N#. 12508
Zaterdag X December,
A*. T900
<§eze fëourant wordt dageUjks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F-eu-illeton.
DE STERNTHALS.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden per 8 maandeni i i i i 1.10.
Builen Leiden, per looper en naar agenten gevestigd ztjn 1-80.
Franco per post
1.65.
PRIJS DER ADVERTENTTEN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
In het Handelsblad wordt gezegd:
De Fransche Senaat heeft een bosluit ge
nomen, dat van veel invloed zyn kan voor
de vrouwenbeweging en dat in ieder
geval als een groote overwinning van het
feminisme kan worden beschouwd. Het wots-
ontworp, reeds door de Kamer goedgekeurd,
waarin aan de vrouwen, die het examen van
doctor in de rechten hebben gedaan, veroor
loofd wordt hot beroep van advocaat uit te
oefenen en voor de rechtbankon te pleiten,
is in den Franschon Senaat aangenomen.
De geschiedenis van dit wetje is bekend.
Een Fransche studente in de rechten, mile
Cliauvin, promoveerde met grooten lof; zy
vestigde zich als advocaat on wilde inge
schreven worden by de balie. Dit werd ge
weigerd, omdat in de wet niet beslist wordt
vermeld, dat vrouwen kunnen worden inge
schreven. De wettelijke vorm: celui, qui....
(hy, die kon volgens de wetsuitleggers
alleen slaan op de mannen, niet op de vrou
wen; dus kon raej. Chauvin geen advocaat
ziln. Eon eisch, om alsnog ingeschreven te
worden, werd door don burgerlijken rechter
in de verschillende instanties verworpen. En
mej. Chauvin was met haar diploma, haar
doctorstitel en haar summa cum laude ver
oordeeld niet te pleiten.
De zaak werd in de Fransche Karaer ter
sprake gebracht, en van socialistische zijde
word een wetsvoorstel ingediend, om vrouwen,
die de vereischte examens hebben afgelegd,
officieel tot de advocatuur toe te laten. De
Kamer nam dit voorstel verleden jaar met
groote meerderheid aan, en thans heeft de
Senaat liet gegeven voorbeeld gevolgd. Mejuf
frouw Chauvin zal dus thans tot de praktijk
der rechtswetenschap worden toegelaten. De
eerste vrouwelijke advocaat doet in een
Éuropeesch hof haar intrede.ha' de 'door
den grooten Wiüiam vereeuwigde Portfa ten
minste.
Het is opmerkelijk, dat in deri Franschen
Senaat, by de behandeling van dit onderwerp,
dezelfde gemeenplaatsen, dezelfde platgetreden
opmerkingen werden vernómen, die gewoonlijk
gehoord worden, wanneer er sprake is van
het optreden van vrouwen in een maatschappo-
ljjke betrekking. Het was ditmaal de senator
Gourju, die een redevoering hield door zyn
ambtgenoot TiJlaye zeer geestig „een academi
sche redevoering" genoemd om te betoogen,
dat de vrouw in hot gezin thuis behoort;
dat zy de wereld moet belioerschen door haar
gratie, haar geest, haar schoonheid en goed
heid; dat de vrouwen te zwak zyn om
ernstigen arbeid te verrichten.et patati,
et patata.
Het schynt, dat de menschon, die de vrouw
verwijzen naar het gezin, naar deu liuiselykon
haard.... nog maar steeds niet kunnen of
willen begrijpen, dat er een haard of eon gezin
behoort te zyn, alvorens men er do vrouw
naar verwyzon kan; en dat het, wijl de bigamie
in de Europeesche landen met uitzondering
van Turkye verboden is, toch niet wel
aangaat de vrouwen, die overschieten möeton,
(gesteld, dat alle mannen, die er voor in de
gelegenheid zyn, een gezin vostigen of een
haard bouwen)en dat zyn er ongeveer
5 per mille.... eenvoudig om hals te brengen.
De statistiek wfist uit, dat er van duizend
vrouwen in Europa gemiddeld slechts 350 in
het huwelijk treden; de 650 andere moeten
dus maar leven van haar gratie en haar
schoonheid l
De heer Gourju is wel zoo goed te erkennen,
dat er ook „vrouwelijke betrekkingen" mogen
z\jn; maar daaronder behoort z. i. niet de
„advocatuur." Daarvoor is een vrouw veel te
zwak, meent hy. Men zou hem kunnen tegen
werpen, dat waar een vrouw tyjv. de zeer
vermoeiende taak van tooneelspeelster aan
vaardt, waar zy Phèdre en Medea, Maria Stuart
en Jeanne d'Arc, zelfs Hamlet en l'Aiglon
kan spelen, zy heusch wel in staat zal zyn,
de advocatuur te vervullen, en een medemensch
te verdedigen, zoo die in gevaar verkeert on
schuldig te worden veroordeeld.
Maar bovendien, de voorbeelden zyn aan
wezig, dat vrouwen met succes en met zeer
veel succes, de betrekking van advocaat, van
verdediger, hebben vervuld.
Ik herinner my do geschiedenis van mevrouw
Bella Lockwood, de Amerikaansche rechtsge
leerde, die zich reeds tweemalen candidaat
hoeft doen stellen voor het ambt van president
'der Vereenigde Staten.
Mevr. Bella Lockwood was gehuwd; en
toen haar man stiorf, bleef zy op nauwelijks
30 jarigen leeftijd achter, met drie kinderen.
Zy wyddo zich aan de studie der rechtsge
leerdheid, deed de verschillende voorgeschre
ven examens en promoveerde. Doch toen zy
zich wilde laten inschrijven, stuitte zy, in
het vrije Amerika, op dezelfde bezwaren als
mej. Chauvin in het Republikeinsche Frankrijk.
Voor mevr. Lockwood moest daarginds ook
een wet worden gemaakt, die haar veroor
loofde te pleiten. Zy moest iederen senator
afzonderlyk gaan bezoeken; en allen vonden
het onzin, dat een wet gemaakt moest wor
den voor óón vrouw, want niemand zou na
haar de rechtspraktijk uitoefenen, meende
men. Maar om haar genoegen te doen, zou
men er voor stemmen.
Zoo werd de wet aangenomen; mevrouw
Lockwood werd advocaat en trad horhaal-
delyk als verdedigster op. Zy was gelukkig,
won veèl processen, opende een consultatie
bureau, leidde jonge meisjes op, wist zich
een eervolle en gelukkige positie te scheppen.
'J^ïaDS is zfi -grdotmcrederr.Maar zjj heeft het
g^luk gehad te zien, dat de voorspellingen
dor senatoreneon wot gemaakt voor één
vrouw, ongegrond gebleken zyn. Thans zijn
er in de Vereenigde Staten 127 vrouwelijke
advocaten ingeschreven; en tal van meisjes
studeeren in de rechtswetenschappon aan
verschillende hoogoscholen.
Zou, wat in Amerika bleek proefhoudend
te zyn, en wat thans in Frankryk wordt
nagevolgd, niet in andere landen eveneens
kunnen voorkomen?
Ik stel deze vraag, omdat de mogelykheid
groot is, dat in Nederland ook weldra een
vrouw als „meester in de rechten" zal promo-
veeren en de bevoegdheid vragen om op te
treden als praktizeerend advocaat. Zal men
haar den toegang tot de balie vergemakke
lijken door bijtijds de noodige maatregelen te
nemen; of zal men haar het leven moeilijk
maken, on excepties opwerpen, en een wet
telijke voorziening noodig maken met al den
omslag, die daarbij behoort.zooals men
het Bella Lockwood deed in do Vereenigde
Staten en mej. Chauvin in Frankrijk?
De Arnhcmsche Courant maakt eenige kant-
teekeningon b\j een opmerking van Het
Vaderland (zie ons vorig Overzicht). Dit blad
constateerde op grond van uitingen van anti-
rev. en katholieke zyde, dat er van dien
kant geen haast bestaat om achter de
groene tafel plaats te nemen. De Arnhem-
sche Courant schryft:
Ons wil het voorkomen, dat hier Het
Vaderland met zyn gevolgtrekkingen wel
wat haastig is. Nog zes maanden scheiden
ons van de algemeene verkiezingen en daarin
kan nog veel gebeuren. Maarhet kan
ook wel tactiek zyn, zich belangeloos voor te
doen om den tegenstander in slaap te sussen l
Bovendien, als de partijen der rechterzijde in
de verschillende districten candidaten stellen,
en dat zy het niet doen zouden, zal ook
Het Vaderland wel niet. verwachten, dan
kunnen er, wat dr. Schaepman, De Standaard,
enz. nu ook mogen schrijven, niettemin zoo
veel van dezen gokozen worden, dat in de
nieuwe Kamer de rechterzijde in de meerder
heid is, en dan zal het gemeenschappelijk
program ad hoe ook wel gevonden worden.
Hechten wy daarom aan de bedoelde uitin
gen minder waarde dan Het Vaderland, zeer
stellig moeten wy opkomen tegen de vraag,
waarmede het blad zyn stukje besluit: „Nu
de tegonparty geen haast heeft het Kabinet
af te breken, zal haar nu het schouwspel
gegund worden, dat de eigen vrienden het
doen?" Waarover de .verkiezingen in 1901
hoofdzakelyk zullen loopen, is nog niet te
zeggen, maar het dunkt ons al zeer onwaar-
schyniyk, dat het wezen zal pver de vraag:
Behoud of vervanging van het tegenwoordig
Kabinet. Wy voor ons althans achten het
niet mogelyk, dat dit de inzet zou kunnen
z(jn van een principieelen stryd aan de stem
bus, waar, ook naar de- eigen erkentenis van
den premier, het Ministerie geboren is uit den
uitslag van den verkiezingsstryd in 1897 en
dienovereenkomstig Is voortgekomen uit twee
niet in elk opzicht eensdenkende groepen der
linkerzyde, terwyi deze bovendien nog een
uicersten rechter- en een uitersten linker
vleugel heeft, die in het Kabinet niet ver
tegenwoordigd zyn.
Slechts in twee gevallen kan by de stem
bus de stryd worden gevoerd onder do leus:
vóór of tegen de Rogeering, nl. óf by een
Kamerontbinding op oen door haar voorge
stelde prineipieele wet, óf als een zuiver
homogeen Kabinet aan het bewind is. Het
eerste geval zou zich in Juni 1901 nog kunnen
voordoen, maar het tweede nu, dat weet
iedereen l
De Mi-ldelburgsche Courant stelt Het Vader
land gerust, dat er by de eigen vrienden van
het Kabinet hoegenaamd goen haast en geen
vurig verlangen is, het ministerie af te breken.
„Zy wenschen," zegt het, „in 1901 alleen
zooveel doenlyk te bevorderen, dat de politieke
atmosfeer worde gezuiverd, opdat de ministers
van eigen kleur zich zoo vast mogelyk op
hun zetel gévoolen en daardoor des te meer
en dos te beter kunnen voorwaarts schryden
op den weg, dien zy zyn ingeslagen: op den
weg der sociale wetgeving.
Daartoe kunnen zy zeiven medewerken
door te letten op de teekenen des tyds en
hun voordeel te doen met de uitspraak van
de meerderheid der kiezers".
Overigens vraagt de Middelburgsche Courant
of het zoo'n ramp zou zyn, indien de ver
kiezing in 1901 ten gevolge had, dat een
beslist homogeen vryzinnig democratisch
of vooruitstrevend liberaal ministerie kon
worden gevormd of wel het huidige Kabinet
zoodanig kon worden hervormd? Naar haar
meening niet.
O ver Grondwetsherziening en
algemeen kiesrecht schryft (rar.) A.
K(erdyk) in het Sociaal Weekblad.
Na eerst o. a. met een beroep op zyn
eigen verleden afgewezen te hebben de be
schuldiging van V. in Het Nederlandache
Dagbladdat het aandringen nu op Grond
wetsherziening om te komen tot algemeen
kiesrecht bewyst, dat zy, die vroeger voor
het tot-stand-komen der kieswet-Tak y verden,
de ongrondwettigheid er van nu erkennen,
gaat schryver na „wat in den laatsten tyd,
op het stuk van Grondwetsherziening in ver
band met de kiesrecht-quaestio, onder kiezers
en niet-kiezers van vryzinnigen bloede is
geschied," ten einde op grond daarvan het
zyne te zeggen „over hetgeen in die richting
verder wenschelyk is."
Na de houding, door de „Liberale Unie"
aangenomen, meent mr. K., dat mag en moet
worden verwacht, dat in de aanstaande Juni
maand de „Liberale Unie" vierkant zal staan
met en onder de vaan van Grondwetsher
ziening, om invoering van algemeen kiesrecht
voor mannen en vrouwen mogelyk te maken,
die zy geheschen heeft.
Op grond van het verleden van het Alg.
Ned. Werkliedenverbond mag eveneens wor
den aangenomen, dat dit in de naderende
verkiezingsdagen pal zal staan voor den eiscli
van Grondwetsherziening.
Het Ned. comité voor algemeen kiesrecht,
waarin de sociaal-democratische elementen
den boventoon voeren, al zyn in de fedoratie
ook andere Vereenigingen vertegenwoordigd,
byv. do Radicale Bond en de Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht, heeft zich reeds onom
wonden in dien geest geuit.
Mr. K. stelt nu de vraag: „of het belang
der zaak vordert, of het althans wenschelyk
is, dat het Alg. Ned. Werkliedenverbond en
de Liberale Unie, hetzy zich aansluiten by,
hetzy zich boroid verklaren tot samenwerking
mot voornoemd comité, ter bevordering van
het gemeenschappelyk doel."
De Hollander zegt onder het hoofd „Het
socialism e"
Er is een groot onderscheid tusschen den
socialist van heden en den socialist van eenige
jaren geleden. Vroeger kon men zich een
socialist niet anders voorstellen dan-als slor
dig gekleed, met oen woest voorkomen, lange
haren en afschrikwekkend gelaat; maar
thans treedt de socialist op met glacé hand
schoenen, een deftig heor, boschaafd en par
lementair, den tegenstander hoffoiyk behande
lende: een beschaafde onder de beschaafden.
By deze gedaante-verwisseling wordt men
onwillekeurig herinnerd aan wat onlangs de
verbazing van een verslaggever aan de recht
bank opwekte, dat nl. thans in het bankje
der beschuldigden niet meer uitsluitend have-
lóoze en verwilderde personen, maar ook en
in grootor getale nette „heeren" en „dames"
verschynen, gehandschoend en met manchet
ten, met een voile voor het gelaat.
Zooals de misdaad in een andoren vorm is
opgetreden, heeft ook het socialisme een ge
daante-verwisseling ondergaan.
Is daardoor de misdaad minder afschuweiyk
is daardoor het socialisme minder govaarlyk
geworden?
Natuuriyk niet. Veeleer is or reden om te
zeggen, dat het socialisme veel gevaarlyker
is geworden en veel ernstiger karakter in den
stryd onzer dagen heeft verkregen.
Om de holle phrasen van Domela Nieuwen-
huis lachte de Kamer; maar als Troelstra
spreekt, wordt met ernst geluisterd. Domela
Niouwenhuis was een afschrikking voor ieder,
die prysstelde op onderzoek, studie en arbeid
Troelstra wordt een voorbeeld voor allen, die
meenen mochten, dat in deze ernstige dagen
do stryd zonder ernstige inspanning kan
worden gevoerd.
Troelstra heeft het natuuriyk by het rechte
eindmaar daardoor is hy dan ook de gevaar-
ïyke man. Niet zoozeer de socialisten als zoo
danig, zyn partygenooten; maar zyn beginselen
krygen door zyn optreden iets verleideiyks,
iets aantrekkeiyks voor een ieder, die zich
geen rekenschap geeft van de juiste ver
houding tusschen Volk en Overheid.
Natuuriyk in do oersto plaats voor hen, die
het liberalistisch staatsrecht, gegrond op
ongeloof en Revolutie, voorstaan. Vandaar
dan ook, dat we spreken niet van de
socialistische party, maar van Troelstra'a
richting het socialisme met den dag
voortgang maakt; en dat wy het heel natuur
iyk vinden, wanneer liberale bladen In socia
listen hun „neefjes" zien.
Wat toch wil het socialisme?
Dertig, veertig jaren geleden zocht heel het
liberalen-dom het heil voor land en volk In
volstrekte Staats-onthouding. Staats
onthouding niet ten opzichte van do school,
en vroeger ook niet voor de Kerk, maar ten
aanzien van de verhoudingen en nooden en
behoeften in het maatschappelyk leven. Het
socialisme heeft de oogen geopend dat is
zyn verdienste I voor de treurige toestanden
in de maatschappy; doch. het predikt nu
het tegenovergestelde, een ander uiterste
Staats-albe moeiing.
En voor dit stelsel worden de mannen, die
uit de Revolutie-beginselen leven, al meer
gewonnen. Men zag het by de Ongevallenwet,
ook by de Leerplichtwet; on straks zal het
nog wel duideiyker worden.
Troelstra ziet zyn aanhangers, voor wat
betreft het beginsel van het socialisme, b(J
duizenden toenemenja, dat getal vermeerdort
met den dag.
Hierin ligt oen zeer ernstig gevaar voor
onze vryheid vryheid, nu niet opgevat
naar het Kaïnswoord der Revolutie: „Ben ik
mya8 broeders hoeder?" maar naar den zin
der ordinantiën, die God heeft gegevon voor
hot gezin, voor iederen kring van het sociale
leven;
Op dien grond nu zeggen w(j en heeft
naar onze overtuiging ieder Christelijke party
te zeggen: het socialisme is de vyand.
Laten we ons toch niet druk maken met
de socialisten.
Maar zy het de ernstige begeerte van allen,
die aan de H. Schrift gehoorzaam willen zyn,
om het socialisme in zyn beteekenis voor onze
dagen te bestudeeren.
Eerst dén kan, tegenover dat stelsel van
vernietiging van alle particulier initiatief on
energie en veerkracht van personen en kringen,
vrucht verwacht worden van de verkondiging
der leer van de souvereinibeit in eigen kring
en daarmede van de vryheid voor het gezin,
voor de school, voor kunsten en weten
schappen, voor handel en industrie 6n
ny verheid.
Het socialisme vernietigt de tegenstelling
van Yolk en Overheid, bluscht alle voerkracht,
breekt de eüergie en doet den mensch opgaan
in de vraag naar stoffelyke behoeften.
En daartegenover moet voor ons duideiyk
worden de juiste verhouding tusschen Volk
en Overheid; maar óók de heeriyke beteekenis
van het Woord der Schrift: „De mensch zal by
brood alleen niet leven"; en „zoek eerst het
koninkryk Gods en Zyn gerechtigheid en alle
andere dingon zullen u toegeworpen worden."
28)
„Weet gy ook, waarom ik naar hier ben
gekomen, juffrouw Roberta?" vroeg Hülsdorf,
zoo gauw als hy met haar alleen was. „Niet?
Dan zal ik het u zeggen. Ik wilde de jonge
mannen, waarmee gy hier omgaat, leeren
kennen. Gerustgesteld keer ik naar Beriyn
terug. De jongelieden, die ik gezien heb,
schynen my niet gevaariyk toe. Vrees niet,
dat ik myn aanzoek nu zal herhalen. Ik zal
myn doel bereiken, want ik richt er myn
leven voor in. Maar daar komt juffrouw Helene
weer terug."
De bengaalsche vlammen doofden uit, het
verrukkeiyke schouwspel was ten einde,
spoedig zonk de machtige waterzuil neer, en
men ging uiteen.
„Hedenavond moet mooie Freddy in Mainz
komen," fluisterde Helene Roberta toe. „Lilli
Maszen zeide het my. Hy zal dus morgen
wel hier zyn."
Roberta bracht haar vriendin naar het spoor;
by het afscheid geraakte zy geheel buiten
zichzelve. Theresia verzocht haar, bedaard
te blyven; zy zouden elkaar immers spoedig
terugzien 1
„Zullen wy?" klaagde het meisje. „Het is
my, als ware dit een afscheid voor immer."
Sprakeloos, maar met veelzeggenden blik,
kuste Hülsdorf de hand, die zy hem tot
afscheid reikte; maar Roberta zag met haar
oogen vol tranen den trein na, tot hy in de
verte verdween.
Innerlyk diep getroffen, al bleef zy ook
uiterlyk schynbaar rustig, wandelde Roberta
naast haar moeder voort. Zy was na Theresia's
vertrek byna versuft, wat mevrouw Sternthal,
die de diepliggende oorzaak niet begreep,
zeer verwonderde. Zy begreep niet, hoe die
korte scheiding van haar oudere vriendin
haar dochtor zoo aangrypen kon. Maar onbaat
zuchtig, als mevrouw Sternthal was, ver
klaarde zy zich echter bereid Wiesbaden
spoedig te verlaten, daar haar badkuur toch
byna geëindigd was. Maar hier wilde Roberta
weer niet van hooren. Het verblyf harer
moedor mocht niet ter wille van haar kin
derachtige luimen worden ingekort, en dit
nog te minder, nu, volgens Heiena's verze
kering, Wöllern's komst op handen was. Deze
laatste omstandigheid geloofde Roberta niet
aan haar moeder te moeten meedeelen. Wat
zou zy er ook van zeggen? Vóór zij zelf
Wöllem had woergezien, kon zy niet uitma
ken, of haar herinnering was toe te schryven
aan jeugdige dweepzucht dan wel aan een
dieper gevoel! En zou dan Wöllern nog een
zelfde genegenheid voor haar koesteren? De
gedachte deed Roberta reeds blozen.
Maar als zy nu eens met gelyke gevoe
lens tegenover elkander stonden? Ja, wat
dan zou gebeuren, moest de tyd leeren; het
jonge meisje kon er niet aan denken. Het
was haar, alleen reeds ter wille van Helene,
onmogeiyk te vertrekken. Deze wist, dat
Roberta Wöllern kende, en had bemerkt, dat
zy een meer dan gewone belangstelling voor
hem koesterde. Als zy nu zou vertrekken,
had het den schyn, dat zy hem wilde ver-
myden, en op Helene's bescheidenheid durfde
Roberta zich niet verlaten.
m het Kurhaus kwamen mevrouw Erkstein
ea Annie haar te gemoet, en Annie ging,
zooals zy met voorliefde placht te doen, aan
Roberta's arm hangen.
„Uw vrienden zyn dus vertrokken?" vroeg
Annie. „Ja, ja, men leert hier de menschen
slechts kennen om er weer van te scheiden.
Nu, juffrouw Hülsdorf zal u van tyd tot tyd
wel eens schryven, nietwaar?"
„Dat is niet noodig, in Beriyn spreken wy
elkander dagelyks."
„Och ja, dat vergat ik. Brieven zyn dikwyis
zoo onzeker; zy gaan soms verloren. Zoo is
het zeker ook. met Behrings brieven gegaan;
zelfs overste von Romraersdorf heeft niet
oens tyding van hem gekregen."
„Wat zegt gy, Annie! Werkeiyk, dat ver
wondert mij." Roberta dacht, terwyi zy sprak,
aan heol andere dingen.
„Ik verzocht gisteren don overste, toch
een paar regels aan Behring te schryven,
maar hy kent zyn adres niet. O, het is
treurig 1"
De tranen kwamen het arme, zwakke meisje
in de oogen. Roberta trachtte haar, zoo goed
zy kon, te troosten. Plotseling riep Annie:
„Wie hebben de Rommersdorfs daar nu
weer by zich? Een half dozyn officieren. Zeg
tegen Helene niets over Behring, Roberta;
zy zou my uitlachen."
Toen de dam os naderby kwamen, stonden
de heeren op. Een van hen, een boogo, slanke
gestalte, trad op mevrouw Sternthal toe en
zeide, haar de hand kussend: „Mag ik hopen,
mevrouw, dat gy u myner nog herinnert?
Verleden jaar had ik het geluk eenige, helaas
korte, maar gelukkige uren in uw nabyheid
door te brengen."
„Wees welkom, mynheer von Wöllern,"
antwoordde mevrouw Sternthal. „Wy allen
dachten gaarne aan dien gelukkigen tyd, al
volgden er ook treurige dagen op."
Men nam plaats. Wöllern wist het zoo te
schikken, dat hy een stoel naast Roberta kreeg.
„Heeft mynheer Behring nog niet geschre
ven?" vroeg Annie aan den overste.
„Neen," gaf Rommersdorf kortaf ton ant
woord, en voegde er by: „Gy hebt my dat
al zoo dikwyis gevraagd, juffrouw Erkstein;
zou het niet beter zyn, er verder over te
zwygen? Als Behring schryft, zult gy het
dadelyk hooren, dat beloof ik u."
Verbaasd, zelfs verschrikt, zag Annie hem
aan; zoo had zy den anders altyd goedge-
luimden man nog nooit hooren sprekeD. Zy
kon haar tranen nauwelyks bedwingen.
„Arm ding," fluisterde Roberta medelydend.
„Waarom plaagt zy papa dagelyks met
haar vragen?" zeide Helene geprikkeld.
„Dat Behring niets meer van haar wilde
weten, was duidelyk, en papa is heden al
zeer slecht geluimd. Het schynt, dat het ver
trek uwer vrienden hem evenzeer spyt als u.
Theresia was ook altyd zyn gezellin, maar
op zyn leeftydWeet je, ik had daar
omtrent, en ook over de verhouding van
Hülsdorf en Behring tegenover u, soms zulke
gekke gedachten."
Haastig viel Roberta haar hier in de rede
„Ik ken uw gedachten niet, maar verzoek u,
ze hier niet uit te spreken."
„Och zbo! Ongelukkig kreeg ik deze ge
dachte te laat; anders had ik my niet zooveel
moeite gegeven voor die cyfermenschon."
Ongeduldig had Wöllern het einde van dit
halfluid gevoerd gesprek aangehoord; nu richtte
hy zich tot Roberta met de vraag: „Mag ik
hopen, dat gU, waarde juffrouw, my nog niet
geheel en al vergeten hebt
„Ik heb niet zooveel vrienden en kennissen
om ze te kunnen vergeten, mynheer von
Wöllern, en aan den tyd, waarin wy elkander
ontmoet hebben, knoopen zich zeer veel
schoone herinneringen vast."
„Uw woorden klinken zeer vriondeiyk,
maar zyn te algemeen, om my te kunnen
bevredigen. Ik verlang meer. Is myn wensch
onbescheiden? O, kyk niet den andoren kant
uit. Byna dagelyks heb lk in myn herinnering
nog eens do kostelyke uren doorleefd, ik heb
geen enkel uwer woorden of blikken vergeten l
Ook uw smart heb ik gedeeld
„Hoe, gy wist
„Zeker. Ik wist, dat uw hooggeachte vader
gestorven is, maar het scheen my te onbe
scheiden, u met myn rouwbeklag lastig te
vallen. Ik kon immers niet hopen, u ooit
weer te zien! Kan ik er nu mee tevreden
zyn, zoo in het algemeen tot uw „kennissen"
gerekend te worden? Ik zal beproeven, my
recht te verschaffen op een anderen titel..."
„Mijnheer von Wöllern, gy richt uw mede-
deelingen over uw verblyf in Hannover zoo
uitsluitend tot myn vriendin, dat wy allen
volmaakt onwetend zullen weggaan 1" riep
Helene hier uit. „Laat er ons eens iets van
hooren 1"
Wöllern maakte een buiging. „Tot uw
dienst, mejuffrouw."
„Ik verveel my op het oogenblik gruwoiyk
als dat zoo doorgaat, gebeurt er iets ver-
sckrikkeiyk8."
„En wat zou dat zyn?"
„Ja, als ik dat zelf maar eens goed wist.
Of ik schryf een roman, waarin ik het ge-
heelo gezelschap in sprekende kleuren af
schilder.... Gy lacht? Romans schryven en
de ^jongelui daarin scherp afteekenen Is tegen
woordig chic, of
„Nu, of?"
ïWvrdt MMlgd.)