BOAZ. GRATIS. St.-Nioolaas-Oadeaux. 't Posthof. Hoogstraat 4. J.J.POLUANN, Nieuwe Rijn L CORNS. TAN DES TEN, Sl-Nicolaas-Étalage BEÜZEMAKER Co., De SIMICOLAAS- ■COURANT deNatuur-V/ollen Ondergoederen i; 7EREEMG1HG Hederlandsche Patroons Buitengewone Algemeene Vergadering, HOTEL-CAFÉ-REST AU RANT Van af Zaterdag verkrijgbaar:, HEERLIJK Boek-, Kunst- en Muziekhandel. fy kerel met aangenaam heldere stem, roept telkens: „Houdt moed, kerels, om Godswil, schiet niet te vroeg, laat hen nader komen; merkt uw man." Dan weder klinkt de ernstige stem van sergeant Yan Staden: „Mannen, vreest niet voor een mensch; God is naby. Hy alleen kan ons lot beschikken; Zjjnhand bestuurt alles." Die drie mannen vervullen ons allen met een moed en kalmte, zooals ik niet had gedacht, dat ooit kon bestaan. Nader en nader komt do vijand; heviger wordt het schieten, eindelijk kunnen wij man voor man duidelijk onderscheiden, doch 6teeds zwijgen onzo geweren. Daar is de afstand 900 pas geworden! „Kerels, schiet, 900 yards vizier, voor ioderen kogel eon khaki", klinkt het korte en krachtige, zoo veel zeggende commando. Plotseling verandert het tooneel. Het scherp kort knallen der Mausers ver mengt zich met het algemeen gedreun en antwoordt het pa-tak-pa-tak der vijandelijke Lee-Metfords. Eensklaps is er leven in ons kopje gekomen en mot groote snelheid valt het eene schot na hot andere. De vijand deinst verschrikt terug; breede gapingen toonen aan, dat ons vuur goed is. Pom, pom, pom! klinken de korte, doffe slagen van onzo maxim en lokken onmiddellijk 'een nog veel heviger vuur van des vyands geschut uit. De gapingen, door onze Mausers en pom-poms gemaakt, worden terstond aan gevuld. "Weer wordt vooruit gerukt, weer ons vuur, weer zien wij vijanden vallen, doch waar één valt zijn er tien, twintig anderen om zijn plaats in te nemen. Wel zien wij do soldaten weifelen, doch als schapen, neen, meer als onwillige bloedhonden, die bevreesd z\jn hun prooi te bespringen, worden zij dooi de officieren voortgedreven. Ons vuur is onaf gebroken, wij denken niet meer aan het ver schrikkelijke lyddiet, en ofschoon ons kopje dreunt en schudt, de stukken klip on ijzer, allerlei projectielen overal vliegen, is onze geheelo aandacht slechts op de naderende infantorie gevestigd. Nader en nader komt deze, tot tweemalen moet zij terug. O, wat een heerlijk gevoel! Wy kennon het wankelen van Engelsche soldaten en herinneren ons hoe al meermalen, wanneer wij zeiven reeds aan oen goede uit komst wanhoopten, op het kritieke oogenblik de vijand allen moed liet varen en terugtrok. Maar helaas, de overmacht is nu te groot. wy krygen langzamerhand het besef van onzen toestand, doch de waarschuwende en opgewekte stemmen onzer aanvoerders klinken steeds, niemand denkt aan terugdeinzen; tel kens als wy een onzer vyanden zien vallen, gaat er een juichkreet op, en wanneer wy achter ons de zware slagen onzer Long-Toms hooren, weten wy, dat men het gevecht volgt en ons poogt te ondersteunen, poogt, want de witte, dikke rookwolk, die links achter ons, zeer ver weg, opslaat, bewyst ons, dat kapitein Pretorius, van de staatsartillerie, nog geen groot Fransch kanon op onzo flank heeft kunnen brengen l) 's Nachts hadden wij hem 100 man gezonden, gewapend met pikken ea bouweolen, om een der roote veldstukken te verplaatseu. Ware Pretorius aarin geslaagd, dan voorzeker was het einde van den slag geheel anders geweest, ja, misschien wuren de oorlogekansen geheel ten onzen voor- doclo gedraaid. Het is verre van mij iemand hiervan *on vorwyt te maken; dit laat ik over aan hen, die nooit nabij bet oorlogsterrein wareD, geen greiotjo begrip van een werkolijken slag hebben, nier en daar berichten opvangen en met de meest mogelijke onbeschaamdheid de daden onzer gene raals critieeercn, den moed onzer burgers durven bezoedelen Ik lig op myn rechterknie geknield, achter een klein schansje, mot het front naar den vfland, mflu recliterzyde gedekt door drie groote, zware klippen. Plotseling voel ik een brandende pyn in de rechterdy: een granaat scherf heoft my getroffen; de verwonding is niet ernstig en ik biyf doorschieten, na het projectiel, dat my hindert en niet diep is ingotrokken, met de punt van myn zakmes verwijderd te hebben. Het gevecht duurt voort. Do vyand, ver bitterd door den hevigen tegenstand, opent een nieuwe battery; wy zyn omgeven door een gordyn van ellende. „Standhouden, kerels 1" klinkt het telkens, en wy houden stand. Opeens is het alsof ik uit een verdooving ontwaak. Ik lig niet meer geknield, maar op myn rechterzyde, en ruik niets dan zwavel; de rechterhand houd ik op myn hoofd, de palm naar boven gekeerd, en daarop ligt een groot stuk steen; myn linkerzyde is geheel bedolven onder do klippen, waarachtor ik lag; ik roep en men komt my te hulp en bevrydt my uit myn pyniyke gevangenis. Ik mis myn geweer, slechts enkele kleine stukjes vind ik. Nu herinner ik my het go- luid van een ontzettende ontploffing. Een lyddietbom is tegen de klippon, waarachter ik lag, gebarsten en heeft alles op mjj ge worpen; als door een wonder ben ik gespaard gebleven. De vyand is op dit oogenblik onge veer honderd vyftig pas van ons af. Ons vuur blyft onafgebroken, niemand spreekt, slechts nu en dan hoort men eon onderdrukten schreeuw van een gewonde, den laatsten zucht van een stervende. John Pretorius, sorgeant, is dood; dit grypt my zeer aan. Hy was een forsche, flinke jonge man, een mooie kerel. Ach, hoo sprak hy steeds vol liefde van zfin jonge bruid. Juist zou hy zich in hothuwelyk begeven, toen de oorlog uitbrak en zyn plichten hem naar het oorlogstorrein riepen. Zonder geweer ben ik in do stelling voor het oogenblik van geen nut. Zoo goed ik kan kruip ik weg, om my naar myu vriend, com mandant Oosthuizen, te begeven en met hem te overleggen wat nog gedaan kan worden om onze mannen to sparen, want wy zien nu in, dat de stelling tegen den steeds nade renden en talrykor wordenden vyand niet te houden is. Oosthuizen is niet meor op dezelfde plaats, doch nu vóór het kraaltje by den am munitie wagen; zyn paard staat naast hem, ook gewond. De Mauserpatronen raken op. Telkens komt een der manschappen snel by ons, grypt een Martini Henry-geweer en -patronen en ver- dwynt dadelyk weer om den ongelyken stryd voort te zetteneen der gewonden heeft my zyn Mauser overgegeven. Commandant Oost huizen is koortsig en opgewonden. In de onmogelykhoid om aan het gevecht deel te nemen, zit de dappero kameraad ton prooi aan den vreesolyksten stryd. Heviger en heviger wordt het vuur; de vyand trekt een bom-maxim op onzo rechter zyde. Een oogenblik denken wy, dat het een onzer eigen stukken is en er hulp daagt, doch we worden op vreeselyko wyze uit dezen waan gebracht. De infanterie komt in looppas aan met gevelde bajonet. Heeds zyn eemgen tot op 50 pas genaderd. Zy echter komen niet verder, en boeten hun stout moedigheid mot hun loven. Ik neem geen korrel moer, doch schiet zoo snel mogeiyk schot na schot, totdat ook myn bandelier leeg is. Ik heb nog maar zes schoten op myn revolver. Het aantal gewonden wordt grooter, telkens komt een naar de plek, waar wy zyn, kruipt tot by ons, en valt neder, als om by ons hulp te zoeken. Helaas 1 Wat kunnen wy doen Onzo veldflesschon zijn leeg. Oosthuizon staat naast my, rechtop. „Wat moet ik doen, myn God, wat moet ik doen?" roept hy, en grypt myn hand. „Wy kunnen ons toch niet over geven? Neon, dat nooit!" antwoordt hy zelf, en zoo gewond als hy is, wil hy zich tus- schen de strydenden storten. Ik houd hem tegen. „Konden wy slechts stand houden tot don ker 1" roept hy. „Mi88chienkomternog hulp." Wy bespreken de mogeiykheid om een kanon te plaatsen op een bultje achter ons, waar onze voetgangers zyn, ten einde den vyand tegen te houdon, zy het dan ook maar kort, en daardoor den terugtocht der over geblevenen to dekken. Het is echter zeer gevaariyk, daar de vlakte tusschen ons kopje en het bultje (een sterke glooiing) voortdurend onder het vuur is. Ik wil gaan. „Neen," zegt hy, „ik ga zelf, liet is te gevaariyk." Do een voor den ander wil. Eindeiyk klinkt zyn bevel: „Ga naar luitenant Pohlmann, bezweer hem nog ©enigen tyd vol te houden, zeg, dat ik zal trachten een kanon op het bultje uit to trekken." Yreemd bevelend klinkt zyn stom; voor hot eerst gedurende al den tyd, dat wy samen in don oorlog zyn. Hy is myn meerdere in rang, ik moet gehoorzamen. Hy gaat naar z'yn paard, juist zet hy den voet in den stygbeugel, als weder een gewonde nader- komt; deze kruipt tot by ons, roept: „Luite nant Pohlmann is dood, kogel door het hoofden valt zelf neder. 'Als een donder treft ons deze slag. Oosthuizen's gebaat wordt aschgrauw. Op de plaats, die ik verlaten had, is luitenaat Pohlmann govallen, de kogel heeft hom in den rechterslaap getroffen en zonder een kreet te uiten is hy ter aarde gestort. Het is alsof wy te midden van een vulkaan staan; hot vyandeiyk vuur concentreert zich moor en meer. Het is geen gevecht meer, hot is een moord. Daar komt onze artillerist. „Commandant, het is fout, de vyand is reeds in den voet van hot kopje." „Schiet, kerel, 8chietl" roept Oosthuizen. Drie, vier schoten uit de maxim volgen. Wederom komt de artillerist. „Er is geen redden moer aan, ik kan myn stuk niet meer wegkrygen, maar ik heb het vernield." Hy overhandigt rny een stuk van het sluitstuk. Wat op ditoogenblik in my omgaat laat zich niet beschryven! Nu is do toestand onhoudbaar, ons troopjo is zeor gedund, wy hebben reeds negen dooden en veel gewonden. De bajonetten flikkeren voor ons; onze laatste patronen zyn verschoten. Niemand wil zich overgeven. Ik roop den onge- deerden toe, zich zooveel mogeiyk te ver spreiden en zich in de richting van den spoordyk te verwyderen. Dit is levensgevaar- lyk; want de vyand schiet nu niet meer in. doch over het kopje, om den soldaten het be-N stormen mogelyk te maken en onzen mannen het ontsnappen te beletten. De moesten onzer mannen springen weg; sommigen hebben hun paard nog kunnen ln handen krygen. Ook ik wil naar myn paard, doch helaas, do laatste bommen zyn in het kraaltje gevlogen, waar van de muren nu b\jna geheol omv«r liggen, en onder de paarden is eed groote slachting aangericht. Myn arm trouw beest ligt dood tor aarde; alles loopt togen. Eonige artille risten ronnen weg met don am munitiewagen. Daar vliegt iemand langs my heen, nader en nader komen de bajonettennu is het kiezen of deelen, overgeven aan den gehaten Brit of door het scherm van kogels en granaten heen- rennen, waar do kansen om te vallen duizend tegen één zyn. Een onweerstaanbare macht grypt mij aan, on ik snel ook weg. Gewond en gekneusd als ik ben, kan ik nauwelyks loopon, myn lange jas hindert my; ik werp die uit. Een groepje boomon breekt de lange kale vlakte. Ik sloop my voort, doch nauwe lyks bon ik de boomen voorby, of de bommen vliegen om my; de vyand schiet op de vluch tenden, ook met klein geweer. Ik voel een zwaren 6lag tegen den rug en val weder. Een nieuwe kogel heeft mu getroffen. Rondom ontploft bom na bom, en als verwilderd kruip ik terug naar de plek, waar de bommen vallen. Daar hoor ik myn naam roepen. Het is ser geant-majoor Biljon. Niet gewond, vlug en lenig had hy spoedig buiten gevaar kunnen zyn; toevallig omziende, ziet by my vallen en hoewel hy reeds ver verwyderd is, keert hy terug, het geweer in de hand. Hy goeft niet om het vuur, dat do Engelsche soldaten op hem openen, en hoewel de kogels hem voorbysnorron, het stof rondom hem opslaat, nadert hy my in groote sprongen en vat my onder den arm. Yoetje voor voetje sukkelt hy met my voort. Telkens en telkens vliegen de kogels om onsik geef er niet meer om en verwacht ieder oogenblik het doodschot te ontvangen. Ik bereik de spoorbaan en heb gelegenheid eenige oogenolikken te ruston. Biljon is weg, ik zie hem nergens, en heb, niettegenstaande al myn nasporingen, niets meer van hera kunnen vernemen. "Waarscbynlyk is die brave, dappere Afrikaner het slachtoffer zyner op offering geworden. Ik vervolg den weg. Het geweervuur komt weder nader. Yoor my loopen nog eenige manschappen, allen doode- lyk vermoeid; niet ver van mjj stort weder een neder; hartverscheurend gilt hy: „Broer Pieter, broer Pioter!" En alles bljjft stil. Sergeant Pretoriu6, tor onderscheiding van den jongen sergeant (in dit gevecht gesneuveld) Oom Ben gonoemd, een onzer beste mannen, zie ik zyn geweor wegworpen en met ver haasten stap doorloopen. Hy roept ray toe: „Yat myn roer", on houdt de linkerhand krampachtig in de rechter- geklemd, terwyl het bloed tusschen zyn vingers sypolt. Een stuk bom heeft hem juist drie vingers der linkerhand afgeslagen. Wy sleepen ons voort, het vuur is opge houden; spoedig zal de plaats bereikt zijn, waar ons lager stond. Opoens hoor ik een waarschuwenden schreeuw, kort daarop ge volgd door het fluiten "van kogels. De vyand vervolgt ons te paard. Pas versnellen kan ik niet, my plat ter aarde werpen om dekking te zoeken durf ik niet, uit vrees de kracht te missen weder op te staan. Yoort ga ik, met de hand tegen den rug gedrukt, vreeseiyk gekweld door de gedachte wat er van myn vrienden geworden is. Ik bereik ons lager; alles is vorlaten, do vyand is moester van het terrein. Ik kan by na niet meer voort Daar zie ik een ossonwagon; ik roep, ik schreeuw, doch krijg geen gehoor. Een paar MontenegriJnen, 1>Ü mün commando behoo- rende, pogen de ossen in te spannen. Hot gelukt hun niet en twee rukken zich los, een dorden met zich sleopende. Zy gaan langzaam in de richting van Machadodorp. Een onweerstaanbare aandrang maakt zich van my meester, om my op den omgevallen os te werpen en my zoo te laten meosleepen. Ik bereik hem niet. Daar nadert een jonge Afrikaner, een dor voetgangers. Handig en vlug brengt hy de ossen by elkaar en spant zo in. Hy ziet my, wacht op my en als oon kind tilt hy my op den wagen, rangschikt vlug eenige dekens en jassen voor my en voort gaat het. van nette Burgerlieden, die een vrye Hamer en een net en degoiyk Kom!lials verlangen. 6173 5 Adres: Papcnslraat 4. HJ3 5145 7 „OPRECHTE" Haarlemner-Dlie alleen verkrygbaar by C. BE KOJVÜTG TILLY, 13 Achterstraat 16, Haarlem. Albums. Albumtafels. Albumstandaards. Albumétagères. Armbanden. Aschbakjes. Brievenhanger8. Brieventasschen. Brievenwegers. Briefkaartenalbums. Brief kaar tenótuis. Borstelgarnituren. Borstelhangera. Bronzen. Bloemenmandjes. Bloempotten. BJoempotstandaards. Byouteriedoozen. Bouquetten. Bierpotten. Barometers.' Broodplanken." Couriertasschem Courantenhangers. Chocoladeketels. Déjeuners. Drinkglazen. Damestasschen. Dominospellen, Damborden. t Étagères. Etagèrebeeldjes. Eau de Cologne. - Fantasiobeeldjes. Geldkistjes. Horlogekettingen. Horlogestandaards. - Handschoenendoozen. Inktstellen. I Inktlapjes." Klokjes. Kunstbloemen. Kop-en-Schotels. Kunstplanten. Kaartendoozen. 1 Lucifersstandaards. Lucifersdoosjes. Luxe-post. Luxe-Lampen. Lampenbeeldjes. Luxe-Kaarsen. Muziekstandaards. Notitieboekjes. Naaldenboekjes. Odeurs. Portemonnaies. Portefeuilles. Portretiysten. Poézie-Albums. Pro8se-papier. Parapluiestandaards. Reisnecessaires. Reistasschen. Sigarenkokers. Sigarenkistjes. Sigarenkasten. Sigarenstellen. ScliryfcaSSetten.1 Schryfportefouilles. Schaakspellen. Spaarpotten. Tabakspypen. Tabakskistjes. Toiletdoozen. Toiletétuis. Toiletspiegels.' Toiletzeep. Thermometers. Yaasjes. Yruchtenmesjes. Vruchtenschalen. Visiteboekjes, "Werkdoozen. Werktascbjes. - Werkmandjes. Werktafels. W and versieringen, Zakdoekendoozen. Zakinktkokers. Zakflacons, enz., enz,' „Gered!" roep ik. De wagon, die langs den' breeden weg gaat, trekt de opmerkzaamheid,' van don vyand en spoedig is weder een kanon* op ons gericht. Het horten en stooten bezorgt' my ondraaglyke pynen en wy biyven steeds' onder hot vuur. Gelukkig ontmoet ik een myner mannen te paard, dio een opgezadeld! paard by den teugel leidt Dit staat hy my af en spoedig zit ik in het zadel, door myn! geleider ondersteund. Nu kan ik buiten het bereik van het geschutvuur blyven door onder de kopjes langs te ryden en ga in de richting van Macliadodorp. Nu en dan voegt zich iemand by my. Heel in de verte zien wy eenHoode- Kruis-vlag, naby Dalmanutha. Het is onzo eigen, do politie-ambulanco. Ylug rydt een der mannen daarheen en geeft order te wach ten. Eindoiyk kom ik er, men is reeds bezig oenige gewonden te verbinden. Men helpt mfj van het paard, slaat my een jas om, doch nn begeven my de krachten, een flink glas wyn echter houdt my op de been; doch dereactie treedt in en ik voel my kapot on gebroken. Een voorloopig verband wordt door dr. Mensing aangelegd en na eonigen tyd - "-it do reis naar Machadodorp ondernomenvrti m. h on8 negenen in den wagen. Bittere Ironie: met groote letters staat op den wagen geschil-' derd: Thornton's Picnic Van (Jan Plezier). Het was laat en donker, toon wy ln Macha-' dodorp aankwamen. Reeds was het gevecht daar in alle byzonderheden bekend en had de regeenng besloten, nu de linie doorbroken was, verder het gebergte in te trokken. De ambulancewagen houdt stil en is spoedig omringd door een belangstellende menigte^ waaronder ook dr. Pameyer, van do eerste Nederlandsche ambulance. Bekenden en onbe-, kendon drukken ons de hand. De moeste gewonden worden dadelyk por spoor naaf Barborton vervoerd; men bitngt my naar da biljartzaal van een hotel, die tydelyk als hospitaal is ingericht. Spoedig daarna wordt myn voorioopig verband door dr. Pameyer door een ander vervangen en ik voel my na deze behandeling reeds veel verkwikt. Ver scheiden myner manschappen en vrienden komen my nog dienzelfdon avond bezoeken. Den volgenden morgen kryg ik bezoek van commandant-generaal Botha en vechtgeneraal Yiljoen. Zy betuigden hun groote voldoening mot onzo houding van don vorigen dag, be treurden de geleden verliezen, doch gaven den moed niet verloren. Zy verzekerden nogmaals,' zooals wy zeiven ook reeds tydens het ge vocht begrepen hadden, dat het onmogeiyk was goweest ons te ontzetten. Ondertusschen verlieten onze troepen ln groote orde Machadodorp, alle ammunitie,! voorraad en kanonnen met zich nemende.' Als verzamelplaats werd Helvetia aangewezen. Per wagen, door myn trouwen Kaffer ge dreven (toen het bombardement ondraaglyk werd, was hy met myn wagon en paarden naar Machadodorp gegaan), volgde ik do com mando's naar Machadodorp. Te Helvetia werd, terwyi het kanongebulder nog uit Machadodorp tot ons doordrong on oenige commando's van genoraal Yiljoen den vyand tegenhielden, appèl gehouden over ons klompje. Van de zeven en zestig antwoordden slechts oen en dertig op hun naam. Negon' warou or goonouvold) vyftion 6cnronJo«>,| waaronder ook commandant Oosthuizen, waren in handen van don vyand gevallen, en twaalf gewonden waren reeds vervoord. NR. C.) VAN op DONDEBDACI 29 NOVEM BER 1900, des namiddags te 1 uur, in het „Bible-Hotel" to Amster-t dam; ter behandeling van de voor- stollen tot wüaiging der Statuten. Het Bestuur, J. A. WOB9SER, 9688 21 Secrttaria. 9926 110 'Vó Zeer beleefd aanbevelend, Deze en nog zoovele andere arti kelen, alle voor St.-Nicolaag- Cadeau passend, zyn in onze Maga- zynen in ruime keuze voorhanden en geëtaleerd. WIERDA's BREESTRAAT 52, LEIDEN, bericht dat de gereed is. TELEPHOONNUMMER 401, Tydens de St.-Nicolaasweken Expositie van eenige fraaie Hoeken van OPPJEAOORTH, PABST, e. a. 9843 20 13. VISClIMARIkT 13. He Geïllustreerde Catalogus van Pracht- en Plaatwerken, Hinder-, Hees- en Prenten boeken en met aanbiedingen van Pak ketten, enz. wordt op aan vraag Gratig en Franco gezonden door H. BOLSK, Bazaar van Goedkoopc Boe ken, Hang b/cL Yiscbiuurki. m i>w van 2034 19 te lïotterdum. 9805 20 1 8212 21

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 7