R* 41262
Uinsdajj; 9 Octot>ei*.
A". 1900
feze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 9 October.
Feuilleton.
Adellijk en burgerlijk bloed.
PRIJS DEZER COURAUTi
,Voor Leiden per 8 maanden;
Lio:
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd z(Jn 1.30.
j Franco per post ••'•«eesett»*?
1.65.
Van
PRIJS DER ADVERTErrrEËN:
1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17 j. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
In de gisteren gehouden gewone ver
gadering der Taal- en Letterkundige Afdeeling
der Kon. Academie van Wetenschappen gaf
'de Groningsche hoogleeraar dr. B. Symona
een levensbericht van wijlen het lid der
Academie dr. P. J. Cosjjn, die zeide h\j
'als een buitengewoon wetenschappelijk man
mocht worden aangemerkt, en die in do Gor-
'maansche philologie een hooge plaats innam.
Al wat hij schroef draagt den eigenaardigen
6tempel van z|Jn geest, die zich kenmerkte
door een hoogst gelukkige vereeniging van
crltische scherpte en speelsche luim, van
'tintelend vernuft en ernstigen eenvoud. Be
knopt, helder, geestig ontwikkelde Cosjjnzijn
/denkbeelden. Menigeen heeft genoten van zijn
grappige „Gids'^artikelen. Aan deftigheid
/hechtte hy weinig waarde. Geen eereteokens
sierden zijn borst; onderscheidingen, behalve
het door hem gewaardeerde lidmaatschap
dezer Academie, vielen hem niet ten deel
HU heeft ze niet gezocht en niet gemist.
Maar de besten onder zijn vakgonooten erken
den hem als huns geiyke, en wjj Nederland-
Bche Germanisten zoo eindigde spr. eer
den hem als onzen princeps. De stem, waar
naar wij allen luisterden, ia verstomd, maar
'wij vinden troost in de gedachte, dat het
leven van buitengewone geesten niet eindigt
niet hun dood.
In de maandvergadering van de afd.
Leidon van den Ned. R.-K. Volksbond, voor
gezeten, Jovj ontstentenis van den heer G. J.
Bik, wegens familie-omstandigheden, door den
heer B. Rosink, werd ter tafel gebracht de
xekenlng en verantwoording der afdeeling
ï>ver het jongste veroenigingsjaar. Zy toonde
aan een ontvangst van 2114.67, een uitgave
i;Van f 2025.37, batig saldo f 89.19. Ook werd
'overgelegd de rekening van het onder beheer
;4er afdeeling staand fonds „Hulp in nood",
.waarvan de ontvangsten bedroegen f 283.30,
'de uitgaven f 125, batig saldo f 158.30. Een
[bedrag daarvan ad f 145.53 is op de spaar-
'bank geplaatst, terwUl in kas in contanten
'aanwezig is een som van f 12.77. Beide
tekeningen werden in handen gesteld van een
tommiBsie van onderzoek, om daaromtrent in
«de volgende maandvergadering verslag uit te
brengen. De datum van het gebruikelijk jaar
sfeest werd bepaald op Maandag 22 October
B. s., des avonds, in de groote zaal der Stads
paal; de onderafdeelingen voor zang, tooneol
\en schermen zullen aan de feestelijkheden haar
medewerking verleenen.
De 2de luit. J. Irish Stephenson, van
i het 2de reg. vesting-art., wordt overgeplaatst
bU het 2de reg. veld-art. te Leiden, bU welk
Korps hy thans gedetacheerd is.
Op do 13de lyst van de 22ste jaarcollecte
voor de Scholen met den Bybel in „De Stan
daard" komen o. a. voor: Voorschoten, met
f 116.02s; Woerden met ged. Rietveld, ged.
B. Waarder, Kamerik, Teckop, 's-Gravensloot,
Oud-Kamerik en Zegveld, met f 297.70.
-T— Hare Majesteiten de Koningin en Koningin-
Moeder zyn Maandagavond in welstand te
'König aangekomen.
Dr. Leyds kwam gisteravond in het
hotel „De Twee Steden" te 's-Gravenhage.
Generaal Van Eek, inspecteur der genie,
deed heden met z\jn adjudant een dienstreis
naar Apeldoorn.
De Britsche gezant te 's-Gravenhage sir
Howard gaat in de voorlaatste week dezer
maand eenige weken naar Parys.
Heden vergaderde de Commissie van
Rapporteurs der Tweede Kamer voor de
Staatsbegrooting.
De Nederlandsche afgevaardigden by de
begrafenis van prins Bernard van Saksen-
Weimar zyn op den dag der uitvaart ter
audiëntie van rouwbeklag, door den erfgroot-
hertog gehouden, voor alle vertegenwoordigers
van Vorstenhuizen ontvangen.
De groothertog van Saksen is den volgenden
dag expresseiyk uit Eisenach naar Weimar
overgekomen uitsluitend ter ontvangst van de
vertegenwoordigers van Hare Majesteiten de
Koningin en de Koningin-Moeder.
Na afloop vereenigde de groothertog generaal-
majoor Beyerman en jhr. Do Ranitz aan zyn
déjeuner, waaraan alleen deelnamen de leden
der familie van don groothertog, die nog
denzelfden dag naar Eisenach terugkeerde.
Op last van Hare Majesteit de Koningin
brengt de directeur van het Kabinet der
Koningin ter algemeene kennis, dat gedurende
Harer Majesteits verbiyf in het buitenland
de aan HoogstDezelve gerichte brieven, in
gesloten omslagen, voorzien van een adres
aan Hare Majesteit, moeten gezonden worden
aan het Kabinet der Koningin te 's-Gravenhage,
alwaar voor een geregelde opzending dier
brieven aan Hare Majesteit zal worden zorg
gedragen. (Sts.-Ct.)
De 1ste luitenant B. C. Ootmar, van het
instructie-bataljon, is benoemd tot leeraar in
de geschiedenis, aardrykskunde en Neder
landsche taal aan den cursus van dat korps.
Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft
benoemd tot kapelaan te Amsterdam (HH.
Nicolaas en Barbara) den weleerw. heer H.
Vordegaai; tot kapelaan te Boverwyk den
weleerw. heer H. A. J. M. Quant en tot
kapelaan te Nieuwkoop den weleerw. heer
P. H. Wytenbnrg, die assistens was te
Wervorshoef.
De heer Chr. F. Haje, die sedert April
j. 1. de leiding in handon had.van het Algemeen
Nederlandsch Vorbond te Dordrecht, heeft 't
zich tot plicht geacht, zyn ontslag aan te
vragen, daar de studiën, veroischt voor do
bewerking van zyn academisch proefschrift,
hem in het vervolg een hinderpaal zouden
zyn, om zich geheel aan genoemde betrekking
te wyden. De secretaris van het Algemeen
Nederlandsch Verbond heeft dit ontslag aan
genomen, de redenen, die den aanvrager er
toe geleid hebben, betreurend, maar billykend.
De „Haagsche Kroniek" van de „N.
Gron. Crt." van deze week bevat o. a. het
volgende
Men zegt, dat onze Koninginnen, die Maandag
van Het Loo naar König (in Hessen) vertrok
ken, om oen kort bezoek te brengen aan
prinses Elisabeth van Waldeck en haar gemaal,
daarna een paar weken in het Thüringor
Wald zullen doorbrengen, vooral met het doel
om er de hertogin van Albany en haar kin
deren, die een maand te Friedrichroda komen,
te ontmoeten. Tegen het laatst van do maand
denken HH. MM. intusschon weder op het
Lustslot by Apeldoorn terug te zyn. Sommigen
hebben dit in verband gebracht met de tegen
dat tUdstip ook verwachte aankomst in ons
land van President Kruger, doch ik verzeker
u, dat daarvan geen sprake is by de regeling
van reisplannen van de Koninginnen, en geen
sprake kon zyn, want tot op dit oogenblik
verkeert onze Rogeering nog in volslagen
onzekerheid of de President zich rechtstreeks
naar Nederland zal doen brengen en of hy
zich hier tydeiyk zal vestigen. Denkeiyk zal
de „Gelderland" pas Woensdag a, a. te
Loremjo-Marquez zyn en daar zal dan de
commandant vernemen welke wenschen Oom
Paul koestert. Men verwacht stellig, dat hy,
de gastvryheid van Nederland aanvaard heb
bende, zich ook naar eon van onze havens
zal doen vervoeren en tydeiyk zyn hoofd-
verbiyf Kier denkt te houden; trouwens,
maanden geleden had hy reeds gezegd, dat, zoo
hy, naar Europa moest gaan, wat by toen
al waarschyniyk achtte, in Holland zyn zetel
wezen zou en wel te Amsterdam. Nu kan
dat, in verband met de hem gedane gracieuze
aanbiedingen (niet alleen Daby Terborg, maar
ook dicht by Den Haag heeft men een fraai
buitengoed te zyner beschikking gesteld) wel
veranderd zyn, doch zekerheid heeft men niet
en zal men eerst krygen na het vertrek
van de „Gelderland" uit Zuid-Afrika.
Van een officieele, of laat my liever zeggen
van een feesteiyke ontvangst door de Regeering,
zal by zyn aankomst geen sprake zyn; en
evenmin denkt onze Koningin aan iets, wat
naar een manifestatie zou gelyken; men zal
den vereerden grysaard, als erkend hoofd van
een zelfstandige republiek, met do gebruikelyke
eerbewyzen ontvangen; de Koningin zal hem
ongetwyfeld een byzondere audiëntie verleenen,
maar overigens zal ons Hof en ons Gouver
nement met in-acht-neming van alle eischen
der holïeiykheid tegenover den hoogen gast,
do regelen der strikte neutraliteit niet uit het
oog verhezen. Toch schynt mon, ookindiplo-
matieko kringen, na de komst van President
Kruger in Europa, groote dingen niet ganschely k
uitgesloten te achten. Er is reeds iets verluid
van zyn voornemen om by het hof van arbi
trage rondweg tusschenkomst aan te vragen
en ik heb hooien beweren, dat zulk een aan
vraag misschien niet geheel zonder resultaat
zou biy ven. Niet zonder beteekenls is het zeker,
dat, toen de quaestie der arbitrage dezer dagen
in het vredescongres te Porys ter sprake kwam,
de verdedigers van de Britscho Regeoring er
nadruk op legden, dat er nog geen bepaalde
bemiddelings-voorstellen waren gedaan en
derhalve niet kon worden gezegd, dat Engeland
alle pogingen om den stryd door arbitrage
te beslechten had afgowozen. Hoe het zU
men moet de gebeurtenissen vooreerst rustig
afwachten.
Het zou my niet verwonderen als de onder
scheiding, door onze Koningin aan President
Loubet verleend door zyn verheffing van ridder-
grootkruis van den Nederlandschen Leeuw,
door de vrienden van Transvaal en Oranje-
Yrystaat werd beschouwd als een nieuwe
poging van Nederlandsche zyde, om Frankryks
regeering gewillig te steunen voor eventueels
poging van het belang der „Hollandsche
Republieken." Maar ik voeg er dadelyk by,
dat de gevolgtrekking onjuist zou zyn; de
benoeming van den President der Franscho
Republiek staat in verband met de weder-
zydsche onderscheidingen, die, met het oog
op de Parysche wereld tentoonstelling, worden
„gewisseld" en die dezer dagen bekend zullen
worden. Behalve onze regeeringscommissaris,
die reeds een hoogen rang in het Legioen
van Eer hoeft gekregen, mag men nog eenige
ridder-benoemingen in die orde te gemoet zien
en ik hoor met veel genoegen, dat o. a. de
architect der Ned. afdeeling, de begaafde
Haagsche bouwkundige, Joh. Mutters Jr., tot
de ridders zal behooren. Men herinnert zich,
dat eyn groote en bolanglooze verdiensten
voor de Hollandsche afdeeling reeds by gelegen
heid der verjaring van H. M. de Koningin
werden erkend door de benoeming tot ridder
in de orde van Oranje-Nassau, waar naast het
Legioen van Eer dan weldra goede sier zal
maken op de borst van den nog jeugdigen
artlstieken bouwkundige, die ook door de
straks feesteiyk in te wyden uitbreiding van
onze „Witte" zich populair heeft gemaakt.
In de vergadering van het hoofdbestuur
van „Volksweerbaarheid", te Utrecht gehouden,
werd de heer I. 0. Fabius, inspecteur van
het lager onderwya te Delft, met algemeeno
stemmen tot onder-voorzitter gekozen. De
beschry vingsbrief voor de a. s. algemeene ver
gadering, te Utrecht den 27sten October te
houden, werd vastgesteld. Het aantal afdeelin-
gen bedroeg 80, met ongeveer 10,000 leden,
terwyi er buitendien nog met 138 plaatsen
door het secretariaat in correspondentie is
getreden tot het vormen van afdeelingen.
Hr. Ms. torpedobooten „Hydra" en
„Scylla," onder bevel van de luitenants ter
zee der 1ste klasse W. T. De Booy en W.
O. J. Smit, zyn 8 dezer gezameniyk van
Messina vertrokken.
De kolonels A. J. Prins, commandant
van het 8sto reg. inf. te Arnhem, en M. H.
J. Plantenga, sous-chef van den generalen
staf, worden medio November tot generaal-
m^joor bevorderd en reap, belast met het
commando over de 2de» en 1ste div. inf.
De kapt. W. A. Sodenkamp, van het 2de
reg. veld-artll. te 's-Gravenhage, wordt 16
November bevorderd tot majoor by het 4de
reg. vesting-art. te Den Helder. (N. E. C.)
Te Amsterdam is overleden de heer J.
P. Mercier, schout-by-nacht titulair.
Het stoomschip „Ball", van Amsterdam
naar Batavia, passeerde 8 Oot. Dungeness;
de „Bundesrath" (thuisreis) arriveerde 7 Qct.
te Suez; de „Maasdam" arriveerde 8 Oct. van
Rotterdam te Nieuw-York.
Haarlemmermeer. Toen dezer dagen de
moeder van het tweejarig zoontje van 0. Jansen,
alhier, even de waschtobbe verliet om haar
zorg aan iets anders te wyden, leunde vermeid
kind te veel over het hekje, vóór de wasch
tobbe geplaatst, met het gevolg, dat het kind
in de tobbe viel. Toen de moeder terugkwam
waren de levensgeesten van het kind reeds
geweken.
Hazerswoude. Gistermiddag werd onze
gemeente per rywiel bezocht door een als
heer gekleed persoon van middelbaren leeftyd,
die, onder het voorgeven van een groot kinder
vriend te zyn, in een snoepwinkeltje suiker»)
goed kocht en dat stuksgewijze aan de spelende»
scholieren uitdeelde. De op zoetheid beluste»
schaar werd steeds grooter; doch toen del
ultdeeling ophield en in het brein der jongelui 1
twyfel aan 's mans toestand rees, begon de
pret pas goed en vond de weldoener der jeugd,
het geraden, zich tot het aangaan der scholen
onder de hoede der politie te stellen. De
man, die beweerde artist, pianist, philosoof
en nog veel meer te wezen, vorwyderde zich
tegen vier uren in de richting Boskoop.
Behalve de gevallen van diphtlieritis, die
zich nog steeds biy ven voordoen, komen thans
woer nieuwe gevallen van febris typhoïdeavoor.
Leiderdorp. De uitslag der gehouden loting
voor de nationale militie is als volgt
C. P. Th. Omtzigt 1, M. Hofland 2, K. Van
der Kwaak 3, H. B. Van der Born 4, W.
Nagtegaal 5, A. Van Leeuwen 6, W. Van der!
Zyden 7, A. Hoogervorst 8, H. Den Hollander 9,
D. Pina 10, D. De Leen 11, J. De Lange 12,'
W. Kwakernaak 13, H. Piers 14, W. Oostorom.
15, G. Meyer 16, G. De Koning 17, J. Van
Velzen 18 en N. Kranenburg 19.
Het bestuur van den Slagh- of grooten
en kleinen Stadspolder maakt bekend, dat op)
Donderdag 11 October a. s. schouw zal gedreven
worden over de slooten, enz.
Ltsse. In de Rykspostspaarbank van he»"
postkantoor alhier werd geduiende de maan<j
September ingelegd f 1871.12 en terugbetaald
f 923.40.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nommer 50.
Gedurende de afgoloopen maand werden
aan het postkantoor alhier behandeld 342
telegrammen en wel verzonden 145 binnen»,
landsche en 35 buitenlandsche of 180, ontvan»,'
gon, 119 binnenlandscho en 43 buitenlandsche,'
te zamen 162.
Oogstgocst. Do uitslag der voor deze ge
meente gehouden loting voor de nationale
militie ia als volgt: No. 1 L. A. Van Noort;
No. 2 K. Snoeken; No. 3 J. Van der Kraan;
No. 4 J. Zwaan; No. 6 G. P. Olsthoorn;
No. 6 J. Meyer; No. 7 H. H. Vlasveld;;
No. 8 F. Heemskerk; No. 9 K. Van Werk»;
hoven; No. 10 S. J. Van Velzen; No. 11'
A. Kop; No. 12 J. Kres; No. 13 Th. Yan^
Noort; No. 14 H. 0. Van Leeuwen; No. lij)
H. Van dor Mey; No. 16 G. A. Den Haanjï
No. 17 W. Van Egmond; No. 18 J. Noort
No. 19 A. Van der Luyt; No. 20 P. Buitenom I
No. 21 H. P. Kortekaas; No. 22 J. 0. Vai
den Berg; No. 23 J. Singer; No. 24 0. N'1
Spaargaren; No. 25 H. H. Van Ees; No. 2®
J. 0. Ruys; No. 27 S. Van der Mey; No. 2$]
M. J. H. C. Nolthenius; No. 29 L. M. Schooreljl
No. 30 H. De Ruyter; No. 81 W. P. Van}
Ryn; No. 82 M. O. Van der Burg; No. 83 N^
Glasbergen. I
Oudshoorn. De aan den Raad aangebeden
gemeentebegrooting voor den dienst van 1901
sluit in ontvangst en uitgaaf mot oen gelyk
bedrag van f 16,699.26®.
Blot)
„Nu, hy kan met penseel en palet ten
minste den krygsroem vereeuwigen," sprak
Michaël lachend. „Gy weet misschien nog
niet, dat myn vriend juist in een prysvraag
bekroond is. Zjjn naam gaat nu door de
heele pers en wordt eenstemmig
„Blyf my van het iyf mot de pers I" riep
Eberstein toornig uit. „Dat is ook een uitvin
ding van don nieuworen tyd en wel de
Blechtste van allo I Doze voorbarige, onbe
scheiden, verwenschte pers, die alles door
het stof sleurt, voor wie niets heilig is, is
een werk van den satan."
„Gy hebt gelyk, mijnheer baron, de pers
ls eon ergerlyk ding," bevestigde Hans, die
ér juist by kwam en de laatste woorden
hoorde. „Maar nu mag ik u zeker mun ver
zoek wel meedeelenals ik u verzoeken mag,
houd de ooren niet toe; het geldt dezen keer
„werkelyk Gerlindo en my niet, maar alleen
6e bekroning, waarvan Michaël zooeven sprak.
Reeds vóór den krpg heb ik aan den wedstryd
deelgonomen en tydens den veldtocht kreeg ik
bericht, dat myn schets bekroond was en
bestemd om uitgevoerd te worden. Daarvoor
heb ik echter uw toestemming noodlg."
„Myn toestemming?" vroeg Eberstein ver
wonderd. „Wat heb ik met uw schilderstuk
ken uit te staan?"
„Dat zal u duidelyk worden, zoodra gy u
wilt verwaardigen er oen blik op te slaan.
«Eet ls een geschiedkundig tafereel, voor de
.vergaderzaal van hot nieuwe raadhuis te B.,
en op deze openbare plaats zal het natuur-
lyk veel gezien worden. Daarom juist moet
ik uw toestemming verzoekon. Beslis er nu
Eoif* over; hier is het."
Hy opende de deur der aangrenzende
kamer.
De oude vrybeer toonde zich gelukkig niet
zoo halsstarrig als professor Wehlau, toen
het de schildery van St.-Michaël gold in het
atelier in den tuin. Half nieuwsgierig, half
wantrouwend trad hy binnen en de anderen
volgden hem.
Daar togen den wand hing werkelyk do
besproken schets, voorloopig nog op karton
en met kryt geteekend, maar toch een trouw
beeld van de toekomstigo schildery. De
jonge schilder had bet verstaan, om de ge
geven historische stof, een tooneel uit den
Btryd der middeleeuwen onder de Hohen-
staufen, in levendige trekken af te malen.
Rechts op de schildery zag men den keizer,
een indrukwekkende, ernstige verschyning,
door vorsten en prelaten omgeven; lmks
bemerkte men het opdringende volk, terwyi
de zegevierend huiswaarts keerende krygers,
die hun vorst de veroverde tropeeën brach
ten, het midden innamen. En in deze
karakteristieke, ryk getooide groep kwam
hoofdzakeiyk één gestalte uit, blijkbaar de
held en aanvoerder van de krygers. Het
was een prachtige verschyning, met donker
haar en oogen en edele, regelmatige trekken,
met oen schitterende wapenrusting bekleed
en in de volle kracht van den mannelykon
leeftyd.
Hoog opgericht, met de rechterhand op
de tropeeën wyzend, scheen hy den keizer
het bericht der overwinning te brengen.
Deze ridder was de hoofdfiguur op de schil
dery, die de volle aandacht van den toe
schouwer tot zich trok, maar helm en wapen
rusting geleken op die van Eberstein, en
het schild droeg het wapen, dat half ver
vallen boven den ingang van den „Ebersburg"
stond. Hier vierde het zyn opstanding.
De oude vrybeer was voor de schildery
gaan staan, om ze nauwkeuriger te kunnen
beschouwen; plotseling echter keek hy op,
er kwam loven In do doffe oogen; de ge
bogen gestalte richtte zich op en met een
byna heftige beweging wendde hy zich
tot den jongen kunstenaar, die achter hem
stond.
„Wat hebt gy gedaan Dat is Immers.:;."
„De weergeving van een portret, dat Ik by
myn eerste bezoek op den „Ebersburg" Ont
dekte," antwoordde Hans. „Gy herinnert u
ons gesprek daarover nog wel, en g(J begrypt
nu ook, waarom ik uw toestemming verzoek."
Eberstein gaf geen antwoord; by keek
onafgewend naar het beeld, naar zyn beeld,
uit don tyd, toen hy nog jong en gezond on
gelukkig was, toen hy ook de wapenen nog
wist te voeren, en by deze herinnermg voelde
hy zyn oogen vochtig worden.
„Wat moet dat nu eigenlyk beteekenen?"
vroeg de professor, dio de schildery wel kende,
maar dien men over de beteekenls er van
nog niet ingelicht had.
De oude vryheer wendde zich tot hem en
sprak op een toon, die half weemoedig, half
voldaan klonk:
„Dat zyn myn trekken) Zoo heeft Udo
van Eberstein er eens uitgezien, nu meer
dan dertig jaren geleden!"
„Dan zyt gy toch veel veranderd 1" sprak
Wehlau op zyn gewone, onomwonden manier,
maar Hans kwam er snel tueschen:
„Toch niet, vader 1 Kyk den vryheer maar
eens goed aan. Gy kunt zyn trekken er ln
herkennen. Het beeld zal in frescoschilder*
werk uitgevoerd worden, mynheer baron; het
zal zeker zoo lang bestaan als het raadhuis
zelf, op zyn minst eenige honderden jaren."
„Eenige honderden jaren 1" lispelde Eber
stein met stralende oogen. „Maar niemand
zal liet wapen kennen."
Hans kwam dicht bU hem.
„Mon kent het reeds. Die ergeriyke pers
gy weet immers, dat ik uw vooroordeel daar
tegen deel heeft zich reeds van de zaak
meester gemaakt en meldt den naam voluit.
Een artikel uit het voornaamste blad van
onze nieuwe rykshoofdstad; ik mag er u
zeker het slot wel eens van voorlezen?"
Hy haalde een courant uit zyn zak, die
vroeger ook de booordeeling over St.-Michaêl
bevat had, en las:
„Na deze uitvoerige bespreking willen wy
onzen lezers ook de mededoeling niet ont
houden, dat de voornaamste gestalte van de
schildery, de ridder met het fraaie, veel be
wonderde karakteristieke hoofd, hier staat
het, zwart op wit, mynheer dp baron een
weinig veranderd portret is, en wel de beel
tenis van den vryheer Udo van Eberstein-
Ortenau op „Ebersburg," den laatsten spruit
van een éénmaal wyd beroemd geslacht, wiens
stamboom opklimt tot in de tiende eeuw;
ook het wapen der Eberstélns ls op de
schildery vereeuwigd." Ik kan er werkelyk
niets aan doen - een paar onschuldige op
merkingen, die lk tot bekendon maakte
wenscht gy, dat het artikel weersproken zal
worden? Anders maakt het de ronde door
alle kranten van Dultschlaud."
„Neen, myn jonge vriend," sprak Eberstein
vol waardigheid. „Dat is niet noodlg. Ik
vind, dat de perB in dit geval noch onbe
scheiden noch voorbarig geweest is.
Zy vervult Blechts haar plicht, als zy daden,
die aan het tegenwoordig geslacht onbekend
zyn, weder ln herinnering brengt. Laat het
artikel gerust in alle kranten van DuitBchland
geplaatst worden 1"
„De jongen heeft eon verbazend talent
voor intrigos," bromde professor Wohlau.
„Nu heeft hy den oude aan den haak."
Hans draalde met goed gesp9olde verlogen-
hoid de courant in do hand rond.
„Ja, mynheer de baron, maar er ls nog
een stukje by on dat moot gy ook hooren.
Mag ik het lezen?"
„Lees maar door," sprak Eberstein op
welwlUenden toon, en Hans las:
„En nu tot slot nog eon mededeellng, die
vooral onzen lezeressen b9lang zal inboe
zemen. Het is voor den JoDgen kunstenaar
wel een gewetenszaak geweest, dat hy den
ridder Jaiet deze trekken verleende, daar hy
op het punt staat, met de eenige dochter
van genoemden vryheer ln het huwolyk te
treden."
„Houd op, dat mag niet gedrukt worden,
dat spreekt gy tegen!" riep do oudo heer
verschrikt uit; maar Hans duwde hem zonder
omslag de krant in do hand en haalde iets
achter het beeld van daan, dat by nadere
beschouwing Gorlinde van Eberstein bleek
te zyn. Daar Btond nu het kleine Doornroosje,
niet meer zoo kinderlyk als twee jaren ge
leden, maar in al haar bekoorlykheld, en
hief smeekend oogen en handen tot haar
vader op.
„O, vader, wees toch niet zoo wreed. Ik
houd zooveel van myn Hansl"
„Heb lk het niet gezegd, daar zitten zy
nu weder by elkander," sprak de professor.
Mynheer Van Eberstein, er zal ons wel
niets anders over blyven, don Ja te zoggen.
Myn Hans zet toch zyn wil door, dat zletj
gy nu wel, en het lieve kleine ding, uw
dochter, is in staat, zich over de scheiding'
dood te treuren. Dan is zy weg, en gjj
biyft alleen met uw heel relnon stamboom
zitten."
„Dat zou verschrlkkeiyk zyn!" eprak
Eberstein, met ontsteld gelaat op zyn eenig
kind ziende.
„Welnu dan, laat ons een eind aau de geO
schiedenis maken 1" Met deze woorden omarmde]
Wehlau de jongedame en gaf haar een vader* j
lyken kus: voor kern was de zaak daarmee]
afgehandeld.
De oude vrybeer wlat niet, wat hem over«j
kwam; hy werd in den letterlyken zin van'
het woord overrompeld.
Plotseling had liy dochter en schoonzoon,
ln do armen; Gerllnde snikte aan zyn bors^
en Hans omhelsde zyn lieven schoonvader
harteiyk. Hot was niet mogeiyk zich lo vore
zetten; er Heef hem werkelyk niets over
dan b.jJon in zyn armen to sluiten en dat;
gebeurde ook. Udo van Eberstein verzotte
zich niet ianger.
De toekomstige zoon bewaarde ondank»'
alles de herinnering aan het oudo geslacht,'
al vas dat dan ook slechts met penseel
en palet. 1
In de laatste dagen van Juli had in do;
bedevaartskerk te St.-Michaël een trouwploch-;
tlgheid plaats, een verhevon plechtigheids
het huwelyk van kapitein Micliaél Rodenborg
met gravin Hertha Steinrück word door den
gryzen pastoor van het kleine Alpondorp, den
vriend van Michael, ingezegond.
Om den Adolaarswand hing nog de morgen*',
nevel, dio nu begon op te klaren en als
lichte, witte wolken aau zyn voet zweefde.:
Daar klonk het gelul van de klok van het]
oude Godshuis ver over de borgen, en op
Micbaël en zyn Jonge vrouw, die nu voor het'
levea vereenigd waren, zag het altaarbeeld]
neder, de machtige, krygsliaftige oartsongel
Michaêl, met do adelaarsvleugolon er. vlam-]
mende oogen, de zegenryko aanvoerder der
hemelscharen.