Opheffing van het station Veenenlurg.
Voor het gerechtshof te Amsterdam werden
voortgezet de pleidooien in de procedure over
de opheffing van het station Veenenburg.
Het woord was aan mr. "W. Thorbecke,
optredende voor den Staat der Nederlanden
als tweede geïntimeerde.
Pleiter ving aan met de opmerking, dat by
voor „opheffing" zou willen in de plaats gesteld
zien „buiten-dienst-stelling", want het stations
gebouw staat er nog.
Het station is buiten dienst gesteld door
de dienstregeling.
De tegenparty heeft de geheele zaak ge
noemd een comedie, een samenspannen tus-
schen den Staat en de Hollandsche Spoorweg
maatschappy. Men heeft niet rechtstreeks
willen zeggen: De Minister heeft gelogen.
Men heeft er doekjes om gewonden, maar
het kwam er toch wel op neer, dat de Minister
niet zou hebben gehandeld m het algemeen
belang, zooals hy heeft gezegd.
Wat is er van waar, vroeg pleiter
dat men hier staat tegenover een comedie,
een samenspannen, een Minister, die niet
heeft gehandeld in het algemeen belang? Wie
is de aanstichter, de Spoorwegmaatschappij
of de Staat?
De tegenpartij heeft eerst geantwoord: de
Maatschappy, en in appèl: de Staat, en gezegd,
dat de Maatschappij was de gehoorzame diena
resse van den Minister.
Dit laatste is juist, zegt pleiter maar
dan is er geen samenspannen, dan is er niets
dan de natuurlijke verhouding.
Welk belang kan de Staat dan toch wel
gehad hebben by de opheffing aüders dan de
bevordering van het algemeen belang?
Aan vriendschap tusschen den Staat en de
Maatschappij, als van twee particulieren, mag
nu toch in ernst niet worden gedacht.
In appèl is de party gekomen met de lezing,
dat door de Regeering gehandeld werd met
het oog op een naasting van den spoorweg.
Maar aan die naasting werd in 1889, toen
het spelletje begon, immers nog door niemand
gedacht, zegt pleiter.
De Spoorwogmaatèchappy beeft eerst niet
willen inzien, dat het een maatregel gold in
het belang van den dienst.
Zooals in den loop der procedure is ge
bleken, is zy tot een ander inzicht gekomen.
Toen de Regeering tot de opheffing van
Veenenburg besloot, wist men, dat de heer
Leembruggen zyn particuliere rechten met
malach zou doen gelden.
Het station Veenenburg zou er na 1842
eigeniyk nooit zyn gekomen, als de Maat
schappy vry was geweest. Het staat duidelfik
in het gedenkboek dor Maatschappy: alleen,
omdat de heer Leembruggen onhandelbaar
was, is bet station er gekomeD.
Wat men kon dulden in 1842, kon men
niet meer gedoogen in 1896.
Er reden m 1842 vier treinen dagelyks
tusschen Amsterdam en Haarlem. In 1840
werden 350,000 personen vervoerd. Men stelde
zich met den spoorweg toen niet veel meer
voor dan een versnelden postwagendienst. Het
spoor was voor den heer Leembruggen een
huiseiyk vervoermiddel en als zoodanig heeft
men het tot in onzen tyd willen behouden.
Het recht van presentatie Yan een station
chef was aan den heer Leem bruggo. De eerste
stationschef te Veenenburg was een oude
koetsier van den heer Leem brugge.
Om een beeld te geven van de spoorwegen
in dien tyd las pleiter voor eon verslag van
de opening van den lyn AmsterdamHaarlem,
uit het „Handelsblad" van 1840.
In dat verslag worden de wagens waaruit
de trein bestond, genoemd diligences, chars a
bancs en een grooto Engelsche diligence. In
een der wagens zaten de hoornblazers der
Am8terdamsche schuttery, die zich van tyd
tot tyd deden hooren.
Thans loopen de groote Europeesche treinen
over deze lyn. Op het baanvak loopen dage-
ïyks 64 treinen en op het geheele net 550.
In 1888 beliep het vervoer 4,350,000 personen.
Een dergeiyke exploitatie als vroeger kon
dus op deze groote internationale lyn niet
worden bestendigd.
Daarvan was een gevolg de opheffiDg van
Veenenburg, waar volgens het contract alle
treinen moesten stoppen, als minimum even
veel als aan het meest begunstigde tusschen-
station.
De Minister kwam op voor het algemeen
belang. De Spoorwegmaatschappy had geen
lust in de opheffing op grond van het con
tract. Maar toen heeft de Minister de Maat
schappy gedreven on de gevolgen op zich
genomen.
De Minister bood zyn bemiddeling aan tua-
8chen de partyen. De Maatschappy bood den
heer Leembruggen f 10,000, dus het dubbele
van het by de overeenkomst vastgestelde
bedrag. Doch de heer Leembruggen weigerde
en wilde voor de geboden som slechts een
deel van zyn recht prijsgeven; niet geheel,
door ie bedingen, dat een zeker aantal treinen
aan het station Veenenburg zou stoppen.
De eigeniyke stryd is ontstaan doordat de
heer Leembruggen eischte, dat de sneltrein
48 te Veenenburg zou ophouden. Toen eerst
heeft de Regeeriug gezegd: Nu gaat het te ver.
Uitvoerig stond pleiter stil by de vraag of do
Minister bevoegd was, tot de opheffing over
te gaan. De bedoeling der Spoorwegwet was
niet aan de Spoorwegmaatechappyen op zekere
punten haar vryheid te ontnemen, dat was
reeds geschied by de concessies. De bedoeling
was do Staatsmacht te organiseeren ten aan
zien van de exploitatie der spoorwegen en om
daartoe te komen was noodig een uitdrukke
lijk wetsvoorstel.
De Regeermg geeft algemeeno voorschriften,
en voorts is het het recht van de Regeering
om voor te schryven wat in een concreet
geval zal worden gedaan, en hiertoe behoort
het bepalen van de plaatsen, waar stations en
halten zullen zyn. Indien noodig, kan de Regee
ring de heele exploitatie regelen. Pleiter ging
het ontstaan der wet na, en herinnerde daarby
in de eerste plaats aan wat by de behandeling
der wet door de tegenstanders was gezegd.
Toch is de macht van den Minister met
onbegrensd. De grens van zyn bevoegdheid is
bepaald binnen den kring van hetgeen voor
de uitoefening van den dienst noodig is.
De vraag, wat behoort tot de uitoefening
van den dienst, beantwoordt de Minister zelf,
niet de rechter. Maar daarom is nog niet juist
hetgeen door de tegenparty is gezegd, dat de
Minister alleenheerscher is.
Het ia waar, dat de Minister beslist op het
ingesteld beroep; dat is nu eenmaal de wet.
Maar over het hoofd wordt gezien hoe de
Minister in ons parlementair stolsel werkt.
De Minister werkt door zyn ambtenaren by
de verschillende takken van dienst, en het
parlement en het publiek onderzoeken ook.
En zy zyn het, die bepalen de bevoegdheid
van den Minister, al kan niet de rechter zyn
oordeel daarover uitspreken.
Pleiter betoogde, dat de vraag omtrent de
opheffing van een station is een vraag van
den dienst. Do tegenparty heeft gezegd: dan
kan de Minister het Centraalstation te Amster
dam wel opheffen. Ja, antwoordde pleiter,
dat kan hy ook, zoo goed als een particulier
zjjn vermogen kan doorbrengen.
Maar moet men daarom aan particulieren
het beheer over hun vermogen ontnomen?
Moet men geen bevoegdheid verleenen, omdat
van een bevoegdheid misbruik kan worden
gemaakt?
Toegegeven is, uat de Rcgeering de bevoegd
heid heeft oprichting van een station te be
velen en daarvoor u- Spoorwugaiaaisoiiappyen
tut groote uitgaven te nopen. Zou de Regee-
ring dan missen de bevoegdheid om daar
tegenover een station op te heffen en de lasten
der Maatschappy te verminderen?
Pleiter ging vervolgens de verschillende
grieven van appellanten na en besprak uit
voerig do wet op de spoorwegen.
Pleiter kwam tot de conclusie, dat de Minister
heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid,
hem door de wet van 1859 gegeven, waar
door zeer zeker een verplichte omstandigheid
is geboren voor de Spoorwegmaatschappy en
dat in ieder geval uit het recht, door den heer
Leembruggen verkregen ten opzichte van de
Hollandsche Spoorwegmaatschappy, niet voort
spruit een recht tegenover den Staat.
Door de spoorwegwet van 1859 kreeg de
hoer Leembruggen een debiteur, die zich niet
kon kwyten van zyn verplichtingen, maar
geen recht ten opzichte van den Staat.
Daarna kwam aan het woord mr. Knotten
belt, met mr. Sipkes optredende voor appel
lanten.
Mr. Knottenbelt viDg aan met de opmerking,
dat de pleiter voor de Hollandsche Spoorweg
maatschappy, mr. Molster, zich had verloren
in kleinigheden, in de schadevergoeding. Daarin
ligt niot hot zwaartepunt der quaestie. De
quaestie loopt over de opheffing van het
station, niet over do schade vergoeding. Als
beslist wordt, dat de opheffing onbevoegd
door den Minister heoft plaats gehad, dan
wordt het station heropend en vervalt de
schadevergoeding geheel.
Pleiter beklaagde zich over de onjuistheid
der foitoiyko argumenten, door den pleiter
voor de Spoorwegmaatschappy aangevoerd,
met name die betreffende hot landgoed. Pleiter
kon beslist verzekeren, dat het landgoed
Veenenburg in 1S42 geheel hetzelfde was als
het thans is; dat blykt ook uit het kadaster.
De erven Leembruggen zyn in het bozit van
het landgoed geheel in den 6taat zooals het
toen was. Het landgoed wordt door de erven
geëxploiteerd, zelfs beter dan dit vroeger ge
schiedde, maar de opheffing van het station
maakt de exploitatie duurder.
De heer Leembruggen zag in 1842 door den
spoorweg zyn uezitüng in tweeën gesneden.
Volgens do onteigeningswet zou de heer
Leembruggen een belangryk bedrag hebben
bedongen voor snjjschade. Men heeft hem die
snyachade betaald door da vestiging van het
station. Daarom mag de heer L. niet worden
voorgesteld als inhalig. Voorts behoort in
het oog te worden gehouden, dat by Veenen
burg nog tweo andere landgoederen behoorden,
beide in 1842 eigendom van den heer Leem
bruggen.
De vragen, die te beantwoorden zyn, zyn
geen andere dan: Heelt de Minister bevoegd
gehandeld? Zyn de rechten van den heer
Leembruggen geschaad?
De vraag omtrent het algemeen belang
laat pleiter koud. Hy vraagt: Heeft tot 1896
het algemeen belang zuLk een hinder onder
vonden als gevolg van het bestaan van het
station Veenenburg op de internationale lyn
Heoft de Minister rechtvaardig en bevoeg-
delyk gehandeld door het station Veenenburg
op te heffen? Daarop komt alles neer.
PJ. legt er den nadrnk op, dat het 6tation
Veenenburg niet buiten dienst is gesteld, doch
is opgehevenDaaraan kan mr. Thorbecke niets
verandoren, hy kan het alleen verdedigen,
omdat ook de landsadvocaat niet staat bovon
den Minister. Het is niet de vraag wat de
Minister had kunnen doen, maar wat hoeft
hy gedaan? Toen hebben de geleerde bollen—
zegt pleiter met elkaar raad geschaft; zy
hadden natunrlyk heel goed begrepen waar
de zwakke punten zaten. Pleiter stelt zich
voor, dat de Minister het station wilde opheffen,
en toen is hy gaan zien waar hy de bevoegd
heid vandaan zou kunnen halen.
Mr. Knottenbelt besprak daarna uitvoerig do
spoorwegwet en haar totstandkoming. De
spoorwegwet is niets dan een politiewet,
louter bevattende politievoorschriften. De alge
meeno strekking der wet was toezicht te
houden op de veiligheid van het publiek. Het
toezicht zou zich, naar pleiter uit do behan
deling der wet in de Kamer tracht aan to
toonen, moeten uitstrekken tot den dienst en de
instandhouding van den weg. Dat kon, na de
toelichting by de behandeling van het wets
ontwerp, door den Minister gegeven, niets
anders beteekenen dan toezicht in verband
met de veiligheid.
En daartoe kan zeker niet worden gerekend
opheffing van een station.
Op het hulpmiddeltje „buitendienststelling"
is de Minister inmiddels niet ingegaan, dat
moet pl. tot zyn eer zeggen. Tot opheffing
van het station was de Minister niet bevoegd.
Pleiter behandelde daarna het contract.
Een publiek-rechtelyk lichaam kan in een
privaatirechteiyke overeenkomst geen ver
andering brengen. Dat heeft minister Boot,
de verdediger van de wet, gezegd ter verklaring
van de reden, waarom hy slechts verandering
kon brengen in de concessie als regeorings-
daad, die niet civiel-rechtelyk, doch publiek-
rechtelyk is.
De overeenkomst tusschen den heer Leem
bruggen en do Maatschappy is een privaat
rechtelijk verkregen contract, niet aan te tasten
door een politiewet. Het contract maakte deel
uit van het vermogen van den heer Leem
bruggen, en van zyn eigendom kan de heer
L. niet zoo maar worden ontzet.
Waar een overeenkomst is tot stand ge
komen onder een wet, waarby een zaak niet
was geregeld, kan een latere wet niet toe-
passoiyk worden op de vroeger gesloten over
eenkomst De ministers Heemskerk en Boot
hebben by de behandeling der wet uitdrukke-
lyk dat beginsel uitgesproken, en het is door
den Hoogen Raad gehuldigd.
„Omstandigheden, die verplichten", zyn, vol
gens pleiter, heel anders dan do in deze zaak
bedoelde; dat zyn omstandigheden als die,
waarin byv. thans de Zuid-Afrikaansche Spoor
weg verkeert
Komende tot de vraag of overmacht bestond
wanneer door den Minister onbevoegd is ge
handeld, zeide pleiter, dat door de Maatschappy
by de sluiting van het station schroomvallig
was geweken voor Regeeringsgeweld.
Pleiter deed uitkomen, dat de heer Leem
bruggen door de Maatschappy werd beschouwd
als de gemeenschappelyke vyand. Niet Leem
bruggen en do Maatschappy waren gevoegden,
doch de Staat en de Maatschappy.
Besprekende het bedrag der schadever
goeding, achtte pleiter 25 niet overdreven,
waar voor het doorryden van óén trein in de
zaak Doude van Troostwyk, in den loop dezer
procedure zoo dikwyls aangehaald, 10 per
dag werd toegestaan.
Pleiter eindigde met de hoop uit te spreken,
dat het Hof, wanneer het tot de overtuiging
komt, dat hier onrechtmatig is gehandeld,
niet een uitweg zal zoeken, gedachtig aan de
spreuk: La cour rend des arrêts, pas d'avis.
Mr. Y1 i e 1 an d e r H e i n, de tweede pleiter
voor de Hollandsche Spoorwegmaatschappy,
ving zyn pleidooi aan met te zeggen, dat de
Maatschappy zich eemgszins voelt in de positie
van iemand, gezeten in een trein, die Veenen
burg voorbyrydt.
Pleiter ging de geschiedenis van de opheffing
van het station na. De Maatschappy had ver
andering van de dienstregeling overgelaten
aan de Regeering en daarom was de Maat
schappij in appèl gekomen by den Minister.
Do Maatschappy leefde met den beer Leem
bruggen in termen van volkomen harmonie
tot do minister van waterstaat een spaak in
bet wiel was komen steken door den eisch,
dat Veenenburg moest worden opgeheven.
De Maatschappy kon de opportuniteit der
opheffing niet erkennen. De Minister heeft
Veenenburg uit de dienstregeling geschrapt
en het station dichtgespykord. De Minister
moot weten wat hy deed. De Maatschappy
heeft zich steeds eer!Uk en ordenteiyk gedragen
ten opzichte van den heer Leembruggen. De
Maatschappy heeft met den heer Leembruggen
samengoworkt tot behauiging van zyn be
langen. Interventie der Maatschappy om de
Regserïng tot schade vergoeding aan te spreken
had de heer Leembruggen niet noodig. En
waar de Maatschappy door den heer Leem
bruggen word aangevallen, heoft zy zich een
voudig verdedigd.
Op het contract kan de heer Leembruggen
zich niet beroepen tegenover de Maatschappy,
waar een posterieur gemaakte wet de Maat
schappy in de onmogeiykheid plaatst de
bepalingen van het contract na te komen.
Het door mr. Knottenbelt aangohaald arrest
van den Hoogen Raad in verband met de retroac-
tiovo kracht worfl't door pleiter bestredeD,
die vermeent dit te kunnen doen zonder dat
dit iets te kort doet aan zyn respect voor
don Hoogen Raad.
Besprekende de verkregen rechten, stelt
pleiter in het licht, dat force majeure
bet recht niet vernietigt, doch wyzigt. Van
vernietiging der verkregen rechten van den
heer Leembruggen is dan ook geen sprake.
In verband met de schadevergoeding merkt
pleiter nog op, dat uit hot kadaster niet kan
blyken wat eigeniyk Veenenburg is. Gebleken
is slechts, dat Veenenburg iB een lustoord van
16 H.A., anders niets. Met snyschade heeft de
principale vergoeding niets te maken.
Pleiter betoogt ten slotte, dat de vraag van
de bevoegdheid der Regeering niet behoeft te
worden beslist, aangezien de Holl. Spoorweg
maatschappy kon doen wat zy wil, waar een
rouwgeld van ƒ6000 was bepaald, waarvan
de Maatschappy de betaling zelfs van het
dubbele had aangeboden.
Mr. Thorbecke, optredende voor den Staat
der Nederlanden, noemde by zyn uitvoerige
repliek het gemaakte verschil tusschen „ophef
fing" en „buitendienststelling" een woord
speling. Pleiter deed o. a. nog uitkomen, dat
de spoorwegwet niet alleen bestond uit politie-
bepalingen in verband mot de veiligheid, doch
dat in die wet wel degeiyk geregeld worden
de eischen van het verkeer, en voorts ten
aanzien van het verkregen recht, dat hier geen
recht was opgeheven, doch dat do debiteur
in de onmogolykheid was gekomen de door
hem aangegane verplichtingen na to komen.
Hiermedo waren de pleidooien geëindigd.
Door het O. M. zal 28 December conclusie
worden genomen.
MarktberioUten.
Kaashandel. Mot Goudsche kaas bleef het de
vorige week goed gaan; wel liepen de noteenngen
op eokeie markten ƒ0.50 lager, doch m het oog
dient gehouden, dat beste soorten echaaracher
worden en fijne partyen nog altijd het meest
worden opgekocht aan de huizen.
Op de meeste Noord-Hollandsche markten liep
Edammer weer 0.50 tot 1 hoogor. Alkmaar
noteerde verleden week voor kleine en commissie
31, middelbare 32.50.
De pryzen van Delftsohe en Friesohe kaas zyn
teruggaande. Maassluis noteerde voor Delftsebe
33.50, Sneek voor Friesche nagelkaas 35.50.
De laatste soort staat nn 8.50 lager dan veertien
dagen geleden.
Te Londen bleven de prijzen vrijwel op dezelfde
hoogte; de handel was echter traag; verwacht
wordt, dat de prijzen wel iets terug zullen loopen.
In do Alblasserwaard werd de vorige week van
2029 besteed; in de Lopiker- en Krimpenor-
waard beliepen de prijzen van 1ste aoort Goudsche
ƒ2880, zware 31; 2de soort 20—27; Derby
lste soort 27.50; 2de soort 25.50; Edammer lata
soort 29—31.60,2de soort 26.50—f 28. OD.)
Schiedam, 16 Nov. Noteoring van de Beurt-
commissie. Moutwyn f 11.60 per HL Zonder fust
en zonder belasting. Spoeling f 1.50.
Noteering van de Makelaars. Moutwyn 11.75,
Jenever f 15.76, idem Amsterd. proef 17.50.
Noteering van den Dietillateursbona. Moutwijn
ƒ11.76. Jenever ƒ16.75, Amst. Proef ƒ17.26.
Deventor, 16 Nov. Boter per Vs vat 24.a
24.60, afw. 22.— s 23.—, per vat f 11.60 a
12.50, per KG. 1.10 a f L2ó. Eieren 7.— a 8.—
de 100 stuks. I&felhomg 0.36 a 0.45 per l/i KG.
Leeuwarden, 16 Nov. Boter. Aangevoerd 66/4,
18/8 en 6/16 v. Eerste soort ƒ42.60. Kaas. Aange
voerd 27,680 KG.; Nagel- 21.— a ƒ46.—.
Vee. De aanvoer bestond heden uit: 1576 Run
deren, 1516 Schapen, 680 Varkens, Bokken en
Geiten, Paarden, totaal stuks, waarvan
do noteering ia als volgt:
Stieren, enter- 95 tot 130, Twenter- 175
tot f 276, Ossen 176 tot f 195, vette Koeien
160 tot 235, melke en kalve Koeieu 146 tot
200, Pm kon 40 tot 76, vette Kalveren 20 tot
ƒ60, Graskal veren 45 tot 65, nuchtere dito 9
tot ƒ11, vette Schapen ƒ20 tot 23, weide id. 18
tot 20, Lammeren 16 tot 19, vette Varkens
46 tot 76, magere dito 26 tot 30, vette Biggen
26 tot 35, kleine dito 4 tot 6, Paarden f 80
tot ƒ160. Vette Koeien lste qual. 28 tot 30 c., 2de
qual. 26 tot 28 c., 3de qual. 17 tot 20 c., stieren
25 tot 28 e., vette kalveren 25 tot 35 c., vette
Sohapen 23 tot 27 o., vette Varkens 19 tot 21c.,
Varkens Londenscho markt 18 tot 18.50 o. per l/s KG.
In Kalveren was behoorlijke handel en prijs-
boudend; in Runderen stadiger; in Wolvee vast
en in Varkens gewild.
Hoofddorp, ^Haarlemmermeer) 15 Nov. Roode
wintertarwe ƒ6.25 a ƒ6.60, Jange Tarwe ƒ7.—
a ƒ7.25. Witte Tarwe 5.76 a ƒ6.60, Canada
tarwe a Zomer riatarwe 6.75 a 6.25,
R°gg« f 4-05 a 6.05, Haver 6.75 a 6.25, Chova-
liergerst 6.a 6.36, Wintergerat 4.16 a 4.65,
Zomergerst a Duivonboonen ƒ6.50 a
6.80, Roode Duivenboonen f 6.75 a 7.Paar-
denboonen ƒ6.a 6.35, Bruineboonen '8.25 a
ƒ9.Groene erwten 7.voetstoots, 8.30 op
kook, Grauwe erwten a Capucijnera
m f Karweizaad 17.60 a 18.per
60 kg. inclusief, te veld staande per 600
kilo, Kanariezaad a Koolzaad 10
a ƒ10.50, Blauw maanzaad ƒ9.76 a ƒ10.26 per 70
KG. netto.
Op de heden gehouden Paarden- en Veemarkt
waren aangevoerd 12 Paarden, 4 Hitten, 15 Koeien
UECLAME8,
a 40 Cents per regel.
Genezing van een Jichtlijder.
"Wat is jicht? Men heeft in het begin een
doffe pyn, gepaard gaande met prikkelingen,
verdooviDgen, voortdurende gewaarwordingen
van koude en warmte in de lendenen. Ver
volgens worden de aandoeningen plotseling
heviger. Het slapen wordt alsdan onmogelyk.
Elke poging, elke beweging verergert de pyn
of doet ze ontstaan, indien dezelve verdoofd
is. De Pink-Pillen van Dr. "Williams, die de
beste spierver8terker zyn en tegelykertyd de
volmaaktste hernieuwer van het bloed, hebben
een groote workdadigheid by al de ziekten,
die met de jicht iets gemeen hebben; zooals
schele hoofdpijn, nevralgios. De gedeeltelyke
verlamming, ataxie locomotrice, St.-Vitusdans
welke alle voortspruiten uit de uitputting der
spieren, zullen in de Pink-Pillen een gevaar-
ïyken vyand vinden. Dit ie er de beste lof
over spreken.
De heer H. J. Eeselink, te Ruurloo, had ons
ook geschreven, dat de Pink-Pillen hem ge
holpen hadden, doch ons niet medegedeeld
van welke ziekte hy genezen was. Onze reporter
begaf zich tot hem en na het doel van zyn
bezoek medegedeeld te hebben, antwoordde de
heer Esselink hem; ja, die Pink-Piilenhebben
by my wonderen verricht. U moet weten,
zoo gmg hy voort, dat ik een groot lief
hebber van jagen benwolnu ik leed zoo aan
jicht in myn armen, dat het my niet mogelyk
was het geweer aan te leggen, en moest ik
deze uitspanning vaarwelzeggen. Gelukkiger
wijze heb ik de behandeling der Pink-Pillen
gevolgd en kan thans myn armen bewegOD
geiyk ik wil.
Zeer werkdadig voor bloedarmoede, rheu-
matiek, zenuwpijn, neurasthenie, heupjicht,
verlamming, ataxie locomotrice, zenuwziekte,
klierziekte, enz., enz. Zy hergeven schoone
kleuren en handelen in alle gevallen van ver
zwakking by de vrouw en hebben op den
man een werkdadig© werking tegen alle ziekten
veroorzaakt door overdreven arbeid en buiten
sporigheden.
Prys 1.76 de doos; ƒ9.— per 6 doozen.
Verkrygbaar by Snabilió, Steiger 27, Rotter
dam, hoofddepothouder voor Nederland, en
apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Ook echt verkrijgbaar voor Leiden en Om
streken by Rsyst «fc Kbax, Drogeryen, Bees
tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis,
Drogeryen, Hoogstraat No. 6.
Wacht U evenwel voor de namaaksels, ver
schaft U de echte Pink-Pillen alleen bij den
Heer Snabiliéte Botterdamof bij de depot
houdersdie onder de attesten in de couranten
zijn aangegeven. AUe ander e personen verhoopen
goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is
slechts, om het publiek te bedriegen. Onze ver
slaggever vernam in verschillende plaatsen in
Nederland, hoe de personen er ingeloopen zijn
en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer
nagemaakte Pink-PUUn ondervonden hadden
onnoodig te zeggendat deze personen spoedig
niet het gebruik der echte Pink-Pillen weder
zijn begonnen. 9682 71
Het namaaksel der Pink- ab
Pillen heeft nog nooit iemand Carajj \s[
genezen.
Afbeelding der dooa:
INGEZONDEN.
Tfog eens «Jacob Cats".
Naar aanleiding van het ingezonden stuk
en het daarop betrokking hebbende antwoord
van den heer voorzitter der Leidsche tooneel-
vereeniging „Jacob Cats", voorkomende in
No. 12494 van dit blad, heeft schrijver dezer
or nog iets aan toe te voegen, maar tevens
geeft hy hierby ook kennis, dat eventueele
verdere tegenwerpingen door hem als een
Exceptio dolis zullen worden beschouwd.
Do, in het vorige ingezonden stuk, door my
genoemde feiten, welke door den heer voor
zitter van „Jacob Cats" als „scheef en zoo
vol van onwaarheden" genoemd, maar door
geen enkel tegenbewys gedementeerd zyn,
houd ik als de sprekende zuivere waarheid,
welke bewezen kan worden.
Dat de voorstelling van „Jacob Cats" een
besloten partij was, is my bekend, maar dat,
wanneer zich hierby moeilykheden voordoen,
welke door pL m. 600 personen worden op
gemerkt waarvan pL m. 170 leden der
vereeniging zyn deze in eigen kring uit
gemaakt moeten worden, was my onbekend
('t staat ook niet in het reglement) en daarom
achtte ik. my bevoegd, omdat het incident
voor het groots publiek gebeurde, dit hierover
ook to laten oordeelen. Anders zou het ge
weest zyn, wanneer het incident, door den
voorzitter, achter gesloten deuren behandel'
was geworden.
Wel is waar ben ik nooit voorzitter eene^
vereeniging geweest, maar als bestuurslid
eener andere vereeniging hier ter stede, zal
ik myn moreele verp>lichting nooit in de
schaduw stollen, en den leden altyd op een
fashionable manier te woord staan.
Tot nadere inlichting van den heer voor
zitter wil ik nog zeggen, dat de door hem
bedoelde zekere heer M. do intellectueele be
werker dezer zaak is en dat ik door dezen
mondeling en schrifteiyk geautoriseerd ben,
aan het voorgevallen incident publiciteit te
geven.
Wanneer hier van schuld gesproken wordt,
dan mag deze niet aan den heer M., maar
wel aan het bestuurslid, hetwelk de vergis
sing de laatste is persooniyk door hemzelf
aan schryver dezer, Maandag 1L toegegeven
had laten plaats vinden, toegeschreven worden.
Eindeiyk zy hier er nog de aandacht op
gevestigd, dat hot in myn eerst ingezonden
stuk niet de bedoeling was, het handhaven
van het Reglement, maar wel de manier van
optreden to laken.
U, Mijnheer de Redacteur, voor de verleende
jjlar.'srsrnnro dank zeggend:
Uw d w. dn.
F. S.
Geachte Eedactie J
Mag ik U nog oven een weinig plaats
ruimte verzoeken om den hear Th. S. van
antwoord te dienen in zake zyn repliek op
myn ingezonden stukje van verleden Don
derdag
Geachte Heer Th. S. I U scbynt het met mij
eens te zyn, dat de tentoonstellingen, door mff
genoemd, dc stad ontsieren, en nu vindt U
de Boommarkt geschikter plaats dan de plek
gronds builen de Zijlpoortaan het waler
gelegen. U zult my toch toegeven, dat de
passage aan de Boommarkt drukker is dan
die aan de Zylpoort.
De school Aalmarkt, do school Stille Ryn
en die aan de Boommarkt, met naar myn
schatting 500 kinderen, die hoofdzakelyk
hier heen- en weertrekken (zoo ook hun
familieleden), zullen toch in aantal heelwat
grooter zyn dan do kinderen, die achter do
plek gronds wonen bulten de Zylpoort.
Bovendien is do Boommarkt een weg, waar
velen zich langs bewegen gaande naar en
komende van het spoor, on dergeiyke drukke
passage wordt buiten de Zylpoort niet ge
vonden.
Dan zult U, na over weging van dit, toch
toegeven, dat die lui, vooral als vreemdelingen,
toch vreemd op raoeton kjjken van midden
in de stad, in een goede buurt, getuige het
gehalte der bewoners, een onsmakeiyke af braak-
tentoonsteliing to vinden.
Ik geloof niot, dat dit clen dunk over een
stad vooruit brengt, maar wel het tegenover
gestelde.
Ik ben het dus volkomen met Ow bemerking
eensdat hier het particulier belang achter-
moet staan by liet algemeen belang, en dat
het algemeen belang in deze is, de stad niet
te ontsieren daar, waar ue groote menigte voor
bijkomt.
Ik vraag U in geuioedeIn welke gemeonte,
van het aantal zielen als onze goedo stad
Leiden, wordt iets dergelijks ceeqesiaan 7
Volgens «ie eigen beweren wordt het zolfa
te Katwjjk verboeen, en ik geloof, dat wy
het toch wei eens zullen zyn, dat Leiden
grooter is dan de gemeente Kat wyk.
Bovondien is het des Vrijdags en Zaterdags
aan de Zijlpoort duidelijk ziontbaar, dat een
groot gedeelte van de neeren koopers van,
afbraak daar hun pied-a-terre hebben, dus
voor hen is die plaats niet ongeriefelijker.
Ik meen dus met de aandacht te vestigen
op een toestand, die een stad onteiort, met
te trachten een slechten toestand weg te!
nemen, en in deze het particulier achter te
stellen by bet algemeen belang, zoodoende:
de stad en den dunk over de uad te verboteren,
vooruit te brengen.
Vandaar myn ondeiteekomng „Leiden voor
uit". Meende ik het niet goed, dan gaf ik my
deze moeite niet.
Of hebt U, geachte Heer Tii. 6., nog nooit
de uitdrukking gehoordOhei is maar Leiden
(liefst uitgesproken als Ley an)?
Wat Uw invitatie betreft, cm mede te helpen:
„een vereeniging op te riehten, die zich ten',
doel stelt, om de belangen der gemeente J
Leidon op alle mogelyko manieren te behar
tigen", daar zal ik zeer tot myn spyt geen1
gebruik van maken. Gj komt, geachte Heer,
Th. S., wat laat mot doze beleefde uitnoodiging.
Ik heb vóór een jaar of Tyf in deze richting f
by lui aangeklopt, te dezer stede woonachtig,
die genoemd mogen worden wat hun maat*.'
achappelyko betrekking betreft, maar zoodra
toen het bleek, dat er fmancieele opofferingen
mede gepaard zouden gaan, was er zeer weinig
ammo. Daarom, Th. S., geef ik U den raad
Probeer U het eens."
Misschien is by U de financieel* quaestie
niet zoo overwegend, en vindt U eemge heeren1
om een dergeiyke vereeniging op te richten.
Maar dan hoop ik, dat U er ook in slaagt
in deze vereeniging een man van smaak to
brengen, en die zal het dan met mij eens zyn,1
dat die tentoonstelling beier aan de Zylpoort
op haar plaats is dan hier.
Geloof my, geachte Redacteur, met dank
voor Uw gastvryheid, met de meeste hoog4
achting, Uw dienstw.:
B Leiden vooruit".
Benthuizen. Voor de vacante betrekking';
van onderwijzeres alhier hebben zich een(
30-tal sollicitanten aangemeld.
Bodegraven. Het departement Bodegravea
der Maatschappy „Tot Nut van 't Algemeen", I
zal op Dinsdag 20 Nov. a. 8. een huishou-
delfjko vergadering liouden tor verkiezing van
leden van het Hoofdboatuor en van een com
missaris van de Volksbibliotheek.
Den leerlingen der Pnnses-Wilhelmina-
Bchool, alhier, zal op Woensdag 21 Nov. a. s.,
des voormiddag» te halftien een feest aange
boden worden in het hotel „Van Haaften
Uynsburg. Woensdag 21 November a. 3-,
des avonds te zes uren, zal de heer C. Plok-
hooy, van Transvaal, een lezing in het Gere
formeerd kerkgebouw alhier houden over den
toestand, enz. der Zuid-Afrikaansche fiepa-
blieken.