N«. 12481 Woensdag 31 October. A" 1900 feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. feuilleton. Schoenmaker, blijf bij je leestl IDSC PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maandeni l i i i 1.10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zijn 1.80. Eranco per post .••••caerrtfè 1.65. PRIJS DER ADVERTESTIPiN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoron buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Het Vaderland maakte de opmerking, dat sydi° tlians aansturen op Grondwets herziening, blikbaar niet uitgaan van de gedachte, dat een stembusdecisie niet is te verkrygen over een algemeeno phrase, en dat de stemming, om niet vervalscht te worden, behoort te loopen over een wel omschreven schema. Men bepaalt zich tot algemeene verklarin- gen, dat het noodzakelijk is hinderpalen uit de grondwet weg te nemen, die de invoering van algemeen stemrecht in den weg staan, en het blad geeft dan een denkbeeld van het uiteenloopende der denkbeelden op dit punt: „Reeds is niet duidelijk, of allen, die dit beweren, het er over eens zijn, wat algemeen stemrecht is. Wel mag men aannemen, dat vr\j algemeen, ofschoon ook daarover ver schil van gevoelen, niet geheel is uitge- sloten, slechts vorlangd wordt, dat de grond wet den wetgever vrijlaat, niet dat, zij zelve i het algemeen stemrecht invoere. Maar twijfel heerscht weor over de vraag, of de grondwet zekere uitsluitingen, speciaal die van bedeel- den, zal handhaven, dan of ook in dat opzicht den wetgever de vrije hand dient te worden 1 gelaten. Voorts welke houding de grondwetgever tegenover het vrouwenkiesrecht zal moeten aannemen, staat allerminst vast. Al verder zijn er, die meenen, dat bij een grondwets- herziening de mogelijkheid moot worden ge schapen de evenredige vertegenwoordiging I in to voeren, maar onbekend is het alsnog, of allo voorstanders van algemeen stemrecht daarvoor bekeerd zijn, en onzeker, welke wijzigingen de grondwet behoeft, om die horvorming mogelijk te maken. Eindelijk zijn, als men toch het werk der grondwets herziening onderneemt, de meeste hervormers van oordeel, dat het noodzakelijk is ook de grondslagon, waarop do Eerste Kamer rust, aan herziening te onderwerpen, maar van een „communis opinio", in welken geest doze hervorming behoort te geschieden, bleek nog nimmer." Met den heer Kerdijk het antwoord op de tactische vraag aan de kiezers overlaten, acht Het Vaderland niet raadzaam; de kiezers dienen toch te worden voorgelicht, wat zou kunnen door oen geformuleerd voorstel tot grondwetshorziening. Het formuleeren van zulk een voorstel zou ook dit voor hebben, dat men eens kon zien 'op welko hulp do geavanceerd-liberalen kon den rekenen; want in eigen kracht komen zy er niet. „Zelfs al hebben ztf zich nu by na don sociaal-democratischen zegen waardig gemaakt, een buitengewone versterking hunner ge lederen in het land zal het gevolg daarvan niot zyn. Al geeft de sociaal-democratische .party in do Kamer door den yver, waarmede zij zich weert, en door het groote talent, waarmede zy haar parlementaire positie weet to exploiteeren, ook den indruk van byzonder 'grooton invloed, er is reden om aan te nemen, dat haar kracht in het land nog zoo geducht niet is cn dat de overwinningen, tot nog toe by do stembus behaald, meer aan byzondere omstandigheden zyn toe te schry'ven dan aan do innerlyko kracht der partij. De radicale 'party, die verder als de aangewezen bond genoot wordt beschouwd, die helpen zal de grondwetsherziening te veroveren, is van naby gezien ook niet zoo geweldig. Als men het gemengd gezelschapje beschouwt, dat in de Kamer onder dien naam doorgaat, kost het eenige moeite te ontdekken, welke beginselen het eigeniyk onderscheiden, en als men in het land rondkijkt, dan ls niet zoo gemak kelijk uit te vinden, welke de organisatie is, die zy vertegenwoordigen, en waar die haar steunpunten heeft." Van de andere groepen in de Kamer wacht Het Vaderland op dit stuk geen toonadering, en wie zyn hoop op een actie der „Liberale Unie" bouwt, heeft ook geen vasten grond onder de voeten. Het blad acht de kans om grondwetsher ziening te verkrygen in de gegeven omstan digheden dan ook uiterst gering. De Tijd is van oordeel, dat men zich ge reed moet maken voor de aanstaande electorale campagne en men een antwoord moet geven op de vraag: "Wat wil de tegenparty? Het blad toont aan, dat deze Grondwets herziening wil, en nu is de vraag: „Bestaat er by do Katholieken voldoende eenstemmigheid en vastheid van meening, om tegenover dezen van socialistische, radicale en vooruitstrevende zyde gestelden eisch van grondwetsherziening met de bekende bedoe lingen een krachtige afwerende stelling tot verdediging van het bestaande in te nemen?" Men kan wel meer in zyn program schry'ven, maar bestaat er op dit punt eenstemmigheid, dan is de grondslag voor verdere saamwerking verkregen. De Tijd zegt dan verder: „Hoe wy zei ven denken over algemeen kiesrecht, dus ook over grondwetsherziening, welke invoering van zoodanig kiesrecht of althans een nieuwe zeer wyde uitbreiding van het tegenwoordige kiezerstal ton doel zou hebben, behoeft wel niet nader verklaard. En wy weten, dat wy by ons protest tegen 'dergelijke plannen de tolk zyn van een over groot getal onzer geestverwanten. Doch ook de hoop op eenstemmigheid onder Katholieken, althans ten aanzien van dit punt, schynt ons niet uitgesloten. Wy vinden steun voor deze onze verwach ting in do houding, door do katholieke leden der Tweede Kamer aangenomen, en in de stemmen, door hen uitgebracht by de behan deling van het jongste ontwerp tot herziening der Kieswet. Meer bepaaldelyk hebben wy daarby op het oog die leden, welke zich by vorige gelegenheden als voorstanders van een zeer ruim kiesrëcht deden kennen, en tot de uitbreiding er van hebben medegewerkt. Een van hen, de heer Kolkman, verklaarde nadruk- kelyk, dat hy thans elke verdere uitbreiding 6chadelyk achtte en op geenerlei wyzo daar aan, gelyk hy vroeger tweemalen deed, zyn stem wilde geven." Krachtig positie nemen tegenover den eisch tot grondwetsherziening kan, meent het blad ten slotte, voor de Nederlandsche Katholieken een daad zyn van wyze politiek en wellicht een begin van verdere vruchtbare actie. Het spraakgebruik aldus schryft het Dagblad van Zuid-Holland en's-Gravenhage heeft dikwy'ls diepen zin. Wanneer geschroomd wordt het kind by den naam te noemen, omdat daar iets niets pluis in steekt, dan wordt het herdoopt, in de hoop, dat hetgeen tegenstaat zal worden voorbygezien en het nieuwe beter zal aantrekken. Zoo ook in de politiek. Het begrip Yolkssou vereiniteit is verre van geliefd. Zelfs de rechtsleeraars zyn er niet byster op gesteld en hebben niets onbeproefd gelaten, om er aan te ontkomen en er de aan hun zorg toevertrouwde „spes patriae" van te spenen. Rousseau met zyn „Central Social", het hoogste gezag aan het volk toekennend, bly'ft het schrikbeeld. Van daar, dat er in het vervolg niet zoozeer ge redekaveld werd over het beginsel der volks- souvereiniteit, dan over deszelfs organi satie. En daarby werd het monsterachtig begrip van de tirannie des volks ongemerkt gewyzigd in het lieflyker klinkend begrip van democratie. Men spreekt van de demo cratische richting onzer eeuw, van de demo cratische ideeön, van sociaal-democratie, enz. Opgepast, want het is van hetzelfde laken een pakl In naam van de democratische richting wordt het kiesrecht steeds in lager sferen gebracht. Met het democratisch idee tot leus worden alle grenzen en perken weggevaagd, die de onderste lagen van het volk, aangevoerd door parlementaire democraten voorheen heetten zy demagogen van de stembus verwyderd houden. In naam der democratie wordt hot alge meen stemrecht opgeöischt. Stel voor het woord „democratie" „volks sou vereiniteit" in de plaats, en de stembus leidt tot den wil van het volk als hoogste wet. Dan is het niet meer „Salus populi", maar „vox populi suprema lex esto." Dan is er zelfs geen stembus meer noodig, want dan zal het volk dat varkentje wel schoon krygen. Denk niet aan overdryving. Het volk zooals de Troelstra's en consorten zich dit denken moet de maatschappij in handen krygen door zich meester te maken van den Staat en dit wol door do verovering en popu lariseering van het instrument, dat de gehate bourgeoisie aanwendt'om aan het land stuur en richting te geven, ten goede en ten beste van allen. De proletariërs zyn het sterkste, ze vormen de numerieke massa. A 1 hen voortaan de „lusten", aan de kapitaal-, be lasting- en welstandskiezers slechts de „lasten" als het daarby bly'ft. Ziedaar do dagoraad der volkssou vereiniteit! Ziedaar hot streven der democratie I Ziedaar hot beloofde land der Troelstra's. In een asterisk in Hel Centrum heet het: De Evenredige Vertegenwoor diging heeft een geduchten tegenstander gekregen. Niemand minder dan.... Bolland. Aan hot hoofd van De Vaderlander staat een ingezonden stuk, waarin de Leidsche hoogleeraar, met &l zyn citaten-wetenschap, tegen E. V. van leer trek. Natuurlijk weer uit vrees voor „Rome", welke monomanie den geheelon man in beslag neemt. Men hoorol „Ik behoef hot u nauwelyks te zeggen, en ik huiver by de gedachte, dat de bedoelde Staatsparty, die nu al in haar aaneengesloten heid betrekkeiyk gesproken te midden onzer verdeeldheid zoo machtig is, die nu al de landsregeering tot allerlei openlyko en stille toegeeflykhodon noopt, dat die party, waarin millioenen (sic), wanneer het er op aankomt, de blinde werktuigen zyn van een enkel buitenlandsch gezaghebber, te beschik ken zoude krygen over „een numeriek billyk aandeel" van het beslissingsvermogen onzes volks." Fraai is dit wel niet gezegd, maar toch voor den styi-Bolland vry duidelyk. De redactie van De Vaderlander teekent, in haar uitvoerig Naschrift, onder meer hierby aan: „Wat de bestryding van Rome betreft, wy meenen, dat men nooit triumfeeren zal met wapenen, die don toets van het recht niet doorstaan kunnen." Voor den Rome-bestormenden Bolland heeft deze overwoging uitteraard geen betoekenis. Maar dat hy zich beslist tegen E. V. ver klaart, heeft daarentegen wöl groote beteekenis. De zaak wordt er allesbehalve slechter om. Eerlykdenkende bestryders van E. V. zullen zich gaan schamen voor zulk een mede kampioen. En een rechtvaardige zaak moet wel sterk staan, wanneer zy hartstochteiyk wordt aan gevallen door een wildeman, die nu eenmaal gewoon is, met zyn hoofd tegen den muur te loopen. Degenen, die hy „doodmaakt", bevinden zich doorgaans opperbest. Er is een „Open Brief' verschenen, door een Zeeuwsch meisje, Neeltje Lokerse, te Ierseke, geschreven. Aan dit eenvoudig gesteld geschrift ontleenen wy do volgende regelen: „Misschien vergeten de meesten, dat met de tyden ook de menschen verandoren, dat alles met den geest dos tyds is meegegaan; alles en allen zyn zenuwachtiger, gejaagd en hoogmoedig, alles wordt in het werk gesteld, met stoom zou ik haast zeggen, om de ver- makelykhedon buiten de deur te doen toenemen, en de mensch van den huiselyken haard (dien velen zelfs niet eens meer kennen) te lokken, om zyn genotzucht elders te kunnen bevredigen. Hoe is het nu mogelyk, dat het dienst meisje daarin een uitzondering zal maken, en dat die klasse van menschen steeds in don ouden styl zal leven, wyl de gansche maatschappu anders wordt? Ik voor my geloof, dat het meer oen ge roep is dan workelykheid. Wat deden de meisjes vroeger meer dan nu, altyd wat de werkzaamheden betreft? Niettegenstaande ik van do oude tyden weinig afweet, zeggen myn gedachten, dat de meisjes vroeger minder dedon dan nu, de dames waren toen eenvoudiger „en van zelf ook de ondergeschikten"daarom werkten de dames myns inziens meer mee, in alle dingen, wyl ze nu, omdat de verleiding en de gelegenheid dit aanbiedt, meer buiten de deur zyn. Ik veroordeel u niet, lieve dames l Als oen mensch vry is, onafhankoiyk, en de ge nietingen lokken, dan is het zoo zeldzaam, dat een mensch daaraan geen gehoor geeft. Nog heb ik het oog op studeerende jonge dames. Evenzeer als zyzelven acht ik het een goed doel voor de persoon zelve, opdat ze op lateren leeftyd, ingeval zy niet wil of kan huwen, onafhankely'k zij van anderen, en bewaard biyft voor verveling. Daartegenover nu staat, dat wanneer deze dames komen te huwen, zy niets van het huishouden afweten, alles aan haar onderge schikte moeten overlaten, geen tijd hebben om te denken, dat die ondergeschikte ook een onvolmaakt mensch is, on by het minste wat niet in orde is, meeschreeuwen omdat dit nu eenmaal mode is over de „slechte meiden" in onze dagen". De Tijd vestigt er de aandacht op, dat het ongeval, naby Arnhem aan een jonge dame overkomen, die „op wreede wyzo om het leven werd gebracht door w e d s t r y d h o u- dende wielryders", door een oogge tuige aan De Kampioen wordt verhaald in dezer voege: „Naby het eindpunt, viak by de bebouwde kom der gemeente, verdrong zich veel publiek, hoofdzakelyk bestaande uit kinderen. Daar komt plotseling een troepje spurtende rydors aan, de halzen gerekt over hot stuur, niet in staat om iets te zien. Op hetzelfde oogen- blik steekt een ongeveer 20-jarig meisjo, pas verloofd, den wog over; oen hevige aamyding volgt; do aangeredene wordt over don weg geslingerd en valt. Er vliegen nog een paar andere renners over haar heen, on toen men haai' opnam, was zy reeds stervende. Eenige oogenblikken later overleed de ongelukkige. „De wielrenners schenen er vry goed afge komen te zyn. Aan onzen zegsman word althans medegedeeld, dat byv. do renner, die de juffrouw aanreed, in het volgende nummer wéór uitkwam By deze mededeeling uit De Kampioen teekent De Tijd aan: Deze laatste byzonderheid vooral werpt een schel licht op het ruwe karakter van dit schandeiyk spel op don openbaren weg. Zoowel het hiergenoomd orgaan als do „Algem. Ned. Wielryder6bond" zyn formeel tegen alle wegwedstryden; de Bond verbiedt ze aan zyn leden en heeft zelfs op verbod by de Regeering aangedrongen. Daar is evenwel een andere vereeniging, die ze beschermt en uitschryft en op wier aandringen sommige gemeentelyke autoriteiten nog altyd, en meest op Zondag, verlof geven tot het gebruik van, den openbaren weg, zonder dat deze voor den wodstryd wordt afgezet. Thans zal de Justitie zich wel met dezaa!^-! te bemoeien hebben en zal men wellicht zien,'] dat de eerst aankomende hardryders ook het, eerst en achter elkaar de gevangenis inryden. Misschien was dit nu een goede gelegenheid om tevens uit te tnaken, of een gemeente bestuur wel het recht heeft tot het geven j van toestemming voor dergelyke woeste en gevaariyke liefhebberijen. Te moer, omdat de Regeering mot een algemeen verbod schynt] te willen wachten, tot de landlieden zeiven, zy het ook verkeerdeiyk, op de hun eigen wyzo aan deze barbaarsche vertooningen een' einde gaan maken. De Standaard vond in het feuilleton, dat mej. Henriette Hendrix in De Telegraaf geeft over de Christelyke anarchisten kolonie te Blaricum, de volgendo uit spraak, die het blad by zonder trof: „'t Is eigeniyk vreemd. Hier, in dit huis zou men leven in liefde en toewyding voor elkaar, maar een ieder leeft er afzonderlyk, voor zichzelf, en voor de gemeenschap. Alleen Trui Luitjes is met haar gedachten nu en dan by my, anders leven de menschen in hun eigen sfeer van denkon. O, zeker, als ik nu niemand op de wereld had om lief te hebben, geen enkelen vriend, dan zou de kolonie voor my een heeriykheid zyn, ver geleken by de wreede koudheid en kwaad willigheid van de menschen in de gewone maatschappy, dan zou men hier tot my zeggen: „kom by ons, werk en eet", en zeker zou dat een veilige toevlucht zyn, maar voor my, die een tehuis bezit vol liefde, be langstelling en vrienden, die van my houden, voor my is dit alles wel zeer koud." 8) In do eerste weken na het aanbrengen van .dat opschrift ging meester Dirk veel vaker uit dan noodig was, op sommige dagen wol vyf- of zesmaal enkel om by liet iterugkeoren aan zyn huisje te kunnen lezen wat er van hem geworden was. Ook zyn 'Hanna was niet vrjj van deze onschuldige ydelheid, en in plaats van gelyk anders den leerjongen naar den slager, den bakker of den kruidenier te zenden, bezorgde zy die zaakjes ©enige weken lang zelve. En als meester Dirk toen zich nog een toestel tot voortbrenging van het pynstil lende lachgas aanschafte en het in D.... verschynende courantje een hoofdartikel bracht over dezen „verbazenden vooruitgang", toen had hy niet alleen het jboppunt van zyn roem bereikt, doch hy kreeg jnderdaad Gen toeloop, dien hy ternauwernood kon bedienen. Daarby liet hy zich goed be talen. Met het vaste scheergeld van drie centen bad hy eveneens gedaan gemaakt, en alge meen ging de praat, dat de ryksdaalders hem letterlyk uit de broekzakken groeiden. Een voornaam bevorderaar van baas Dirks praktyk was ook nu nog de oude dokter "Wolf, die hem, ten einde het zichzelven gemakke- lyker te maken, alios toewees, wat maar eenigszins aan een hulpdokter kon toever trouwd worden. Toen hy hoogbejaard stierf, kwamen in zyn plaats twee jonge genees- heeren te Dvan wie ieder het eerst aanwezig wilde zyn, zoodat zy beiden hun yoorganger nog de laatste eer konden be- wyzen. "Weinig weken later kwam ook nog, omdat allo goede dingen immers uit drie bestaan, een door het Ryk aangesteld genees heer aan, en zoo duchtte meester Dirk niet zonder grond een achteruitgang in zyn praktyk als hulpdokter. Doch zyn aanhang was groot, en de landeiyke bevolking vooral zwoer by den barbier-geneesheer. De ten getale van drie op het tooneel verschenen dokters hadden niet hun wederzydsche bestrijding te veel te doen, om den hulpdokter te scherp op de vingers te zien, en elk hunner paste wol op het by baas Dirk to verkerven, daar hy anders vreezen moest door dezen weer in het publiek te worden recht gezet. Meester Scherp had dozen toestand spoedig doorzien en draalde niet er rykeiyk zijn profijt uit te trekken. Zyn ster schitterde weer in onverflauwdon glans. „Aan alles op do wereld moet een eind komen," zei meester Dirk op zyn 58sten ver jaardag tot zyn vrouw, terwyl zy 's morgens samen koffie zaten te drinken. „Kinderen hebben wij niet, en voor onzen ouden dag is meer dan gezorgd; wy kunnen van onze rente levenwaarom zouden we ons dus voor lachende erfgenamen afbeulen?" „Goed, heel bestl" antwoordde Hanna, „maar hoe moeten we den tyd doorbrengen, wanneer we niets meer te doen hebben?" „Den tyd doorbrengen?! Ha, hal Als we hier in dit kleinsteedsche nest wilden biy ven, dan hadt ge voorzeker gelyk. Maar daar denk ik in de verste verte niet aan. Wy verhuren ons huis, om toch nog altyd een vast onder komen te hebben. Maar dan trekken we weg van hier, naar de residentie, waar het niet aan uitspanning ontbreekt." Hanna had er niets tegen, maar toGh wilde zy haar Dirk ook niet aansporen, om het nieuwe plan met de hem aangeboren voort varendheid ten uitvoer te brengen. Want als het op de een of andere wyze slecht of maar half tegen zyn zin uitviel, dan wilde zy er geen schuld aan hebben. Zeker, do residentie stond ook haar wel aan, en den geheelen voormiddag kwam het denkbeeld niet uit haar gedachten. Zy had nl. als jong meisje daar by een familie gediend enzy bloosde in weerwil van haar acht en veertig jaren, wanneer zy daaraan dacht haar eerste „kennis" had zy ook in die stad gevon den een onderofficier by de dragonders. In de aangename herinnering aan haar jongen tyd kwam de residentie haar in een veel gunstiger licht voor, en de gedachte, dat zy daar, waar zy vroeger als dienstbode aan de bevelen van anderen gehoorzamen moest, thans van haar rente zou mogen leven, stemde haar vol maakt golukkig. Meester Dirk vertelde zijn plan voorloopig nog aan niemand; eerst wanneer alles heele- maal beredderd was, mocht de wereld, d. w. z. het stadje D...., en ook de omtrek, het ver nemen. Vooreerst ging hy eens een degeiyk bezoek aan de residentie brengen, want het is iets heel anders, als men slechts nu en dan in een stad komt, dan wanneer men daar wonen wil. Vier volle dagen besteedde hy aan dezen onderzoekingstocht, en om zich van de huurpryzen te vergewissen, nam hy een advertentieblaadje en het adresboek ter hand, om met behulp van beide een vry groot aantal leegstaande woningen uit te zoeken. „Hebt gy kinderen? Doet gy een zaak? Met hoevelen zyt gy?" Deze en dergelyke vragen werden hem alom voorgelegd, en de beantwoording voldeed overal. Eón ding slechts kriebelde hem oen beetje: het beroep of de zaak. Niet, dat hy gaarne een beroep had willen uitoefenen, want in dat geval had hy wel kunnen biy ven waar hy was. Maar zou hy dan in de residentie zoo niets anders zyn dan een simpele mynheer Scherp? Dat zou weinig en vervelend geweest zyn. Wat zou het deftig staan, als op de huisdeur of naast de schel een voorname titel van den bewoner te lezen was, en juist in de residentie wemelde het bepaald van titels. Hoe hy zyn brein echter ook pynigde, hy kon zich maar geen „hofleverancier" bedenken, die by zyn beroep van barbier of tandentrekker paste. Maar wacht 1 Thuis noemde men hom vaak, al was het ook niet in ernst: „Dokter of mynheer de dokter." Dat was zoo iets, dacht baas Dirk, en het was niet de eerste keer, dat hy daar in ernst aan dacht. Drie maanden later maakte hy weer een reis naar de residentie, ditmaal echter met zyn Hanna en als doctor in de geneeskunde. Door de goed betaalde tusschenkomst eener Engelsche firma was hem van uit Amerika, wederom voor een ronde som gelds, deze titel verleend. Hy kon wol is waar het in het Latyn geschreven diploma niet lezen, maar zijn naam, woonplaats en het Doctor Medicinae kwamen er in voor, en dat was hem genoeg. En hy kon heel goed voor dokter doorgaan, evenals zyn vrouw voor een doktersvrouw. Hy vooral had zich een massa uitwendige dingen aangewend, die hem een beschaafd optreden mogelyk maakten, en zyn Hanna was ondanks haar acht en veertig jaren nog een flink, welbespraakt vrouwtje, dat in haar geheele verschyning met menige dame dor residentie kon concurreeren. En dat het door het geluk begunstigde echtpaar het zich ook aan moderne en degelyke kleeding niet het ontbreken, om in de residentie ^overeenkomstig hun stand" to kunnen optreden, dat zal wol geen verklaring behoeven. Met geheel byzondere gevoelens bereikte hot echtpaar Scherp na een spoorrit van vyf uren het doel der reis. Want hier zou men voor 't eerst in vollen ernst met den doctors titel beginnen, waarop men immers ook, dank zy het vele daarvoor betaalde geld, het volste recht had. Toch lag er voor do anders zoo naïeve menschen iets heel eigenaardigs in. In „Do Eenhoorn," een logement van den tweeden rang, had men kamers besproken, en in het door den knecht terstond voorgelegde vreem- delingenboek schreef meester Dirk, thans in Th. d. i. Theodoor veranderd, dat stond deftiger: Dr. med. Th. Scherp en echtgenooto. Iets als een steen viel hern van het hart, toen deze eerste schrede op den weg van zyn nieuw leven gezet was. Thuis had hy zich de laatste dagen druk in het onderteekenen met Dr. geoefend, maar de proeven telkens i in het geheim weer vernietigd, daar by by dit kinderwerk niet graag door zyn vrouw; betrapt zou zyu geworden. Maar hier, in het| vreomdolingenboek van „De Eenhoorn", moest hot blyven staan, en nu eerst voelde hy zich pas echt datgene, wat hy nu toch eenmaal was. Mevrouw Scherp war.t zy was nu mevrouio had met haar zwarte valken- oogen en een popelend hart schuin naar haar Dirk gekeken, toen hy in dat groote boek, schreef, en het was haar daarby te moede, of zy eensklaps opnieuw geboren werd. Entoen daarop bedienden en logementhouder vóór enj na „mynheer" en „mevrouw" speelden eiv telkens diepe buigingen maakten, toen was het den beiden luitjes precies, alsof zy een pas] getrouwd paar waren, dat zich voor het eerst man en vrouw hoort noemen. (WorcU vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5