Zaterdag SO September.
A*. 1900
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Adellijk en burgerlijk bloed.
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
:Vóor Lolden per 8 maanden; I I i It t f £l#J
v Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd r(Jn 1.80.
Franco per poat i i j i j I i I i i i li 1-6B-
PRIJS DEB ADVERTENTTËN:
Van 1 6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Ofllolëele Kennisgevingen.
Inkomstenbelasting.
Burgemeester on Wethouders van Loidon brengen
in herinnering, dat met 8) Sept. a. e. de dtrdo
termijn vervalt van de Inkomstenbelasting,
dienst 1900, en dat alzoo op den lsten October
i e. minstens de helft van den aanslag moot e\jn
voldaan.
1 Z\j noodigen mitsdien belanghebbenden nit, om, ter
voorkoming van vervolglngskosten, tot de betaling
van het versohaldigde ten kantore van den Gemeente
ontvanger over te gaan.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WA3, Burgemeester.
28 Sept. 1900. VAN HEY8T, Secretaris.
In het Sociaal Weekblad wordt gewezen
'op oen leemte in de Schoolwet.
Volgens deze wet toch, moet wel in elke
gemeente gezorgd worden Yoor een genoeg
zaam aantal scholen en kunnen naburige ge-
1 meenten met elkaar overeenkomen tot het
oprichten van gemeenschappelijke scholen of
tot het vaststellen eener regeling omtrent de
toelating der kinderen uit do eene gemeonto
I op scholen der andere, maar deze bevoegd
heid van naburige gemeenten is geen ver-
plichting.
I Vaak is nu het gevolg, dat, in verband met
zonderlinge grensscheidingen, menschen, in een
uithoek hunner gemeente wonende, óf hun
kinderen veel te ver moeten laten loopen Daar
do school der eigen gemeente, óf een voor
hun krachten to hoog schoolgeld moeten be
talen in een aangrenzende gemeente.
Het bericht van zulk een geval heeft ver
leden week, vervolgt het Sociaal Weekblad,
de ronde gedaan door do pers. Hot speelde
op de grens van Oude-Tonge en Nieuwe-Tonge.
Een arbeider, op het gebied van eerstgenoemde
gemeente wonend, liet zijn drie kinderen
gaan op de school der laatstgenoemde, vóél
dichterbij. Maar daar had h(j, torwjjl voor
gemeentonaren het schoolgeld 10 cents per
week en per kind is, voor elk 30"cerrts-per~
week te betalen. Dat was op den duur ondoen
lijk voor hem. Pogingen, om met gemeente-
•naren te worden gelijkgesteld, bleven vruchto-
[loos. Ten einde raad, wendde hij zich tot de
Koningin, die nu voor twee kinderen per week
40 cents bijpast, terwijl de man zelf 20 cents
betaalt. Hot oudste kind van acht jaren is
van school genomen, opdat het jongste eenig
onderwijs kunne genieten: de man schroomt
om bij de Koningin ook voor het derde aan
,to kloppen.
Niet ten onrechte schreef Eet Schoolblad:
„Schoolverzuim is plichtsverzuim, maar schuilt
het hier by den vader of by het gemeente
bestuur van Oude-Tonge?" Evenmin ten
onrechte de Arnhemsche Courant, dat Koningin
Wilhelmina heelwat te doen kan krygen, als
zy alle slachtoffers van gebrek aan overeen
stemming tusschen aangrenzende gemeenten
geldelijk wil bespringen.
En hoe zal hel in dergeiyke gevallen
wie er meer wil kennen, leze o. a. de jaar-
overslagen der „gemengde commissie voor
!onderwysbelangen" van de Maatschappy tot
;Nut van 't Algemeen en de vereenigiDg „Volks
onderwijs" hoe zal het in dorgeiyke geval
len gaan by invoering van do leerplichtwet?
In die wet worden ouders en andere ver-
'zorgers van de hun opgelegde verplichting,
de kinderen onderwys te doen genieten, vrij
gesteld, wanneer zy voor dezen op eenige,
binnen den afstand van 4 kilometer van de
woning gelegen, lagere school, ondanks aan
vrage tot toelating, geen plaatsing kunnen
verkrygen. En op de vraag, by de behande
ling der wet gedaan, of ouders strafschuldig
zullen syn, wanneer zU wèl hun kind ge
plaatst krygen kunnen, maar voor een school
geld, hetwelk hun krachten te boven gaat,
antwoordde de Regeering: „Als men niet in
staat is het schoolgeld voor een school to
betalen, is die school te beschouwen als een,
waar geen plaats te verkrygen is."
Onzes inziens volkomen juist. Maar zoo zal
men, ten gevolge van een leemte in de school
wet, dezen toestand krygen, dat aan den
eenon de leerplicht tot een wetteiyken plicht
is gemaakt, maar dat aan don anderen kant
ouders daarvan wol moeten worden vrygesteld,
dewyl gebrekkige overheidszorg hun het zich
kwyten van hun plicht onmogeiyk maakt.
Men zegge niet, dat ditzelfde in nog voel
grooter mate het geval zal zyn in tweeërlei
omstandighedenvooreerst wanneer school
ruimte ontbreekt, ofschoon de afstandsquaestio
goen rol speelt; In de tweede plaat6 voor
zoover het ondoeniyk is, overal scholen te
bouwen binnen vier kilometer afstands van
vor afgelegen woningen. Hot eorstbedoelde
zal geen gevolg zyn van do schoolwet, die in
art. 16 ultdrukkeiyk voorsch i ij ft, dat er in
elke gemeente „een genoegzaam aantal scho
len" wezen.moet; en als in verschillende ge
meenten de uitvoering van dit wetsvoorschrift
tob dusver to wenschen heeft overgelaten,
zal juist de leerplichtwet hoogcre besturen
tot krasser ingrepen ter verzekering dier uit
voering nopou. Het laatstbedoelde zal het
gevolg zyn van niet te veranderen feitelijke
omstandigheden: al gebiedt de Grondwet, dat
„overal" van overheidswege voldoend onder
wys gegeven worde, de grondwetgever kon
niot voorsenryven het onmogelijke om oen
6chool le brengen onder ieders boreik, opk al
ligt zyn eenzame woning orgons vor weg
op de heide.
Hier daarentegen heeft do wethouder schuld.
Hy had gevallen, zooals er thans weer eens
een op de grens van Oude- on Nieuwe-Tonge
ia'yoorgekomon, kunnou verhinderen, door
de in don aanhef dozer regelen aangeduide
bevoegdheid van naburige gemeenten, óók
wat het schoolgeld betreft, voor zooveel noo-
dig om te zetton in een verplichting. En wat
hy doon kan, dat moot hy te oor doen by
invoering van den leerplicht.
By de beloofde herziening der wet op het
lager onderwys zal dan ook daarvoor naast
heelwat méér dienen te worden gezorgd.
Als een bewijs, dat monigmalen, wanneer
ontwerpen van wet in voorbe
reiding worden genomen, het nog langen
ty d kan duren eerdat zy ingediend
worden, moge dienen het navolgende, dat het
Tijdschrift voor Armenzorg uit drie troonreden
mededeelt.
Uit de troonrede 1900.
Van de gewichtige wetten, die in staat van
voorbereiding zyD, zullen die tot betere voor
ziening omtrent het armwezen.... u weldra
bereiken.
Troonrede 1S99.
Van de verder in te dienen ontwerpen ver
meld ik die betreffende.... de armenwet, enz.
Troonrede 1897.
"Wetsvoordrachten tot verbetering van maat-
schappeiyke toestanden met name betref
fende.... het armwezen zyn in bewerking.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant geeft een
overzicht van de meest in het oog vallende
punten der Indische begrooting en
maakt daarby een paar opmerkingen over
hetgeen daarop niet voorkomt. Zoo schryft
het blad:
De voornemens der Regeering ten aanzien
van de ambtenaarsopleiding in Nederland zyn
nog niot geopenbaard. Wy vertrouwen, dat
ze alleen een goheitn zyn voor het publiek.
Dat de Minister de noodzakeiykheid niet zou
inzion, om, na tydelUke stremming tot oprui
ming van een overcompleet aan adepiranten,
terstond weer een gelegenheid te hebben voor
hot vormen van personeel voor do toekomst,
ware oen veronderstelling, beleedigond voor
zyn gezond verstand. Wy durven verwachten,
dat deze opleidingsplannen het kenmerk zul
len dragen van het practlsch doorzicht van
den Minister.
En dan herinnert de Nieuwe Rotter daynsche
Courant aan hetgeen de afgevaardigde Van
Viymen verleden jaar sprak over de armoede
van den Javaanschen landbouwer.
Uit het antwoord, door den Minister ver
leden jaar den afgevaardigde Van Vlijmen
gegeven op diens klacht over de armoede van
den Javaanschen landbouwer, bleek zegt
het blad - behalve een meer optimistische
beschouwing, dat het nemen van een proef
met het schoppen van inrichtingen van land-
bouwcrediet, „in enkele residential by voor
beeld", genomen zou worden tot een onder
werp van „gezet onderzoek." Van zulk een
proef wordt nog niets vernomen. Volgens
Indische dagbladberichten is ook het stroven,
om aan de afpersingen der pandhuishouders
eon eind te maken, door deze inrichtingen
onder staatsbeheer te brengen, evenmin nog
het stadium van proefneming ingetreden.
Na een eerste onderzoek zou, volgens die
berichten, deze aangelegenheid nu aan een
ambtenaar van binnenlandsch bestuur ter bo-
studeering zyn opgedragen.
Van vooilvarendheid getuigt dit niot. Het
getuigenis van ambtenaren van gewostelyk
bestuur, die door belangstelling in hot lot
van don inlander gedreven worden tot het
aantoonen van verkeerdheden, wonifc maar al
to vaak ter zydo gesteld met ia opmerking,
dat op zulke bijzonderheden niet kan worden
ingegaan, of mot do tegenwerping, dat hot
heel iets anders ia, ondor elkaar in een ge
nootschap te zeggen, dat men veel voor een
zaak voelt, dan die zaak practisch te regelen.
Reed3 in 1894 is de resident Fokkens be
gonnen het nut en de noodzakeiykheid van
landbouw-credietbanken aan te toonen. Sedert
1880 heeft de bladziekte, met den daardoor
veroorzaakten achteruitgang der koffiecultuur,
in veol streken aan de bevolking een bron van
inkomen ontnomon. Daaraan is, tot zekere
hoogte, to gemoot gekomen door het toestaan
van reritelooze voorschotten aan koffieplanters;
maar hot door de heeren Groeneveldt on
Fokkons ingestelde onderzoek naar den oecono-
mischen toestand der vreemde Oosterlingen
heeft een schril licht geworpen op het euvel
van den woeker in 't algemeen.
Overal in Oostersche landen welig tierende,
heeft deze kanker op Java nieuw voedsel ge
kregen door het opheffen der opium- en der
slachtpacht, waardoor een aantal Chineezen in
den woeker een tak van bedryf zyn gaan
zoeken. Het kwaad zetelt echter zoo weinig
uitsluitend by de lieden van dezen landaard,
dat volgens sommigen het geldleenen, tegeü
uitzuigingsrente, door Arabieren het hard-
vochtigst, door Chineezen het taaist, door
Javanon het minst met gemeene streken en
door Europeanen met het minste overleg
gedreven wordt. Alles wordt tot pand ge
nomen: buffels, oogst, de grond of particuliere
landeryen, waar de inlander zyn erfpacht ver
vreemden mag.
Zoo ernstig is het hieruit voortkomende
gevaar, dat volgens den heer Fokkens alle
irrigatie daardoor met onmacht geslagen wordt.
Al maakte de Regeering de eenzydige inzichten
van den ingenieur Homan van der Heide tot
de hare; al trok zy al haar bemoeiingen
samen op het eene doel: verhooging van den
ryst-oogst door bevloeiing op ruime schaal,
dan nog zou de welvaart der bevolking niet
duurzaam verzekerd zyn, zoolang een paar
jaren van misgewas den terstond in geldgebrek
verkeerenden inlander voeren zouden in de
strikken der woekeraars, die hem tegen een
rente van honderd tot tweehonderd percent
uit den tydeiyken nood redden, om hem voor
goed van have en goed te vervreemden.
De heer Yan Yiymen heeft verleden jaar
gezegd, dat by by elke begrooting op dit
aanbeeld zal biyven hamoren, zoolang tot,
naar zyn overtuiging, de oeconomische toestand
van den landbouwer bevredigend zal zyn. "Wy
zullen er dus dit jaar wel weder van ver
nemen. Een verblijdend feit zullen wy het
achten, indien uit iets anders dan woorden
en adviezen blijkt, dat het kwaad erkend
wordt en men zich aangordt om er tegen op
te treden.
Het weekblad Patrimonium zegt in antwoord
op hetgeen dr. Bronsveld schreef in zyn
joDgste „Kroniek" in Stemmen voor Waarheid
en Vrede o. a. hot volgende:
„Gaat het nu toch aan een beweging (waar
men volkomen buiten staat) zoo te beoordeelen,
zoo mannen, die zeggen, dat zy om Christus'
wil handelen, te beschuldigen zonder een
enkelen grond voor deze beschuldiging aan
te voeren.
Goddank, dat onze mannen leerden hun
zaak meer aan God dan aan de Tweede Kamer
toe te vertrouwen, anders had de heerschende
politiek hen reods sinds jaren gedreven in de
armen van sociaal-democratie en anarchie.
Niemand in „Patrimonium" zal weigeren oot
moedig te beiyden, dat wereldsche berekening
in het dagelyksch leven vaak verdrong het
vertrouwen op God, maar het oordeel daar
over is niet aan dr. Bronsveld. Maar dat
„Patrimonium" in de opsomming van enkele
wenschen, die door medewerking der overheid
moeten worden vervuld, naliet beiydenis van
beginselen te doen, lokt den onbevangen toe
schouwer niet uit tot een verklaring als
dr. Bronsveld gaf.
Dit program is niet oen program van be
ginselen, het dient zich niet als zoodanig aan,
maar is eon program, waarin eenvoudig
onkole puuten van practlsche politiek worden
besproken.
Of de mannen van „Patrimonium" by do
pogiDgen om de vervulling hunner wenschen
to verkrygen zullen biy ven in de gehoorzaam
heid aan Christus en Zyn Woord is oen vraag,
waarop wy geen hooghartig antwoord zullen
geven, maar wel kunnen wy eeriyk zoggen,
dat velen in „Patrimonium" hiervoor zullen
geven hun arbeid en hun gebed.
In het soc.-deni. dagblad Eet Volk kwam
dezer dagen een Paryscho correspondentlo
voor van de hand van den bekenden socialist
Vliegen. Men las daarin o. a. het volgende
Éón punt vooral is er in de tegenwoordige
grondwetten van alle landen, dat vreeselyk
lastig is.
In de grondwetten staat, dat ieder, wie
hy ook zy, recht heeft op bescherming
van persoon en goederon. Ieder,
dus ook de onderkruiper by werkstakingen.
Deze zaak kan en moot door een nadere wet
worden geregeld, de werkstaking moet. een
soort van wetteiyke instelling worden. Maar
daartoe 13 eerst noodig, dat de vakvereeniging
wetteiyk instituut zy en de deelneming er aan
verplicht. Hot is de vraag: of daar ooit iets
van komt, zoolang de socialisten niet de vol
strekte meerderheid in de Pariementon bobben.
Maar mogeiyk is het."
Dus teekent De Tijd hierby aan in
de grondwetten der verschillende landen moet
de bepaling worden opgenomen, dat de „onder
kruiper" (d. w. z. de man, die, als dit door
een of ander comité of een arbeidersbond
gelaat wordt, niet bereid is terstond zyn werk
neder te leggen) het recht op bescherming
van zyn persoon on goederen verloren heeft.
Iedereen moet hem straffeloos kunnen be-
rooven, mishandelen en doodslaan.
„Nogal naïef klinkt de verklaring, dat het
niet zeker is, of zoodanige bepaling ooit in
de verschillende Grondwetten zal worden op
genomen, zoo lang de socialisten niet de
volstrekte meerderhoid hebben in de Parle
menten.
Men ziet intusschen, waar deze heeren
ook zoogen. gematigden of parlementairen
onder hen heen willen en wat de maat
schappy zou te wachten staan, indien het
hun ooit gelukte, ergens do baas te worden.
Het bestuur van de grootste tirannen en
despoten onder de Vorsten van den vroegeren
en tegenwoordigen tyd zou zachtzinnig en
vaderiyk moeten heeten, vergeleken by het
dwangjuk en de dwingelandy van do socialis
tische volksleiders."
De rapporten der jongste algemeens
Volkstelling, die tot heden zyn openbaar
gemaakt, hebben nog niet voel meer geleerd,
oordeelt De Tijd, dan wat bekend was uit dé
jaarlyksche opgaven van de gemeentelijke
statistieken omtrent den loop der bevolking.
Dat het aantal Nederlanders in 70 jaar is
verdubbeld; dat de percentsgewijze toeneming
dor bevolking steeds klimt en gestegen is tot
131 procent, niettegenstaande de emigratie
grooter is dan de immigratie; dat de groote
steden nog grooter worden en sommige
zooals Rotterdam, 's-Gravenhage, Haarlem,
Amsterdam en Leiden haar bevolking in
80 jaar resp. met 58, 82, 27 en 24 procent
hebben zien vermeerderen, en dat de hoofdstad
in vergeiyking mot vroeger in aantrekkings
kracht op de „buitenlui" begint te vermin*
deren men wist dit alles uit de jaarcyfers
van den burgerlijken stand.
Wat evenwel de laatste Volkstelling heeft
geleerd is, dat haar waarde zelve begint te
verminderen, ófwel dat de burgerlijke stand
goen betrouwbaar gegeven meer is voor het
verschaffen van correcte cijfers. Hoe zou het
anders mogeiyk zyn, dat te Amsterdam de
uitkomst der telling op 1 Jan. tusschen de
Volkstelling en de officieele registers een ver
schil aanwyst van byna 13,000 zielen, nl.
12,708? Eén van beide: óf de bevolkings
registers met hun totaalcyfer van 523,518
zielen zyn foutief, ófwel de volkstellers met
hun uitkomst van 510,850 zielen hebben op
lederen 100 ongeveer 21/, ziol overgeslagen.
In dit laatste geval zou de vraag mogen
gedaan worden: Waartoe dient dan do ge.
heele rompslomp? Want het is, helaas, waar,
dat in den Oujaarsnacht veel menschen niet
76)
„Voor m(] Btaat niets te hoog, wat met
inspanning van alle klachten te bereiken is.
.Ik heb Hertha's genegenheid verworven,"
sprak Micha&l.koel. „Zij heeft zich gevoegd naar
een familieraad, die over haar hand beschikt
heeft, toen zy nog een kind was, en zy kon haar
ondoordacht jawoord niet met een ongelukkig
;leven boeten. Van graaf Raoul is nauwelyks
tegenstand te verwachten! In elk geval heeft
hy het recht verloren, om voor zyn voormalige
aanstaande in het strydperk te treden."
1 „Wat zegt gy daar? Wat moet dat betee-
kenen?" stoof de generaal op.
„Ik verzoek u wel, den graaf dat zelf te
vragen. Daar Uw Excellentie, zoo ik zie, nog
'nieta van de zaak afweet, stuit het my tegen
de borst als aanklager op te treden."
„Maar ik wil geen halve woorden I Ik moet
■weten, waarvan hier sprake is. Spreek opl"
„Van de verhouding van den graaf tot
Eeioise Van Nérac."
Stelnrück stond verstomd. Dat was dus het
gevaar, waarvan hy een voorgevoel gehad
had, zonder het te kennen.
„Holoise Van Nérac?" herhaalde hy halfluid.
„De zuster van den graaf Van Clermont!
Jk heb dit geheim niet gezocht. Daarop geef
jjk u mijn woord van eer! Slechts door een
.toeval ben ik er achter gekomen. Hertha
.eischt van den graaf slechts een woord terug,
fiat hy reeds lang gebroken heeft, en ik zou
my zeer vergissen, als hem de verbreking
afloer verloving niot gewenscht is. De vrees
voor zyn grootvader heeft hom er van terug
gehouden self zyn woord terug te vordoren."
Er volgde een oogenblik stilte. De slag
kwam zóó onverwacht, dat do generaal eenige
oogenblikkon behoefde, om zich te herstellen.
Men kon het hem aanzien, hoe zwaar hem
deze onthulling trof.
„Ik zal Raoul rode doen verstaan," sprak
hy eindelyk.
„Geeft hy toe, dat de zaken zoo staan,
dan heeft Hortha recht haar verloving te
verbreken. U echter geeft dat goen hoop,
want ik kan en zal niet toestaan, dat myn
Hertha
„Een Rodenberg huwt," viel Michaêl hem
scherp in de rede. „Ik weet dat, Excellentie,
maar ik moet er u aan herinneren, dat
uw voogdyschap over weinige maanden afge-
loopen is."
Steinrück trad dicht voor hem. Nu flik
kerden zyn oogen weder met het oude vuur
en zyn stem klonk even gebiedend als ooit,
toen hy sprak:
„Myn voogdyschap, ja. Maar dan treedt het
hoofd van het geslacht ln zyn rechten op en
daarvoor zult gy u moeten buigen."
„Neen," klonk het flzig terug.
„MichaSll"
„Neen, graaf Steinrück I Ik behoor niet
tot uw familie, daarvan hebt gy my zooeven
weder een bewys gegeven. Raoul mag zich
zflner aanstaande onwaardig toonen, mag
haar ontrouw zyn; hy blyft voor u toch
de drager der gravenkroon, zooals ik voor u
de zoon van oen gelukzoeker biyf, die zyn
oogen niet tot een lid uwer familie opheffen
mag, zelfs niet, als hy bemind wordt. Hertha
denkt daar gelukkig andera over. Zy weet
alles en is toch bereid myn naam te dragen."
„En ik zeg dat gjj voor dezen naam nog
by haar zult booten. Gy kent het trotsohe
meisje niet. Zie van haar af."
„Zoo lafhartig ben ik niet," sprak Michaêl
met een half verachtelyken lach. „Ik ken
myn Hertha beter. Wy hebben maandon
lang met elkander gestreden als de bitterste
vyanden en wisten toch beiden, dat wy elkan
der liefhadden. Ik heb myn schoon, trotsch
goluk mooilyk gonoeg veroverd, maar nu is
het ook onherroepelyk hot myno. Onder het
woeden van den storm heb ik myn bruid
van den Adelaarswand gehaaldbeproef maar,
ze my weder te ontrukken!"
De koele, ernstige man was geheel ver
anderd. Al zyn hartstocht schitterde uit zyn
oogen, klonk uit zyn woorden on do laatste
uitdaging slingerde hy byna zegevierend den
graaf in het aangezicht, die hem weder
aanzag met dien zeldzamen blik, waarin meer
smart dan toorn lag.
„Genoeg," sprak hy eindelyk. „Ik moet
eerst met Raoul spreken. Gy zult nog nader
van my hooren. Ga nul"
Michael boog on ging. De generaal zag hem
met somber gelaat na. Het was toch eigen
aardig, dat zy nooit den vreemden toon
behouden kondon, waarvoor beiden zioh toch
zooveel moeite gaven. In het begin stona
altyd de meerdere tegenover den mindere,
zoo vreemd, of zy elkander nooit gezien
hadden, en eigenlyk sprak toch altyd do
grootvader tot zyn kleinzoon, al waren zjj
ook ln den heftigsten woordenstryd. Ook nu
weer scheidden zy met een wederkeerige
oorlogsverklaring; maar toen de graaf alleen
was, zuchtte hy:
„Wat gaf lk er niet voor, dat gy Raoul
Steinrück heettetl"
De jonge graaf keerde een half uur later
vaa eèn jnorgenrlt tei'ug. Zoodra hy binnen
kwam, werd hem gezegd, dat de generaal
naar hem had laten vragen en vurig ver
langd had hem te spreken, en eenige minuten
daarna trad hy de studeerkamer binnen.
„Gy hebt my laten roepen, grootvader?"
vroeg Raoul, toen hy binnentrad. „Hebt gy
tydlng uit Steinrück?"
In plaats van oen antwoord reikte zyn
grootvader hem het telegram over.
„Leea zelf maarl"
Raoul doorliep het telegram en legde het
even op tafel.
„Een treurige, maar toch goen onverwachte
tyding. Na do laatste brieven moesten wy
er elk uur op voorbereid zyn. Gisteren zoidet
gy, dat gy in dit geval de stad niot zoudt
kunnen verlaten, daarom zal ik alleen, gaan
met myn moeder."
„Als gy kunt, ja!"
„Myn verlof Is geen zwarigheid," sprak
Raoul zonder eenig kwaad vermoeden. „De
ministor heeft het my zelf aangeboden, toen
hy hoorde hoe het in Steinrück stond. Ik
kan er elk uur over beschikken, om
„Uw aanstaande te troosten," vulde de
generaal aan.
„Zeker, ik heb daarop in de eerste plaats
toch wel recht."
„Hebt gy dat werkelyk nog? Dat zullen
wy zien!"
De Jonge graaf ontstelde by dezen toon,
maar zyn grootvader liet hem geen tyd te
raden waarvan er sprake was, en vroeg op
korten, gebiedenden toon:
„In welke verhouding staat gy totHeloise
Van Nerac?"
De vraag kwam zóó onverwacht, dat Raoul
eenige pogenblikken zyn tegenwoordigheid
van geest verloor, maar dan antwoordde hy
„Zy ls de zuster van myn vriend Clermont"
„Dat weet ikl Het schynt echter, dat zy
voor u nog meer is. Geen uitvluchten 1 Ik
verlaDg de volle waarheid I Kunt g(J deze ver
houding voor uw aanstaande verantwoorden?
Ja of neenl"
Raoul zweeg. Een leugenaar wa3 hy niot,
en hy kon ook niet liegen tegenover deze
dreigende oogen, die op don bodem zijner
ziel schenen te willen lezen en de waarheid
aan het licht wisten te brengen, hoeveel
moeite men ook deed, om zo te verborgeu.
„Dus tochl" sprak Steinrück sombor. „Ik
kon on wildo het niet gelooven."
„Grootvader
„Genoeg, ik heb geen antwoord meer
noodig. Uw stilzwygen was voor my duidolyk
gonoeg. Hoe is het toch mogolyk? Een bruid
als Hertha op te offeren en aan wie nog wel?
Hebt gy uw oogen of uw verstand verloren?
De zaak is even onbegrypelyk als laag."
Raoul bleef met op elkander geklemdo
lippou staan. Hy kon hot niet verdragen op
dergeiyke wyze uitgescboldon to worden, en
de heerschzuchtige toon prikkelde hem. Zyn
antwoord klonk dan ook moer trotsch dan
beschaamd
„Gy laadt alle verwyten op my, groot
vader, en toch draagt Hertha met haar terug*
stootende koelheid de voornaamste schuld
van onze vorwydenng. Zy kan niet lief
hebben 1"
„Daarin vergist gU u zeer," sprak de
generaal op bittoren toon. „Gy hebt haaf
liefde niet kunnen winnen, een ander ver
stond dat beter. Tegenover hem kent z.y
geen trots of koelheid, dien offert zy ge
willig haar gravenkroondie durft het wagen
haar een burgerlyken, eer eenmaal bevlekten
naam aan te biedenMichael Rodenborg 1
(IPordt vervolgd