N*. 12466 Zaterdag 13 October. A0. 1300 jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Dot geheim Tan den verloofde. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maandenJ I i 1.10. Euiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sUn 1.80. Franco per post 1.66. PRIJS DER ADVERTENTTEN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. De Werkmansbode van deze maand is van oordeel, dat het gewijzigde ontwerp Onge vallenwet er in het belang der werk lieden niet minder op geworden is, kan het hun niet geheel voldoen. By name kan dat h. i. het geval niet zijn met de ver zekering voor eigen risico door de werkgevers persoonlijk. Zij acht het dan ook zeer te hopen, dat de Regeering zich niet zal verzetten tegen pogingen, die waarschijnlijk zullen worden gedaan, om in dit opzicht het ontwerp te wijzigen. De vereenigde werkgevers, merkt zy verder aan, zyn wel is waar niet tevreden, inaar ze beseffen, „dat onder de bestaande omstandigheden de tot-stand-koming" van een „gansch andere organisatie" gelijk zij wen- schen, „niet waarschijnlijk is". „Gelukkig maar," zoo besluit De Werk mansbode, „dat zij tot dat besef zijn gekomen. En daarmede is dus de oppositie der work- gevers uit, is zij althans op zij gezet? O, neen, nu komen er een reeks van „beden kingen", bedenkingen van ondergeschikten aard, waarvan sommige ook reeds in de afdeelingen der Tweede Kamor ziln gemaakt en naar aanleiding waarvan door de Regeering er aan is te gemoet gekomen. Aan andere „bedenkingen" zal niet of zeer bezwaarlijk kunnen worden te gemoet gekomen. Hiervan wordt uitgezonderd deze, welke zich richt „tegen hot overlaten van verschillende regelingen aan maatregelen van bestuur". Daarin k^n op zichzelf geen verandering worden gebracht; maar kan de Regoering voldoen aan het verzoek, om over sommige dier maatregelen de belanghebbenden te hooren, dan mag dit worden aanbevolen, mits zulk hooren niet opnieuw tijdverlies veroorzaakt En dat te nemen maatregelen van bestuur tijdig genoeg zullen worden openbaar gemaakt, daarvan kunnen de heoren, dunkt ons, zich verzekerd houden." Na te hebben aangetoond, dat en waarom de klandizie voor advocaten en civiele rechts colleges in de laatste twintig jaren aanmer kelijk is afgenomen, de redenen daarvan zijnvestiging van een jurisprudentie, grootore bekwaamheid der notarissen, meer ontwik keling van het publiek, invloed van de successiebelasting, en uitbreiding van het getal naaml. vennootschappen (G83 in 1882, 2656 in 1898), zegt hot Handelsblad: „De cjjfers doen ons zien, dat de toe komst van onze advocaten en procureurs als zoodanig niet schit terend is. "Willen we nu onzen jongelui ontraden om in de rechten te studeeren? Dat zij, die geen bijzondere voorliefde voor deze studie koesteren, wijzer doen een ander vak te kiezen, behoeft geen betoog. Bij de rechterlijke macht toch is weinig of geen promotie te verwachten, zoo men, na verloop van een aantal jaren sedert men de academie verlaten heeft, er al in slaagt, in dat korps te worden opgenomen, terwijl zelfs voor een talentvol en niet onbe gaafd jongmensch de verdiensten van de eerste jaren als advocaat en procureur gelijk nihil zijn. Toch is er in onze maatschappij, zooals zij in den loop der jaren geworden is, nog plaats genoog voor knappe juristen. Doch dan dienen onze jongelui hun studie niet te bepalen tot de rechten, maar moeten zij zich ook bekwamen in de staatswetenschappen of zich voorbereiden voor notaris. De burge meesters en secretarissen van min of meer aanzienlijke gemeenten dienden in de rechten en in de staatswetenschappen te hebben ge studeerd en evenzoo zy, die een betrekking zoeken aan onze provinciale griffies of aan eenige onzer ministerieel© bureaux. Onze notarissen ton platteland© moeston allen „meester" zijn. Maar ook de naamlooze vennootschappen kunnen tal van jonge rechtsgeleerden, vooral als zjj gewapend zyn met de vereischte handelskennis en met de kennis van het boekhouden, opnemen. Dit dunkt ons aardiger en waardiger dan wat zich nu voordoet. Nu zyn velen onzer advocaten agent van een of meer maatschappyen van verzekering, en op hun deurpost wordt nogal eens hun naam bordje van advocaat in de schaduw gesteld door de bontkleurige naambordjes der ver schillende verzekeringsmaatschappyen, wier vertegenwoordigers zy zyn. Dit nu behoeft niet en moet niet. Het feit, dat nu reeds tal van meesters in de rechten directeur of commissaris zyn van dergeiyke corporaties, doet ons zoo iets zeggen. Kortom, onze jonge mannen, die voorliefde koesteren voor de rechtsstudie in den meest algemeenen zin, behoeven niet te wanhopen aan hun toekomst, mits zy die niet uitsluitend en eenzydig zoeken in de betrekking van advocaat of van rechterlyk ambtenaar. Voor een degeiyk en ontwikkeld jurist, die de praktijk van het leven niet schuwt, is in een veelzy'dig georganiseerde maatschappy zooals de onze altyd plaats. Laten zy, die niet slagen, zichzelven eens ernstig afvragen, of zy zeiven ook de schuld zyn, dat de maat schappy hen links laat liggen." In het „Verslag van den toestand van het Lager Onderwys over '98 '99" werd door don minister van binnenlandsche zaken, op gezag der Inspecteurs van het Lager Onder wys, de beklagenswaardige toestand van be doeld onderwys geweten aan schoolverzuim en het te vroeg verlaten van school. Er zyn nog andere, zeer voorname oorzaken, zegt De Nieuwe Koerier, maar deze worden met genoemd, omdat zy een veroordeeling zouden wezen van den tot nog toe door veel ministers bestendigden misstand. Een der hoofdoorzaken ligt by het school toezicht. Wy durven beweren, dat veel schoolopzieners niet voor hun taak berekend zyn, en het vertrouwen niet be zitten, onmisbaar voor vruchtbare samen werking met onderwyzers en schoolbesturen. Wanneer men de lyst der schoolopzieners, zoowel arrondissements- als districts-school- opzieners, doorloopt, dan is het mr. wat de klok slaat; een zeer groot gedeelte is advocaat. En van de overbiyvenden kan men degenen, die by het Lager Onderwys zyn werkzaam geweest, wel op de vingers tellen. Hoe kunnen nu deze mannen, die nooit met schoolkinderen omgingen, die wellicht zelden een boek over paedagogiek in de hand hadden en nog zeldzamer in de gelegenheid zyn geweest, de theoretische opvoedkunde aan de praktyk te toetsen, plotseling gemeta- morphoseerd worden in schoolopzieners, die door een bezoek van hoogstens een uurtje niet slechts moeten onderzoeken of deonder- wyzer zyn plicht doet, maar hem ook wenken dienen te geven, om te veranderen wat min der in het voordeel der kinderen blykt? Wat heeft een advocaat aan zyn wetten kennis, als hy schoolopziener moet „spelen", zeiden we haast, als het niet zoo onparle mentair, hoewel niet minder juist klonk? Zou het iemand in het hoofd komen, een advocaat tot Inspecteur van het Geneeskundig Staats toezicht te benoemen Er zou een schaterlach opgaan door het land. Maar zou dan een advocaat, by zyn benoeming tot schoolop ziener, meer van het schoolwezen dan van de medicynen kennen? Wy betwyfelen het zeer. Voor schoolopziener schynt iederoen ge bruikt te kunnen worden, en daarom is en kan het schooltoezicht niet zyn wat het wezen moet. Eón van de twee: Do schoolopzieners zyn noodlg, of niet. Zyn ze niet noodig, bespaar dan toch de duizenden guldens aan 'elands kas. Zyn ze wèl noodig, dan, wyt een groot deel van de slechte resultaten van het onderwys aan de geïmproviseerde schoolopzieners, die geen ondervinding hebben op schoolgebied, en zeer dikwyis zich moeten bepalen tot heel geleerd te knikken, als de onderwyzer de kinderen ondervraagt. Wil een schoolopziener vruchtbaar werk zaam zyn, zoo zal hy het vertrouwen moeten genieten van de onderwyzers en de school besturen. De onderwyzers immers zullen al heel weinig geven om bemerkingen van school opzieners, wanneer zy kunnen veronderstellen, dat zy meer het gevolg zyn van theoretische gegevens dan van werkelyke kennis. En de schoolbesturen, die by het benoemen van onderwyzers en by de regeling van het schoolwezen in overleg moeten treden met do schoolopzieners, zullen hun raad zeer dik wyis met alle omzichtigheid aannemen en dien niet te zwaar doen wegen, als zy weten, dat des schoolopzieners levensbeschouwing een gansch andere is dan die van het school bestuur. En toch, deze verhoudingen van mindere vertrouwelykheid bestaan, en bestaan door de schuld der Regeering. Wanneer in gansch katholieke provincies, als Limburg en Noord-Brabant, schoolopzieners benoemd worden, die óf zich openiyk als liberaal aandienen óf door uitlatingen in scholen een anderen geest toonen te bezitten dan de bevolking, wier kinderen ter school gaan, kan het dan ander3 of zoo'n man wordt niet al te best vertrouwd, zelfs dan, wanneer den een of anderen keer zyn opmerkingen waarlyk zeer juist en onpartydig zyn. Zelfs durven wy meer zeggen. Om nog een andere reden zyn liberale school opzieners schadelyk in katholieke provincies. Onder de liberale heeren schoolopzieners zyn er ook, die niet erg op moeilykheden gesteld zyn, en hun naam van onpartydig tout prix willen handhaven. Komen deze heeren op byzondere scholen, dan zullen ze natuuriyk wol nagaan of de wet gevolgd wordt, wat het aantal onder wyzers betreft, maar verder zien ze heel dikwyis niet; ze zouden misschien dan aan merkingen moeten maken, deze zouden toe geschreven kunnen worden aan partydigheid en dus Het gevolg hiervan is, dat aulke school opzieners in de wandeling wel „goede mon- scben" heeten, maar het oiy ven toch menschen, die hun plicht niet doen, want zy zyn nu eenmaal aangesteld om het onderwys te controleeron. Op het punt van schoolbezoek schynen het enkele schoolopzieners ook zoo nauw niet te nemen. Volgens de wet op het L. O. moeten de districtsschoolopzieners zoo door schoolbezoek als anderszins voortdurend op de hoogte blyvon van den toestand der scholen; zy moeten het toezicht met „nauwlettendheid" uitoefenen; en hoe dat mogeiyk is, wanneer een districtsschoolopziener in jaren lang de school niet bezoekt, ia ons een raadsel. En toch kennen we scholen, ook openbare, waar in jaren lang geen districtsschoolopziener te zien is geweest. Wy lezen in De Nederlander onder het hoofd „Nul ne sera chrótien que nous et nos amis": In Zeeland zyn eenige nieuwe bladen ver schenen, die biykbaar onder dezelfde redactie staan, de Nieuwe Goesche Courant, de Nieuwe Middelburqsche Courant e. a. Ze zyn van mild christelyke richting en viermaal per week uit. Merkwaardig is weer by de verschyning dezer bladen gebleken de onverdraagzame geest van zekere antir. groep, die alles wan trouwt en verkettert, wat niet in zeker gareel loopt en aan zekere leiding gehoorzaamt. Een gereformeerd herder en leeraar schreef in De Zuider Kerkbode: „Daar is weer een nieuw blad verschenen. Een veelhoofdig ik zal niet zeggen monster, want het ziet er heelemaal niet wreed, eerder wat schaapachtig uit. Of het echter geen wolf in schapenvel kan wezen? Wy hebben met dit blaadje niemendal op. Het belooft Christeiyk te zullen zyn. Doch de redactie schuilt weg. En als ge onderzoekt naar het Ohristeiyk gehalte van het proefnummer, dan is het een abstratje. Het blad bepleit zyn optreden met ver zachtende omstandigheden. Andere provincies zuchten onder 2, 3 christelyke bladen, die elkaar het leven zuur makenhet Christen dom schynt my negatief te zullen zyn. Onze vrees is, dat straks dit vage Christen dom do Gereformeerde Kerken en de ge organiseerde anti-revolutionnaire party meer kwaad dan goed zal doen. Dat hebben we al zoo vaak beleefd. Wat eerst zoetsappig is, wordt Straks licht zoo bitter als gal. Daarom raden wy onzen lezers deze kat eens uit den boom te kyken. Wy reizen niet gaarne in den mist." De redaotie van De Zeeuw (die even hard wegschuilt als die van het nieuwe blad) heeft zich verlaagd, aan deze uitstorting van pasto rale gal een eereplaats in haar blad te ver- leenen. 't Is toch wonderiyk. By herstemmingen, tusschen een „gey kt" antirevolutionair en een liberaal, zyn alle vrye antirevolutionairen en christelijk-historischen echte, ware christenen, en worden alle christelyke elementen (ook do „negatieve"!) opgeroepen tegen den „gemeen- schappelyken vy'and". Maar wanneer een chris- teiyk blad het onderstaat, zich vry van alle centrale leiding te gevoelen en op eigen beenen te staan, dan is het christendom van dat blad twyfelachtig en wordt in een dubbelzinnig daglicht gesteld. Hoe is het mogeiyk, dat menschen, die op „waardeoring" en „samenwerking" aansturen, zulke primordiale verdachtmaking, zulk twyfel- wekken aan iemands uitgesproken christe- ïyk streven, kunnen schryven en overnemen? Of Is dan al dat gepraat van samenwerking onoprecht, en niets dan een middel om te heerschen mede met de stemmen van hen, die men niet eens voor christenen houdt? Wy kunnen het niet gelooven, maar wy begrijpen dan ook niet, hoe men goedsmoeds een taal als bovenstaande durft neerschry ven. Hot verheugt ons met dat al, dat het nieuwe orgaan blijkens zyn eerste nummers zich door zulk een ontvangst niet heeft laten prikkelen, maar kalm en waardig is opgetreden. Ons moest een enkel streng woord van het hart wegens dit nieuwe treurige phenomeen in den christelyk-politieken hoek. Wy achtten het plicht hierop te wyzen, omdat naar onze diepste overtuiging zoowel de ontwikkeling der antir. beginselon als de christelyke vryheid door al zulk getyranniseor d.oodeiyk geschaad en tot stikkens toe gedrukt wordt. Het was echter beter, dat wy of een ander het doden, dan het blad zelf, dat het hier gold. Van dit laatste zou de verontwaardiging allicht aan min edele motieven zyn toegeschreven. De Maasbode vestigde er de aandacht op, dat in de Staats-Courant van 2 October was opgenomen het Kon. besluit, bepalende de bekendmaking der Verdragen en Verklaringen, den 29sten Juli 1899 onderteekend op de Internationale Vredesconferentie. „In een dezer verdragen, dat nopens de vreedzame beslechting van internationale ge schillen, verklaarden de mogendheden o. a. bezield te zyn met den vaslon wil om samen te werken ter handhaving van den a!r enon vrede besloten te zyn met al haar krachten de minnelyke beslechting der internationale go- schillen te bevorderen; te wenschen de heerschappy van het recht uit te breiden en het bewustzijn der inter nationale gerechtigheid te versterken enz." De Maasbode meent, dat de ironie, de tegen spraak der feiten luide klinkt. Op 29 Juli 1899 legde ook Engeland ver- melde verklaring af en op 9 October dwong het een klein volk de hand op te heffen om zich te verdedigen; toen verklaarde hetiede-O poging tot minnelyke beslechting als een onvriendelyke daad te zullen beschouwen eu geen der mogendheden stak een vinger uit om de sameDwerking tot handhaving van den algemeenen vrede te verkrijgen. Ziedaar de vruchten der Viedesconferentie l" schryft De Maasbode verder. „De Conferentie is slechts anderhalf jaar verstreken, en do oorlog in Zuid-Afrika duurt reeds een jaar. Al te zeer behoeft men zich hierover niet te verbazen. Want die zgn. Vredesconferentie droeg in zich het wezen van den stryd. Strijd was er over de toelating van don Vorst de6 Vredes, stryd over de toelating van anderen, die van goeden wil waren. En een gevolg van dezen stryd was, dat zonder protest het onrecht zegepraalde. Wie wind zaait, zal storm maaien. Is het dan te verwonderen, dat, waar stryd en onrecht werden gezaaid, oorlog en rechtsver krachting gemaaid werden? Kan het verbazing wekken, dat, nu de boom van stryd en onrecht was geteeld, hy ook vruchten van stryd en onrecht heeft voort gebracht? Waarlyk, er is hier geen reden tot verbazing.' Evenwel is er een andere reden tot groote verwondering. Het rechtsgevoel van alle volkeren is ont waakt by den schok des onrechts, die allen doortrilde. En geen enkele der regeeringen, die toch geacht kunnen worden de volkeren te ver tegenwoordigen, heeft iets beduidends gedaan, om te trachten het huiveringwekkend onrecht, dat Engeland jegens Transvaal pleegt, te voorkomen of te beletten; een aarzelend, 2) Toen haar goede vader Rosina als wees achterliet, kwam zy in onze familie. Zy heeft een liefdevol hart en is met treffende aan- hankelykheid aan my gehechtdoor haar vele goede hoedanigheden heeft zy alle harten gewonnen en iedereen verontschuldigt gaarne haar kleine eigenaardigheden. Ook gy moet haar plagerijen niet verkeerd opuemen, graaf Dentry; myn nicht is veel beter dan zy zich- zelve soms aan anderen voordoet." „O, dat wil ik graag gelooven," antwoordde de jonge man; „wie zou in den omgang met u niet goed worden, freule 1 Uw nabyheid werkt gunstig op iedereen." Natalie's gezicht werd purperrood; zy liet peinzend haar blond hoofdje hangen, terwyl Alfred haar hand vasthield. De schoone nachtegaal in het slot had al lang opge houden met zingen; nu zong haar eenvoudige, gevederde zuster met heldere keel een klagend lied in het geboomte. De sterren keken nieuwsgierig naar beneden, de zwanen gleden j onhoorbaar over de zilveren vlakte van den \vyver, en de maan keek vriendelyk neer op de gelieven en overgoot hen met haar stralen. Eindeiyk stond Natalie op om aan Alfred's ,zyde naar het slot terug te koeren. Het ernstige, beslissende woord was gesproken: twee harten waren voor hun geheele leven verbonden. „Schenk my een aandenken aan ditonver- getoiyk uur," smeekte graaf Dentry, en Natalie boog üch met cea gelukkig getocht over een nabyzynden rozenstruik en wilde hem een bloeiende roos overreiken. Yerbleekend trad hy achteruit. „Geen roos l" riep hy met bevende stem. „In vrodesnaam, geen roost Die brengt my geen geluk aanl" Verschrikt staarde zy hem aan. Reeds zweefde haar een vraag op de lippen, maar zy hield die terug. De roos was uit haar hand gevallen, en nu plukte Natalie met bewon derenswaardige kalmte een lieflyke „Viola tricolor" voor den graaf. „Pensée of troost des harten," zeide zy glimlachend. Hy kuste de bloem en verborg ze in zyn portefeuille. „Ik dank u, myn lief, schoon meisje!" Aan zyn arm keerde zy in het gezelschap terug. Een uur later vertrokken de gasten. Het laatste rytuig, dat de slotpoort uitreed, rolde weg in de richting van Dentry. De twee nichtjes zaten in haar boudoir. Natalie kamde haar weelderige blonde lokken, waardoor zy op de „Loreley" geleek. Naast haar stond Rosa, die in haar bloeiende schoon heid een beeld was van aanvallige jeugd en frissche kracht. Zy maakte de donkerroode granaatbloesems los uit haar zwarte lokken. „Nichtje," lachte zy, „gy zyt waarlyk eenig in uw soort I Tot over de ooren verliefd, met uzelf en uw hartje al kant en klaar, en daarby zoo preutsch als een tortelduifje 1 Denkt gy waarlyk, dat ik niets vermoed van hetgeen er vandaag gebeurd is Mag ik u feliciteeren, schoone lady van Dentry?" Blozend verborg Natalie haar gelaat aan Rosina's schouder. „Gy zult het hooren, heveling; alles, alles zal ik u vertellen, hoe onuitsprekeiyk gelukkig ik ben; gy moet immers al myn lief en leed deelen. Gy gaat toch met my mede, als ik Noon verlaat?" „Nut dot to aogto ntowwiyfr," lachte Rosma, terwyl zy snel de tranen wegwischte, die uit haar groote, brandende oogen rolden. „Wat zou ik, arm schepsel, zonder thuis, beginnen zonder u? Waar zou ik heengaan, als ik niet mot u meeging?" Urenlang bleven de beide meisjes gezellig keuvelend by elkander en eerst tegen den morgen zochten zy haar legerstede op. Eenige weken later verkondigden de nieuwsbladen de verloving van de schatryke, veel bowonderde erfgename van Noon met lord Alfred, graaf van Dentry. IL Wy bevinden ons in een hoog, ouderwetsch vertrek met zware, kunstig gesneden eiken houten meubelen. Dichte zyden gordynen laten maar weinig licht in de kamer vallen; in een hoek staat een worktafel met vrouwe- lyke handwerken en een borduurraam, voor een der ramen een bloementafel met uitge lezen planten, op den vloer liggen kostbare tapyten; overal ziet men fijnen smaak en ryken eenvoud, zonder overlading of verkwis ting. Dit is de huiskamer van het slot Dentry. Een der vensters staat open en biedt een vry uitzicht op den straatweg. Een oude dame staat met een jongen man, den ons bekenden graaf Alfred, Natalie's ver loofde, aan het geopende venster. Zy kyken vol gespannen verwachting naar den ryweg. De oude dame is een van die mooie oude vrouwen, van wie men reeds veel houdt, als men ze eenmaal gezien heeft, en wier aantrekkeiykheid zich gerust kan meten met die van veel jonge meisjes. Zy draagt een zwartzyden japon, een fijn zwartkanten kapsel en ma. helderwit halskraagje. Heur haren zyn zilverkleurig; fijne rimpels liggen op haar blank voorhoofd en om haar vriendelyken mond. Haar gelaat draagt, ondanks alle minzaam heid, de sporen van langdurig, in stilte ge dragen leed; somtyds bemerkt men een smartelyke trilling om haar mond. Toch ziet men op haar eerbiedwaardig gelaat nog duidelijk de sporen van een buitengewone schoonheid, maar groote zorgen hadden er tevens haar stempel op gedrukt. Misschien was haar gelaat juist zoo interes sant geworden door het merkteeken van lyden en zorg; de meeste jeugdige schoonen immers missen, om zoo te spreken, de ziel volle uitdrukking in het gelaat, die aan de schoonheid de grootste aantrekkingskracht verleent. Hier was echter een eerbiedwaardig, echt lief, moederiyk gelaat, misschien ©enigszins vermoeid, maar toch zachtmoedig en vrien delyk, in vrede met God, zichzelve en haar omgeving. Met moederiyken trots keek lady Dentry naar Alfred, haar sprekend evenbeeld, de vreugde van haar eenzaam leven. Hy echter koek voortdurend in gespannen verwachting naar den straatweg. „Nu het oogenblik zoo naby is, waarop ik myn aanstaande dochter zal omhelzen, word ik haast bang voor haar bezoek, Alfred l" zoo begon de oude dame het gesprek. „Maar, moedert Meent gy dat? Twyfelt gy aan het goede hart myner Natalie? Weet gy dan niet, hoezeer zy verlangt naar uw moederlyke liefde en hoe gelukkig zy is, nu zy eenigen tyd onder uw gast vry dak mag doorbrengen?" „Ik weet dit alles zeer goed, myn zoon; en toch gy kent immers den last, die my op het harte ligt; gy weet door welke belofte gy gebonden zyt ik had uw verloving zoo gaarne willen uitstellen. Sir Everard wenschto dit immers bokt En nu brengt een toeval haar in onze woning, midden in ons huis gezin, en gy weet ach, Alfred, als wy haar maar alles konden zoggen Lady Dentry had by deze woorden als biddend de witte handen saamgovouwon en een onuitsprekelyke angst stond op haar gezicht geteekend. Alfred trachtte haar gorust te stollen; hy streelde haar wangen en zeide: „Gy weet immers, lieve moeder, dit mogen wy niet doent Laten wy toch nooit onze belofte aan don stervende vergeten en altyd. onze eer indachtig zyn, de eer van ons huis." „Hoe lang nog, o God, hoe lang nog?" De oude dame keek zuchtend ton hemel. „Misschien zal deze kelk spoediger van ons weggenomen worden dan wy den kon, dier bare moeder! Het uur onzer verlossing moet eens slaan! Laat ons toch vast op God ver trouwen 1" „Gy hebt geiyk, kindl God hoeft het zo®' beschikt, dat gy Natalie leerdet kennen en in haar het ideaal uws harten vondt. Hy zal uw liefde zegenen; gy moet gelukkig worden reeds om mynentwille en wegen6 den zwaren last, dien gij met zulk een heldenmoed op uw jonge schouders hebt genomen!" En zy kuste den jongen man mot innige liefde op het voorhoofd. (II t/ .o'jd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5