Doe den eetlust terug te linden.
MENGELWERK.
Het denkbeeld om een hypotheekbank
voor de Zuidafrikaansche Republie
ken op te richten wordt in den laatsten
tyd algemeen besproken. Het geldt hier een
maatregel, waardoor voorkomen kan worden,
dat perceelen, waarop geld is geschoten, van
welk geld onder de tegenwoordige omstan
digheden door de eigenaars de rente niet kan
worden betaald, door de Engelschen ten ver
koop worden aangeslagen en op deze wyzo
in handen van de vyanden der Republieken
zouden kunnen komen, die op hot oogenblik
in de hoofdsteden van het land als heer en
meester optreden.
Niet ernstig en niet dringend genoeg kan,
zegt De Standaardde oprichting van een
Zuidafrikaansche Hypotheekbank worden aan
bevolen. Ook is by deze zaak spoed, indien
voorkomen zal worden, dat onderwal het
land onder den hamer gaat.
Niets is zoo jammer, als dat men in Zuid-
Afrika de oprichting van zulk een Bank in
Nederland niet vroeger heeft uitgelokt en
zich eigener beweging aan Engelsche woeke
raars verbonden heeft.
Ook hieruit blijkt opnieuw, hoe weinig men
in Zuid-Airika het gevaar, dat dreigde, heeft
voorzien, to weinig op Nederland en te veel
op Engeland heeft vertrouwd.
Toch mag dit geen oorzaak voor ons zyn,
nu stil te zitten; eer ligt er drangreden te
meer in, om onverwijld te redden wat nog
te redden is.
Doch wie heeft de gegevens?
Hoe komen onze financiers tot de kennis
van het land, dat verhypothekeerd is, van de
hypotheken, die er op staan, en van de con
ditiën, waaronder de hypotheek is aangegaan
Ook dient toegelicht, waarom hypotheek
genomen is. Waartoe het opgenomen geld
heeft gediend. Hoe oud deze hypotheken zijn.
en waarom, zoo de opbrengst van het land
zoo gunstig is, de oudere hypotheken niet
reeds lang zijn afgelost
De sluwe Milnor heeft zich bij z\jn bezoek
aan Bloemfontein en Pretoria ongetwijfeld op
de hoogte van al deze dingen gesteld en
zijn plannen er naar beraamd.
Om die plannen te verijdelen, is ons gelijke
kennis van zaken noodig. Algemeeno gezeg
den, ruwe gissingen, globale cijfers baton
hier niets.
De vraag is alzoo, of de overgekomen
Staatsambtenaren de noodige inlichtingen ver
schaffen kunnen. Zoo ja, laten ze zich dan.
zonder lang verwijl, met een consortium van
financiers in aanraking stellen.
Alleen zoo schiot men op.
Eet Vaderland keurde in een artikel over
de traktementen der H. B.school-
le or aren den post van 60,000, uitgetrok
ken tot verbetering van traktementen der
leeraren aan de hoogere burgerscholen, alles
zins goed. Sinds do invoering der wet van
1863 bleven deze traktementen op hetzelfde
peil. Wat toen ruim voldoende was, voldoet
thans niet meer; zoowel wegens het stijgen
van den levensstandaard, als omdat do
leeraren langzamerhand uit andere kringen
gerecruteerd zijn.
In het toekennen van salarissen on ver-
hoogingen is bovendien geen' systeem go-
volgd. Verschillende gemeentelijke hoogere
burgerscholen hebben het beter begrepen. Zij
hebben getracht door ruimere bezoldiging de
beste krachten tot zich te trekken en door
periodieke verhoogingen ijver en ambitie dor
leeraars te prikkelen: beginselen, die bij hot
Rijk ontbraken.
Privaatlessen en kostleerlingen moesten
vaak hot ontbrekende inkomen aanvullen,
waardoor indirect het onderwijs te lijden
kwam.
En een 6chreeuwonde onbillijkheid was het,
dat men, W3ar hot moeite kostte een plaats ver
vuld te krijgen, er toe kwam voor eon beginner
«en hooger bezoldiging uit te loven en be
proefde krachten, van wie men toch wel wiet,
dat zij niet licht uit hun betrokking zoudon
kunnen scheiden, te laten vcgeteeren op de
lagere traktementen.
Bet Vaderland meent, dat een blik overdo
grenzen ons doet gowaarworden, dat de tyd,
bij ons verkwist aan gekyf over wat wij do
schoolquaestie noemen, door anderen is be
steed aan de gelukkige oplossing van tal van
achoolquaesties, waardoor het onderwijs op
een hoogte is gebracht, bij wolke vjj ia
Nederland achterbleven. Wat 6peciaal het
middelbaar onderwijs in Duitscbland betreft,
zien wij daar een uitstekend georganiseerd en
toestand met practisebo inrichting van het
leerplan, doeltreffonde opleiding dor leeraars
en regeling hunner financieele positie, die aan
alle rechtvaardige eischen beantwoordt.
Nu er weor geruchten gaan, dat Nederland
thans toch zyn bemiddeling aan
Engeland en de Boerenrepublieken
zal aanbieden, en Frankrijk en Rusland zich
dan daarby zullen aansluiten, vraagt V. in
Bel Nederlandsche Dagblad, waarom daarmee
zoolang gewacht is.
Met gewapende interventie kan Nederland
niet dreigen, schrijft V., maar een aanbod
van bemiddeling is altijd geoorloofd. In don
aanvang heeft Engeland verklaard, dat het
elk zoodanig aanbod als een onvriendelijke
daad zon beschouwen, maar in artikel 3 van
de Vredesconferentie-akte staat juist: „De
uitoefening van dat recht (om n. 1. goede
diensten of bemiddeling aan te bieden) kan
nooit door de een of de andere der partyen
in geschil als een minder vriendschappelijke
daad worden beschouwd." Waarom wordt
dus nu niet doorgetast?
De annexatie der Republieken kan geen
bozwaar zyn, want zy bestaat nog slechts
©p het papier. Het grootste deel van het
grondgebied is nog niet eens bezet en het
is minder dan ooit waarschijnlijk, dat de be
zetting vooreerst zal gelukken. Bemiddeling
is iets zeer gewoons. Frankrijk en andere
mogendheden bemiddelden bij de sluiting van
het 12-jarig bestand, Zweden bemiddelde
tusschen Nederland en Frankrijk by den
vrede van Rijswijk, Nederland trachtte te
bemiddelen ten behoeve van Maria Theresia
en Frankrijk trad als bemiddelaar op bij de
goschillen tusschen Jozef II en de Vereenigde
Nederlanden.
Hot voorbeeld van Zweden bewijst, dat het
niet altijd groote staten zyu, ale bemidde
laars optreden, en misschien loopt het kleine
Nederland nu minder gevaar dan een groot
rijk om door aanbod van bemiddeling Enge
land te kwetsen. Toen Duitschland en Enge
land in 1870 bemiddelden tusschen Rusland
en Turkije, was dat wel degelijk een onvrien
delijke daad tegenover Rusland. Beide staten
afvaren machtig genoeg om feitelijk aan Rusland
hun wil op te dringen. Niet om vrede, maar
om het stuiten van Rusland was het hun te
doen. In het optreden van Nederland evenwel
kan nooit een bedreiging gelegon zijn.
Wij blijven dus op een meor actief optreden
aandringen. Nederland is niet verantwoord als
hot niet het mogelijke heeft gedaaD.
Verlating van hulpbehoevenden is een straf
baar feit, maar zulk een verlating bestaat ook
op internationaal gebied. Zonder zichzelf in
de waagschaal to stellen, kan Nederland han
delen en misschien nog redden.
Engeland, dat meer en meer de Kapenaars
van zich ziet vervreemden, zal wellicht blijde
zyn, als het zich met goed fatsoen kan terug
trekken uit het wespennest, voordat het ook
de Kaap verspeelt. Handelen onder die omstan
digheden is plicht en als het ministerie
aarzelt of wacht, totdat de openbare moening
het den weg wijst, laat dan die openbare
meening luide spreken.
Een zwakke staat, die opkomt voor het
recht, is sterker dan een machtig rijk, dat
het recht vertrapt.
Inzake Leerplicht is er, merkt De
Standaard op, éón zaak, die onmiddellijke
voorziening eischt. Er zijn vrije scholen, die,
wat de verhouding tusschen het aantal klassen
en het onderwijzend personeel betreft, juist
aan zijn, zoodat ©r geen kind meer by kan,
of er zou een onderwijzer meer moeten wezen.
Dusver liep dit nu zoo erg niet, omdat men
met de plaatsing van nieuwe scholieren kon
wachten totdat er een paar kinderen afgingen
of afviolen.
Maar wordt nu met 1 Jan. e. k., gelijk
verluidt, Leerplicht ingevoerd, dan kan dit
niot, want dan moeten ook die drie, vier
kinderen, die zich reeds aangemeld hadden,
op school zitten.
Hieruit zou dus volgen, dat deze kinderen
dan 6f naar de openbare school moesten, öf
flat de vrije school oen onderwijzer meer zou
moeten aanstellen.
Nu gaat dit laatste natuurlijk niet, daar een
schoolbestuur, dat krap aan zit, niet voor drie,
vier kinderen zich een nieuwe uitgaaf van
500 'sjaars kan getroosten.
Het eomge, wat dan over zou blijven, is,
dat de ouders van zulke kinderen gebruik
maakten van de consciëntie-clausule. Maar,
gelijk vanzelf spreekt, gaat dit wel bij ouders,
die zeer beslist staan, maar niet bij ouders,
die wel liever de vrye school hebben, maar
desnoods de openbare niet willen voorbijgaan.
Zal derhalve, naar de bedoeling van den
Minister, de Leerplichtwet geen dienst doen,
om naar de openbare school te brengen een
kind, dat eigenlijk op de vrye school hoort,
dan moet hierin afzonderlijk voorzien worden.
Dit zou niet noodig zyn geweest, zoo de
Subsidiewot gereed was.
Maar dit is een eisch van het oogonblik,
zou Leerplichtwet en Subsidiewet niet te gelyk
in werking treden.
Het Kamerlid Van Kol. Jaar
op jaar zoo schrijft do Haagscho corres
pondent der Zutphensche Courant kost het
gedurende de Indische begrooting, die loopt
over zoovele millioenen en waarbij vraag
stukken ter sprake komen, die in verband
staan met de welvaart on het geluk van
millioenen monechen, ontzaglijk veel moeit©
hot vereischte getal leden dus 60 van de
100 byeen te krijgen. Ook in do laatste
dagen werd er blijkbaar soms niot gostemd,
omdat er toch niet genoeg leden aanwezig
waren. Niet ten onrechte klaagt dus de heer
Van Kol over gemis aan belangstelling voor
do inlandsche bevolking, die hem ook door
oen veeljarig vorblyf in de Oost zeer ter harto
gaat; maar toen ik een Kamerlid er op woes,
dat die grief toch volkomen gegrond was,
kr^eg ik ten antwoord:
Dat is wel mogelijk, maar de heer Van
Kol vergeet bij zijn klachten, dat hij ods
zelf de zaal uitjaagt of laat ik liever zeggen:
uitpraat.
Dat is nu wel zeer overdreven uitgedrukt,
maar wddr is hot toch, dat, als bodoelde
afgevaardigde een paar uren achtereen met
donderende, maar eentonige stem wraak roept
over het tegenwoordige stolsel van bestuur
en zijn vertegenwoordigers, en steeds maar
door spreekt over schande on roof en wat
uioa meer zy, dat men dan de toch reeds
dun bezette banken nog lediger ziet worden
en de gereserveerde niot de gewone tri
bune allengs ziet leegloopen.
A.ls do heer Van Kol deze correspondentie
loest, zal hij wellicht zeggen; Indien dat zoo
is, dan heb ik alle roden ora daarop trotsch
te zyn, want de bozoekers van do gereser
veerde tribune zyn, evenals de meeste Kamer
leden, kapitalisten, die natuurlijk boos worden
en wegloopen, als ik hun régime aan de
knak stel; maar als het. publiek van de gewone
tribune getrouw blyft, dan is dat voor my
de grootste voldoening, want dat is do onbe
vooroordeelde menigte, die nog gevoel beeft
voor waarheid en recht.
Ik zal niet beproeven, den afgevaardigde
van Enschedee die illusie te benemen; maar
zoo is het toch werkelijk niet. Mannen als
Van der Zwaag en Troelstra zien er óók niot
tegen op, het kapitalisme onder handen te
nemen en het regeerstolsel in Nederland als
schandelijk te brandmerken, maar toch hebben
zij niet te klagon over gemis aan belang
stellend gehoor, ook niet van hun medeledon.
Ik kan dat alleen hieraan toeschrijven, dat
zij in hun philippica's meer afwisseling weten
te brengen. Vooral do heer Van der Zwaag
verstaat in hooge mate de kunst om zijn
politieken tegenstanders de los te lezen op
een wijze, dat zij ik had bijna geschreven
er zelf pleizier in hebben, maar in elk geval
op een wijze, dat door den aangenamen en
geeetigen vorm de scherpe inhoud zijner
redevoeringen geen orgernis wekt, en dat h\j
allen tot luisteren dwingt. Dat bleek ook weer
11. Donderdag. Nadat de heer Van Kol om
zijn grove uitvallen van verschillende zijden
was gekastijd, voelde Van der Zwaag zich
geroepen, het voor zijn socialistischen broeder
op te nemen. En dat deed hy met bijtend
sarcasmeeigenlyk trok hy tegen de politiek
van „roof en onderdrukking" zooals dat
in de termen van het socialisme heet nog
veel scherper te velde dan Van Kol zelf; maar
hy deed het weer in een vorm, dat de aan
dacht werd geprikkeld, men zich om hem
heen schaarde, en een der conservatieve kop
stukken uitriep: „Wat doet hy dat knapl"
Leest men de redevoeringen van den heer
Van Kol in de „Handelingen", dan zal men
ook hem het woord „knap" niet onthouden;
maar hy vermoeit te veel, heeft den waar-
deeringsknobbel geheel verloren, en vergeet
geheel het Duitsche spreekwoord, dat men
ook van het goede te veel krygen kan. Het
is wel jammer, want onder veel phrasen geeft
hy ook dikwyls zeer juiste, behartigenswaar
dige opmerkingen ten beste, die, in een ander
kader uitgesproken, niet zouden nalaten, een
invloed ten goede uit te oefenen.
RECLAMES,
a 40 Cents per regel.
Het gebrek aan eetlust is het gevolg van
een ziekelijken toestand der maag. Het voedsel
wordt op een onvolmaakte wyze door het
lichaam opgenomen, de maag ontvangt het
met moeite, wanneer het niet geheel en al
geweigerd wordt. Onder deze omstandigheden
kan het geheele organisme aangetast worden.
By gebrek aan een voldoende voeding ver
zwakt zich het lichaam, en het bloed, dat
iederen dag kracht-gevende elementen noodig
heeft, die het door het voedsel verschaft worden
put zich uit on verliest ai zyn levenskracht.
De bloedarmoede is onder deze omstandig
heden niet veraf. Het is volstrekt noodzake
lijk de werking der maag te herstellen door
deze in staat te stellen zonder moeite de
elementen te ontvangen, die noodig zyn
voor de hernieuwing van het bloed. Een
kostbaar geneesmiddel heeft in deze gevallen
uitstekende resultaten gegeven. De Pink-
Phlen zyn een spierversterker by uitnemend
heid en hebben op de maag een uitstekenden
invloed, wekken den eetlust op, verryken
het bloed door het de gewenschte bloed
lichaampjes te geven, die zyn kracht uit
maken.
De echtgonoote van den heer Gerrit De
Woerd, te Dwingeloo, Drente, heeft al die
verschijnselen ook ondervonden, Zy had den
eetlust verloren en was uiterst zwak ge
worden. Zulks deed haar geestelyk en lichame
lijk lijden. De heer De Woerd schrijft ons,
dat zyn vrouw veel sterker is geworden door
het gebruik der Echte Pink-Pillen van Dr.
Williams. „Mag zy zich nog in geen volkomen
herstelling verheugen, wy hebben toch reeds
veel gewonnen; maakt het gerust aan een
ieder bekend, want wy hadden niet gedacht,
dat er nog verbetering zou komen."
Diegenen, welke gebruik maken van de Pink-
Pillen, zullen er de beste, resultaten van
bekomen. Zy zyn krachtdadig voor bloed
armoede, verlamming, ruggemergs tering, rheu-
matiek, heupjicht, 'zenuwpun, St.-Vitus-dans,
hoofdpijn, zenuwziekte, kliergezwellen, enz.,
zij zyn een b era ie uwer van het bloed en een
spierversterkend middel. Zy geven schoone
kleuren aan het bleeke gelaat, handeion in
al de tijdperken der verzwakking by de
vronw en veroorzaken by don man een werk
dadig© werking tegen al de ziekten, veroor
zaakt door lichamelyko on geestelijke over
spanning en door buitensporigheden.
Prys ƒ1.75 de doos; ƒ9.— per 6 doozen.
Verkrygbaar by Snabilié, Steiger 27, Rotter
dam, hoofddepothouder voor Nederland, on
apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om-
stroken by Reï8T Krak, Drogeryen, Bees
tenmarkt Wyk 5 No. 41, en j. H. Dijkhuis,
Drogeryen, Hoogstraat No. 5.
Wacht (J evenwél voor de namaaksels, ver
schaft O de echte Bink-Pillen alleen bij den
heer Snabilié, te Botterdam, of bij de depot
houders, die onder de attesten in de couranten
zijn aangegeven. AUe andere personen verkoopen
goedkoop ere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is
slechts, om het publiek te bedriegen. Onze ver
slaggever vernam in verschillende plaatsen in
Nederlandhoe de personen er mgeloopen zijn
en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer
nagemaakte Pink-Pilhn ondervonden hadden;
onnoodig te zeggen, dat deze personen spoedig
met het gébruik der echte Pink-Pillen weder
zijn begonnen.
Bet namaaksel der Pink-
Pillen heeft nog nooit iemand jp*
Hiernevens af boelding der
doos met de echte Pink-Pillen. 10208 33
„Als 't Woensdag wordt"....
„Als het nu Woensdag wordt en dan nog
weer Woensdag, dan is het Sint-Nicolaas".
Aldus een sprekend ingevoerd jongenheertje,
een der helden van een schoolboek, waarmede
wy in de dagen van onze prille jeugd
tegelykortyd in de schoone en nuttige lees
kunst en in de niet minder hoog te stellen
zedenkunde werden geoefend. En dat behoort
zoo. Immers heeft een verstandig wetgever
wetgevers kunnen niet anders dan verstan
dige menschen zynl gewild, dat de lieve
jeugd èn in nuttige kennis én in deugd zal
worden geoefend.
De schryver nu van het schoolboek, waarin
het bewuste Sintorklaasjongotje voorkwam,
bad voor alios zyn plicht als zedenkundige
voor oogen gehouden. Hy vertelde hoe het
knaapje, dat wy een beter lot hadden toe-
gewenscht, aan zyn Sinterklaas niets gehad
had. Het had te bed moeten liggen. Het was
ziek. Het had hoort het vooral, gij, jeug
digen van jaren! te veel „zoet" gegetenI
Nuttige les! Voortreffoiyko vermaningI Daar
hebben wy nu uit geleerd, dat men nooit zyn
koren moet willen opeten als het nog groen
is; dat men zyn tyd moet weten af te wach
ten; dat men zich hot leven niet te zeer
moet verzoeten, en dat de matigheid een
schoone deugd is.
Thans verkeert heel jong Nederland in de
afwachting van het, helaas! onmatige en
voorbarige jongetje.
„Als 't Woensdag wordt, dan is het Sinter
klaas." Dat is een groote dag in het leven
van Nederlandsche kinderen. Want dan komt
de Heilige, hun Heilige, hen bezoeken. Hy
komt, zooals algemeen bekend is, uit Spanjo.
Dat is gemakkelijk, omdat de naam van dat
land rymt op Oranje en altyd by een Neder-
landsch feest Oranje te pas komt. Het achynt,
dat hy tegenwoordig, met zyn tijd meogaando,
met de stoomboot komt. Hoor maar:
„Daar ginds komt de stoomboot uit Spanje
weer aan,
Hy brengt ons Sint-Niklaas, ik zie hem
reeds staan."
Wat een geluk, dat niet Engeland het vader
land van den goeden ouden Sint isl Ware
dit wel zoo, dan mocht hy dit jaar ten minste
wel in zyn land blyven, want uit Engeland
kan in deze dagen voor ons en onze kinderon
niets goeds voortkomen!
Nauwelyks is hy in Nederland, of hy trekt
verder op de bekende, ofschoon dan ook
ongewone wyze, door dorp en stad, op een wit
paard, dat geen grootere liefhebbery schynt
te kennen dan over daken en door schoor-
steenen te galoppeeren. Nu, 't is van dat
beest nog zoo kwaad niet bedacht: het loopt
te hoog om last te hebben van stoomtrams
en automobielen, te laag om met luchtballons
in aanraking te komen, en metselaars en
schoorsteenvegers staan met hem op den
besten voet met het oog op de kindoren der
„kleine luyden". Maar 't is waar ook, in
den gryzen voortyd waren er geen trams,
auto's, rookverdryvers en tweelingbroeders
dor opperliên en geen „kleine luyden" ook en
sommige geleerden, aan wie we hiorby eerst
in de laatste plaats denken, zeggen, dat
Sinterklaas indertyd oen der Germaansche
goden is geweest, die te paard reed door de
lucht in zyn langen nevelmantel. Vandaar
dus die dakdra very, want de geleerden zullen
wel gelyk hebben. Wie zyn wy, dat wy op
treden zouden tegen of twyfelen aan de weten
schap
Onze kinderen geven echter om deze ge
leerdheid niets ter wereld. Sint-Nicolaas is eens
een voortreffelyke bisschop geweest, van
Myra, zeggen weer andere geleerden, die ook
wel gelyk zullen hebben die, in het alge
meen oen bovenstbest, goedaardig, mild en
liefdadig man, bovendien oen kindervriend
was. Om die voortreffelyke eigenschappen is
hy onsterflyk geworden en mag hy nog telken
jaro opnieuw rondryden, om de kinderen, van
wie hy zooveel hield, te verheugen met aller
lei lekkers, moois en nuttigs. Dat is een feit,
waaraan men redelykerwyze niet twyfelen
kan. Of is het niet waar, dat hondorden
kinderen hem gezien hebben, wat men noemt
gezien, als 's avonds de maan scheen door de
boomen, hem en zyn zwarten knecht, die het
schuldregister houdt van alle kleine kinderen
in het ryk gezegende Nederland 1 Is het niet
onweerlegbaar, dat de schoen, dien men
's avonds onder den schoorsteen zet, een liedje
zingende met trillende stem, en waarin brood
on hooi voor het paard worden gelegd, den
volgenden morgen leeg is of gevuld met
lékkers? Is het niet waar, dat de bisschop
we denken nu maar niot meer aan een
Germaanscben god in hoogst eigen persoon
om eon hoekje van de deur pepernoten en
ander lekkers komt strooien? Hoort men niet
allerlei geruchten, op den zolder, op de trap
pen, in de gang, welke verraden de tegen
woordigheid van den groeten onbekende?
Dat altemaal zyn dingen, die 6taan als een
paal boven water. Wy zouden wel eens willen
weten wat de grootste geleerden daartegen
hebben in te brengen.
Zy brengen er wysoiyk niets tegen in.
wy mogen er ons als Leidenaars op beroemen
in deze universiteitsstad te bezitten geleerden
en hooggeleerden van singuliere bekwaamheid
en 6chier onbegrensde scherpzinnigheid. Maar
toch durven wy wedden, dat geen hunner
ooit getracht hoeft zyn vyfjarig zoontje of
dochtertje het niet-bestaan van Sinterklaas te
demonstreeren.
Later, ja later, sluipt do twyfel het kinder
hart binnen en bet geloof aan den goeden
heilige verflauwt en verdwynt. Wy kunnen
niet altyd in een paradys wonenwy moeten
er uit en de wereld in, die niet altyd byzonder
aangenaam is; die zooveel illusiën verstoort;
die ons zendt zooveel surprises, wolke we
liever oen ander toebedacht hadden gezien!
Sinterklaas echter, Sinterklaas is geen illusie.
Hy bestaat. Zyn naam is slechts een andere
voor de Liefde. De liefde voor onze kinderen
en voor anderen ook, voor dezulken, die geen
kinderen meer zyn. Sinterklaas toch bezorgt
menigmaal boodschappen, die men zelf niet
best aandurft. Hy, de goede Sint, bezorgt ze
als de beste en trouwste „postillon d'amour".
„Als 't "Woensdag wordt"
Dan zal de kinderheilige aangekomen zyn
in het Jand, dat trouw zyn eeredienst hooft
bewaard. Want, hy moge dan uit Spanje komen,
hy is oen Nederlander en de meest geachte
van al onze landgenooten. Wy, Hollanders en
Zeeuwen, Friezen en Groningers wy zwierven
in geheel de wereld rond. Wy bevoeren allo
zeeën in onzen besten tyd en wy heft
fier op het hoofd 1 wy bevaren ze nog,
die zoeën. Wy maakten veroveringen on
stichtten koloniën. En waarheen wy gingen,
overal hebben wy Sinterklaas meegevoerd;
overal hebben wy hom gebracht de hulde,
dio hem toekwam, op zyn naamdag. Nog
vieren hem te Nieuw-York, het vroegere
Nieuw-Amsterdam, de nazaten van de oude
stichters der stad en dan rooken ze lange
Goudsche pypen en dan eten ze banketletters.
Wy zyn het land van de Oranjes. Wyzyn
het land van Rembrandt. Wy zyn ook het
land van Sint-Nicolaas en willen hopen, dat
wy het zullen blyven. Is hy niot, behalve
do patroon van Amsterdam, de patroon van
het Nederlandsche gezin?
„Als 't Woensdag wordt".
Dat zeide een klein meisje, waarmee wy
het genoegen hadden kennis te maken: een
oppassende leerlinge van een school voor
on vermogenden. De school was uitgegaan en
het kleine meisje gevoelde behoefte aan een
praatje. Zoo ging het naast ons loopen, vor-
trouweiyk babbelende. Wy betwyfelen of een
jongedame, tenzy zy een onderwijzeres mocht
wezen want deze dames als goede paeda-
gogen zien immers op het hart on letten
niet op de kleeding? het kleintje een
byzonder geschikt gezelschap zou hebben
gevonden. Ze zag er verre van netjes uitl
Integendeel, het arme kind was ternauwer
nood behoorlyk gekleed 1 Maar zy was een
kind en zy hoopte op Sinterklaas. Verleden
jaar had zij hom gezien in een groote zaal
en hy had toen zooveel meegebracht en doen
uitdeelen! Ook kende zy een „ryken meneer"
op een der Singels en nog een op het Rapen
burg, by wie zy toen op Sinterklaasavond
mocht komen om een pakje af te halen 1 Zou
't weer gebeuren?
„Als 't Woensdag wordt".
O, goede Sint en vriend van het milddadige
Nederland, maak het goed dit jaar, voor de
kleinen, voor de grooten, vooral ook voor
do armen, die in dit Christelyk land, in dit
land der Liefde, op a. 8. Woensdagavond op
u vertrouwen, hun hope alsdan op u gesteld
hebben en alles goeds van u verwachten!
Waarom Utnirik weer in Sint-Nicolaas geloofde.
Een kleine deugniet was hy, die Hendrik;
maai' een kleine vrygeest ook, al was hy pas
zoven jaar oud. Als zyn tienjarig zusje, Marie,
aan Sint-Nicolaas oen brief schreef, om het
een of ander te vragen, dan lachte Hendrik
en zei: „Dat je daaraan nog gelooft; or be
staat geen Sint-Nicolaas; de speeldoos heeft
pa en de pop is door moe gekocht. Ik weet
het zeker." Mario en moeder verweten hem
zyn ongeloovigheid. Als hy zoo weinig ver- -
trouwen in Sint-Nicolaas had, bracht doze
hem zeker niets; hoogstens wellicht een
groote gard.
Hendrik dacht echter: „Dan zeg ik het tegen
pa. Dan zal ik toch wel wat krygen."
Sint-Nicolaas-avond kwam en met hem
Sint-Nicolaas. Marietje kreeg een groote pop
en een speeldoos; voor Hendrik stond een
berkestokje klaar, om hem wegens zyn
ongeloof te straffen.
Dit gaf een huilen zonder eind, dat eerst
verminderde, toen Marie haar koek mot hem
deelde, en de ouders beloofden zelf het ©en
en ander voor hem te koopen als Hendrik
dan voortaan in Sint-Nicolaas geloovon zou
en braaf wilde oppassen.
Het volgende jaar naderde weer de Sint-
Nicolaas-tyd. Hendrik geloofde schynbaar nog
altyd aan den goeden Sint. Inwendig be
raamde hy echter een snood plan!
's Morgens vóór het feest ging hy naar
oom Jan. „Oom, hoe laat komt vanavond
Sint-Nicolaas? Komt hy weor door dezelfde
deur als het vorige jaar? En weer om
halfacht?"
Oom Jan beantwoordde alle vragen, want
oomenfin, dat doet er niet toe. Hy vroeg
Hendrik echter waarom hy alles zoo graag
vooruit wist.
En daar kwam het booze plan er uit:
„Hy heeft my het laatste feest niets gebracht;
laat hem nu maar komen 1 Ik heb een grooten
pot mot water achter de deur klaar gezeten
zal hem eens lekkertjes nat gieten!"....
„Dat zal je met veel helpen," zei oom Jan.
„Sint-Nicolaas weet alles vooruit en noemt
zyn maatregelen."
Zoo kwam het feesteiyk uur. Daar buiten
glinsterde het zilverenmaanlicht; achter d©
deur stond Hendrik met een pot vol water.
Open gaat de deur en statig komt, mot een
wyd open gespannen parapluie, Sint-Nicolaas
binnen.
Sedert dien tyd gelooft Hendrik in Sint-
Nicolaas.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur I
Beleefd verzoek ik u eenige plaatsruimte
in uw veelgelezen blad.
Hier en daar ziet men op de straten bordjes
geplaatst, waarop: „Bescherm de dieren en
spaar de vogels". Het ware te wenschen, dat
ook dit door den koetsier van een der bier
wagens werd ter harte genomen. Laatst was
ik ooggetuige, hoe deze op onbarmhartig©
wyze bet paard sloeg.
Maar, Mynheer de Redacteur, waar men aan
den eenen kant zorgt voor de bescherming
der dieren, mag men toch de zorg voor
menschen niet uit het oog verhezen.
Myns inziens wordt dit niot gedaan n.l.
voor de bewoners van de Waardstraat, gelegen
aan den Zyisingel, wordt niet voldoendo ge
zorgd. "Wie moet zorgen, dat er des avonds
voldoende licht is in deze straat?
Wel zyn er in het begin van het jaar twee
lantaarnpalen geplaatst, maar tot heoen ont
brak nog het licht. Zooals het nu in deze
straat gesteld is, is de toestand onhoudbaar.
Gaarne wenschte ik hierop te wyzen vóór
nog het spreekwoord van toepassing is: „Als
het kalf verdronken is, dempt men den put."
Ontvang, Mynheer de Redacteur, myn dank
voor de afgestane plaatsruimte
Een bewoner der Waardstraat.
Burgerlijke Stand.
AARLANDERVEEN. Bevallen: J. M. Koele-
wijn geb. Van dei tiidde Z. A. G. Bosman
geb. Van der Hejden Z. T. Baars geb Jonge-
leen D. D. K. Geel geb. Van Kregten, Z.
ALFEN. Be vallen: "C. Verkerk geb. Van
Dyk Z. W. Kortenoeven geb. Kwakernaak
levenl. Z, M. Van den Berg geb. HoogerwerfZ.
Overleden: B. Van Dieet, wed. r. P. M. Van
der Voort, 61 j.
Gehuwd: Blom, wedr. v. N. Van Hoorn,
42 j. en O. Ende, jd. 26 j.
BODEGRAVEN. Bevallen: C. J. Yerwey
gob. Van Ingen D. J. Van der Voorst geb.
Drijver D.
NIEUWKOOP. Bevallen: P- Slingerland
geb. De Pater D.
Overleden: P. Verlaan, echtg. ran H. De
Beer, 29 j. C. Wansinok, eabtg. vau G. E.
Kooiman, 53 j. J. A. Staee, 71 j.
OUDSHOORN. M. H. Vau der Hoek goborea
Roos D. M. M. Zwanenburg geb. Van Klave
ren Z. E. Tuyn geb. Stina Z. H. J. Janazen
gob. Van Heyningen Z. J. Vau Leeuwen geb.
Snijders D.
Overleden: K. Van Noot, huievr. van W.
Van der Knaap, 82 j. N. W. Keyeor jd. 3 w.
Gehuwd: A. T. Prins en D. K. Van Eek.
A Verkade on J. Van Groningen.
RIJNZATERWOUDE. Overleden: Adrian»
Eikelenboom 14 maanden.
SASSEN HEIM. Geboren: Theodorua Corne
lia, Z. van C. Scbrama en B. Van Diemen.
Overleden: L. A Neordermeer jm. 4 mnd.