Opheffing van het station Veenenlurg. Voor het gerechtshof te Amsterdam werden voortgezet de pleidooien in de procedure over de opheffing van het station Veenenburg. Het woord was aan mr. "W. Thorbecke, optredende voor den Staat der Nederlanden als tweede geïntimeerde. Pleiter ving aan met de opmerking, dat by voor „opheffing" zou willen in de plaats gesteld zien „buiten-dienst-stelling", want het stations gebouw staat er nog. Het station is buiten dienst gesteld door de dienstregeling. De tegenparty heeft de geheele zaak ge noemd een comedie, een samenspannen tus- schen den Staat en de Hollandsche Spoorweg maatschappy. Men heeft niet rechtstreeks willen zeggen: De Minister heeft gelogen. Men heeft er doekjes om gewonden, maar het kwam er toch wel op neer, dat de Minister niet zou hebben gehandeld m het algemeen belang, zooals hy heeft gezegd. Wat is er van waar, vroeg pleiter dat men hier staat tegenover een comedie, een samenspannen, een Minister, die niet heeft gehandeld in het algemeen belang? Wie is de aanstichter, de Spoorwegmaatschappij of de Staat? De tegenpartij heeft eerst geantwoord: de Maatschappy, en in appèl: de Staat, en gezegd, dat de Maatschappij was de gehoorzame diena resse van den Minister. Dit laatste is juist, zegt pleiter maar dan is er geen samenspannen, dan is er niets dan de natuurlijke verhouding. Welk belang kan de Staat dan toch wel gehad hebben by de opheffing aüders dan de bevordering van het algemeen belang? Aan vriendschap tusschen den Staat en de Maatschappij, als van twee particulieren, mag nu toch in ernst niet worden gedacht. In appèl is de party gekomen met de lezing, dat door de Regeering gehandeld werd met het oog op een naasting van den spoorweg. Maar aan die naasting werd in 1889, toen het spelletje begon, immers nog door niemand gedacht, zegt pleiter. De Spoorwogmaatèchappy beeft eerst niet willen inzien, dat het een maatregel gold in het belang van den dienst. Zooals in den loop der procedure is ge bleken, is zy tot een ander inzicht gekomen. Toen de Regeering tot de opheffing van Veenenburg besloot, wist men, dat de heer Leembruggen zyn particuliere rechten met malach zou doen gelden. Het station Veenenburg zou er na 1842 eigeniyk nooit zyn gekomen, als de Maat schappy vry was geweest. Het staat duidelfik in het gedenkboek dor Maatschappy: alleen, omdat de heer Leembruggen onhandelbaar was, is bet station er gekomeD. Wat men kon dulden in 1842, kon men niet meer gedoogen in 1896. Er reden m 1842 vier treinen dagelyks tusschen Amsterdam en Haarlem. In 1840 werden 350,000 personen vervoerd. Men stelde zich met den spoorweg toen niet veel meer voor dan een versnelden postwagendienst. Het spoor was voor den heer Leembruggen een huiseiyk vervoermiddel en als zoodanig heeft men het tot in onzen tyd willen behouden. Het recht van presentatie Yan een station chef was aan den heer Leem bruggo. De eerste stationschef te Veenenburg was een oude koetsier van den heer Leem brugge. Om een beeld te geven van de spoorwegen in dien tyd las pleiter voor eon verslag van de opening van den lyn AmsterdamHaarlem, uit het „Handelsblad" van 1840. In dat verslag worden de wagens waaruit de trein bestond, genoemd diligences, chars a bancs en een grooto Engelsche diligence. In een der wagens zaten de hoornblazers der Am8terdamsche schuttery, die zich van tyd tot tyd deden hooren. Thans loopen de groote Europeesche treinen over deze lyn. Op het baanvak loopen dage- ïyks 64 treinen en op het geheele net 550. In 1888 beliep het vervoer 4,350,000 personen. Een dergeiyke exploitatie als vroeger kon dus op deze groote internationale lyn niet worden bestendigd. Daarvan was een gevolg de opheffiDg van Veenenburg, waar volgens het contract alle treinen moesten stoppen, als minimum even veel als aan het meest begunstigde tusschen- station. De Minister kwam op voor het algemeen belang. De Spoorwegmaatschappy had geen lust in de opheffing op grond van het con tract. Maar toen heeft de Minister de Maat schappy gedreven on de gevolgen op zich genomen. De Minister bood zyn bemiddeling aan tua- 8chen de partyen. De Maatschappy bood den heer Leembruggen f 10,000, dus het dubbele van het by de overeenkomst vastgestelde bedrag. Doch de heer Leembruggen weigerde en wilde voor de geboden som slechts een deel van zyn recht prijsgeven; niet geheel, door ie bedingen, dat een zeker aantal treinen aan het station Veenenburg zou stoppen. De eigeniyke stryd is ontstaan doordat de heer Leembruggen eischte, dat de sneltrein 48 te Veenenburg zou ophouden. Toen eerst heeft de Regeeriug gezegd: Nu gaat het te ver. Uitvoerig stond pleiter stil by de vraag of do Minister bevoegd was, tot de opheffing over te gaan. De bedoeling der Spoorwegwet was niet aan de Spoorwegmaatechappyen op zekere punten haar vryheid te ontnemen, dat was reeds geschied by de concessies. De bedoeling was do Staatsmacht te organiseeren ten aan zien van de exploitatie der spoorwegen en om daartoe te komen was noodig een uitdrukke lijk wetsvoorstel. De Regeermg geeft algemeeno voorschriften, en voorts is het het recht van de Regeering om voor te schryven wat in een concreet geval zal worden gedaan, en hiertoe behoort het bepalen van de plaatsen, waar stations en halten zullen zyn. Indien noodig, kan de Regee ring de heele exploitatie regelen. Pleiter ging het ontstaan der wet na, en herinnerde daarby in de eerste plaats aan wat by de behandeling der wet door de tegenstanders was gezegd. Toch is de macht van den Minister met onbegrensd. De grens van zyn bevoegdheid is bepaald binnen den kring van hetgeen voor de uitoefening van den dienst noodig is. De vraag, wat behoort tot de uitoefening van den dienst, beantwoordt de Minister zelf, niet de rechter. Maar daarom is nog niet juist hetgeen door de tegenparty is gezegd, dat de Minister alleenheerscher is. Het ia waar, dat de Minister beslist op het ingesteld beroep; dat is nu eenmaal de wet. Maar over het hoofd wordt gezien hoe de Minister in ons parlementair stolsel werkt. De Minister werkt door zyn ambtenaren by de verschillende takken van dienst, en het parlement en het publiek onderzoeken ook. En zy zyn het, die bepalen de bevoegdheid van den Minister, al kan niet de rechter zyn oordeel daarover uitspreken. Pleiter betoogde, dat de vraag omtrent de opheffing van een station is een vraag van den dienst. Do tegenparty heeft gezegd: dan kan de Minister het Centraalstation te Amster dam wel opheffen. Ja, antwoordde pleiter, dat kan hy ook, zoo goed als een particulier zjjn vermogen kan doorbrengen. Maar moet men daarom aan particulieren het beheer over hun vermogen ontnomen? Moet men geen bevoegdheid verleenen, omdat van een bevoegdheid misbruik kan worden gemaakt? Toegegeven is, uat de Rcgeering de bevoegd heid heeft oprichting van een station te be velen en daarvoor u- Spoorwugaiaaisoiiappyen tut groote uitgaven te nopen. Zou de Regee- ring dan missen de bevoegdheid om daar tegenover een station op te heffen en de lasten der Maatschappy te verminderen? Pleiter ging vervolgens de verschillende grieven van appellanten na en besprak uit voerig do wet op de spoorwegen. Pleiter kwam tot de conclusie, dat de Minister heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid, hem door de wet van 1859 gegeven, waar door zeer zeker een verplichte omstandigheid is geboren voor de Spoorwegmaatschappy en dat in ieder geval uit het recht, door den heer Leembruggen verkregen ten opzichte van de Hollandsche Spoorwegmaatschappy, niet voort spruit een recht tegenover den Staat. Door de spoorwegwet van 1859 kreeg de hoer Leembruggen een debiteur, die zich niet kon kwyten van zyn verplichtingen, maar geen recht ten opzichte van den Staat. Daarna kwam aan het woord mr. Knotten belt, met mr. Sipkes optredende voor appel lanten. Mr. Knottenbelt viDg aan met de opmerking, dat de pleiter voor de Hollandsche Spoorweg maatschappy, mr. Molster, zich had verloren in kleinigheden, in de schadevergoeding. Daarin ligt niot hot zwaartepunt der quaestie. De quaestie loopt over de opheffing van het station, niet over do schade vergoeding. Als beslist wordt, dat de opheffing onbevoegd door den Minister heoft plaats gehad, dan wordt het station heropend en vervalt de schadevergoeding geheel. Pleiter beklaagde zich over de onjuistheid der foitoiyko argumenten, door den pleiter voor de Spoorwegmaatschappy aangevoerd, met name die betreffende hot landgoed. Pleiter kon beslist verzekeren, dat het landgoed Veenenburg in 1S42 geheel hetzelfde was als het thans is; dat blykt ook uit het kadaster. De erven Leembruggen zyn in het bozit van het landgoed geheel in den 6taat zooals het toen was. Het landgoed wordt door de erven geëxploiteerd, zelfs beter dan dit vroeger ge schiedde, maar de opheffing van het station maakt de exploitatie duurder. De heer Leembruggen zag in 1842 door den spoorweg zyn uezitüng in tweeën gesneden. Volgens do onteigeningswet zou de heer Leembruggen een belangryk bedrag hebben bedongen voor snjjschade. Men heeft hem die snyachade betaald door da vestiging van het station. Daarom mag de heer L. niet worden voorgesteld als inhalig. Voorts behoort in het oog te worden gehouden, dat by Veenen burg nog tweo andere landgoederen behoorden, beide in 1842 eigendom van den heer Leem bruggen. De vragen, die te beantwoorden zyn, zyn geen andere dan: Heelt de Minister bevoegd gehandeld? Zyn de rechten van den heer Leembruggen geschaad? De vraag omtrent het algemeen belang laat pleiter koud. Hy vraagt: Heeft tot 1896 het algemeen belang zuLk een hinder onder vonden als gevolg van het bestaan van het station Veenenburg op de internationale lyn Heoft de Minister rechtvaardig en bevoeg- delyk gehandeld door het station Veenenburg op te heffen? Daarop komt alles neer. PJ. legt er den nadrnk op, dat het 6tation Veenenburg niet buiten dienst is gesteld, doch is opgehevenDaaraan kan mr. Thorbecke niets verandoren, hy kan het alleen verdedigen, omdat ook de landsadvocaat niet staat bovon den Minister. Het is niet de vraag wat de Minister had kunnen doen, maar wat hoeft hy gedaan? Toen hebben de geleerde bollen— zegt pleiter met elkaar raad geschaft; zy hadden natunrlyk heel goed begrepen waar de zwakke punten zaten. Pleiter stelt zich voor, dat de Minister het station wilde opheffen, en toen is hy gaan zien waar hy de bevoegd heid vandaan zou kunnen halen. Mr. Knottenbelt besprak daarna uitvoerig do spoorwegwet en haar totstandkoming. De spoorwegwet is niets dan een politiewet, louter bevattende politievoorschriften. De alge meeno strekking der wet was toezicht te houden op de veiligheid van het publiek. Het toezicht zou zich, naar pleiter uit do behan deling der wet in de Kamer tracht aan to toonen, moeten uitstrekken tot den dienst en de instandhouding van den weg. Dat kon, na de toelichting by de behandeling van het wets ontwerp, door den Minister gegeven, niets anders beteekenen dan toezicht in verband met de veiligheid. En daartoe kan zeker niet worden gerekend opheffing van een station. Op het hulpmiddeltje „buitendienststelling" is de Minister inmiddels niet ingegaan, dat moet pl. tot zyn eer zeggen. Tot opheffing van het station was de Minister niet bevoegd. Pleiter behandelde daarna het contract. Een publiek-rechtelyk lichaam kan in een privaatirechteiyke overeenkomst geen ver andering brengen. Dat heeft minister Boot, de verdediger van de wet, gezegd ter verklaring van de reden, waarom hy slechts verandering kon brengen in de concessie als regeorings- daad, die niet civiel-rechtelyk, doch publiek- rechtelyk is. De overeenkomst tusschen den heer Leem bruggen en do Maatschappy is een privaat rechtelijk verkregen contract, niet aan te tasten door een politiewet. Het contract maakte deel uit van het vermogen van den heer Leem bruggen, en van zyn eigendom kan de heer L. niet zoo maar worden ontzet. Waar een overeenkomst is tot stand ge komen onder een wet, waarby een zaak niet was geregeld, kan een latere wet niet toe- passoiyk worden op de vroeger gesloten over eenkomst De ministers Heemskerk en Boot hebben by de behandeling der wet uitdrukke- lyk dat beginsel uitgesproken, en het is door den Hoogen Raad gehuldigd. „Omstandigheden, die verplichten", zyn, vol gens pleiter, heel anders dan do in deze zaak bedoelde; dat zyn omstandigheden als die, waarin byv. thans de Zuid-Afrikaansche Spoor weg verkeert Komende tot de vraag of overmacht bestond wanneer door den Minister onbevoegd is ge handeld, zeide pleiter, dat door de Maatschappy by de sluiting van het station schroomvallig was geweken voor Regeeringsgeweld. Pleiter deed uitkomen, dat de heer Leem bruggen door de Maatschappy werd beschouwd als de gemeenschappelyke vyand. Niet Leem bruggen en do Maatschappy waren gevoegden, doch de Staat en de Maatschappy. Besprekende het bedrag der schadever goeding, achtte pleiter 25 niet overdreven, waar voor het doorryden van óén trein in de zaak Doude van Troostwyk, in den loop dezer procedure zoo dikwyls aangehaald, 10 per dag werd toegestaan. Pleiter eindigde met de hoop uit te spreken, dat het Hof, wanneer het tot de overtuiging komt, dat hier onrechtmatig is gehandeld, niet een uitweg zal zoeken, gedachtig aan de spreuk: La cour rend des arrêts, pas d'avis. Mr. Y1 i e 1 an d e r H e i n, de tweede pleiter voor de Hollandsche Spoorwegmaatschappy, ving zyn pleidooi aan met te zeggen, dat de Maatschappy zich eemgszins voelt in de positie van iemand, gezeten in een trein, die Veenen burg voorbyrydt. Pleiter ging de geschiedenis van de opheffing van het station na. De Maatschappy had ver andering van de dienstregeling overgelaten aan de Regeering en daarom was de Maat schappij in appèl gekomen by den Minister. Do Maatschappy leefde met den beer Leem bruggen in termen van volkomen harmonie tot do minister van waterstaat een spaak in bet wiel was komen steken door den eisch, dat Veenenburg moest worden opgeheven. De Maatschappy kon de opportuniteit der opheffing niet erkennen. De Minister heeft Veenenburg uit de dienstregeling geschrapt en het station dichtgespykord. De Minister moot weten wat hy deed. De Maatschappy heeft zich steeds eer!Uk en ordenteiyk gedragen ten opzichte van den heer Leembruggen. De Maatschappy heeft met den heer Leembruggen samengoworkt tot behauiging van zyn be langen. Interventie der Maatschappy om de Regserïng tot schade vergoeding aan te spreken had de heer Leembruggen niet noodig. En waar de Maatschappy door den heer Leem bruggen word aangevallen, heoft zy zich een voudig verdedigd. Op het contract kan de heer Leembruggen zich niet beroepen tegenover de Maatschappy, waar een posterieur gemaakte wet de Maat schappy in de onmogeiykheid plaatst de bepalingen van het contract na te komen. Het door mr. Knottenbelt aangohaald arrest van den Hoogen Raad in verband met de retroac- tiovo kracht worfl't door pleiter bestredeD, die vermeent dit te kunnen doen zonder dat dit iets te kort doet aan zyn respect voor don Hoogen Raad. Besprekende de verkregen rechten, stelt pleiter in het licht, dat force majeure bet recht niet vernietigt, doch wyzigt. Van vernietiging der verkregen rechten van den heer Leembruggen is dan ook geen sprake. In verband met de schadevergoeding merkt pleiter nog op, dat uit hot kadaster niet kan blyken wat eigeniyk Veenenburg is. Gebleken is slechts, dat Veenenburg iB een lustoord van 16 H.A., anders niets. Met snyschade heeft de principale vergoeding niets te maken. Pleiter betoogt ten slotte, dat de vraag van de bevoegdheid der Regeering niet behoeft te worden beslist, aangezien de Holl. Spoorweg maatschappy kon doen wat zy wil, waar een rouwgeld van ƒ6000 was bepaald, waarvan de Maatschappy de betaling zelfs van het dubbele had aangeboden. Mr. Thorbecke, optredende voor den Staat der Nederlanden, noemde by zyn uitvoerige repliek het gemaakte verschil tusschen „ophef fing" en „buitendienststelling" een woord speling. Pleiter deed o. a. nog uitkomen, dat de spoorwegwet niet alleen bestond uit politie- bepalingen in verband mot de veiligheid, doch dat in die wet wel degeiyk geregeld worden de eischen van het verkeer, en voorts ten aanzien van het verkregen recht, dat hier geen recht was opgeheven, doch dat do debiteur in de onmogolykheid was gekomen de door hem aangegane verplichtingen na to komen. Hiermedo waren de pleidooien geëindigd. Door het O. M. zal 28 December conclusie worden genomen. MarktberioUten. Kaashandel. Mot Goudsche kaas bleef het de vorige week goed gaan; wel liepen de noteenngen op eokeie markten ƒ0.50 lager, doch m het oog dient gehouden, dat beste soorten echaaracher worden en fijne partyen nog altijd het meest worden opgekocht aan de huizen. Op de meeste Noord-Hollandsche markten liep Edammer weer 0.50 tot 1 hoogor. Alkmaar noteerde verleden week voor kleine en commissie 31, middelbare 32.50. De pryzen van Delftsohe en Friesohe kaas zyn teruggaande. Maassluis noteerde voor Delftsebe 33.50, Sneek voor Friesche nagelkaas 35.50. De laatste soort staat nn 8.50 lager dan veertien dagen geleden. Te Londen bleven de prijzen vrijwel op dezelfde hoogte; de handel was echter traag; verwacht wordt, dat de prijzen wel iets terug zullen loopen. In do Alblasserwaard werd de vorige week van 2029 besteed; in de Lopiker- en Krimpenor- waard beliepen de prijzen van 1ste aoort Goudsche ƒ2880, zware 31; 2de soort 20—27; Derby lste soort 27.50; 2de soort 25.50; Edammer lata soort 29—31.60,2de soort 26.50—f 28. OD.) Schiedam, 16 Nov. Noteoring van de Beurt- commissie. Moutwyn f 11.60 per HL Zonder fust en zonder belasting. Spoeling f 1.50. Noteering van de Makelaars. Moutwyn 11.75, Jenever f 15.76, idem Amsterd. proef 17.50. Noteering van den Dietillateursbona. Moutwijn ƒ11.76. Jenever ƒ16.75, Amst. Proef ƒ17.26. Deventor, 16 Nov. Boter per Vs vat 24.a 24.60, afw. 22.— s 23.—, per vat f 11.60 a 12.50, per KG. 1.10 a f L2ó. Eieren 7.— a 8.— de 100 stuks. I&felhomg 0.36 a 0.45 per l/i KG. Leeuwarden, 16 Nov. Boter. Aangevoerd 66/4, 18/8 en 6/16 v. Eerste soort ƒ42.60. Kaas. Aange voerd 27,680 KG.; Nagel- 21.— a ƒ46.—. Vee. De aanvoer bestond heden uit: 1576 Run deren, 1516 Schapen, 680 Varkens, Bokken en Geiten, Paarden, totaal stuks, waarvan do noteering ia als volgt: Stieren, enter- 95 tot 130, Twenter- 175 tot f 276, Ossen 176 tot f 195, vette Koeien 160 tot 235, melke en kalve Koeieu 146 tot 200, Pm kon 40 tot 76, vette Kalveren 20 tot ƒ60, Graskal veren 45 tot 65, nuchtere dito 9 tot ƒ11, vette Schapen ƒ20 tot 23, weide id. 18 tot 20, Lammeren 16 tot 19, vette Varkens 46 tot 76, magere dito 26 tot 30, vette Biggen 26 tot 35, kleine dito 4 tot 6, Paarden f 80 tot ƒ160. Vette Koeien lste qual. 28 tot 30 c., 2de qual. 26 tot 28 c., 3de qual. 17 tot 20 c., stieren 25 tot 28 e., vette kalveren 25 tot 35 c., vette Sohapen 23 tot 27 o., vette Varkens 19 tot 21c., Varkens Londenscho markt 18 tot 18.50 o. per l/s KG. In Kalveren was behoorlijke handel en prijs- boudend; in Runderen stadiger; in Wolvee vast en in Varkens gewild. Hoofddorp, ^Haarlemmermeer) 15 Nov. Roode wintertarwe ƒ6.25 a ƒ6.60, Jange Tarwe ƒ7.— a ƒ7.25. Witte Tarwe 5.76 a ƒ6.60, Canada tarwe a Zomer riatarwe 6.75 a 6.25, R°gg« f 4-05 a 6.05, Haver 6.75 a 6.25, Chova- liergerst 6.a 6.36, Wintergerat 4.16 a 4.65, Zomergerst a Duivonboonen ƒ6.50 a 6.80, Roode Duivenboonen f 6.75 a 7.Paar- denboonen ƒ6.a 6.35, Bruineboonen '8.25 a ƒ9.Groene erwten 7.voetstoots, 8.30 op kook, Grauwe erwten a Capucijnera m f Karweizaad 17.60 a 18.per 60 kg. inclusief, te veld staande per 600 kilo, Kanariezaad a Koolzaad 10 a ƒ10.50, Blauw maanzaad ƒ9.76 a ƒ10.26 per 70 KG. netto. Op de heden gehouden Paarden- en Veemarkt waren aangevoerd 12 Paarden, 4 Hitten, 15 Koeien UECLAME8, a 40 Cents per regel. Genezing van een Jichtlijder. "Wat is jicht? Men heeft in het begin een doffe pyn, gepaard gaande met prikkelingen, verdooviDgen, voortdurende gewaarwordingen van koude en warmte in de lendenen. Ver volgens worden de aandoeningen plotseling heviger. Het slapen wordt alsdan onmogelyk. Elke poging, elke beweging verergert de pyn of doet ze ontstaan, indien dezelve verdoofd is. De Pink-Pillen van Dr. "Williams, die de beste spierver8terker zyn en tegelykertyd de volmaaktste hernieuwer van het bloed, hebben een groote workdadigheid by al de ziekten, die met de jicht iets gemeen hebben; zooals schele hoofdpijn, nevralgios. De gedeeltelyke verlamming, ataxie locomotrice, St.-Vitusdans welke alle voortspruiten uit de uitputting der spieren, zullen in de Pink-Pillen een gevaar- ïyken vyand vinden. Dit ie er de beste lof over spreken. De heer H. J. Eeselink, te Ruurloo, had ons ook geschreven, dat de Pink-Pillen hem ge holpen hadden, doch ons niet medegedeeld van welke ziekte hy genezen was. Onze reporter begaf zich tot hem en na het doel van zyn bezoek medegedeeld te hebben, antwoordde de heer Esselink hem; ja, die Pink-Piilenhebben by my wonderen verricht. U moet weten, zoo gmg hy voort, dat ik een groot lief hebber van jagen benwolnu ik leed zoo aan jicht in myn armen, dat het my niet mogelyk was het geweer aan te leggen, en moest ik deze uitspanning vaarwelzeggen. Gelukkiger wijze heb ik de behandeling der Pink-Pillen gevolgd en kan thans myn armen bewegOD geiyk ik wil. Zeer werkdadig voor bloedarmoede, rheu- matiek, zenuwpijn, neurasthenie, heupjicht, verlamming, ataxie locomotrice, zenuwziekte, klierziekte, enz., enz. Zy hergeven schoone kleuren en handelen in alle gevallen van ver zwakking by de vrouw en hebben op den man een werkdadig© werking tegen alle ziekten veroorzaakt door overdreven arbeid en buiten sporigheden. Prys 1.76 de doos; ƒ9.— per 6 doozen. Verkrygbaar by Snabilió, Steiger 27, Rotter dam, hoofddepothouder voor Nederland, en apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrijgbaar voor Leiden en Om streken by Rsyst «fc Kbax, Drogeryen, Bees tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis, Drogeryen, Hoogstraat No. 6. Wacht U evenwel voor de namaaksels, ver schaft U de echte Pink-Pillen alleen bij den Heer Snabiliéte Botterdamof bij de depot houdersdie onder de attesten in de couranten zijn aangegeven. AUe ander e personen verhoopen goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is slechts, om het publiek te bedriegen. Onze ver slaggever vernam in verschillende plaatsen in Nederland, hoe de personen er ingeloopen zijn en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer nagemaakte Pink-PUUn ondervonden hadden onnoodig te zeggendat deze personen spoedig niet het gebruik der echte Pink-Pillen weder zijn begonnen. 9682 71 Het namaaksel der Pink- ab Pillen heeft nog nooit iemand Carajj \s[ genezen. Afbeelding der dooa: INGEZONDEN. Tfog eens «Jacob Cats". Naar aanleiding van het ingezonden stuk en het daarop betrokking hebbende antwoord van den heer voorzitter der Leidsche tooneel- vereeniging „Jacob Cats", voorkomende in No. 12494 van dit blad, heeft schrijver dezer or nog iets aan toe te voegen, maar tevens geeft hy hierby ook kennis, dat eventueele verdere tegenwerpingen door hem als een Exceptio dolis zullen worden beschouwd. Do, in het vorige ingezonden stuk, door my genoemde feiten, welke door den heer voor zitter van „Jacob Cats" als „scheef en zoo vol van onwaarheden" genoemd, maar door geen enkel tegenbewys gedementeerd zyn, houd ik als de sprekende zuivere waarheid, welke bewezen kan worden. Dat de voorstelling van „Jacob Cats" een besloten partij was, is my bekend, maar dat, wanneer zich hierby moeilykheden voordoen, welke door pL m. 600 personen worden op gemerkt waarvan pL m. 170 leden der vereeniging zyn deze in eigen kring uit gemaakt moeten worden, was my onbekend ('t staat ook niet in het reglement) en daarom achtte ik. my bevoegd, omdat het incident voor het groots publiek gebeurde, dit hierover ook to laten oordeelen. Anders zou het ge weest zyn, wanneer het incident, door den voorzitter, achter gesloten deuren behandel' was geworden. Wel is waar ben ik nooit voorzitter eene^ vereeniging geweest, maar als bestuurslid eener andere vereeniging hier ter stede, zal ik myn moreele verp>lichting nooit in de schaduw stollen, en den leden altyd op een fashionable manier te woord staan. Tot nadere inlichting van den heer voor zitter wil ik nog zeggen, dat de door hem bedoelde zekere heer M. do intellectueele be werker dezer zaak is en dat ik door dezen mondeling en schrifteiyk geautoriseerd ben, aan het voorgevallen incident publiciteit te geven. Wanneer hier van schuld gesproken wordt, dan mag deze niet aan den heer M., maar wel aan het bestuurslid, hetwelk de vergis sing de laatste is persooniyk door hemzelf aan schryver dezer, Maandag 1L toegegeven had laten plaats vinden, toegeschreven worden. Eindeiyk zy hier er nog de aandacht op gevestigd, dat hot in myn eerst ingezonden stuk niet de bedoeling was, het handhaven van het Reglement, maar wel de manier van optreden to laken. U, Mijnheer de Redacteur, voor de verleende jjlar.'srsrnnro dank zeggend: Uw d w. dn. F. S. Geachte Eedactie J Mag ik U nog oven een weinig plaats ruimte verzoeken om den hear Th. S. van antwoord te dienen in zake zyn repliek op myn ingezonden stukje van verleden Don derdag Geachte Heer Th. S. I U scbynt het met mij eens te zyn, dat de tentoonstellingen, door mff genoemd, dc stad ontsieren, en nu vindt U de Boommarkt geschikter plaats dan de plek gronds builen de Zijlpoortaan het waler gelegen. U zult my toch toegeven, dat de passage aan de Boommarkt drukker is dan die aan de Zylpoort. De school Aalmarkt, do school Stille Ryn en die aan de Boommarkt, met naar myn schatting 500 kinderen, die hoofdzakelyk hier heen- en weertrekken (zoo ook hun familieleden), zullen toch in aantal heelwat grooter zyn dan do kinderen, die achter do plek gronds wonen bulten de Zylpoort. Bovendien is do Boommarkt een weg, waar velen zich langs bewegen gaande naar en komende van het spoor, on dergeiyke drukke passage wordt buiten de Zylpoort niet ge vonden. Dan zult U, na over weging van dit, toch toegeven, dat die lui, vooral als vreemdelingen, toch vreemd op raoeton kjjken van midden in de stad, in een goede buurt, getuige het gehalte der bewoners, een onsmakeiyke af braak- tentoonsteliing to vinden. Ik geloof niot, dat dit clen dunk over een stad vooruit brengt, maar wel het tegenover gestelde. Ik ben het dus volkomen met Ow bemerking eensdat hier het particulier belang achter- moet staan by liet algemeen belang, en dat het algemeen belang in deze is, de stad niet te ontsieren daar, waar ue groote menigte voor bijkomt. Ik vraag U in geuioedeIn welke gemeonte, van het aantal zielen als onze goedo stad Leiden, wordt iets dergelijks ceeqesiaan 7 Volgens «ie eigen beweren wordt het zolfa te Katwjjk verboeen, en ik geloof, dat wy het toch wei eens zullen zyn, dat Leiden grooter is dan de gemeente Kat wyk. Bovondien is het des Vrijdags en Zaterdags aan de Zijlpoort duidelijk ziontbaar, dat een groot gedeelte van de neeren koopers van, afbraak daar hun pied-a-terre hebben, dus voor hen is die plaats niet ongeriefelijker. Ik meen dus met de aandacht te vestigen op een toestand, die een stad onteiort, met te trachten een slechten toestand weg te! nemen, en in deze het particulier achter te stellen by bet algemeen belang, zoodoende: de stad en den dunk over de uad te verboteren, vooruit te brengen. Vandaar myn ondeiteekomng „Leiden voor uit". Meende ik het niet goed, dan gaf ik my deze moeite niet. Of hebt U, geachte Heer Tii. 6., nog nooit de uitdrukking gehoordOhei is maar Leiden (liefst uitgesproken als Ley an)? Wat Uw invitatie betreft, cm mede te helpen: „een vereeniging op te riehten, die zich ten', doel stelt, om de belangen der gemeente J Leidon op alle mogelyko manieren te behar tigen", daar zal ik zeer tot myn spyt geen1 gebruik van maken. Gj komt, geachte Heer, Th. S., wat laat mot doze beleefde uitnoodiging. Ik heb vóór een jaar of Tyf in deze richting f by lui aangeklopt, te dezer stede woonachtig, die genoemd mogen worden wat hun maat*.' achappelyko betrekking betreft, maar zoodra toen het bleek, dat er fmancieele opofferingen mede gepaard zouden gaan, was er zeer weinig ammo. Daarom, Th. S., geef ik U den raad Probeer U het eens." Misschien is by U de financieel* quaestie niet zoo overwegend, en vindt U eemge heeren1 om een dergeiyke vereeniging op te richten. Maar dan hoop ik, dat U er ook in slaagt in deze vereeniging een man van smaak to brengen, en die zal het dan met mij eens zyn,1 dat die tentoonstelling beier aan de Zylpoort op haar plaats is dan hier. Geloof my, geachte Redacteur, met dank voor Uw gastvryheid, met de meeste hoog4 achting, Uw dienstw.: B Leiden vooruit". Benthuizen. Voor de vacante betrekking'; van onderwijzeres alhier hebben zich een( 30-tal sollicitanten aangemeld. Bodegraven. Het departement Bodegravea der Maatschappy „Tot Nut van 't Algemeen", I zal op Dinsdag 20 Nov. a. 8. een huishou- delfjko vergadering liouden tor verkiezing van leden van het Hoofdboatuor en van een com missaris van de Volksbibliotheek. Den leerlingen der Pnnses-Wilhelmina- Bchool, alhier, zal op Woensdag 21 Nov. a. s., des voormiddag» te halftien een feest aange boden worden in het hotel „Van Haaften Uynsburg. Woensdag 21 November a. 3-, des avonds te zes uren, zal de heer C. Plok- hooy, van Transvaal, een lezing in het Gere formeerd kerkgebouw alhier houden over den toestand, enz. der Zuid-Afrikaansche fiepa- blieken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 10