Botmmt
totormm 4,
LEIDSCH DAGBLAD, DINSDAG 2 OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
Burgerlijke Stand.
Anno 1900. --
V°ORHEën
dodeltaoeden
in alle genres
erdere
8
Groot® Collectie
effi ï!latelot8<
No. 12456.
Twoode Kamer,
Herziening van het Eerste, hst Tmesis m
het Derde Bock van het Wetboek
van Strafrecht. (Vervolg).
Tot wegneming van de hardheid, die het
Instellen van hooger beroep meebrengt voor
'den beklaagde in den vorm van aanzienlijke
preventieve hechtenis, daar krachtens een
nieuw voorgestelde bepaling de hoogere rechter
fle voorlooplge hechtenis sodert de uitspraak
Vi eerste instantie tot die in hooger beroep
'li in cassatie niet meer in rekening mag
'trengen wordt voorgesteld om voor degenen,
Üie tijdens de uitspraak van het eindvonnis
}n eerston aanleg voorloopig in verzekerde
bewaring zjjn, de gevangenisstraf en hechtenis
te doen gerekend worden in te gaan op den
dap der uitspraak. De tijd, op transport naar
de gevangenis doorgebracht, zoomede die,
wolro bij ontstichting wordt doorgebracht
buitin het gesticht, wordt niet in den duur
der itraf begrepen.
Ontzetting van het recht tot het uitoefenen
van bepaalde beroepen of bedrijven zal kunnen
worden uitgesproken als de schuldige zijn
beroepsplichten heeft geschonden of zjjn beroep
of bedrijf heeft misbruikt.
Uet wettelijk maximum der plaatsing in een
Rijkswerkinrichting wordt van 3 tot 0 jaren
verhoogd.
Bij niet-betaling der kosten van de als bij
komende straf oponbaar gemaakte rechterlijke
uitspraak binnen 2 maanden kan vervangende
hechtenis of plaatsing in een tuchtschool wor
den uitgesproken.
In den derden titel (uitsluiting, verminde
ring en verhooging der strafbaarheid) wordt
voorgesteld de bevoegdheid tot plaatsing in
een krankzinnigengesticht te beperken tot de
gevallen, waarin oen eenlgszins ernstig feit
den persoon voor den strafrechter heeft go-
braoht en haar dus niet aan den kanton
rechter toe te kennen.
De bepaling omtrent noodweer, die thans
in vele gevallen den aangerande noodzaakt
tot het lafhartig prijsgeven zijner rechts
belangen, wordt gewijzigd in dier voege, dat
de uit de omstandigheid af te leiden gerecht
vaardigdheid der verdedigingsmiddelen als voor
waarde voor de straffeloosheid wordt opge
nomen, in plaats van de noodzakelijkheid der
verdediging. Tevens wordt - uit billijkheids
overwegingen voorgesteld uitbreiding van
het verslechte der oogenblikkeltjko dreigende
aanranding.
Voor niet-straf baarheid by de uitvoering van
een wettelijk voorschrift worden thans als
vereisebton gesteld: lo. wettelijk voorschrift;
2o. zedelijk inzicht. Van de omstandigheid,
dat eonlg voorschrift door do jurisprudentie
misschien niet als wettelijk zou worden be
schouwd, mag, wie te goeder trouw daarop
steunde, niet het slachtoffer worden, indien
zijn meening omtrent de wettelijkheid meer in
overeenstemming is met zedeiyko inzichten.
De bepaling omtrent de niet-strafbaarheid
van hem, die oen feit begaat ter uitvoering
van een ambteiyk bevel, is op dezelfde wyze
gewyzigd.
Wegens drukpersdoheton wordt voorgesteld
redacteur, uitgever of drukker niet strafbaar
te stollen, tenzy blijkt, dat zy den inhoud
van het stuk kenden en niet naar zedeiyk
inzicht aan den strafbaren aard daarvan viel
te twijfelen.
Niet strafbaar wordt gesteld het naar zedelyk
inzicht doelmatig uitoefenen van tucht ovor
minderjarigen.
De strafbare poging wordt doelmatiger
omschreven. Zoodra de dader een handeling
verricht met het oogmerk tot uitvoering over
te gaan bestaat de strafbaarheid. Heeft hy de
voltooiing van het feit vry willig voorkomen, hy
is niet strafbaar. Poging tot overtreding wordt
slechts in speciale gevallen strafbaargesteld.
In den vyfden titel (deelneming) wordt het
opschrift gewyzigd in: daderschap en mede
plichtigheid.
Voorgesteld wordt: één artikel te bestemmen
voor de omschryvlng van het physieke dader
schap, één voor het middeliyk daderschap door
aanwending van bepaalde middelen, één voor
het middeliyk daderschap door als werktuigen
gebezigde tusschenpersonen, één voor de mede
plichtigheid. Daders zullen zyn zy, die een feit
plegen, alleen of gezamenlyk. Uitlokkers en
daders worden gelykgesteld. Het plegen van
het feit door tusschenpersonen eveneens. Als
medeplichtigheid wordt beschouwd het verrich
ten eener handeling, waardoor het feit wordt
bevorderd of gemakkeiyk gemaakt. Strafbaar
heid van medeplichtigheid, ook by overtreding,
wordt toegelaten.
In den zesden titel (samenloop) wordt o. m.
uitgemaakt, dat het alleen op klachte vervolg
baar feit by samenloop niet in aanmerking
komt als goon klacht is ingediend en verschil
lende andere strydvragen opgelost.
De zevende titel (indiening) en intrekking
der klachten by klachtdelicten) ondergaat o. a.
deze wyziging, dat, indien blykt, dat de tot
klachte gerechtigde, sedert gestorven, de
indiening dor klacht niet zou hebben gewild,
zyn bloedverwanten niet tot do klacht ge-
rochtigd zullen zyn. Ook voor in een krank
zinnigengesticht opgenomene kan door voogden,
curatoren of bloedverwanten een klacht ge
schieden.
De klacht kan noch gedeeld, noch beperkt
worden. Vervolging geschiedt tegen alle daders
of medeplichtigon, al is de klacht slechts tegen
enkelen ingediend.
In de bepalingen van den achtsten titel
(verval van het recht tot strafvordering en
van de straf) wordt o. a. door een wyziging
voorkomen, dat het voorrecht der verjaring
van de vervolging niet illusoir kan worden
gemaakt door den voortvluchtigen vervolgde
legen het eind van den verjaringstermyn
opnieuw te dagvaarden.
Op den regel, volgens welken het recht
tot uitvoering der straf vervalt door verjaring,
wordt voor de voorwaardelyke gevangenis
straf en hechtenis een uitzondering gemaakt.
In den negenden titel (beteekenis van eenige
in het wetboek voorkomende uitdrukkingen)
wordt o. a. bepaald, dat onder opzet voorwaar-
deiyk opzet Is begrepen, een betere omschry
vlng gegeven van de begrippen: zwaar
lichameiyk letsel, Nederlandsch schip, vyanden
en opstandelingen, lnkllmming en valsche
sleutels, en de uitdrukkingenwettelyk voor
schrift en wettelyke strafbepaling nader
gedefinieerd, benevens de uitdrukkingen .vee"
en .telegraaf".
HAARLEMMERMEER. Ondertrouwd: C.
Willem© en M. Van Aalst. J. C. Kempenaar
wedr. en A. Kruyt, gesch.
Gehuwd: 0. A. Ferdolag© en J. Spieringa.
Bevallen: M. De Jeu geb. Wezelenburg Z.
F. Brands geb. Cöllen D. M. Kaslandor geb.
Vreeken Z. M. Den Ridder geb. Jansen Z. -•
A. Van der Linden geb. Van Maasdam Z. Sjt
C. Baartman geb. Santifort Z. A. AL De Groot
geb. Betz D. J. Van Rijswijk geb. Van Brakel Z.
E. Verbeek geb. Wiegel D. A. Griffioen
Ëeb. Kuyper D. K. Roos geb. v. d. Linden Z. -
f. Jansen geb. Weijers Z. C. Bledderwijk geb,
Van den Hoek D. H. Schalk geb. Troost
(levenl. D).
Overleden: A. Magchielso 17 d. C. G.
Goossen 5 m. P. W. Do Block 10 m. G.
Admiraal 22 j. D. De Jong 3 m. B. Pc
Duwel 6 w. G. Bood 28 j. A. Hoogmoed
66 j. C. Landwer Johan 7 w.
HAZERSWOUDE. Ondertrouwd: M. P,
Den 'Hollander 23 j., te Koudekerk, en M. De
Kort 21 j.
Bevallen: M. M. Kerkvliet geb. Jansen D.
M. Van Ommering geb. Do liegt D. J. Van
Klaveren geb. Van der Loo Z.
Overloden: J. Plomp D. 8 m. - C. Sens
huiavr. van G. Slootweg 72 j.
HILLKGOM. Ondertrouwd: S. Warmerdam
en P. Schrama.
Bevallen: M. v. d. Meer geb. Does D.
M. v. d. Berg geb. Schrama D. M. E. v. Steijn
geb. Otton Z. A. M. Lommerse geb. Klijn Z.
NOORDWIJK. Geboren: Alidn Anna, D. van
Chr. Janson en C. Tijsterman. Cornelis, Z. van
E. Bakker en A. Heemskerk. Johannes Jacobus,
Z. van J. Buschman en M. C. Van dor Geest.
Everardus, Z. van P. Wjjnands en Tli.Steenvoorden.
Overleden: P. Van Eeden 70 j., gehuwd met
M. Hogorvorst, wedr. van M. J. Rüwjjn en van
A. Warmerdam. W. P. M. Broekhof! 2 j., van
's-Gravenhage.
Uericliten over Jtiij iiiziini'ss boezem,
gedurende de weok vau 2329 Sept. 1900.
Bland van den boozom te Leiden.
Idem te Oude-Wetering
Werking der stoomgemalen
W&torloozing lange natuurlijken weg.
Waterinlating
Regenval in mM
23 Sept. 24 Sept. 25 Sopt, 26 Sopt. 27 Sopt,
55 61 52 55 £6 £8
55 65 63 63 62 6J
Spaarndam u., Halfweg 8% o.» Gouda
Spaarudam u.t Halfweg u„ Gouda
Door de sluis te Gouda 5ll/s u.
17.6
8 Bept, 29 Sopt,
62 om.A.P.
63 om.A.P.
u., Katwijk n.
9 u„ Katw.jk 11 a.
[S5]
7F.
gr
-j3erioHt
oote en S3*6
collectie
©n "V
^OttVea
pa
8270 342
IÖJÜ4L51 fl^llfSixütS] .HJxvUC[QUXÏTIGÏ]fëüxVda][nU'vt/'HölfSfMTlEI|ëU\t7|
iiyiyföil lGTl/t\fgJ iSTZtlfËÜ LSiT^-fell [SlZbJSl 151-^fgJ jcjiytynaj Itüi.^fra 11 frDl liïïl^ivfpil I tïïl^ivl
^©nilieton.
Adellijk en burgerlijk bloed.
83)
Vreoseiyk klonken deze woorden, en vreese-
lyk was ook de uitdrukking in het gelaat van
den grijsaard; elk menschelyk gevoel scheen
er uit geweken. Er lag slechts de onverbid-
deiyke gestrengheid van den rechter op.
Men zag het, hij had den kleinzoon, don
erfgenaam van zyn naam, die hem eens zoo
na aan het hart gelegen had, opgegeven,
zonder een spier van zyn gelaat te vertrekken.
„Ik zal myn plicht doen," sprak Michaöl
half fluisterend, maar ook z(jn stom had iets
van dien verschrikkeiyken klank.
Do generaal ging naar zyn lessenaar en
greep de pen; zyn hand beefde en dreigde
hem don dienst te weigeren, maar hy be
dwong zyn zwakheid en schreef eenige regels,
die hy den kapitein overreikte.
„Ik leg alles in uw hand, Michaöl. Gal
Misschien gelukt het u, my het ergste te
besparen. Heb Ik binnen vier on twintig uur
geen bericht van u, dan moet ik spreken en
bekennen, dat de laatste Steinrück
Hy kon den zin niet voltooien, zyn stem
stokte, maar hy omklemde in vertwyfeling
Michaöls hand. De verloochende zoon van de
verstooten dochter zou nu de redder van de
eer der familie worden; hy was de eenige
'laatste hoop van den vertwyfelden grysaard,
en deze zoon beantwoordde den handdruk.
„Vertrouw op my, grootvader I Gy hebt
het zelf gezegd, ais er nog iets to rodden
is, dan zal ik het doen. Ik zend u bericht
naar uw hoofdkwartier. Vaarwel!"
XXVI.
Op hot Zuid-Duitsche spoorwegstation te
E. heerschte nu een ongelooflyk druk ver
keer, want hot op zichzelf tamolyk onbedui
dende stadje was het veroenigingspunt van
drie spooriynen en lag op den weg naar
den Ryn.
Dag en nacht reden do treinen mot troe
pen, die naar do westeiyko grens vervoord
werden, en de stad zelve was vol militairen.
Eon honderd schreden van hot station af
lag een eenvoudige herberg, die in gewone
tyden alleen door de landslieden bezocht werd
en in geen geval voor de vreemdelingen paste,
die hier een uur geleden aangekomen waren
een jonge, oogenschyniyk zeer voorname dame,
in gezelschap van een ouden geesteiyke en
een dienaar. Het kleine, eenvoudige vertrek,
dat men voor bon in gereedheid gebracht
had, was zeer armoedig en vuil, en toch was
dit het eenig onderkomen, dat zy hadden
kunnen vinden.
De dame, die met het hoofd in de handen
by de tafel zat, droeg een rouwgewaad en
zag er bleek en ernstig uit, maar dit had
op de schoonheid van haar gelaat geen invlood.
Tegenover haar had de geesteiyke plaats ge
nomen, die zooeven zeido:
„Ik vrees, dat wy voorloopig hier zullen
moeten bleven.
De dienaar is tevergeefs de heele stad door
geweest, alle hotels zyn overvol. Voor
vannacht kan dit nog, maar langer kunt gy
toch onmogelyk in zoo'n omgeving biyven,
gravin Hertha."
„Waarom niet?" vroeg Hertha bedaard.
*Wy zullen ook morgen geen keus hebben
gü in zoo'a tyd, als wij nu beleven, moet
men zich wel in do omstandigheden schikken."
Haar leidsman de pastoor van St.-
Michaöl keek met eonige verwondering
naar do verwende gravin, die onder andere
omstandigheden zeer ongeduldig en verstoord
geweest zou zyn, als zy ook maar een enkelen
nacht in een dergelyke omgeving had moeten
blyvon, en die zich nu zonder een enkel
woord van ontevredenheid in den toestand
schikte.
„Het was echter niet noodzakeiyk geweest,"
ging hy voort. „Michaöl schreef u immers
uitdrukkeiyk, dat hy eerst overmorgen met
zyn regiment de stad door zou komen en
dat hy u in elk geval eerst nog een telegram
zou zendon. Tot zoo lang hadden wy rustig
in Berkheim kunnen blyven."
Hertha schudde het hoofd.
„Berkheim is volle vier uur van hier; het
telegram zou te laat hobben kunnen komen
en dan had ik hem niet meer getroffen. Hier
verneem ik met zekerheid, wanneer het
regiment workeiyk aankomt. Ik kan niet
wachten, eerwaarde. Ik moet Michaöl vaarwel
zeggen, met de gedachte, dat het voor
eeuwig zyn kan, en daarom is de mogeiyk-
heid, hem te missen, reeds verschrikkelyk."
Valentyn zweeg en bewonderde in stilte
de macht, die Michaöl over dit trotsche, eigen
zinnige meisje wist uit te oefenen.
„Ik dank den Hemel," begon hy na eenige
oogenblikkon, „dat die ten minste my ver
gund heeft, u te vergezellen. De pastoor van
Tannheim was op myn verzoek terstond
bereid, my zyn kapelaan te zenden, die nu
zoo lang myn plaats inneemt. Ik breng u in
elk geval weer naar Berkhelm terug."
De jonge gravin reikte hem dankbaar
de hand.
„Ik heb ook niemand dan u alleen. Myn
voogd is toornig, zooals ik wel vooruit,
zag. Hy heeft mjjn brief niet eens beant
woord, en tante Hortenso was buiten zich-
zelve, toen zy de heele waarheid en myn
verloving met Michaöl vernam, zoodat ik
niet langer in Steinrück blyven wilde, hoe
pyniyk het my ook viel, zoo snel van het
graf myner moeder te scheiden. Ik betreur
het maar, dat ik ook u zooveel last aandoe,
eerwaarde.
Ik vroes, dat gy een nog veel slechter
verbiyf gekregen hebt dan ik."
„Voor het oogenblik heb ik een kamertje,
dat zeker niet zeer aanlokkeiyk is," sprak
Valentyn lachend. „De waard heeft my echter
voor vannacht de voorkamer op de bovenste
verdieping beloofd, daar de vreemdelingen,
die ze op het oogenblik ln bezit hebben,
met den avondtrein vertrekken. De tyd zal
nu wel gekomen zyn, en ik wii eens by
hem gaan vragen."
Hy stond op en ging naar buiten; ook
Hertha stond op on begaf zich naar het raam,
dat zy opende. De dag was gloeiend heet
geweest, en ook do avond bracht geen koelte.
Een drukkende onweerslucht hing over de
aarde. Geen ster fonkelde aan den donkeren
hemel, maar aan den horizon zag men het
van tyd tot tyd weerlichten. Van verre schit
terden do lichten van het station, en dicht
by het huis liep do stroom, die uit het don
ker scheen te komen en in den nacht tever-
dwynen. Slechts het geruisch der golven duidde
zyn plaats aan.
De jonge gravin drukte het heele voorhoofd
tegen den muur; zij wilde sterk zyn. Michaöl
zou goen vertwyfeling zien, die hem liet
afscheid verzwaarde; maar nu was zy alleen
en mocht zij weenen. De dood harer moeder,
de stryd met haar familie, dat alles week
voor den angst om hem, dien zy liefhad, en
dien zy misschien zoo spoedig zou vorliozen.
Daar klonken stemmen vlak onder het
raam. Voor de hulsdeur stond de waard met
een vreemdeling en Hertha vernam, dat er
over de beloofde kamer gesproken werd. De
waard vroeg beleefd, wanneer de vreemde
lingen dachten te vertrekken, want er wachtte
reeds iemand op de kamer. De aangesprokene
antwoordde hem, dat hy zooeven aan hoj)
station vernomen had, dat de trein wel twee
uur over tyd zou zyn, zoo lang zou hy nog
met zyn dame blyven.
De jonge gravin werd opmerkzaam by derf
klank dezer stem.
Zy kende dit vry vloeiend, maar met een
vreemd accent gesproken Duitsch, en nu
herkende zy ook by het schynsel van de
lantaarn don spreker, Henri Clermont, dio
zeker met zyn zuster op den terugweg naar
Frankryk was, wyi hy van zyn dame sprak.
Met een pyniyk gevoel vorwyderde Hertha
zich van het raam. Tot voor korten tyd
waren beiden slechts oppervlakkige bekenden
voor haar geweest, die zy hier en daar ont
moet had. Eerst in den laatsten tyd had zy
gehoord in welke betrekking haar vroegere
verloofde tot mevrouw Van Nórac stond. Het
zou gemakkeiyk vallen een toevallige ont
moeting to vermyden, en de jonge gravin
besloot de eerste twee uur baar kamer niet
te verlaten.
Daar ginds aan het station was het nog
even druk. Treinen kwamen aan en reden
af, signalen werden gegeven en het porron
was vol reizigers en nieuwsgierigen, die tot
een oponthoud gedwongen werden of kwamen
kykon.
Wordt vervolgd).