N\ 12496
Zaterdag IT November.
A0. 1900
Qeze /Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Feuilleton.
DE STERNTHALS.
LEIBSCH
MfrBLA
PRIJS DEZER COURANT:
Voor lelden per S meenden. a i i i i l-l®-
Buiten Leiden, per looper eo waar agenten gevestigd rfln 1.80.
Franco per post it i ii t i i i i i i 1'65"
Van 1
letters naar pl
wordt f 0.05 bo.
PBIJS DER ADVEETENTIÊN:
6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere
"uimte. Voor het incasseeren buiten de stad
.vend.
Nog een woord over een nieuw Volkslied.
Veel is er tegenwoordig te doen over een
nieuw Volkslied, en wy zouden daaromtrent
gaarne in alle bescheidenheid nog eens een
woord wenschon te zeggen.
Vooreerst heeft hetWien Neerlandsch
bloed thans uitgediend. Bet was waarlik wel
een stuk schoone poëzie, en de gebedsstrofen
waren zeer roerend. Maar het was voor een
Volkslied toch niet krachtig en schoon genoeg.
Zoo sprak immers de eerste regel van het
Neerlandsch bloed dat door d'adren
vloeit, ter wy 1 hy hier minstens van bruisen
had moeten spreken, omdat juist de alles-
bezielende bloedstroom, by het warm worden
des harten, ons, als met wondre schokken,
door alle ledematen henenvaart. Voorts
kwamen in den tweedon regel „die vreemde
smetten", met wolke iedereen verlegen zat,
omdat juist onze edelste familiën, familiën
wier leden het vaderland getrouwe,
verbleven tot den dood, vaak met
buitenlanders geparenteerd zyn. En de vreem
de smetten in moreelen zin te verstaan,
dat ging hier ook moeilyk, omdat de eerste
regel het Neerlandsch bloed zoo ergstoffelyk
©n vloeiend had geteokend. Eindelyk gingen
er drie regels henen met omschry vingen van
den zanger, en eerst in den vierden regel
werd er gezegd, dat hy den zang met ons
verheiden kon. Vader Tollens had hier liever
iets losser en vuriger moeten uitpakken, want
is eenig vers, zoo zeide Vondel, gedrongen
[door het keurslyf der vele woorden] dan staat
het aanstonds styf als een lansknecht in zyn
harnas.
Maar dan het aloude Wilhelmus?Is
dit geen echt volkslied? Moesten wy dat niet
algemeen gaan zingen? Salva meliori sententia,
en vol eerbied voor hetgeen hierover nog
onlangs in het Leidsch Dagblad zeer kern
achtig werd geschreven, meent ondergetee-
kende toch ontkennend te moeten antwoorden.
Immers, tempora mutantur et nos mutamur
in illis, do tyden veranderen en wy, menschen,
veranderen met die tyden mede. Eenmaal was
het Wilhelmus wol een zeer gewild Volks
lied, dat erkennen wy gaarne. Maar, kan het
in onze dagen nog dienen Neenl Want wel
ken gezonden zin zoude het hebben, a^s men
ons volk thans leerde uitjubelen, wat hier volgt:
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloed;
Het vaderlandt ghetrouwe
Blyf ick tot in den doet [dood].
Een Prince van Orangiön
Ben ick vry onverveerd,
Den Coninck van Hispaongiön
Heb ick altyt gheëerU
Zoowel het Duytsche bloed als heel de
Coninck van Hispaengiën zyn anachronismen
geworden. Nu zal men zoggen: Ook andere
volksliederen, byv. de Marseillaise en het
Oostenryksche volkslied voor Frans den Keizer,
zien niet op de moderne tyden. Dat is zoo.
Maar in het Wilhelmus loopt dit wel een
beetje de spuitgaten uit. Want men moet
hier altoos overwegen, vooreerst, dat het
princeiyk lied geheel zag op oorlogstyd, maar
secundo, nog daarenboven dat het op de zeer
byzondere, by kans schreef ik, strategische
toestanden zinspeelt, zoowel door vader
Willem, als door de Nederlanders van die
dagen, ingenomen. Wat kan by voorbeeld tegen
woordig, dat is bykans drie eeuwen na den
vrede van Munster, ons volk, dat zyn school
boeken vergeten is, nog van het volgend
couplet begrypen?
Als een Prins opgheseten
Met myner heyres macht,
Van den tiran, vermeten,
Heb ick den slag verwacht,
Die by Maestricht begraven
Bevreesde myn geweld;
Myn ruyters zag men draven
Seer moedig door het veldl
Evenzoo is het met het: „Oorlof myn
arme schapen", en met zoo menige andere,
ofschoon vaak allerkeurigste strofe van het
Wilholmusl
Moge dit lied ons dus bybiyven ter studie
in de letterkunde, moge het in zyn allerfijnste
toonzetting, op ieder volksconcert worden
gespeeld, maar op de lippen van ons volk
der twintigste eeuw, neen, daar kan het als
Volkslied niet meer dienen.
Er dient dus oen nieuw Volkslied te komen
en De Telegraaf heeft een prysvraag uitge
schreven voor het dichten van een nieuw
volkslied, by gelegenheid van het aanstaand
huweiyk onzer regeerende Koningin.
Zouden wy hier eens een dubbelen wensch
mogen uitspreken?
Men moest dan eerstens zorgen, dat, als er
nu eens een schoon Volksliod kwam, dit,
door een oificieele erkenning, werkelyk alge
meen werd ingevoerd. Hiertoe was denkeiyk
niets anders noodig, dan dat Koningin Wilhel-
niina door de letterkundige faculteiten onzer
hoogescholen aangezocht zoude worden, om
dit Volkslied voor officieel te aanvaarden. Als
Hare Majesteit dit deed en aan alle militaire
muziekkorpsen haar koninkiyk verlangen te
kennen gaf, om dit nieuwe lied als officieel
volkslied op te nemen, als zy hetzelfde ver
langen verder ook aan alle schoolhoofden te
kennen gaf, wellicht kwam Nederland dan
werkelyk tot het zingen van een waar volks
lied. Maar gebeurt hiervan niets, blyft De
Telegraaf straks met de jury der bekroning
van het lied alleen staan, welnu, dan moge
onze lettorkunde een goed stuk poëzie ryker
worden, maar van een Volkslied zal alweder
geen sprake zyn.
Tweedens is het o. i. te hopen, dat de
dichters van het nieuwe volkslied zich door
de studie onzer oudere liederen zullen laten
inspireeron. Waarom? Omdat Vondel reeds
zeide: „de Alleroutste en beste Poëten zyn
„do natuuriykste en eenvoudigste; (docb) de
„nakomelingen, om hen voorby te rennen,
„vielen uit eerzucht, of aan het snorken en
„poffen, of aan het vernissen en blanketten." l)
En nu behoeft men voor iets goeds nog niet
tot de tyden van den Muiderkring terug te
gaan, neen, zelfs in de achttiende eeuw kan
men, by de ware vaderlanders, nog wel iets
schoons voor vorst en vaderland achterhalen.
Als voorbeold zouden hier zelfs eenigermate
de opschriften kunnen dienen, die do vier
groote glazen bekers versierden, welke vroeger
in het wokelyksch gezelschap van de WelEdele
Agtbare Heeren Schout, Schepenen en Griffier
van de stad Leyden dienden2). Men heeft hier
l) Zie ons Persoverzicht van 1L Woensdagavond.
Red. L. D.
natuurlijk maar met tafelverzen te doen. En
toch, er fonklen spranken van gezonde volks
poëzie in het vers van den eersten beker,
welke aldus het vaderland der zeven Provin
ciën bezong:
Kroon der seven vrye landen,
Glansrijk staats- en stadsgebied,
D win gland y ontruste u niet
Nog besta, met klauw en tanden,
Uw besitting aan te randen.
Hoe flink en hartelyk ook klonk het liedje
op den tweeden beker, welke „Den doorluch-
tigen Huise van Oranje en Nassau" wastoo-
gewyd":
Laat ons 't Prinsiyk Huis Oranje
Door een reine huwelyksvlam
Nauw vermaagschapt aan Germanje,
Laat ons Nassau's grüze stam,
Wyd vermaard door dappro helden,
Die voor 't heli van 't Vaderland
Zich met hun gevreesde hand,
Moedig in de bresse stolden,
Laat ons Neerlands Oogelyn
Met dit glas indachtig zynt
Men heeft den zinnenbouw van deze en
de nog overige verzen der bekers, welke
verzon wy hier niet allen kunnen uitschry*
ven, maar een weinig te veranderen en men
zoude aanstonds frissche gegevens voor een
waar Hollandsch volksliod bezitten. Want,
het is in een Volksliod voor Nederland niet
genoeg to hooien gewagen van de plek „waar
eens ons wiegje stond en waar eens ons
graf op staat"; dit toch pleegtiodor vaderland
aan zyne autochtonen te schenken. Neen,
wy, Nederlanders, wy willen in ons Volks
lied hooren van onze Oranje-vorsten inde
bressen en vooral van de éénige Wilhel-
mina onzer dagen. Alzoo I
Laat ons Neërlands Oogelyn
In ons lied indachtig zyn!
Zingt het vorstlyk huis Oranje
Door een reine huwelyksvlam
Nauw vermaagschapt aan German^ l
Tot zooverre dan onze wenscken! Het ib
aan anderen die te verwerkelijken. Doch, al
komt or van die ver werk eiy king nog niets,
het is ons genoeg, alvast de goede ideeën
omtrent een Neerlandsch Volkslied, naar ver
mogen, gepropageerd te hebben. In magnis
voluisse, sat estl
Leiden. P. M. Bots, rector emer.
rinanoleelo Kroniek»
In zijn „Aenleidinghe ter Nederdaitscke
Dicbtkunéte."
2) Een kleine studie over deze bekers komt
o. a. voor in Eigen Haard, jaargang 1878, afleve
ring zeven.
De markt, welke tegenwoordig vrijwel algemeen
onder den invloed van de Amerikaanscbe Spoor-
wegmarkt is, vertoonde dezo week niet die buiten
gewoon willige stemming der laatste weken. Niet
te verwonderen is bet, dat op het gebied der
Amerikaanscbe Spoorwegwaarden eenigo reactie,
zij het dan ook door winstnemingen, in bet leven
geroepen werd. Na een snelle rijzing volgt zoo iels
altijd. De grondtoon bleef echter vast en de toestand
is nog altijd gezond.
Bollandsche Staatsfondsen verkeerden
onder den invloed van aanhoudend aanbod, het
geen waarschijnlijk wel te wijten zal zyn aan om
zettingen in do nieuwe 4-pCls. obligatiën der
Hollandacbe IJzeren-Spoorweg-Maatschappij, waar
van men zegt, dat reeds 5 millioen geplaatst zou zyn.
B uite nlandscbe Staatsfondsen verkeer
den algemeen in ongeanimeerde stemming, alles
min of meer lager.
Metallieken waren zeer vast en hooger,op
voortdurende aankoopen voor Weenen.
Russische fondsen daarentegen waren
een weinig lager en flauwer, op de berichten
aangaande den gezondheidstoestand van den Tsaar.
Portngeezen verkeerden geheel onder den
invloed van de geruchten aangaande de nieuwe
leening; men verhaalde, dat de belastingen op de
oocpons met 1/3 koa worden verhoogd!? Het
sohijnt echter, dat een nieuwe leening, gebaseerd
op de verlenging van de concessie der Tabaks-
maatachappy, wel kans van slagen heeft.
Spanjaarden waren in navolging van P&rys
lager.
In Tur-ksohe fondsen ging ook niets om,
het is der Turksche Regeering gelakt van de
Ottomansche Bank een voorschot van 100,000 T. pd.
en van de Tabaksregie een van 40,000 T. pd.
te verkrijgen en daarmede heeft zij den ambtenaren
al vast een maand van hun achterstallige trakte
menten kannen betalen, doch het geldgebrek wordt
door deze leening niet veel verminderd.
In Italiaansche staatsfondsen ging
niets om. Het gerucht, dat do regeering bezig waa
om te Londen eene leoning van 250 millioen
lires te plaatsen, schijnt een geheel uit de lucht
gegrepen verhaal te zijn. De ontvangsten over do
4 eerste maanden van het loopende fiscale jaar
wijzen 39 millioen lire meer aan dan in hetzelfde
tijdperk van het yorige jaar. Men zegt, dat het
bezoek van Chamberlain te Rome ten doel heeft
een maritiem verbond tusschen Engeland en Italië
tot stand te brengen.
Voor Brazilianen bleef de toon vost en de
koersen waren iets hooger.
Ook Mexicanen verkeerden in dezelfde stem
ming.
De willige stemming voor dePernanen hield
geen stand, de hoogore uitkeering op de Debentures,
als een gevolg van de gestadige hoogere spoorweg
ontvangsten en meerdere opbrengst der guano
opgevat, deed een geanimeerde stemming voor
alle waarden der Peruuvian corporation ontstaan.
Het schijnt nu echter, dat deze uitkeeriDg, hoe
wel het de meerdere ontvangsten betaalt, door de
Regeering is gedaan om een gunstigen indruk te
maken, daar zy van plan is in Europa onderhan
delingen omtrent het sluiten eener nieuwe leening
aan te knoopen.
Venezolanen brokkelden af; do willige stem
ming is vrijwel weder verdwenen. Het ia echter
reeds een verblijdend verschijnsel, dat de Regee
ring van Venezuela er ernstig over denkt de remises
voor de coupon-betaling weder te hervatteD, ook
al zullen die ongeveer de helft der vroegere
maandelykscho remises bedragen.
De Petroleummarkt had een zeer afwis
selend verloop. Koninklyke waren het best
gestemd, doch ook zij moesten weder van hun
avans prijsgevon; toch verbeterden zjj ten slotte
weder iets op de goede verwachtingen, welke men
van de aansloiting met de bronnon in Perlak heeft.
Aandeelen Dordsche petroleum monteerden
op gunstige raraiDg van het dividend.
De Mijnbouwmarkt verkeerde in een min
der prettige stemming, niettegenstaande het gun
stige bericht dor N e d.-I ndische Mynbouw-
Maats chappy, waaruit blijkt, dat men op haar
onderneming wederom een rijk goudhoudend rif
heeft aangetroffen. Noord-Celebes alleen
hooger.
De Tabaksmarkt krygt langzamerhand een
prettiger aanzien, niettegenstaande de slechte resul
taten van den oogst van 1899. De gunstige berich
ten over de thans geoogsten en geoogst wordendo
tabak schijnen het vertrouwen te geven, dat het
volgende voorjaar voor deze afdeeling aanzienlijke
verbeteringen zal medebrengen, althans over de
geheeld afdeeling valt een aanzienlijke koersver-
hooging te vermelden.
Nederlandsche Zuid-Afrikaansche
Sporon waren sterk voor Duitschland gevraagd en
liepen aanmerkelyk op.
Hoewel de Amerikaansohe Spoorweg-
markt een veel kalmer verloop had en er veel
winstroalisatiën plaats vonden, zoo bleef toch de
grondtoon vast en willig; hieruit blijkt al weder,
dat de iDnerlyke toestand der Amerikaansche
fondsenmarkt veel gezonder en solider is dan
vroeger, Cleveland en Akron shares, plot
seling üpgeloopen, door omvaugrijke kooporders,
waaraan by een zeer beperkte markt niet gemak
kelijk kon voldaan worden, daalden weder toen
deze vraag verminderde. Union-Southerns
en Norfolk en Westerns bleven het meest
gevraagd; ook voor S t.-L o u i 8-, San-Francisco-
waarden bestond veel animo. Men becijfert, dat
niet alleen het volle dividend op de eerste en
tweede preferente aandeelen verdiend wordt, duch
ook nog li pCt. voor de gewone aandoelen. Men
moet echter by dit fonds in gedachte houden.dat
er sind9 de reorganisatie zeer weinig voor weg
en werken is uitgegeven. Northern Pacitio
stegen plotseling op berichten, dat de Voting
Trust spoedig zal worden opgeheven en de prefe
rente aandeelen tegen 3-pCtB-obligatiön verwisseld
worden. De 3-pCts.-Gulf-obligatiën bleven veron
achtzaamd. Rijnlandsche Bank.
Gemengd Nieuws.
Gistermorgen is te Bokstel een
goederentrein op een personentrein geloopen;
de lyn was geheel versperd. De schade moet
groot zyn; de treinen uit de richting Venloo
ondervonden groote vertraging. Persoonlyke
ongelukken zyn er niet gebeurd.
Het bureau van den gezond-
heidsdienst te Bremen maakt bekend, dat, nu
sedert den dood van den zeeman Kunze tien
dagen zyn verloopen zonder dat een nieuw
ziektegeval van pest zich heeft voorgedaan,
ieder gevaar voor de uitbreiding der pest te
Bremen is buitengesloten.
De internationale Krugerhulde,
waarvan wy reeds hebben gowag gemaakt,
zal hierin bestaan, dat men uit alle landen
den President tydens zyn vorblyl te Parya een
prentbriefkaart zendt. Maar die prentbrief
kaart men zendt er ons een toe is een
Duitsche briefkaart, met een Duitsch rijmpje,
met in te vullen „Name", „Stand" en
„Wohnort", in schreeuwende kleuren en met
eon verkeerde Transvaalsche vlag. De interna-
tionale hulde echynt door een Zwitsersche
„Akiien-Gesellschaft", die do „Postkarte"
uitgeeft, ontworpen.
De staking der diamantslypers^
te Antwerpen is geëindigd; de arbeiders zullen j
op dezelfde voorwaarden als voorheen in d®,
siyperyen terugkeeren.
De stoomboot „Elmina" der,
„English South-Afrika Steamship Navigations-
comp.", die oen regelmatig verkeer tusschen
Hamburg en West-Afrika onderhield, is den
7den dezer maand uit Hamburg vertrokken
en in de Noordzee spoorloos verdwenen. De
„Elmina" had den lOdon dezer op zyn laatst'
in New-Castle moeten aankomen. De bemau-
ning bestond in hoofdzaak uit Duitschors.
De heexenSnyman, Liebenberg
en H. Yiljoen, die met het stoomschip'
„Herzorg" uit Lorengo-Marquez waren ver
trokken en via Napels te Rotterdam aan-
kwamen, zyn naar Nieuw-York vertrokken
met het doel zich verder te begeven naar
Chicago, waar zy door handel in vee zullen
trachten in hun onderhoud te voorzien. Ge
noemde heeren waren rijke boeren in de
Kaapkolonie, waar hun familie nog is, en
hadden de wapenen opgevat om hun stam-
genooten in de Republiekon te helpen. Daar'
.zy Britsche onderdanen zyn, kunnen zy, met
het oog op de zware straf, die hun als rebellen1
wacht, niet naar de Kaapkolonie terugkeeren,.
18)
„Hoe bevallen je onze nieuwe vrienden?"
„Zoover zyn we nog nietlaat ons zeggen
kennissen. Of zy onze vrienden zullen worden,
moet de tyd uitwyzen."
„Ik heb je al duidelyk gemaakt, dat dit
noodzakeiyk is; vergeet dat niet, Theresia."
Hülsdorf sprak op een eenigszins ongedul-
digen toon, wat hy anders niet gewoon was.
Verbaasd zag Theresia hem daarom aan.
„Je zeide, dat je een naderen omgang met
de Sternthals wenschte," antwoordde ze ein
delijk, „en ik ben bereid, je wensch te ver
vullen. Maar vriendschap is heel iets anders,
ën of juffrouw Stornthal on ik vriendinnen
zullen worden, moet de tyd leeren. Wy moeten
ons overtuigen, of onze smaak, en vooral of
onze meeningen ten opzichte van ernstige
levensvragen dezelfde zyn. Dat ziet men niet
by het eerste bezoek."
„Hm, ik geloof niet, dat jongedames in
den omgang met haar gelyken zoo moeilyk
tevreden zijn te stellen."
„Dan vergis je je, Frans, althans ten op
zichte van my. Misschien komt dat door myn
in eenzaamheid doorgebrachte jeugd en ik
ben niet alleen door myn leeftyd meer dan
een „jongedame", maar gevoel my bovendien
nog ouder dan ik ben. Ik wil je myn meening
over de beide dames wel meedeelen. Mevrouw
Sternthal houd ik voor een zwak mensch,
naar den geook 2oewt>l ais naar bet lichaam,
een natuur, die slechts by zonneschyn gedyt.
Een ruwe windvlaag smakt haar voor altyd
neer. Haar dochter is uit geheel ander hout
gesneden, al is zy ook nog maar een kind,
Zy heeft karakter, maar de ontwikkeling
daarvan hangt af Yan tyd en levensomstan
digheden."
„Wat neem jy alles ernstig op, Theresia!
Maar toch maakte mevrouw Sternthal op my
denzelfden indruk. Haar dochter lykt my toe
nog een kind te zyn, geheel onbekend mot
het leven; ze is, om zoo to zeggen, een nog
onbeschreven blad. Het zou een dankbare taak
kunnen zyn, haar te leiden."
„Het is de vraag, of zy geleid wil worden
aan myn goeden wil zal het dan niet ont
breken. Laat ons rustig afwachten."
Voor Roberta begon nu een tyd vol leven
dige afwisselingen. Van nature met een goeden
smaak begaafd, wist zy haar woonkamer met
aardige en bekende voorwerpen, platen, boeken
en veel kleinigheden, haar en haar moeder
door de herinnering, er aan verbonden, dier
baar, zoo op te sieren, zoo behaaglijk en be-
kooriyk to maken, dat haar moeder en zy
zich weldra veel beter thuis gevoelden. Zy
nam de leiding van het huishouden van haar
moeder over, die zich met die nieuwe dienst
boden maar niet vertrouweiyk kon maken;
in haar uiteriyk, zoowel als van mevrouw
Sternthal, kwam een sprekende verandering;
het leven in de hoofdstad drukte op beiden
zyn stempeL
Al die veranderingen kwamen niet opeens,
maar in langzame, geheel natuuriyke over
gangen, onder leiding van Theresia Hülsdorfi
Deze had de zeldzame gave, anderen te over
reden, zonder dat ze het zeiven bemerkten.
Nooit gaf zy ongevraagd raad, nooit drong
zy met haar meening op den voorgrond of
noemde haar de eenig goede. Wat zy voor
goed hield, deed zy in den loop van het ge
sprek als vanzelf sprekend uitkomen, en zy
overtuigde daardoor haar toehoorders, dat zy
steeds hetzoifde gedacht en gewild hadden,
al had hot hun vroeger ook Blechts zeer
onduidelyk voor den geest gestaan.
Maar Theresia gaf niet alleen raad en hulp
by de materieele vragen van het dageiyksch
leven, zy zocht in Roberta ook kunstzin en
liefde voor wetenschappen op to wekken en
haar smaak en verstand voor beide te vormen.
De hoofdstad bood stof genoeg, al waren er
de kunstverzamelingen destyds veel minder
dan tegenwoordig. Roberta had veel liefheb-
bery' voor muziek, maar de scheppingen der
groote meesters kende zy nauweiyks by name.
Uitgezonderd de weinige jaren, die zy op het
pensionaat had doorgebracht, had zy er geen
onderwys in genoten, en zy had nauwelyks
een enkele opera of groot orkeststuk leeren
kennen. Zy speelde piano zooals gewoonlyk
de meeste jonge meisjes spelen.
Nu kreeg zy by de beste onderwyzers lessen
in muziek en schilderkunst. Ook in de kunst
werd Theresia haar een voorbeeld, dat Roberta
voortdurend en met kracht nastreefdq. Voor
beide bezat zy talent, dat was zeker, maar
de vaardigheid in het overwinnen van tech
nische bezwaren moet door oefening ver
kregen worden.
De snelle vorderingen van het jonge meisje
deden Theresia veel pleizier en spoedig ging
er geen dag om, of zy zag Roberta. Gewoonlyk
haalde Ernst dan na sluiting van het kantoor
zyn zuster af, maar bleef met haar dan ge
woonlyk nog wel een uur by de Hülsdorfs.
Op een avond keerde Theresia, nadat zy den
gasten uitgeleide had gedaan, in de kamer
terug. Zy sloot de piano, legde de muziek
terecht, zette het theegoed in elkaar en ging
daarop naar haar broeder, die zwygend m
een hoek van de sofa zat.
„Waar denk je aan, Frans?" vroeg zy,
terwyl zy hem liefkoozend met de hand over
zyn voorhoofd streek.
„Ik hoop niet meer aan zaken? Dat moet
je afwennen. Als je by mij bent, moet je
ook heelemaal voor my zyn; ik deel je met
niemand of niets."
„Kleine tiran, heb je aanleg voor jaloezie?
Dat wist ik tot nog toe niet."
„Dan is het tyd, dat je het verneemt. Jaren
lang heb ik ongeduldig den tyd verwacht,
waarop wy samen zouden wonen; deze hoop
was de ster, die myn levensweg verlichtte.
Als ik my bedrogen zag, als ik de eerste
plaats in uw hart zou verloren hebben, ik
geloof, dat ik het niet zou overleven."
„Theresia, je bent een dweepster! Wie zou
dat onder je kalme uiteriyk, by je zelfbe-
heersching, gezocht hebben? Je zenuwen
schynen overprikkelddat eeuwige musiceeren
deugt niet voor je. Wie denkt er aan jou uit
myn hart te verdringen? Hoe kom je op
zulke dwaze gedachten?"
Theresia streek met de hand over het
voorhoofd, als wilde zy daar een gedachte
wegwisschen. Hoe ik op die gedachte kwam?
Ik weet het zelf niet, maar plotseling verrees
daar reuzengroot de overtuiging by my op,
dat ik zonder jou niet zou kunnen leven."
„Het doet me plezier, dat je dat zelf zegt,
te meer, daar juist door jou, vroeg of laat,
aan ons samenwonen wel eens een einde
kon worden gemaakt"
„Door my, Frans? Dat zal nooit gebeuren."
„Ben Je daar zoo zeker van? De meeste
vrouwen verlangen een meer ernstige positie
in het leven, gewichtiger plichten dan het
samenwonen met een broeder met zich jnee-
brengt: zy willen huwen. Zal die vraag vroeg
of laat ook niet eens aan jou gesteld worden
Hoe dan?"
„En als dat eens zoo was? Het zou niot'
voor den eersten keer zyn Ik huw nooit;
dat staat vast."
„Zoo, en waarom? Dat zou ik wel eena
willen weten."
„Omdat het huweiyk my te hoog staat,
om het, zooals tegenwoordig meest het geval
is, als een gewone overeenkomst te beschou
wen. By het sluiten van een huweiyk vraagt
men naar positie, vermogen; naar alles, be
halve naar overeenkomst in de karakters en
het uitzicht op een gelukkige toekomst. Dat
is byzaak."
Hülsdorf glimlachte.
„Ja, de geest des tyds is realistischer ge
worden, de vroegere idealen gaan niet meer
op. Een hut en een hart klinkt heel mooi
in een roman, maar op den duur draagt een
flink tegoed by een bankier meer tot hot
huiseiyk geluk byl"
„Een huweiyk zonder liefde is een ver
nedering der vrouw."
„Liefde? Ja, wat is dat gevoel, dat mon
liefdo noemt? Ik heb er meermalen over nage
dacht Is de liefde niet te vergeiyken met
een kleed of een tooisel, dat men aan- of
uittrekt, zooals kinderen een krans van lente
bloemen? Is liefde schoonheid of jeugd? Vraagt
gy naar den blos der jonkheid op de wangen,
naar de kleur der lokken? Hangt zij niet'
geheel aan uiterlyko bekoorlijk;)-:: 1 cr. houdt
zy niet daarbij op?