is. Met gewapende interventie kan Nederland niet dreigen, schrijft V., maar een aanbod van bemiddeling is altijd geoorloofd. In don aanvang heeft Engeland verklaard, dat het elk zoodanig aanbod als een onvriendelijke daad zon beschouwen, maar in artikel 3 van de Vredesconferentie-akte staat juist: „De uitoefening van dat recht (om n. 1. goede diensten of bemiddeling aan te bieden) kan nooit door de een of de andere der partyen in geschil als een minder vriendschappelijke daad worden beschouwd." Waarom wordt dus nu niet doorgetast? De annexatie der Republieken kan geen bozwaar zyn, want zy bestaat nog slechts ©p het papier. Het grootste deel van het grondgebied is nog niet eens bezet en het is minder dan ooit waarschijnlijk, dat de be zetting vooreerst zal gelukken. Bemiddeling is iets zeer gewoons. Frankrijk en andere mogendheden bemiddelden bij de sluiting van het 12-jarig bestand, Zweden bemiddelde tusschen Nederland en Frankrijk by den vrede van Rijswijk, Nederland trachtte te bemiddelen ten behoeve van Maria Theresia en Frankrijk trad als bemiddelaar op bij de goschillen tusschen Jozef II en de Vereenigde Nederlanden. Hot voorbeeld van Zweden bewijst, dat het niet altijd groote staten zyu, ale bemidde laars optreden, en misschien loopt het kleine Nederland nu minder gevaar dan een groot rijk om door aanbod van bemiddeling Enge land te kwetsen. Toen Duitschland en Enge land in 1870 bemiddelden tusschen Rusland en Turkije, was dat wel degelijk een onvrien delijke daad tegenover Rusland. Beide staten afvaren machtig genoeg om feitelijk aan Rusland hun wil op te dringen. Niet om vrede, maar om het stuiten van Rusland was het hun te doen. In het optreden van Nederland evenwel kan nooit een bedreiging gelegon zijn. Wij blijven dus op een meor actief optreden aandringen. Nederland is niet verantwoord als hot niet het mogelijke heeft gedaaD. Verlating van hulpbehoevenden is een straf baar feit, maar zulk een verlating bestaat ook op internationaal gebied. Zonder zichzelf in de waagschaal to stellen, kan Nederland han delen en misschien nog redden. Engeland, dat meer en meer de Kapenaars van zich ziet vervreemden, zal wellicht blijde zyn, als het zich met goed fatsoen kan terug trekken uit het wespennest, voordat het ook de Kaap verspeelt. Handelen onder die omstan digheden is plicht en als het ministerie aarzelt of wacht, totdat de openbare moening het den weg wijst, laat dan die openbare meening luide spreken. Een zwakke staat, die opkomt voor het recht, is sterker dan een machtig rijk, dat het recht vertrapt. Inzake Leerplicht is er, merkt De Standaard op, éón zaak, die onmiddellijke voorziening eischt. Er zijn vrije scholen, die, wat de verhouding tusschen het aantal klassen en het onderwijzend personeel betreft, juist aan zijn, zoodat ©r geen kind meer by kan, of er zou een onderwijzer meer moeten wezen. Dusver liep dit nu zoo erg niet, omdat men met de plaatsing van nieuwe scholieren kon wachten totdat er een paar kinderen afgingen of afviolen. Maar wordt nu met 1 Jan. e. k., gelijk verluidt, Leerplicht ingevoerd, dan kan dit niot, want dan moeten ook die drie, vier kinderen, die zich reeds aangemeld hadden, op school zitten. Hieruit zou dus volgen, dat deze kinderen dan 6f naar de openbare school moesten, öf flat de vrije school oen onderwijzer meer zou moeten aanstellen. Nu gaat dit laatste natuurlijk niet, daar een schoolbestuur, dat krap aan zit, niet voor drie, vier kinderen zich een nieuwe uitgaaf van 500 'sjaars kan getroosten. Het eomge, wat dan over zou blijven, is, dat de ouders van zulke kinderen gebruik maakten van de consciëntie-clausule. Maar, gelijk vanzelf spreekt, gaat dit wel bij ouders, die zeer beslist staan, maar niet bij ouders, die wel liever de vrye school hebben, maar desnoods de openbare niet willen voorbijgaan. Zal derhalve, naar de bedoeling van den Minister, de Leerplichtwet geen dienst doen, om naar de openbare school te brengen een kind, dat eigenlijk op de vrye school hoort, dan moet hierin afzonderlijk voorzien worden. Dit zou niet noodig zyn geweest, zoo de Subsidiewot gereed was. Maar dit is een eisch van het oogonblik, zou Leerplichtwet en Subsidiewet niet te gelyk in werking treden. Het Kamerlid Van Kol. Jaar op jaar zoo schrijft do Haagscho corres pondent der Zutphensche Courant kost het gedurende de Indische begrooting, die loopt over zoovele millioenen en waarbij vraag stukken ter sprake komen, die in verband staan met de welvaart on het geluk van millioenen monechen, ontzaglijk veel moeit© hot vereischte getal leden dus 60 van de 100 byeen te krijgen. Ook in do laatste dagen werd er blijkbaar soms niot gostemd, omdat er toch niet genoeg leden aanwezig waren. Niet ten onrechte klaagt dus de heer Van Kol over gemis aan belangstelling voor do inlandsche bevolking, die hem ook door oen veeljarig vorblyf in de Oost zeer ter harto gaat; maar toen ik een Kamerlid er op woes, dat die grief toch volkomen gegrond was, kr^eg ik ten antwoord: Dat is wel mogelijk, maar de heer Van Kol vergeet bij zijn klachten, dat hij ods zelf de zaal uitjaagt of laat ik liever zeggen: uitpraat. Dat is nu wel zeer overdreven uitgedrukt, maar wddr is hot toch, dat, als bodoelde afgevaardigde een paar uren achtereen met donderende, maar eentonige stem wraak roept over het tegenwoordige stolsel van bestuur en zijn vertegenwoordigers, en steeds maar door spreekt over schande on roof en wat uioa meer zy, dat men dan de toch reeds dun bezette banken nog lediger ziet worden en de gereserveerde niot de gewone tri bune allengs ziet leegloopen. A.ls do heer Van Kol deze correspondentie loest, zal hij wellicht zeggen; Indien dat zoo is, dan heb ik alle roden ora daarop trotsch te zyn, want de bozoekers van do gereser veerde tribune zyn, evenals de meeste Kamer leden, kapitalisten, die natuurlijk boos worden en wegloopen, als ik hun régime aan de knak stel; maar als het. publiek van de gewone tribune getrouw blyft, dan is dat voor my de grootste voldoening, want dat is do onbe vooroordeelde menigte, die nog gevoel beeft voor waarheid en recht. Ik zal niet beproeven, den afgevaardigde van Enschedee die illusie te benemen; maar zoo is het toch werkelijk niet. Mannen als Van der Zwaag en Troelstra zien er óók niot tegen op, het kapitalisme onder handen te nemen en het regeerstolsel in Nederland als schandelijk te brandmerken, maar toch hebben zij niet te klagon over gemis aan belang stellend gehoor, ook niet van hun medeledon. Ik kan dat alleen hieraan toeschrijven, dat zij in hun philippica's meer afwisseling weten te brengen. Vooral do heer Van der Zwaag verstaat in hooge mate de kunst om zijn politieken tegenstanders de los te lezen op een wijze, dat zij ik had bijna geschreven er zelf pleizier in hebben, maar in elk geval op een wijze, dat door den aangenamen en geeetigen vorm de scherpe inhoud zijner redevoeringen geen orgernis wekt, en dat h\j allen tot luisteren dwingt. Dat bleek ook weer 11. Donderdag. Nadat de heer Van Kol om zijn grove uitvallen van verschillende zijden was gekastijd, voelde Van der Zwaag zich geroepen, het voor zijn socialistischen broeder op te nemen. En dat deed hy met bijtend sarcasmeeigenlyk trok hy tegen de politiek van „roof en onderdrukking" zooals dat in de termen van het socialisme heet nog veel scherper te velde dan Van Kol zelf; maar hy deed het weer in een vorm, dat de aan dacht werd geprikkeld, men zich om hem heen schaarde, en een der conservatieve kop stukken uitriep: „Wat doet hy dat knapl" Leest men de redevoeringen van den heer Van Kol in de „Handelingen", dan zal men ook hem het woord „knap" niet onthouden; maar hy vermoeit te veel, heeft den waar- deeringsknobbel geheel verloren, en vergeet geheel het Duitsche spreekwoord, dat men ook van het goede te veel krygen kan. Het is wel jammer, want onder veel phrasen geeft hy ook dikwyls zeer juiste, behartigenswaar dige opmerkingen ten beste, die, in een ander kader uitgesproken, niet zouden nalaten, een invloed ten goede uit te oefenen. RECLAMES, a 40 Cents per regel. Het gebrek aan eetlust is het gevolg van een ziekelijken toestand der maag. Het voedsel wordt op een onvolmaakte wyze door het lichaam opgenomen, de maag ontvangt het met moeite, wanneer het niet geheel en al geweigerd wordt. Onder deze omstandigheden kan het geheele organisme aangetast worden. By gebrek aan een voldoende voeding ver zwakt zich het lichaam, en het bloed, dat iederen dag kracht-gevende elementen noodig heeft, die het door het voedsel verschaft worden put zich uit on verliest ai zyn levenskracht. De bloedarmoede is onder deze omstandig heden niet veraf. Het is volstrekt noodzake lijk de werking der maag te herstellen door deze in staat te stellen zonder moeite de elementen te ontvangen, die noodig zyn voor de hernieuwing van het bloed. Een kostbaar geneesmiddel heeft in deze gevallen uitstekende resultaten gegeven. De Pink- Phlen zyn een spierversterker by uitnemend heid en hebben op de maag een uitstekenden invloed, wekken den eetlust op, verryken het bloed door het de gewenschte bloed lichaampjes te geven, die zyn kracht uit maken. De echtgonoote van den heer Gerrit De Woerd, te Dwingeloo, Drente, heeft al die verschijnselen ook ondervonden, Zy had den eetlust verloren en was uiterst zwak ge worden. Zulks deed haar geestelyk en lichame lijk lijden. De heer De Woerd schrijft ons, dat zyn vrouw veel sterker is geworden door het gebruik der Echte Pink-Pillen van Dr. Williams. „Mag zy zich nog in geen volkomen herstelling verheugen, wy hebben toch reeds veel gewonnen; maakt het gerust aan een ieder bekend, want wy hadden niet gedacht, dat er nog verbetering zou komen." Diegenen, welke gebruik maken van de Pink- Pillen, zullen er de beste, resultaten van bekomen. Zy zyn krachtdadig voor bloed armoede, verlamming, ruggemergs tering, rheu- matiek, heupjicht, 'zenuwpun, St.-Vitus-dans, hoofdpijn, zenuwziekte, kliergezwellen, enz., zij zyn een b era ie uwer van het bloed en een spierversterkend middel. Zy geven schoone kleuren aan het bleeke gelaat, handeion in al de tijdperken der verzwakking by de vronw en veroorzaken by don man een werk dadig© werking tegen al de ziekten, veroor zaakt door lichamelyko on geestelijke over spanning en door buitensporigheden. Prys ƒ1.75 de doos; ƒ9.— per 6 doozen. Verkrygbaar by Snabilié, Steiger 27, Rotter dam, hoofddepothouder voor Nederland, on apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om- stroken by Reï8T Krak, Drogeryen, Bees tenmarkt Wyk 5 No. 41, en j. H. Dijkhuis, Drogeryen, Hoogstraat No. 5. Wacht (J evenwél voor de namaaksels, ver schaft O de echte Bink-Pillen alleen bij den heer Snabilié, te Botterdam, of bij de depot houders, die onder de attesten in de couranten zijn aangegeven. AUe andere personen verkoopen goedkoop ere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is slechts, om het publiek te bedriegen. Onze ver slaggever vernam in verschillende plaatsen in Nederlandhoe de personen er mgeloopen zijn en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer nagemaakte Pink-Pilhn ondervonden hadden; onnoodig te zeggen, dat deze personen spoedig met het gébruik der echte Pink-Pillen weder zijn begonnen. Bet namaaksel der Pink- Pillen heeft nog nooit iemand jp* Hiernevens af boelding der doos met de echte Pink-Pillen. 10208 33 „Als 't Woensdag wordt".... „Als het nu Woensdag wordt en dan nog weer Woensdag, dan is het Sint-Nicolaas". Aldus een sprekend ingevoerd jongenheertje, een der helden van een schoolboek, waarmede wy in de dagen van onze prille jeugd tegelykortyd in de schoone en nuttige lees kunst en in de niet minder hoog te stellen zedenkunde werden geoefend. En dat behoort zoo. Immers heeft een verstandig wetgever wetgevers kunnen niet anders dan verstan dige menschen zynl gewild, dat de lieve jeugd èn in nuttige kennis én in deugd zal worden geoefend. De schryver nu van het schoolboek, waarin het bewuste Sintorklaasjongotje voorkwam, bad voor alios zyn plicht als zedenkundige voor oogen gehouden. Hy vertelde hoe het knaapje, dat wy een beter lot hadden toe- gewenscht, aan zyn Sinterklaas niets gehad had. Het had te bed moeten liggen. Het was ziek. Het had hoort het vooral, gij, jeug digen van jaren! te veel „zoet" gegetenI Nuttige les! Voortreffoiyko vermaningI Daar hebben wy nu uit geleerd, dat men nooit zyn koren moet willen opeten als het nog groen is; dat men zyn tyd moet weten af te wach ten; dat men zich hot leven niet te zeer moet verzoeten, en dat de matigheid een schoone deugd is. Thans verkeert heel jong Nederland in de afwachting van het, helaas! onmatige en voorbarige jongetje. „Als 't Woensdag wordt, dan is het Sinter klaas." Dat is een groote dag in het leven van Nederlandsche kinderen. Want dan komt de Heilige, hun Heilige, hen bezoeken. Hy komt, zooals algemeen bekend is, uit Spanjo. Dat is gemakkelijk, omdat de naam van dat land rymt op Oranje en altyd by een Neder- landsch feest Oranje te pas komt. Het achynt, dat hy tegenwoordig, met zyn tijd meogaando, met de stoomboot komt. Hoor maar: „Daar ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan, Hy brengt ons Sint-Niklaas, ik zie hem reeds staan." Wat een geluk, dat niet Engeland het vader land van den goeden ouden Sint isl Ware dit wel zoo, dan mocht hy dit jaar ten minste wel in zyn land blyven, want uit Engeland kan in deze dagen voor ons en onze kinderon niets goeds voortkomen! Nauwelyks is hy in Nederland, of hy trekt verder op de bekende, ofschoon dan ook ongewone wyze, door dorp en stad, op een wit paard, dat geen grootere liefhebbery schynt te kennen dan over daken en door schoor- steenen te galoppeeren. Nu, 't is van dat beest nog zoo kwaad niet bedacht: het loopt te hoog om last te hebben van stoomtrams en automobielen, te laag om met luchtballons in aanraking te komen, en metselaars en schoorsteenvegers staan met hem op den besten voet met het oog op de kindoren der „kleine luyden". Maar 't is waar ook, in den gryzen voortyd waren er geen trams, auto's, rookverdryvers en tweelingbroeders dor opperliên en geen „kleine luyden" ook en sommige geleerden, aan wie we hiorby eerst in de laatste plaats denken, zeggen, dat Sinterklaas indertyd oen der Germaansche goden is geweest, die te paard reed door de lucht in zyn langen nevelmantel. Vandaar dus die dakdra very, want de geleerden zullen wel gelyk hebben. Wie zyn wy, dat wy op treden zouden tegen of twyfelen aan de weten schap Onze kinderen geven echter om deze ge leerdheid niets ter wereld. Sint-Nicolaas is eens een voortreffelyke bisschop geweest, van Myra, zeggen weer andere geleerden, die ook wel gelyk zullen hebben die, in het alge meen oen bovenstbest, goedaardig, mild en liefdadig man, bovendien oen kindervriend was. Om die voortreffelyke eigenschappen is hy onsterflyk geworden en mag hy nog telken jaro opnieuw rondryden, om de kinderen, van wie hy zooveel hield, te verheugen met aller lei lekkers, moois en nuttigs. Dat is een feit, waaraan men redelykerwyze niet twyfelen kan. Of is het niet waar, dat hondorden kinderen hem gezien hebben, wat men noemt gezien, als 's avonds de maan scheen door de boomen, hem en zyn zwarten knecht, die het schuldregister houdt van alle kleine kinderen in het ryk gezegende Nederland 1 Is het niet onweerlegbaar, dat de schoen, dien men 's avonds onder den schoorsteen zet, een liedje zingende met trillende stem, en waarin brood on hooi voor het paard worden gelegd, den volgenden morgen leeg is of gevuld met lékkers? Is het niet waar, dat de bisschop we denken nu maar niot meer aan een Germaanscben god in hoogst eigen persoon om eon hoekje van de deur pepernoten en ander lekkers komt strooien? Hoort men niet allerlei geruchten, op den zolder, op de trap pen, in de gang, welke verraden de tegen woordigheid van den groeten onbekende? Dat altemaal zyn dingen, die 6taan als een paal boven water. Wy zouden wel eens willen weten wat de grootste geleerden daartegen hebben in te brengen. Zy brengen er wysoiyk niets tegen in. wy mogen er ons als Leidenaars op beroemen in deze universiteitsstad te bezitten geleerden en hooggeleerden van singuliere bekwaamheid en 6chier onbegrensde scherpzinnigheid. Maar toch durven wy wedden, dat geen hunner ooit getracht hoeft zyn vyfjarig zoontje of dochtertje het niet-bestaan van Sinterklaas te demonstreeren. Later, ja later, sluipt do twyfel het kinder hart binnen en bet geloof aan den goeden heilige verflauwt en verdwynt. Wy kunnen niet altyd in een paradys wonenwy moeten er uit en de wereld in, die niet altyd byzonder aangenaam is; die zooveel illusiën verstoort; die ons zendt zooveel surprises, wolke we liever oen ander toebedacht hadden gezien! Sinterklaas echter, Sinterklaas is geen illusie. Hy bestaat. Zyn naam is slechts een andere voor de Liefde. De liefde voor onze kinderen en voor anderen ook, voor dezulken, die geen kinderen meer zyn. Sinterklaas toch bezorgt menigmaal boodschappen, die men zelf niet best aandurft. Hy, de goede Sint, bezorgt ze als de beste en trouwste „postillon d'amour". „Als 't "Woensdag wordt" Dan zal de kinderheilige aangekomen zyn in het Jand, dat trouw zyn eeredienst hooft bewaard. Want, hy moge dan uit Spanje komen, hy is oen Nederlander en de meest geachte van al onze landgenooten. Wy, Hollanders en Zeeuwen, Friezen en Groningers wy zwierven in geheel de wereld rond. Wy bevoeren allo zeeën in onzen besten tyd en wy heft fier op het hoofd 1 wy bevaren ze nog, die zoeën. Wy maakten veroveringen on stichtten koloniën. En waarheen wy gingen, overal hebben wy Sinterklaas meegevoerd; overal hebben wy hom gebracht de hulde, dio hem toekwam, op zyn naamdag. Nog vieren hem te Nieuw-York, het vroegere Nieuw-Amsterdam, de nazaten van de oude stichters der stad en dan rooken ze lange Goudsche pypen en dan eten ze banketletters. Wy zyn het land van de Oranjes. Wyzyn het land van Rembrandt. Wy zyn ook het land van Sint-Nicolaas en willen hopen, dat wy het zullen blyven. Is hy niot, behalve do patroon van Amsterdam, de patroon van het Nederlandsche gezin? „Als 't Woensdag wordt". Dat zeide een klein meisje, waarmee wy het genoegen hadden kennis te maken: een oppassende leerlinge van een school voor on vermogenden. De school was uitgegaan en het kleine meisje gevoelde behoefte aan een praatje. Zoo ging het naast ons loopen, vor- trouweiyk babbelende. Wy betwyfelen of een jongedame, tenzy zy een onderwijzeres mocht wezen want deze dames als goede paeda- gogen zien immers op het hart on letten niet op de kleeding? het kleintje een byzonder geschikt gezelschap zou hebben gevonden. Ze zag er verre van netjes uitl Integendeel, het arme kind was ternauwer nood behoorlyk gekleed 1 Maar zy was een kind en zy hoopte op Sinterklaas. Verleden jaar had zij hom gezien in een groote zaal en hy had toen zooveel meegebracht en doen uitdeelen! Ook kende zy een „ryken meneer" op een der Singels en nog een op het Rapen burg, by wie zy toen op Sinterklaasavond mocht komen om een pakje af te halen 1 Zou 't weer gebeuren? „Als 't Woensdag wordt". O, goede Sint en vriend van het milddadige Nederland, maak het goed dit jaar, voor de kleinen, voor de grooten, vooral ook voor do armen, die in dit Christelyk land, in dit land der Liefde, op a. 8. Woensdagavond op u vertrouwen, hun hope alsdan op u gesteld hebben en alles goeds van u verwachten! Waarom Utnirik weer in Sint-Nicolaas geloofde. Een kleine deugniet was hy, die Hendrik; maai' een kleine vrygeest ook, al was hy pas zoven jaar oud. Als zyn tienjarig zusje, Marie, aan Sint-Nicolaas oen brief schreef, om het een of ander te vragen, dan lachte Hendrik en zei: „Dat je daaraan nog gelooft; or be staat geen Sint-Nicolaas; de speeldoos heeft pa en de pop is door moe gekocht. Ik weet het zeker." Mario en moeder verweten hem zyn ongeloovigheid. Als hy zoo weinig ver- - trouwen in Sint-Nicolaas had, bracht doze hem zeker niets; hoogstens wellicht een groote gard. Hendrik dacht echter: „Dan zeg ik het tegen pa. Dan zal ik toch wel wat krygen." Sint-Nicolaas-avond kwam en met hem Sint-Nicolaas. Marietje kreeg een groote pop en een speeldoos; voor Hendrik stond een berkestokje klaar, om hem wegens zyn ongeloof te straffen. Dit gaf een huilen zonder eind, dat eerst verminderde, toen Marie haar koek mot hem deelde, en de ouders beloofden zelf het ©en en ander voor hem te koopen als Hendrik dan voortaan in Sint-Nicolaas geloovon zou en braaf wilde oppassen. Het volgende jaar naderde weer de Sint- Nicolaas-tyd. Hendrik geloofde schynbaar nog altyd aan den goeden Sint. Inwendig be raamde hy echter een snood plan! 's Morgens vóór het feest ging hy naar oom Jan. „Oom, hoe laat komt vanavond Sint-Nicolaas? Komt hy weor door dezelfde deur als het vorige jaar? En weer om halfacht?" Oom Jan beantwoordde alle vragen, want oomenfin, dat doet er niet toe. Hy vroeg Hendrik echter waarom hy alles zoo graag vooruit wist. En daar kwam het booze plan er uit: „Hy heeft my het laatste feest niets gebracht; laat hem nu maar komen 1 Ik heb een grooten pot mot water achter de deur klaar gezeten zal hem eens lekkertjes nat gieten!".... „Dat zal je met veel helpen," zei oom Jan. „Sint-Nicolaas weet alles vooruit en noemt zyn maatregelen." Zoo kwam het feesteiyk uur. Daar buiten glinsterde het zilverenmaanlicht; achter d© deur stond Hendrik met een pot vol water. Open gaat de deur en statig komt, mot een wyd open gespannen parapluie, Sint-Nicolaas binnen. Sedert dien tyd gelooft Hendrik in Sint- Nicolaas. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur I Beleefd verzoek ik u eenige plaatsruimte in uw veelgelezen blad. Hier en daar ziet men op de straten bordjes geplaatst, waarop: „Bescherm de dieren en spaar de vogels". Het ware te wenschen, dat ook dit door den koetsier van een der bier wagens werd ter harte genomen. Laatst was ik ooggetuige, hoe deze op onbarmhartig© wyze bet paard sloeg. Maar, Mynheer de Redacteur, waar men aan den eenen kant zorgt voor de bescherming der dieren, mag men toch de zorg voor menschen niet uit het oog verhezen. Myns inziens wordt dit niot gedaan n.l. voor de bewoners van de Waardstraat, gelegen aan den Zyisingel, wordt niet voldoendo ge zorgd. "Wie moet zorgen, dat er des avonds voldoende licht is in deze straat? Wel zyn er in het begin van het jaar twee lantaarnpalen geplaatst, maar tot heoen ont brak nog het licht. Zooals het nu in deze straat gesteld is, is de toestand onhoudbaar. Gaarne wenschte ik hierop te wyzen vóór nog het spreekwoord van toepassing is: „Als het kalf verdronken is, dempt men den put." Ontvang, Mynheer de Redacteur, myn dank voor de afgestane plaatsruimte Een bewoner der Waardstraat. Burgerlijke Stand. AARLANDERVEEN. Bevallen: J. M. Koele- wijn geb. Van dei tiidde Z. A. G. Bosman geb. Van der Hejden Z. T. Baars geb Jonge- leen D. D. K. Geel geb. Van Kregten, Z. ALFEN. Be vallen: "C. Verkerk geb. Van Dyk Z. W. Kortenoeven geb. Kwakernaak levenl. Z, M. Van den Berg geb. HoogerwerfZ. Overleden: B. Van Dieet, wed. r. P. M. Van der Voort, 61 j. Gehuwd: Blom, wedr. v. N. Van Hoorn, 42 j. en O. Ende, jd. 26 j. BODEGRAVEN. Bevallen: C. J. Yerwey gob. Van Ingen D. J. Van der Voorst geb. Drijver D. NIEUWKOOP. Bevallen: P- Slingerland geb. De Pater D. Overleden: P. Verlaan, echtg. ran H. De Beer, 29 j. C. Wansinok, eabtg. vau G. E. Kooiman, 53 j. J. A. Staee, 71 j. OUDSHOORN. M. H. Vau der Hoek goborea Roos D. M. M. Zwanenburg geb. Van Klave ren Z. E. Tuyn geb. Stina Z. H. J. Janazen gob. Van Heyningen Z. J. Vau Leeuwen geb. Snijders D. Overleden: K. Van Noot, huievr. van W. Van der Knaap, 82 j. N. W. Keyeor jd. 3 w. Gehuwd: A. T. Prins en D. K. Van Eek. A Verkade on J. Van Groningen. RIJNZATERWOUDE. Overleden: Adrian» Eikelenboom 14 maanden. SASSEN HEIM. Geboren: Theodorua Corne lia, Z. van C. Scbrama en B. Van Diemen. Overleden: L. A Neordermeer jm. 4 mnd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 6