R* 41262 Uinsdajj; 9 Octot>ei*. A". 1900 feze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 9 October. Feuilleton. Adellijk en burgerlijk bloed. PRIJS DEZER COURAUTi ,Voor Leiden per 8 maanden; Lio: Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd z(Jn 1.30. j Franco per post ••'•«eesett»*? 1.65. Van PRIJS DER ADVERTErrrEËN: 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17 j. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. In de gisteren gehouden gewone ver gadering der Taal- en Letterkundige Afdeeling der Kon. Academie van Wetenschappen gaf 'de Groningsche hoogleeraar dr. B. Symona een levensbericht van wijlen het lid der Academie dr. P. J. Cosjjn, die zeide h\j 'als een buitengewoon wetenschappelijk man mocht worden aangemerkt, en die in do Gor- 'maansche philologie een hooge plaats innam. Al wat hij schroef draagt den eigenaardigen 6tempel van z|Jn geest, die zich kenmerkte door een hoogst gelukkige vereeniging van crltische scherpte en speelsche luim, van 'tintelend vernuft en ernstigen eenvoud. Be knopt, helder, geestig ontwikkelde Cosjjnzijn /denkbeelden. Menigeen heeft genoten van zijn grappige „Gids'^artikelen. Aan deftigheid /hechtte hy weinig waarde. Geen eereteokens sierden zijn borst; onderscheidingen, behalve het door hem gewaardeerde lidmaatschap dezer Academie, vielen hem niet ten deel HU heeft ze niet gezocht en niet gemist. Maar de besten onder zijn vakgonooten erken den hem als huns geiyke, en wjj Nederland- Bche Germanisten zoo eindigde spr. eer den hem als onzen princeps. De stem, waar naar wij allen luisterden, ia verstomd, maar 'wij vinden troost in de gedachte, dat het leven van buitengewone geesten niet eindigt niet hun dood. In de maandvergadering van de afd. Leidon van den Ned. R.-K. Volksbond, voor gezeten, Jovj ontstentenis van den heer G. J. Bik, wegens familie-omstandigheden, door den heer B. Rosink, werd ter tafel gebracht de xekenlng en verantwoording der afdeeling ï>ver het jongste veroenigingsjaar. Zy toonde aan een ontvangst van 2114.67, een uitgave i;Van f 2025.37, batig saldo f 89.19. Ook werd 'overgelegd de rekening van het onder beheer ;4er afdeeling staand fonds „Hulp in nood", .waarvan de ontvangsten bedroegen f 283.30, 'de uitgaven f 125, batig saldo f 158.30. Een [bedrag daarvan ad f 145.53 is op de spaar- 'bank geplaatst, terwUl in kas in contanten 'aanwezig is een som van f 12.77. Beide tekeningen werden in handen gesteld van een tommiBsie van onderzoek, om daaromtrent in «de volgende maandvergadering verslag uit te brengen. De datum van het gebruikelijk jaar sfeest werd bepaald op Maandag 22 October B. s., des avonds, in de groote zaal der Stads paal; de onderafdeelingen voor zang, tooneol \en schermen zullen aan de feestelijkheden haar medewerking verleenen. De 2de luit. J. Irish Stephenson, van i het 2de reg. vesting-art., wordt overgeplaatst bU het 2de reg. veld-art. te Leiden, bU welk Korps hy thans gedetacheerd is. Op do 13de lyst van de 22ste jaarcollecte voor de Scholen met den Bybel in „De Stan daard" komen o. a. voor: Voorschoten, met f 116.02s; Woerden met ged. Rietveld, ged. B. Waarder, Kamerik, Teckop, 's-Gravensloot, Oud-Kamerik en Zegveld, met f 297.70. -T— Hare Majesteiten de Koningin en Koningin- Moeder zyn Maandagavond in welstand te 'König aangekomen. Dr. Leyds kwam gisteravond in het hotel „De Twee Steden" te 's-Gravenhage. Generaal Van Eek, inspecteur der genie, deed heden met z\jn adjudant een dienstreis naar Apeldoorn. De Britsche gezant te 's-Gravenhage sir Howard gaat in de voorlaatste week dezer maand eenige weken naar Parys. Heden vergaderde de Commissie van Rapporteurs der Tweede Kamer voor de Staatsbegrooting. De Nederlandsche afgevaardigden by de begrafenis van prins Bernard van Saksen- Weimar zyn op den dag der uitvaart ter audiëntie van rouwbeklag, door den erfgroot- hertog gehouden, voor alle vertegenwoordigers van Vorstenhuizen ontvangen. De groothertog van Saksen is den volgenden dag expresseiyk uit Eisenach naar Weimar overgekomen uitsluitend ter ontvangst van de vertegenwoordigers van Hare Majesteiten de Koningin en de Koningin-Moeder. Na afloop vereenigde de groothertog generaal- majoor Beyerman en jhr. Do Ranitz aan zyn déjeuner, waaraan alleen deelnamen de leden der familie van don groothertog, die nog denzelfden dag naar Eisenach terugkeerde. Op last van Hare Majesteit de Koningin brengt de directeur van het Kabinet der Koningin ter algemeene kennis, dat gedurende Harer Majesteits verbiyf in het buitenland de aan HoogstDezelve gerichte brieven, in gesloten omslagen, voorzien van een adres aan Hare Majesteit, moeten gezonden worden aan het Kabinet der Koningin te 's-Gravenhage, alwaar voor een geregelde opzending dier brieven aan Hare Majesteit zal worden zorg gedragen. (Sts.-Ct.) De 1ste luitenant B. C. Ootmar, van het instructie-bataljon, is benoemd tot leeraar in de geschiedenis, aardrykskunde en Neder landsche taal aan den cursus van dat korps. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft benoemd tot kapelaan te Amsterdam (HH. Nicolaas en Barbara) den weleerw. heer H. Vordegaai; tot kapelaan te Boverwyk den weleerw. heer H. A. J. M. Quant en tot kapelaan te Nieuwkoop den weleerw. heer P. H. Wytenbnrg, die assistens was te Wervorshoef. De heer Chr. F. Haje, die sedert April j. 1. de leiding in handon had.van het Algemeen Nederlandsch Vorbond te Dordrecht, heeft 't zich tot plicht geacht, zyn ontslag aan te vragen, daar de studiën, veroischt voor do bewerking van zyn academisch proefschrift, hem in het vervolg een hinderpaal zouden zyn, om zich geheel aan genoemde betrekking te wyden. De secretaris van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft dit ontslag aan genomen, de redenen, die den aanvrager er toe geleid hebben, betreurend, maar billykend. De „Haagsche Kroniek" van de „N. Gron. Crt." van deze week bevat o. a. het volgende Men zegt, dat onze Koninginnen, die Maandag van Het Loo naar König (in Hessen) vertrok ken, om oen kort bezoek te brengen aan prinses Elisabeth van Waldeck en haar gemaal, daarna een paar weken in het Thüringor Wald zullen doorbrengen, vooral met het doel om er de hertogin van Albany en haar kin deren, die een maand te Friedrichroda komen, te ontmoeten. Tegen het laatst van do maand denken HH. MM. intusschon weder op het Lustslot by Apeldoorn terug te zyn. Sommigen hebben dit in verband gebracht met de tegen dat tUdstip ook verwachte aankomst in ons land van President Kruger, doch ik verzeker u, dat daarvan geen sprake is by de regeling van reisplannen van de Koninginnen, en geen sprake kon zyn, want tot op dit oogenblik verkeert onze Rogeering nog in volslagen onzekerheid of de President zich rechtstreeks naar Nederland zal doen brengen en of hy zich hier tydeiyk zal vestigen. Denkeiyk zal de „Gelderland" pas Woensdag a, a. te Loremjo-Marquez zyn en daar zal dan de commandant vernemen welke wenschen Oom Paul koestert. Men verwacht stellig, dat hy, de gastvryheid van Nederland aanvaard heb bende, zich ook naar eon van onze havens zal doen vervoeren en tydeiyk zyn hoofd- verbiyf Kier denkt te houden; trouwens, maanden geleden had hy reeds gezegd, dat, zoo hy, naar Europa moest gaan, wat by toen al waarschyniyk achtte, in Holland zyn zetel wezen zou en wel te Amsterdam. Nu kan dat, in verband met de hem gedane gracieuze aanbiedingen (niet alleen Daby Terborg, maar ook dicht by Den Haag heeft men een fraai buitengoed te zyner beschikking gesteld) wel veranderd zyn, doch zekerheid heeft men niet en zal men eerst krygen na het vertrek van de „Gelderland" uit Zuid-Afrika. Van een officieele, of laat my liever zeggen van een feesteiyke ontvangst door de Regeering, zal by zyn aankomst geen sprake zyn; en evenmin denkt onze Koningin aan iets, wat naar een manifestatie zou gelyken; men zal den vereerden grysaard, als erkend hoofd van een zelfstandige republiek, met do gebruikelyke eerbewyzen ontvangen; de Koningin zal hem ongetwyfeld een byzondere audiëntie verleenen, maar overigens zal ons Hof en ons Gouver nement met in-acht-neming van alle eischen der holïeiykheid tegenover den hoogen gast, do regelen der strikte neutraliteit niet uit het oog verhezen. Toch schynt mon, ookindiplo- matieko kringen, na de komst van President Kruger in Europa, groote dingen niet ganschely k uitgesloten te achten. Er is reeds iets verluid van zyn voornemen om by het hof van arbi trage rondweg tusschenkomst aan te vragen en ik heb hooien beweren, dat zulk een aan vraag misschien niet geheel zonder resultaat zou biy ven. Niet zonder beteekenls is het zeker, dat, toen de quaestie der arbitrage dezer dagen in het vredescongres te Porys ter sprake kwam, de verdedigers van de Britscho Regeoring er nadruk op legden, dat er nog geen bepaalde bemiddelings-voorstellen waren gedaan en derhalve niet kon worden gezegd, dat Engeland alle pogingen om den stryd door arbitrage te beslechten had afgowozen. Hoe het zU men moet de gebeurtenissen vooreerst rustig afwachten. Het zou my niet verwonderen als de onder scheiding, door onze Koningin aan President Loubet verleend door zyn verheffing van ridder- grootkruis van den Nederlandschen Leeuw, door de vrienden van Transvaal en Oranje- Yrystaat werd beschouwd als een nieuwe poging van Nederlandsche zyde, om Frankryks regeering gewillig te steunen voor eventueels poging van het belang der „Hollandsche Republieken." Maar ik voeg er dadelyk by, dat de gevolgtrekking onjuist zou zyn; de benoeming van den President der Franscho Republiek staat in verband met de weder- zydsche onderscheidingen, die, met het oog op de Parysche wereld tentoonstelling, worden „gewisseld" en die dezer dagen bekend zullen worden. Behalve onze regeeringscommissaris, die reeds een hoogen rang in het Legioen van Eer hoeft gekregen, mag men nog eenige ridder-benoemingen in die orde te gemoet zien en ik hoor met veel genoegen, dat o. a. de architect der Ned. afdeeling, de begaafde Haagsche bouwkundige, Joh. Mutters Jr., tot de ridders zal behooren. Men herinnert zich, dat eyn groote en bolanglooze verdiensten voor de Hollandsche afdeeling reeds by gelegen heid der verjaring van H. M. de Koningin werden erkend door de benoeming tot ridder in de orde van Oranje-Nassau, waar naast het Legioen van Eer dan weldra goede sier zal maken op de borst van den nog jeugdigen artlstieken bouwkundige, die ook door de straks feesteiyk in te wyden uitbreiding van onze „Witte" zich populair heeft gemaakt. In de vergadering van het hoofdbestuur van „Volksweerbaarheid", te Utrecht gehouden, werd de heer I. 0. Fabius, inspecteur van het lager onderwya te Delft, met algemeeno stemmen tot onder-voorzitter gekozen. De beschry vingsbrief voor de a. s. algemeene ver gadering, te Utrecht den 27sten October te houden, werd vastgesteld. Het aantal afdeelin- gen bedroeg 80, met ongeveer 10,000 leden, terwyi er buitendien nog met 138 plaatsen door het secretariaat in correspondentie is getreden tot het vormen van afdeelingen. Hr. Ms. torpedobooten „Hydra" en „Scylla," onder bevel van de luitenants ter zee der 1ste klasse W. T. De Booy en W. O. J. Smit, zyn 8 dezer gezameniyk van Messina vertrokken. De kolonels A. J. Prins, commandant van het 8sto reg. inf. te Arnhem, en M. H. J. Plantenga, sous-chef van den generalen staf, worden medio November tot generaal- m^joor bevorderd en reap, belast met het commando over de 2de» en 1ste div. inf. De kapt. W. A. Sodenkamp, van het 2de reg. veld-artll. te 's-Gravenhage, wordt 16 November bevorderd tot majoor by het 4de reg. vesting-art. te Den Helder. (N. E. C.) Te Amsterdam is overleden de heer J. P. Mercier, schout-by-nacht titulair. Het stoomschip „Ball", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 8 Oot. Dungeness; de „Bundesrath" (thuisreis) arriveerde 7 Qct. te Suez; de „Maasdam" arriveerde 8 Oct. van Rotterdam te Nieuw-York. Haarlemmermeer. Toen dezer dagen de moeder van het tweejarig zoontje van 0. Jansen, alhier, even de waschtobbe verliet om haar zorg aan iets anders te wyden, leunde vermeid kind te veel over het hekje, vóór de wasch tobbe geplaatst, met het gevolg, dat het kind in de tobbe viel. Toen de moeder terugkwam waren de levensgeesten van het kind reeds geweken. Hazerswoude. Gistermiddag werd onze gemeente per rywiel bezocht door een als heer gekleed persoon van middelbaren leeftyd, die, onder het voorgeven van een groot kinder vriend te zyn, in een snoepwinkeltje suiker») goed kocht en dat stuksgewijze aan de spelende» scholieren uitdeelde. De op zoetheid beluste» schaar werd steeds grooter; doch toen del ultdeeling ophield en in het brein der jongelui 1 twyfel aan 's mans toestand rees, begon de pret pas goed en vond de weldoener der jeugd, het geraden, zich tot het aangaan der scholen onder de hoede der politie te stellen. De man, die beweerde artist, pianist, philosoof en nog veel meer te wezen, vorwyderde zich tegen vier uren in de richting Boskoop. Behalve de gevallen van diphtlieritis, die zich nog steeds biy ven voordoen, komen thans woer nieuwe gevallen van febris typhoïdeavoor. Leiderdorp. De uitslag der gehouden loting voor de nationale militie is als volgt C. P. Th. Omtzigt 1, M. Hofland 2, K. Van der Kwaak 3, H. B. Van der Born 4, W. Nagtegaal 5, A. Van Leeuwen 6, W. Van der! Zyden 7, A. Hoogervorst 8, H. Den Hollander 9, D. Pina 10, D. De Leen 11, J. De Lange 12,' W. Kwakernaak 13, H. Piers 14, W. Oostorom. 15, G. Meyer 16, G. De Koning 17, J. Van Velzen 18 en N. Kranenburg 19. Het bestuur van den Slagh- of grooten en kleinen Stadspolder maakt bekend, dat op) Donderdag 11 October a. s. schouw zal gedreven worden over de slooten, enz. Ltsse. In de Rykspostspaarbank van he»" postkantoor alhier werd geduiende de maan<j September ingelegd f 1871.12 en terugbetaald f 923.40. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nommer 50. Gedurende de afgoloopen maand werden aan het postkantoor alhier behandeld 342 telegrammen en wel verzonden 145 binnen», landsche en 35 buitenlandsche of 180, ontvan»,' gon, 119 binnenlandscho en 43 buitenlandsche,' te zamen 162. Oogstgocst. Do uitslag der voor deze ge meente gehouden loting voor de nationale militie ia als volgt: No. 1 L. A. Van Noort; No. 2 K. Snoeken; No. 3 J. Van der Kraan; No. 4 J. Zwaan; No. 6 G. P. Olsthoorn; No. 6 J. Meyer; No. 7 H. H. Vlasveld;; No. 8 F. Heemskerk; No. 9 K. Van Werk»; hoven; No. 10 S. J. Van Velzen; No. 11' A. Kop; No. 12 J. Kres; No. 13 Th. Yan^ Noort; No. 14 H. 0. Van Leeuwen; No. lij) H. Van dor Mey; No. 16 G. A. Den Haanjï No. 17 W. Van Egmond; No. 18 J. Noort No. 19 A. Van der Luyt; No. 20 P. Buitenom I No. 21 H. P. Kortekaas; No. 22 J. 0. Vai den Berg; No. 23 J. Singer; No. 24 0. N'1 Spaargaren; No. 25 H. H. Van Ees; No. 2® J. 0. Ruys; No. 27 S. Van der Mey; No. 2$] M. J. H. C. Nolthenius; No. 29 L. M. Schooreljl No. 30 H. De Ruyter; No. 81 W. P. Van} Ryn; No. 82 M. O. Van der Burg; No. 83 N^ Glasbergen. I Oudshoorn. De aan den Raad aangebeden gemeentebegrooting voor den dienst van 1901 sluit in ontvangst en uitgaaf mot oen gelyk bedrag van f 16,699.26®. Blot) „Nu, hy kan met penseel en palet ten minste den krygsroem vereeuwigen," sprak Michaël lachend. „Gy weet misschien nog niet, dat myn vriend juist in een prysvraag bekroond is. Zjjn naam gaat nu door de heele pers en wordt eenstemmig „Blyf my van het iyf mot de pers I" riep Eberstein toornig uit. „Dat is ook een uitvin ding van don nieuworen tyd en wel de Blechtste van allo I Doze voorbarige, onbe scheiden, verwenschte pers, die alles door het stof sleurt, voor wie niets heilig is, is een werk van den satan." „Gy hebt gelyk, mijnheer baron, de pers ls eon ergerlyk ding," bevestigde Hans, die ér juist by kwam en de laatste woorden hoorde. „Maar nu mag ik u zeker mun ver zoek wel meedeelenals ik u verzoeken mag, houd de ooren niet toe; het geldt dezen keer „werkelyk Gerlindo en my niet, maar alleen 6e bekroning, waarvan Michaël zooeven sprak. Reeds vóór den krpg heb ik aan den wedstryd deelgonomen en tydens den veldtocht kreeg ik bericht, dat myn schets bekroond was en bestemd om uitgevoerd te worden. Daarvoor heb ik echter uw toestemming noodlg." „Myn toestemming?" vroeg Eberstein ver wonderd. „Wat heb ik met uw schilderstuk ken uit te staan?" „Dat zal u duidelyk worden, zoodra gy u wilt verwaardigen er oen blik op te slaan. «Eet ls een geschiedkundig tafereel, voor de .vergaderzaal van hot nieuwe raadhuis te B., en op deze openbare plaats zal het natuur- lyk veel gezien worden. Daarom juist moet ik uw toestemming verzoekon. Beslis er nu Eoif* over; hier is het." Hy opende de deur der aangrenzende kamer. De oude vrybeer toonde zich gelukkig niet zoo halsstarrig als professor Wehlau, toen het de schildery van St.-Michaël gold in het atelier in den tuin. Half nieuwsgierig, half wantrouwend trad hy binnen en de anderen volgden hem. Daar togen den wand hing werkelyk do besproken schets, voorloopig nog op karton en met kryt geteekend, maar toch een trouw beeld van de toekomstigo schildery. De jonge schilder had bet verstaan, om de ge geven historische stof, een tooneel uit den Btryd der middeleeuwen onder de Hohen- staufen, in levendige trekken af te malen. Rechts op de schildery zag men den keizer, een indrukwekkende, ernstige verschyning, door vorsten en prelaten omgeven; lmks bemerkte men het opdringende volk, terwyi de zegevierend huiswaarts keerende krygers, die hun vorst de veroverde tropeeën brach ten, het midden innamen. En in deze karakteristieke, ryk getooide groep kwam hoofdzakeiyk één gestalte uit, blijkbaar de held en aanvoerder van de krygers. Het was een prachtige verschyning, met donker haar en oogen en edele, regelmatige trekken, met oen schitterende wapenrusting bekleed en in de volle kracht van den mannelykon leeftyd. Hoog opgericht, met de rechterhand op de tropeeën wyzend, scheen hy den keizer het bericht der overwinning te brengen. Deze ridder was de hoofdfiguur op de schil dery, die de volle aandacht van den toe schouwer tot zich trok, maar helm en wapen rusting geleken op die van Eberstein, en het schild droeg het wapen, dat half ver vallen boven den ingang van den „Ebersburg" stond. Hier vierde het zyn opstanding. De oude vrybeer was voor de schildery gaan staan, om ze nauwkeuriger te kunnen beschouwen; plotseling echter keek hy op, er kwam loven In do doffe oogen; de ge bogen gestalte richtte zich op en met een byna heftige beweging wendde hy zich tot den jongen kunstenaar, die achter hem stond. „Wat hebt gy gedaan Dat is Immers.:;." „De weergeving van een portret, dat Ik by myn eerste bezoek op den „Ebersburg" Ont dekte," antwoordde Hans. „Gy herinnert u ons gesprek daarover nog wel, en g(J begrypt nu ook, waarom ik uw toestemming verzoek." Eberstein gaf geen antwoord; by keek onafgewend naar het beeld, naar zyn beeld, uit don tyd, toen hy nog jong en gezond on gelukkig was, toen hy ook de wapenen nog wist te voeren, en by deze herinnermg voelde hy zyn oogen vochtig worden. „Wat moet dat nu eigenlyk beteekenen?" vroeg de professor, dio de schildery wel kende, maar dien men over de beteekenls er van nog niet ingelicht had. De oude vryheer wendde zich tot hem en sprak op een toon, die half weemoedig, half voldaan klonk: „Dat zyn myn trekken) Zoo heeft Udo van Eberstein er eens uitgezien, nu meer dan dertig jaren geleden!" „Dan zyt gy toch veel veranderd 1" sprak Wehlau op zyn gewone, onomwonden manier, maar Hans kwam er snel tueschen: „Toch niet, vader 1 Kyk den vryheer maar eens goed aan. Gy kunt zyn trekken er ln herkennen. Het beeld zal in frescoschilder* werk uitgevoerd worden, mynheer baron; het zal zeker zoo lang bestaan als het raadhuis zelf, op zyn minst eenige honderden jaren." „Eenige honderden jaren 1" lispelde Eber stein met stralende oogen. „Maar niemand zal liet wapen kennen." Hans kwam dicht bU hem. „Mon kent het reeds. Die ergeriyke pers gy weet immers, dat ik uw vooroordeel daar tegen deel heeft zich reeds van de zaak meester gemaakt en meldt den naam voluit. Een artikel uit het voornaamste blad van onze nieuwe rykshoofdstad; ik mag er u zeker het slot wel eens van voorlezen?" Hy haalde een courant uit zyn zak, die vroeger ook de booordeeling over St.-Michaêl bevat had, en las: „Na deze uitvoerige bespreking willen wy onzen lezers ook de mededoeling niet ont houden, dat de voornaamste gestalte van de schildery, de ridder met het fraaie, veel be wonderde karakteristieke hoofd, hier staat het, zwart op wit, mynheer dp baron een weinig veranderd portret is, en wel de beel tenis van den vryheer Udo van Eberstein- Ortenau op „Ebersburg," den laatsten spruit van een éénmaal wyd beroemd geslacht, wiens stamboom opklimt tot in de tiende eeuw; ook het wapen der Eberstélns ls op de schildery vereeuwigd." Ik kan er werkelyk niets aan doen - een paar onschuldige op merkingen, die lk tot bekendon maakte wenscht gy, dat het artikel weersproken zal worden? Anders maakt het de ronde door alle kranten van Dultschlaud." „Neen, myn jonge vriend," sprak Eberstein vol waardigheid. „Dat is niet noodlg. Ik vind, dat de perB in dit geval noch onbe scheiden noch voorbarig geweest is. Zy vervult Blechts haar plicht, als zy daden, die aan het tegenwoordig geslacht onbekend zyn, weder ln herinnering brengt. Laat het artikel gerust in alle kranten van DuitBchland geplaatst worden 1" „De jongen heeft eon verbazend talent voor intrigos," bromde professor Wohlau. „Nu heeft hy den oude aan den haak." Hans draalde met goed gesp9olde verlogen- hoid de courant in do hand rond. „Ja, mynheer de baron, maar er ls nog een stukje by on dat moot gy ook hooren. Mag ik het lezen?" „Lees maar door," sprak Eberstein op welwlUenden toon, en Hans las: „En nu tot slot nog eon mededeellng, die vooral onzen lezeressen b9lang zal inboe zemen. Het is voor den JoDgen kunstenaar wel een gewetenszaak geweest, dat hy den ridder Jaiet deze trekken verleende, daar hy op het punt staat, met de eenige dochter van genoemden vryheer ln het huwolyk te treden." „Houd op, dat mag niet gedrukt worden, dat spreekt gy tegen!" riep do oudo heer verschrikt uit; maar Hans duwde hem zonder omslag de krant in do hand en haalde iets achter het beeld van daan, dat by nadere beschouwing Gorlinde van Eberstein bleek te zyn. Daar Btond nu het kleine Doornroosje, niet meer zoo kinderlyk als twee jaren ge leden, maar in al haar bekoorlykheld, en hief smeekend oogen en handen tot haar vader op. „O, vader, wees toch niet zoo wreed. Ik houd zooveel van myn Hansl" „Heb lk het niet gezegd, daar zitten zy nu weder by elkander," sprak de professor. Mynheer Van Eberstein, er zal ons wel niets anders over blyven, don Ja te zoggen. Myn Hans zet toch zyn wil door, dat zletj gy nu wel, en het lieve kleine ding, uw dochter, is in staat, zich over de scheiding' dood te treuren. Dan is zy weg, en gjj biyft alleen met uw heel relnon stamboom zitten." „Dat zou verschrlkkeiyk zyn!" eprak Eberstein, met ontsteld gelaat op zyn eenig kind ziende. „Welnu dan, laat ons een eind aau de geO schiedenis maken 1" Met deze woorden omarmde] Wehlau de jongedame en gaf haar een vader* j lyken kus: voor kern was de zaak daarmee] afgehandeld. De oude vrybeer wlat niet, wat hem over«j kwam; hy werd in den letterlyken zin van' het woord overrompeld. Plotseling had liy dochter en schoonzoon, ln do armen; Gerllnde snikte aan zyn bors^ en Hans omhelsde zyn lieven schoonvader harteiyk. Hot was niet mogeiyk zich lo vore zetten; er Heef hem werkelyk niets over dan b.jJon in zyn armen to sluiten en dat; gebeurde ook. Udo van Eberstein verzotte zich niet ianger. De toekomstige zoon bewaarde ondank»' alles de herinnering aan het oudo geslacht,' al vas dat dan ook slechts met penseel en palet. 1 In de laatste dagen van Juli had in do; bedevaartskerk te St.-Michaël een trouwploch-; tlgheid plaats, een verhevon plechtigheids het huwelyk van kapitein Micliaél Rodenborg met gravin Hertha Steinrück word door den gryzen pastoor van het kleine Alpondorp, den vriend van Michael, ingezegond. Om den Adolaarswand hing nog de morgen*', nevel, dio nu begon op te klaren en als lichte, witte wolken aau zyn voet zweefde.: Daar klonk het gelul van de klok van het] oude Godshuis ver over de borgen, en op Micbaël en zyn Jonge vrouw, die nu voor het' levea vereenigd waren, zag het altaarbeeld] neder, de machtige, krygsliaftige oartsongel Michaêl, met do adelaarsvleugolon er. vlam-] mende oogen, de zegenryko aanvoerder der hemelscharen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1