N\ 12496 Zaterdag IT November. A0. 1900 Qeze /Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. Feuilleton. DE STERNTHALS. LEIBSCH MfrBLA PRIJS DEZER COURANT: Voor lelden per S meenden. a i i i i l-l®- Buiten Leiden, per looper eo waar agenten gevestigd rfln 1.80. Franco per post it i ii t i i i i i i 1'65" Van 1 letters naar pl wordt f 0.05 bo. PBIJS DER ADVEETENTIÊN: 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere "uimte. Voor het incasseeren buiten de stad .vend. Nog een woord over een nieuw Volkslied. Veel is er tegenwoordig te doen over een nieuw Volkslied, en wy zouden daaromtrent gaarne in alle bescheidenheid nog eens een woord wenschon te zeggen. Vooreerst heeft hetWien Neerlandsch bloed thans uitgediend. Bet was waarlik wel een stuk schoone poëzie, en de gebedsstrofen waren zeer roerend. Maar het was voor een Volkslied toch niet krachtig en schoon genoeg. Zoo sprak immers de eerste regel van het Neerlandsch bloed dat door d'adren vloeit, ter wy 1 hy hier minstens van bruisen had moeten spreken, omdat juist de alles- bezielende bloedstroom, by het warm worden des harten, ons, als met wondre schokken, door alle ledematen henenvaart. Voorts kwamen in den tweedon regel „die vreemde smetten", met wolke iedereen verlegen zat, omdat juist onze edelste familiën, familiën wier leden het vaderland getrouwe, verbleven tot den dood, vaak met buitenlanders geparenteerd zyn. En de vreem de smetten in moreelen zin te verstaan, dat ging hier ook moeilyk, omdat de eerste regel het Neerlandsch bloed zoo ergstoffelyk ©n vloeiend had geteokend. Eindelyk gingen er drie regels henen met omschry vingen van den zanger, en eerst in den vierden regel werd er gezegd, dat hy den zang met ons verheiden kon. Vader Tollens had hier liever iets losser en vuriger moeten uitpakken, want is eenig vers, zoo zeide Vondel, gedrongen [door het keurslyf der vele woorden] dan staat het aanstonds styf als een lansknecht in zyn harnas. Maar dan het aloude Wilhelmus?Is dit geen echt volkslied? Moesten wy dat niet algemeen gaan zingen? Salva meliori sententia, en vol eerbied voor hetgeen hierover nog onlangs in het Leidsch Dagblad zeer kern achtig werd geschreven, meent ondergetee- kende toch ontkennend te moeten antwoorden. Immers, tempora mutantur et nos mutamur in illis, do tyden veranderen en wy, menschen, veranderen met die tyden mede. Eenmaal was het Wilhelmus wol een zeer gewild Volks lied, dat erkennen wy gaarne. Maar, kan het in onze dagen nog dienen Neenl Want wel ken gezonden zin zoude het hebben, a^s men ons volk thans leerde uitjubelen, wat hier volgt: Wilhelmus van Nassouwe Ben ick van Duytschen bloed; Het vaderlandt ghetrouwe Blyf ick tot in den doet [dood]. Een Prince van Orangiön Ben ick vry onverveerd, Den Coninck van Hispaongiön Heb ick altyt gheëerU Zoowel het Duytsche bloed als heel de Coninck van Hispaengiën zyn anachronismen geworden. Nu zal men zoggen: Ook andere volksliederen, byv. de Marseillaise en het Oostenryksche volkslied voor Frans den Keizer, zien niet op de moderne tyden. Dat is zoo. Maar in het Wilhelmus loopt dit wel een beetje de spuitgaten uit. Want men moet hier altoos overwegen, vooreerst, dat het princeiyk lied geheel zag op oorlogstyd, maar secundo, nog daarenboven dat het op de zeer byzondere, by kans schreef ik, strategische toestanden zinspeelt, zoowel door vader Willem, als door de Nederlanders van die dagen, ingenomen. Wat kan by voorbeeld tegen woordig, dat is bykans drie eeuwen na den vrede van Munster, ons volk, dat zyn school boeken vergeten is, nog van het volgend couplet begrypen? Als een Prins opgheseten Met myner heyres macht, Van den tiran, vermeten, Heb ick den slag verwacht, Die by Maestricht begraven Bevreesde myn geweld; Myn ruyters zag men draven Seer moedig door het veldl Evenzoo is het met het: „Oorlof myn arme schapen", en met zoo menige andere, ofschoon vaak allerkeurigste strofe van het Wilholmusl Moge dit lied ons dus bybiyven ter studie in de letterkunde, moge het in zyn allerfijnste toonzetting, op ieder volksconcert worden gespeeld, maar op de lippen van ons volk der twintigste eeuw, neen, daar kan het als Volkslied niet meer dienen. Er dient dus oen nieuw Volkslied te komen en De Telegraaf heeft een prysvraag uitge schreven voor het dichten van een nieuw volkslied, by gelegenheid van het aanstaand huweiyk onzer regeerende Koningin. Zouden wy hier eens een dubbelen wensch mogen uitspreken? Men moest dan eerstens zorgen, dat, als er nu eens een schoon Volksliod kwam, dit, door een oificieele erkenning, werkelyk alge meen werd ingevoerd. Hiertoe was denkeiyk niets anders noodig, dan dat Koningin Wilhel- niina door de letterkundige faculteiten onzer hoogescholen aangezocht zoude worden, om dit Volkslied voor officieel te aanvaarden. Als Hare Majesteit dit deed en aan alle militaire muziekkorpsen haar koninkiyk verlangen te kennen gaf, om dit nieuwe lied als officieel volkslied op te nemen, als zy hetzelfde ver langen verder ook aan alle schoolhoofden te kennen gaf, wellicht kwam Nederland dan werkelyk tot het zingen van een waar volks lied. Maar gebeurt hiervan niets, blyft De Telegraaf straks met de jury der bekroning van het lied alleen staan, welnu, dan moge onze lettorkunde een goed stuk poëzie ryker worden, maar van een Volkslied zal alweder geen sprake zyn. Tweedens is het o. i. te hopen, dat de dichters van het nieuwe volkslied zich door de studie onzer oudere liederen zullen laten inspireeron. Waarom? Omdat Vondel reeds zeide: „de Alleroutste en beste Poëten zyn „do natuuriykste en eenvoudigste; (docb) de „nakomelingen, om hen voorby te rennen, „vielen uit eerzucht, of aan het snorken en „poffen, of aan het vernissen en blanketten." l) En nu behoeft men voor iets goeds nog niet tot de tyden van den Muiderkring terug te gaan, neen, zelfs in de achttiende eeuw kan men, by de ware vaderlanders, nog wel iets schoons voor vorst en vaderland achterhalen. Als voorbeold zouden hier zelfs eenigermate de opschriften kunnen dienen, die do vier groote glazen bekers versierden, welke vroeger in het wokelyksch gezelschap van de WelEdele Agtbare Heeren Schout, Schepenen en Griffier van de stad Leyden dienden2). Men heeft hier l) Zie ons Persoverzicht van 1L Woensdagavond. Red. L. D. natuurlijk maar met tafelverzen te doen. En toch, er fonklen spranken van gezonde volks poëzie in het vers van den eersten beker, welke aldus het vaderland der zeven Provin ciën bezong: Kroon der seven vrye landen, Glansrijk staats- en stadsgebied, D win gland y ontruste u niet Nog besta, met klauw en tanden, Uw besitting aan te randen. Hoe flink en hartelyk ook klonk het liedje op den tweeden beker, welke „Den doorluch- tigen Huise van Oranje en Nassau" wastoo- gewyd": Laat ons 't Prinsiyk Huis Oranje Door een reine huwelyksvlam Nauw vermaagschapt aan Germanje, Laat ons Nassau's grüze stam, Wyd vermaard door dappro helden, Die voor 't heli van 't Vaderland Zich met hun gevreesde hand, Moedig in de bresse stolden, Laat ons Neerlands Oogelyn Met dit glas indachtig zynt Men heeft den zinnenbouw van deze en de nog overige verzen der bekers, welke verzon wy hier niet allen kunnen uitschry* ven, maar een weinig te veranderen en men zoude aanstonds frissche gegevens voor een waar Hollandsch volksliod bezitten. Want, het is in een Volksliod voor Nederland niet genoeg to hooien gewagen van de plek „waar eens ons wiegje stond en waar eens ons graf op staat"; dit toch pleegtiodor vaderland aan zyne autochtonen te schenken. Neen, wy, Nederlanders, wy willen in ons Volks lied hooren van onze Oranje-vorsten inde bressen en vooral van de éénige Wilhel- mina onzer dagen. Alzoo I Laat ons Neërlands Oogelyn In ons lied indachtig zyn! Zingt het vorstlyk huis Oranje Door een reine huwelyksvlam Nauw vermaagschapt aan German^ l Tot zooverre dan onze wenscken! Het ib aan anderen die te verwerkelijken. Doch, al komt or van die ver werk eiy king nog niets, het is ons genoeg, alvast de goede ideeën omtrent een Neerlandsch Volkslied, naar ver mogen, gepropageerd te hebben. In magnis voluisse, sat estl Leiden. P. M. Bots, rector emer. rinanoleelo Kroniek» In zijn „Aenleidinghe ter Nederdaitscke Dicbtkunéte." 2) Een kleine studie over deze bekers komt o. a. voor in Eigen Haard, jaargang 1878, afleve ring zeven. De markt, welke tegenwoordig vrijwel algemeen onder den invloed van de Amerikaanscbe Spoor- wegmarkt is, vertoonde dezo week niet die buiten gewoon willige stemming der laatste weken. Niet te verwonderen is bet, dat op het gebied der Amerikaanscbe Spoorwegwaarden eenigo reactie, zij het dan ook door winstnemingen, in bet leven geroepen werd. Na een snelle rijzing volgt zoo iels altijd. De grondtoon bleef echter vast en de toestand is nog altijd gezond. Bollandsche Staatsfondsen verkeerden onder den invloed van aanhoudend aanbod, het geen waarschijnlijk wel te wijten zal zyn aan om zettingen in do nieuwe 4-pCls. obligatiën der Hollandacbe IJzeren-Spoorweg-Maatschappij, waar van men zegt, dat reeds 5 millioen geplaatst zou zyn. B uite nlandscbe Staatsfondsen verkeer den algemeen in ongeanimeerde stemming, alles min of meer lager. Metallieken waren zeer vast en hooger,op voortdurende aankoopen voor Weenen. Russische fondsen daarentegen waren een weinig lager en flauwer, op de berichten aangaande den gezondheidstoestand van den Tsaar. Portngeezen verkeerden geheel onder den invloed van de geruchten aangaande de nieuwe leening; men verhaalde, dat de belastingen op de oocpons met 1/3 koa worden verhoogd!? Het sohijnt echter, dat een nieuwe leening, gebaseerd op de verlenging van de concessie der Tabaks- maatachappy, wel kans van slagen heeft. Spanjaarden waren in navolging van P&rys lager. In Tur-ksohe fondsen ging ook niets om, het is der Turksche Regeering gelakt van de Ottomansche Bank een voorschot van 100,000 T. pd. en van de Tabaksregie een van 40,000 T. pd. te verkrijgen en daarmede heeft zij den ambtenaren al vast een maand van hun achterstallige trakte menten kannen betalen, doch het geldgebrek wordt door deze leening niet veel verminderd. In Italiaansche staatsfondsen ging niets om. Het gerucht, dat do regeering bezig waa om te Londen eene leoning van 250 millioen lires te plaatsen, schijnt een geheel uit de lucht gegrepen verhaal te zijn. De ontvangsten over do 4 eerste maanden van het loopende fiscale jaar wijzen 39 millioen lire meer aan dan in hetzelfde tijdperk van het yorige jaar. Men zegt, dat het bezoek van Chamberlain te Rome ten doel heeft een maritiem verbond tusschen Engeland en Italië tot stand te brengen. Voor Brazilianen bleef de toon vost en de koersen waren iets hooger. Ook Mexicanen verkeerden in dezelfde stem ming. De willige stemming voor dePernanen hield geen stand, de hoogore uitkeering op de Debentures, als een gevolg van de gestadige hoogere spoorweg ontvangsten en meerdere opbrengst der guano opgevat, deed een geanimeerde stemming voor alle waarden der Peruuvian corporation ontstaan. Het schijnt nu echter, dat deze uitkeeriDg, hoe wel het de meerdere ontvangsten betaalt, door de Regeering is gedaan om een gunstigen indruk te maken, daar zy van plan is in Europa onderhan delingen omtrent het sluiten eener nieuwe leening aan te knoopen. Venezolanen brokkelden af; do willige stem ming is vrijwel weder verdwenen. Het ia echter reeds een verblijdend verschijnsel, dat de Regee ring van Venezuela er ernstig over denkt de remises voor de coupon-betaling weder te hervatteD, ook al zullen die ongeveer de helft der vroegere maandelykscho remises bedragen. De Petroleummarkt had een zeer afwis selend verloop. Koninklyke waren het best gestemd, doch ook zij moesten weder van hun avans prijsgevon; toch verbeterden zjj ten slotte weder iets op de goede verwachtingen, welke men van de aansloiting met de bronnon in Perlak heeft. Aandeelen Dordsche petroleum monteerden op gunstige raraiDg van het dividend. De Mijnbouwmarkt verkeerde in een min der prettige stemming, niettegenstaande het gun stige bericht dor N e d.-I ndische Mynbouw- Maats chappy, waaruit blijkt, dat men op haar onderneming wederom een rijk goudhoudend rif heeft aangetroffen. Noord-Celebes alleen hooger. De Tabaksmarkt krygt langzamerhand een prettiger aanzien, niettegenstaande de slechte resul taten van den oogst van 1899. De gunstige berich ten over de thans geoogsten en geoogst wordendo tabak schijnen het vertrouwen te geven, dat het volgende voorjaar voor deze afdeeling aanzienlijke verbeteringen zal medebrengen, althans over de geheeld afdeeling valt een aanzienlijke koersver- hooging te vermelden. Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Sporon waren sterk voor Duitschland gevraagd en liepen aanmerkelyk op. Hoewel de Amerikaansohe Spoorweg- markt een veel kalmer verloop had en er veel winstroalisatiën plaats vonden, zoo bleef toch de grondtoon vast en willig; hieruit blijkt al weder, dat de iDnerlyke toestand der Amerikaansche fondsenmarkt veel gezonder en solider is dan vroeger, Cleveland en Akron shares, plot seling üpgeloopen, door omvaugrijke kooporders, waaraan by een zeer beperkte markt niet gemak kelijk kon voldaan worden, daalden weder toen deze vraag verminderde. Union-Southerns en Norfolk en Westerns bleven het meest gevraagd; ook voor S t.-L o u i 8-, San-Francisco- waarden bestond veel animo. Men becijfert, dat niet alleen het volle dividend op de eerste en tweede preferente aandeelen verdiend wordt, duch ook nog li pCt. voor de gewone aandoelen. Men moet echter by dit fonds in gedachte houden.dat er sind9 de reorganisatie zeer weinig voor weg en werken is uitgegeven. Northern Pacitio stegen plotseling op berichten, dat de Voting Trust spoedig zal worden opgeheven en de prefe rente aandeelen tegen 3-pCtB-obligatiön verwisseld worden. De 3-pCts.-Gulf-obligatiën bleven veron achtzaamd. Rijnlandsche Bank. Gemengd Nieuws. Gistermorgen is te Bokstel een goederentrein op een personentrein geloopen; de lyn was geheel versperd. De schade moet groot zyn; de treinen uit de richting Venloo ondervonden groote vertraging. Persoonlyke ongelukken zyn er niet gebeurd. Het bureau van den gezond- heidsdienst te Bremen maakt bekend, dat, nu sedert den dood van den zeeman Kunze tien dagen zyn verloopen zonder dat een nieuw ziektegeval van pest zich heeft voorgedaan, ieder gevaar voor de uitbreiding der pest te Bremen is buitengesloten. De internationale Krugerhulde, waarvan wy reeds hebben gowag gemaakt, zal hierin bestaan, dat men uit alle landen den President tydens zyn vorblyl te Parya een prentbriefkaart zendt. Maar die prentbrief kaart men zendt er ons een toe is een Duitsche briefkaart, met een Duitsch rijmpje, met in te vullen „Name", „Stand" en „Wohnort", in schreeuwende kleuren en met eon verkeerde Transvaalsche vlag. De interna- tionale hulde echynt door een Zwitsersche „Akiien-Gesellschaft", die do „Postkarte" uitgeeft, ontworpen. De staking der diamantslypers^ te Antwerpen is geëindigd; de arbeiders zullen j op dezelfde voorwaarden als voorheen in d®, siyperyen terugkeeren. De stoomboot „Elmina" der, „English South-Afrika Steamship Navigations- comp.", die oen regelmatig verkeer tusschen Hamburg en West-Afrika onderhield, is den 7den dezer maand uit Hamburg vertrokken en in de Noordzee spoorloos verdwenen. De „Elmina" had den lOdon dezer op zyn laatst' in New-Castle moeten aankomen. De bemau- ning bestond in hoofdzaak uit Duitschors. De heexenSnyman, Liebenberg en H. Yiljoen, die met het stoomschip' „Herzorg" uit Lorengo-Marquez waren ver trokken en via Napels te Rotterdam aan- kwamen, zyn naar Nieuw-York vertrokken met het doel zich verder te begeven naar Chicago, waar zy door handel in vee zullen trachten in hun onderhoud te voorzien. Ge noemde heeren waren rijke boeren in de Kaapkolonie, waar hun familie nog is, en hadden de wapenen opgevat om hun stam- genooten in de Republiekon te helpen. Daar' .zy Britsche onderdanen zyn, kunnen zy, met het oog op de zware straf, die hun als rebellen1 wacht, niet naar de Kaapkolonie terugkeeren,. 18) „Hoe bevallen je onze nieuwe vrienden?" „Zoover zyn we nog nietlaat ons zeggen kennissen. Of zy onze vrienden zullen worden, moet de tyd uitwyzen." „Ik heb je al duidelyk gemaakt, dat dit noodzakeiyk is; vergeet dat niet, Theresia." Hülsdorf sprak op een eenigszins ongedul- digen toon, wat hy anders niet gewoon was. Verbaasd zag Theresia hem daarom aan. „Je zeide, dat je een naderen omgang met de Sternthals wenschte," antwoordde ze ein delijk, „en ik ben bereid, je wensch te ver vullen. Maar vriendschap is heel iets anders, ën of juffrouw Stornthal on ik vriendinnen zullen worden, moet de tyd leeren. Wy moeten ons overtuigen, of onze smaak, en vooral of onze meeningen ten opzichte van ernstige levensvragen dezelfde zyn. Dat ziet men niet by het eerste bezoek." „Hm, ik geloof niet, dat jongedames in den omgang met haar gelyken zoo moeilyk tevreden zijn te stellen." „Dan vergis je je, Frans, althans ten op zichte van my. Misschien komt dat door myn in eenzaamheid doorgebrachte jeugd en ik ben niet alleen door myn leeftyd meer dan een „jongedame", maar gevoel my bovendien nog ouder dan ik ben. Ik wil je myn meening over de beide dames wel meedeelen. Mevrouw Sternthal houd ik voor een zwak mensch, naar den geook 2oewt>l ais naar bet lichaam, een natuur, die slechts by zonneschyn gedyt. Een ruwe windvlaag smakt haar voor altyd neer. Haar dochter is uit geheel ander hout gesneden, al is zy ook nog maar een kind, Zy heeft karakter, maar de ontwikkeling daarvan hangt af Yan tyd en levensomstan digheden." „Wat neem jy alles ernstig op, Theresia! Maar toch maakte mevrouw Sternthal op my denzelfden indruk. Haar dochter lykt my toe nog een kind te zyn, geheel onbekend mot het leven; ze is, om zoo to zeggen, een nog onbeschreven blad. Het zou een dankbare taak kunnen zyn, haar te leiden." „Het is de vraag, of zy geleid wil worden aan myn goeden wil zal het dan niet ont breken. Laat ons rustig afwachten." Voor Roberta begon nu een tyd vol leven dige afwisselingen. Van nature met een goeden smaak begaafd, wist zy haar woonkamer met aardige en bekende voorwerpen, platen, boeken en veel kleinigheden, haar en haar moeder door de herinnering, er aan verbonden, dier baar, zoo op te sieren, zoo behaaglijk en be- kooriyk to maken, dat haar moeder en zy zich weldra veel beter thuis gevoelden. Zy nam de leiding van het huishouden van haar moeder over, die zich met die nieuwe dienst boden maar niet vertrouweiyk kon maken; in haar uiteriyk, zoowel als van mevrouw Sternthal, kwam een sprekende verandering; het leven in de hoofdstad drukte op beiden zyn stempeL Al die veranderingen kwamen niet opeens, maar in langzame, geheel natuuriyke over gangen, onder leiding van Theresia Hülsdorfi Deze had de zeldzame gave, anderen te over reden, zonder dat ze het zeiven bemerkten. Nooit gaf zy ongevraagd raad, nooit drong zy met haar meening op den voorgrond of noemde haar de eenig goede. Wat zy voor goed hield, deed zy in den loop van het ge sprek als vanzelf sprekend uitkomen, en zy overtuigde daardoor haar toehoorders, dat zy steeds hetzoifde gedacht en gewild hadden, al had hot hun vroeger ook Blechts zeer onduidelyk voor den geest gestaan. Maar Theresia gaf niet alleen raad en hulp by de materieele vragen van het dageiyksch leven, zy zocht in Roberta ook kunstzin en liefde voor wetenschappen op to wekken en haar smaak en verstand voor beide te vormen. De hoofdstad bood stof genoeg, al waren er de kunstverzamelingen destyds veel minder dan tegenwoordig. Roberta had veel liefheb- bery' voor muziek, maar de scheppingen der groote meesters kende zy nauweiyks by name. Uitgezonderd de weinige jaren, die zy op het pensionaat had doorgebracht, had zy er geen onderwys in genoten, en zy had nauwelyks een enkele opera of groot orkeststuk leeren kennen. Zy speelde piano zooals gewoonlyk de meeste jonge meisjes spelen. Nu kreeg zy by de beste onderwyzers lessen in muziek en schilderkunst. Ook in de kunst werd Theresia haar een voorbeeld, dat Roberta voortdurend en met kracht nastreefdq. Voor beide bezat zy talent, dat was zeker, maar de vaardigheid in het overwinnen van tech nische bezwaren moet door oefening ver kregen worden. De snelle vorderingen van het jonge meisje deden Theresia veel pleizier en spoedig ging er geen dag om, of zy zag Roberta. Gewoonlyk haalde Ernst dan na sluiting van het kantoor zyn zuster af, maar bleef met haar dan ge woonlyk nog wel een uur by de Hülsdorfs. Op een avond keerde Theresia, nadat zy den gasten uitgeleide had gedaan, in de kamer terug. Zy sloot de piano, legde de muziek terecht, zette het theegoed in elkaar en ging daarop naar haar broeder, die zwygend m een hoek van de sofa zat. „Waar denk je aan, Frans?" vroeg zy, terwyl zy hem liefkoozend met de hand over zyn voorhoofd streek. „Ik hoop niet meer aan zaken? Dat moet je afwennen. Als je by mij bent, moet je ook heelemaal voor my zyn; ik deel je met niemand of niets." „Kleine tiran, heb je aanleg voor jaloezie? Dat wist ik tot nog toe niet." „Dan is het tyd, dat je het verneemt. Jaren lang heb ik ongeduldig den tyd verwacht, waarop wy samen zouden wonen; deze hoop was de ster, die myn levensweg verlichtte. Als ik my bedrogen zag, als ik de eerste plaats in uw hart zou verloren hebben, ik geloof, dat ik het niet zou overleven." „Theresia, je bent een dweepster! Wie zou dat onder je kalme uiteriyk, by je zelfbe- heersching, gezocht hebben? Je zenuwen schynen overprikkelddat eeuwige musiceeren deugt niet voor je. Wie denkt er aan jou uit myn hart te verdringen? Hoe kom je op zulke dwaze gedachten?" Theresia streek met de hand over het voorhoofd, als wilde zy daar een gedachte wegwisschen. Hoe ik op die gedachte kwam? Ik weet het zelf niet, maar plotseling verrees daar reuzengroot de overtuiging by my op, dat ik zonder jou niet zou kunnen leven." „Het doet me plezier, dat je dat zelf zegt, te meer, daar juist door jou, vroeg of laat, aan ons samenwonen wel eens een einde kon worden gemaakt" „Door my, Frans? Dat zal nooit gebeuren." „Ben Je daar zoo zeker van? De meeste vrouwen verlangen een meer ernstige positie in het leven, gewichtiger plichten dan het samenwonen met een broeder met zich jnee- brengt: zy willen huwen. Zal die vraag vroeg of laat ook niet eens aan jou gesteld worden Hoe dan?" „En als dat eens zoo was? Het zou niot' voor den eersten keer zyn Ik huw nooit; dat staat vast." „Zoo, en waarom? Dat zou ik wel eena willen weten." „Omdat het huweiyk my te hoog staat, om het, zooals tegenwoordig meest het geval is, als een gewone overeenkomst te beschou wen. By het sluiten van een huweiyk vraagt men naar positie, vermogen; naar alles, be halve naar overeenkomst in de karakters en het uitzicht op een gelukkige toekomst. Dat is byzaak." Hülsdorf glimlachte. „Ja, de geest des tyds is realistischer ge worden, de vroegere idealen gaan niet meer op. Een hut en een hart klinkt heel mooi in een roman, maar op den duur draagt een flink tegoed by een bankier meer tot hot huiseiyk geluk byl" „Een huweiyk zonder liefde is een ver nedering der vrouw." „Liefde? Ja, wat is dat gevoel, dat mon liefdo noemt? Ik heb er meermalen over nage dacht Is de liefde niet te vergeiyken met een kleed of een tooisel, dat men aan- of uittrekt, zooals kinderen een krans van lente bloemen? Is liefde schoonheid of jeugd? Vraagt gy naar den blos der jonkheid op de wangen, naar de kleur der lokken? Hangt zij niet' geheel aan uiterlyko bekoorlijk;)-:: 1 cr. houdt zy niet daarbij op?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 9