Zaterdag SO September. A*. 1900 Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Adellijk en burgerlijk bloed. DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: :Vóor Lolden per 8 maanden; I I i It t f £l#J v Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd r(Jn 1.80. Franco per poat i i j i j I i I i i i li 1-6B- PRIJS DEB ADVERTENTTËN: Van 1 6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Ofllolëele Kennisgevingen. Inkomstenbelasting. Burgemeester on Wethouders van Loidon brengen in herinnering, dat met 8) Sept. a. e. de dtrdo termijn vervalt van de Inkomstenbelasting, dienst 1900, en dat alzoo op den lsten October i e. minstens de helft van den aanslag moot e\jn voldaan. 1 Z\j noodigen mitsdien belanghebbenden nit, om, ter voorkoming van vervolglngskosten, tot de betaling van het versohaldigde ten kantore van den Gemeente ontvanger over te gaan. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WA3, Burgemeester. 28 Sept. 1900. VAN HEY8T, Secretaris. In het Sociaal Weekblad wordt gewezen 'op oen leemte in de Schoolwet. Volgens deze wet toch, moet wel in elke gemeente gezorgd worden Yoor een genoeg zaam aantal scholen en kunnen naburige ge- 1 meenten met elkaar overeenkomen tot het oprichten van gemeenschappelijke scholen of tot het vaststellen eener regeling omtrent de toelating der kinderen uit do eene gemeonto I op scholen der andere, maar deze bevoegd heid van naburige gemeenten is geen ver- plichting. I Vaak is nu het gevolg, dat, in verband met zonderlinge grensscheidingen, menschen, in een uithoek hunner gemeente wonende, óf hun kinderen veel te ver moeten laten loopen Daar do school der eigen gemeente, óf een voor hun krachten to hoog schoolgeld moeten be talen in een aangrenzende gemeente. Het bericht van zulk een geval heeft ver leden week, vervolgt het Sociaal Weekblad, de ronde gedaan door do pers. Hot speelde op de grens van Oude-Tonge en Nieuwe-Tonge. Een arbeider, op het gebied van eerstgenoemde gemeente wonend, liet zijn drie kinderen gaan op de school der laatstgenoemde, vóél dichterbij. Maar daar had h(j, torwjjl voor gemeentonaren het schoolgeld 10 cents per week en per kind is, voor elk 30"cerrts-per~ week te betalen. Dat was op den duur ondoen lijk voor hem. Pogingen, om met gemeente- •naren te worden gelijkgesteld, bleven vruchto- [loos. Ten einde raad, wendde hij zich tot de Koningin, die nu voor twee kinderen per week 40 cents bijpast, terwijl de man zelf 20 cents betaalt. Hot oudste kind van acht jaren is van school genomen, opdat het jongste eenig onderwijs kunne genieten: de man schroomt om bij de Koningin ook voor het derde aan ,to kloppen. Niet ten onrechte schreef Eet Schoolblad: „Schoolverzuim is plichtsverzuim, maar schuilt het hier by den vader of by het gemeente bestuur van Oude-Tonge?" Evenmin ten onrechte de Arnhemsche Courant, dat Koningin Wilhelmina heelwat te doen kan krygen, als zy alle slachtoffers van gebrek aan overeen stemming tusschen aangrenzende gemeenten geldelijk wil bespringen. En hoe zal hel in dergeiyke gevallen wie er meer wil kennen, leze o. a. de jaar- overslagen der „gemengde commissie voor !onderwysbelangen" van de Maatschappy tot ;Nut van 't Algemeen en de vereenigiDg „Volks onderwijs" hoe zal het in dorgeiyke geval len gaan by invoering van do leerplichtwet? In die wet worden ouders en andere ver- 'zorgers van de hun opgelegde verplichting, de kinderen onderwys te doen genieten, vrij gesteld, wanneer zy voor dezen op eenige, binnen den afstand van 4 kilometer van de woning gelegen, lagere school, ondanks aan vrage tot toelating, geen plaatsing kunnen verkrygen. En op de vraag, by de behande ling der wet gedaan, of ouders strafschuldig zullen syn, wanneer zU wèl hun kind ge plaatst krygen kunnen, maar voor een school geld, hetwelk hun krachten te boven gaat, antwoordde de Regeering: „Als men niet in staat is het schoolgeld voor een school to betalen, is die school te beschouwen als een, waar geen plaats te verkrygen is." Onzes inziens volkomen juist. Maar zoo zal men, ten gevolge van een leemte in de school wet, dezen toestand krygen, dat aan den eenon de leerplicht tot een wetteiyken plicht is gemaakt, maar dat aan don anderen kant ouders daarvan wol moeten worden vrygesteld, dewyl gebrekkige overheidszorg hun het zich kwyten van hun plicht onmogeiyk maakt. Men zegge niet, dat ditzelfde in nog voel grooter mate het geval zal zyn in tweeërlei omstandighedenvooreerst wanneer school ruimte ontbreekt, ofschoon de afstandsquaestio goen rol speelt; In de tweede plaat6 voor zoover het ondoeniyk is, overal scholen te bouwen binnen vier kilometer afstands van vor afgelegen woningen. Hot eorstbedoelde zal geen gevolg zyn van do schoolwet, die in art. 16 ultdrukkeiyk voorsch i ij ft, dat er in elke gemeente „een genoegzaam aantal scho len" wezen.moet; en als in verschillende ge meenten de uitvoering van dit wetsvoorschrift tob dusver to wenschen heeft overgelaten, zal juist de leerplichtwet hoogcre besturen tot krasser ingrepen ter verzekering dier uit voering nopou. Het laatstbedoelde zal het gevolg zyn van niet te veranderen feitelijke omstandigheden: al gebiedt de Grondwet, dat „overal" van overheidswege voldoend onder wys gegeven worde, de grondwetgever kon niot voorsenryven het onmogelijke om oen 6chool le brengen onder ieders boreik, opk al ligt zyn eenzame woning orgons vor weg op de heide. Hier daarentegen heeft do wethouder schuld. Hy had gevallen, zooals er thans weer eens een op de grens van Oude- on Nieuwe-Tonge ia'yoorgekomon, kunnou verhinderen, door de in don aanhef dozer regelen aangeduide bevoegdheid van naburige gemeenten, óók wat het schoolgeld betreft, voor zooveel noo- dig om te zetton in een verplichting. En wat hy doon kan, dat moot hy te oor doen by invoering van den leerplicht. By de beloofde herziening der wet op het lager onderwys zal dan ook daarvoor naast heelwat méér dienen te worden gezorgd. Als een bewijs, dat monigmalen, wanneer ontwerpen van wet in voorbe reiding worden genomen, het nog langen ty d kan duren eerdat zy ingediend worden, moge dienen het navolgende, dat het Tijdschrift voor Armenzorg uit drie troonreden mededeelt. Uit de troonrede 1900. Van de gewichtige wetten, die in staat van voorbereiding zyD, zullen die tot betere voor ziening omtrent het armwezen.... u weldra bereiken. Troonrede 1S99. Van de verder in te dienen ontwerpen ver meld ik die betreffende.... de armenwet, enz. Troonrede 1897. "Wetsvoordrachten tot verbetering van maat- schappeiyke toestanden met name betref fende.... het armwezen zyn in bewerking. De Nieuwe Rotterdamsche Courant geeft een overzicht van de meest in het oog vallende punten der Indische begrooting en maakt daarby een paar opmerkingen over hetgeen daarop niet voorkomt. Zoo schryft het blad: De voornemens der Regeering ten aanzien van de ambtenaarsopleiding in Nederland zyn nog niot geopenbaard. Wy vertrouwen, dat ze alleen een goheitn zyn voor het publiek. Dat de Minister de noodzakeiykheid niet zou inzion, om, na tydelUke stremming tot oprui ming van een overcompleet aan adepiranten, terstond weer een gelegenheid te hebben voor hot vormen van personeel voor do toekomst, ware oen veronderstelling, beleedigond voor zyn gezond verstand. Wy durven verwachten, dat deze opleidingsplannen het kenmerk zul len dragen van het practlsch doorzicht van den Minister. En dan herinnert de Nieuwe Rotter daynsche Courant aan hetgeen de afgevaardigde Van Viymen verleden jaar sprak over de armoede van den Javaanschen landbouwer. Uit het antwoord, door den Minister ver leden jaar den afgevaardigde Van Vlijmen gegeven op diens klacht over de armoede van den Javaanschen landbouwer, bleek zegt het blad - behalve een meer optimistische beschouwing, dat het nemen van een proef met het schoppen van inrichtingen van land- bouwcrediet, „in enkele residential by voor beeld", genomen zou worden tot een onder werp van „gezet onderzoek." Van zulk een proef wordt nog niets vernomen. Volgens Indische dagbladberichten is ook het stroven, om aan de afpersingen der pandhuishouders eon eind te maken, door deze inrichtingen onder staatsbeheer te brengen, evenmin nog het stadium van proefneming ingetreden. Na een eerste onderzoek zou, volgens die berichten, deze aangelegenheid nu aan een ambtenaar van binnenlandsch bestuur ter bo- studeering zyn opgedragen. Van vooilvarendheid getuigt dit niot. Het getuigenis van ambtenaren van gewostelyk bestuur, die door belangstelling in hot lot van don inlander gedreven worden tot het aantoonen van verkeerdheden, wonifc maar al to vaak ter zydo gesteld met ia opmerking, dat op zulke bijzonderheden niet kan worden ingegaan, of mot do tegenwerping, dat hot heel iets anders ia, ondor elkaar in een ge nootschap te zeggen, dat men veel voor een zaak voelt, dan die zaak practisch te regelen. Reed3 in 1894 is de resident Fokkens be gonnen het nut en de noodzakeiykheid van landbouw-credietbanken aan te toonen. Sedert 1880 heeft de bladziekte, met den daardoor veroorzaakten achteruitgang der koffiecultuur, in veol streken aan de bevolking een bron van inkomen ontnomon. Daaraan is, tot zekere hoogte, to gemoot gekomen door het toestaan van reritelooze voorschotten aan koffieplanters; maar hot door de heeren Groeneveldt on Fokkons ingestelde onderzoek naar den oecono- mischen toestand der vreemde Oosterlingen heeft een schril licht geworpen op het euvel van den woeker in 't algemeen. Overal in Oostersche landen welig tierende, heeft deze kanker op Java nieuw voedsel ge kregen door het opheffen der opium- en der slachtpacht, waardoor een aantal Chineezen in den woeker een tak van bedryf zyn gaan zoeken. Het kwaad zetelt echter zoo weinig uitsluitend by de lieden van dezen landaard, dat volgens sommigen het geldleenen, tegeü uitzuigingsrente, door Arabieren het hard- vochtigst, door Chineezen het taaist, door Javanon het minst met gemeene streken en door Europeanen met het minste overleg gedreven wordt. Alles wordt tot pand ge nomen: buffels, oogst, de grond of particuliere landeryen, waar de inlander zyn erfpacht ver vreemden mag. Zoo ernstig is het hieruit voortkomende gevaar, dat volgens den heer Fokkens alle irrigatie daardoor met onmacht geslagen wordt. Al maakte de Regeering de eenzydige inzichten van den ingenieur Homan van der Heide tot de hare; al trok zy al haar bemoeiingen samen op het eene doel: verhooging van den ryst-oogst door bevloeiing op ruime schaal, dan nog zou de welvaart der bevolking niet duurzaam verzekerd zyn, zoolang een paar jaren van misgewas den terstond in geldgebrek verkeerenden inlander voeren zouden in de strikken der woekeraars, die hem tegen een rente van honderd tot tweehonderd percent uit den tydeiyken nood redden, om hem voor goed van have en goed te vervreemden. De heer Yan Yiymen heeft verleden jaar gezegd, dat by by elke begrooting op dit aanbeeld zal biyven hamoren, zoolang tot, naar zyn overtuiging, de oeconomische toestand van den landbouwer bevredigend zal zyn. "Wy zullen er dus dit jaar wel weder van ver nemen. Een verblijdend feit zullen wy het achten, indien uit iets anders dan woorden en adviezen blijkt, dat het kwaad erkend wordt en men zich aangordt om er tegen op te treden. Het weekblad Patrimonium zegt in antwoord op hetgeen dr. Bronsveld schreef in zyn joDgste „Kroniek" in Stemmen voor Waarheid en Vrede o. a. hot volgende: „Gaat het nu toch aan een beweging (waar men volkomen buiten staat) zoo te beoordeelen, zoo mannen, die zeggen, dat zy om Christus' wil handelen, te beschuldigen zonder een enkelen grond voor deze beschuldiging aan te voeren. Goddank, dat onze mannen leerden hun zaak meer aan God dan aan de Tweede Kamer toe te vertrouwen, anders had de heerschende politiek hen reods sinds jaren gedreven in de armen van sociaal-democratie en anarchie. Niemand in „Patrimonium" zal weigeren oot moedig te beiyden, dat wereldsche berekening in het dagelyksch leven vaak verdrong het vertrouwen op God, maar het oordeel daar over is niet aan dr. Bronsveld. Maar dat „Patrimonium" in de opsomming van enkele wenschen, die door medewerking der overheid moeten worden vervuld, naliet beiydenis van beginselen te doen, lokt den onbevangen toe schouwer niet uit tot een verklaring als dr. Bronsveld gaf. Dit program is niet oen program van be ginselen, het dient zich niet als zoodanig aan, maar is eon program, waarin eenvoudig onkole puuten van practlsche politiek worden besproken. Of de mannen van „Patrimonium" by do pogiDgen om de vervulling hunner wenschen to verkrygen zullen biy ven in de gehoorzaam heid aan Christus en Zyn Woord is oen vraag, waarop wy geen hooghartig antwoord zullen geven, maar wel kunnen wy eeriyk zoggen, dat velen in „Patrimonium" hiervoor zullen geven hun arbeid en hun gebed. In het soc.-deni. dagblad Eet Volk kwam dezer dagen een Paryscho correspondentlo voor van de hand van den bekenden socialist Vliegen. Men las daarin o. a. het volgende Éón punt vooral is er in de tegenwoordige grondwetten van alle landen, dat vreeselyk lastig is. In de grondwetten staat, dat ieder, wie hy ook zy, recht heeft op bescherming van persoon en goederon. Ieder, dus ook de onderkruiper by werkstakingen. Deze zaak kan en moot door een nadere wet worden geregeld, de werkstaking moet. een soort van wetteiyke instelling worden. Maar daartoe 13 eerst noodig, dat de vakvereeniging wetteiyk instituut zy en de deelneming er aan verplicht. Hot is de vraag: of daar ooit iets van komt, zoolang de socialisten niet de vol strekte meerderheid in de Pariementon bobben. Maar mogeiyk is het." Dus teekent De Tijd hierby aan in de grondwetten der verschillende landen moet de bepaling worden opgenomen, dat de „onder kruiper" (d. w. z. de man, die, als dit door een of ander comité of een arbeidersbond gelaat wordt, niet bereid is terstond zyn werk neder te leggen) het recht op bescherming van zyn persoon on goederen verloren heeft. Iedereen moet hem straffeloos kunnen be- rooven, mishandelen en doodslaan. „Nogal naïef klinkt de verklaring, dat het niet zeker is, of zoodanige bepaling ooit in de verschillende Grondwetten zal worden op genomen, zoo lang de socialisten niet de volstrekte meerderhoid hebben in de Parle menten. Men ziet intusschen, waar deze heeren ook zoogen. gematigden of parlementairen onder hen heen willen en wat de maat schappy zou te wachten staan, indien het hun ooit gelukte, ergens do baas te worden. Het bestuur van de grootste tirannen en despoten onder de Vorsten van den vroegeren en tegenwoordigen tyd zou zachtzinnig en vaderiyk moeten heeten, vergeleken by het dwangjuk en de dwingelandy van do socialis tische volksleiders." De rapporten der jongste algemeens Volkstelling, die tot heden zyn openbaar gemaakt, hebben nog niet voel meer geleerd, oordeelt De Tijd, dan wat bekend was uit dé jaarlyksche opgaven van de gemeentelijke statistieken omtrent den loop der bevolking. Dat het aantal Nederlanders in 70 jaar is verdubbeld; dat de percentsgewijze toeneming dor bevolking steeds klimt en gestegen is tot 131 procent, niettegenstaande de emigratie grooter is dan de immigratie; dat de groote steden nog grooter worden en sommige zooals Rotterdam, 's-Gravenhage, Haarlem, Amsterdam en Leiden haar bevolking in 80 jaar resp. met 58, 82, 27 en 24 procent hebben zien vermeerderen, en dat de hoofdstad in vergeiyking mot vroeger in aantrekkings kracht op de „buitenlui" begint te vermin* deren men wist dit alles uit de jaarcyfers van den burgerlijken stand. Wat evenwel de laatste Volkstelling heeft geleerd is, dat haar waarde zelve begint te verminderen, ófwel dat de burgerlijke stand goen betrouwbaar gegeven meer is voor het verschaffen van correcte cijfers. Hoe zou het anders mogeiyk zyn, dat te Amsterdam de uitkomst der telling op 1 Jan. tusschen de Volkstelling en de officieele registers een ver schil aanwyst van byna 13,000 zielen, nl. 12,708? Eén van beide: óf de bevolkings registers met hun totaalcyfer van 523,518 zielen zyn foutief, ófwel de volkstellers met hun uitkomst van 510,850 zielen hebben op lederen 100 ongeveer 21/, ziol overgeslagen. In dit laatste geval zou de vraag mogen gedaan worden: Waartoe dient dan do ge. heele rompslomp? Want het is, helaas, waar, dat in den Oujaarsnacht veel menschen niet 76) „Voor m(] Btaat niets te hoog, wat met inspanning van alle klachten te bereiken is. .Ik heb Hertha's genegenheid verworven," sprak Micha&l.koel. „Zij heeft zich gevoegd naar een familieraad, die over haar hand beschikt heeft, toen zy nog een kind was, en zy kon haar ondoordacht jawoord niet met een ongelukkig ;leven boeten. Van graaf Raoul is nauwelyks tegenstand te verwachten! In elk geval heeft hy het recht verloren, om voor zyn voormalige aanstaande in het strydperk te treden." 1 „Wat zegt gy daar? Wat moet dat betee- kenen?" stoof de generaal op. „Ik verzoek u wel, den graaf dat zelf te vragen. Daar Uw Excellentie, zoo ik zie, nog 'nieta van de zaak afweet, stuit het my tegen de borst als aanklager op te treden." „Maar ik wil geen halve woorden I Ik moet ■weten, waarvan hier sprake is. Spreek opl" „Van de verhouding van den graaf tot Eeioise Van Nérac." Stelnrück stond verstomd. Dat was dus het gevaar, waarvan hy een voorgevoel gehad had, zonder het te kennen. „Holoise Van Nérac?" herhaalde hy halfluid. „De zuster van den graaf Van Clermont! Jk heb dit geheim niet gezocht. Daarop geef jjk u mijn woord van eer! Slechts door een .toeval ben ik er achter gekomen. Hertha .eischt van den graaf slechts een woord terug, fiat hy reeds lang gebroken heeft, en ik zou my zeer vergissen, als hem de verbreking afloer verloving niot gewenscht is. De vrees voor zyn grootvader heeft hom er van terug gehouden self zyn woord terug te vordoren." Er volgde een oogenblik stilte. De slag kwam zóó onverwacht, dat do generaal eenige oogenblikkon behoefde, om zich te herstellen. Men kon het hem aanzien, hoe zwaar hem deze onthulling trof. „Ik zal Raoul rode doen verstaan," sprak hy eindelyk. „Geeft hy toe, dat de zaken zoo staan, dan heeft Hortha recht haar verloving te verbreken. U echter geeft dat goen hoop, want ik kan en zal niet toestaan, dat myn Hertha „Een Rodenberg huwt," viel Michaêl hem scherp in de rede. „Ik weet dat, Excellentie, maar ik moet er u aan herinneren, dat uw voogdyschap over weinige maanden afge- loopen is." Steinrück trad dicht voor hem. Nu flik kerden zyn oogen weder met het oude vuur en zyn stem klonk even gebiedend als ooit, toen hy sprak: „Myn voogdyschap, ja. Maar dan treedt het hoofd van het geslacht ln zyn rechten op en daarvoor zult gy u moeten buigen." „Neen," klonk het flzig terug. „MichaSll" „Neen, graaf Steinrück I Ik behoor niet tot uw familie, daarvan hebt gy my zooeven weder een bewys gegeven. Raoul mag zich zflner aanstaande onwaardig toonen, mag haar ontrouw zyn; hy blyft voor u toch de drager der gravenkroon, zooals ik voor u de zoon van oen gelukzoeker biyf, die zyn oogen niet tot een lid uwer familie opheffen mag, zelfs niet, als hy bemind wordt. Hertha denkt daar gelukkig andera over. Zy weet alles en is toch bereid myn naam te dragen." „En ik zeg dat gjj voor dezen naam nog by haar zult booten. Gy kent het trotsohe meisje niet. Zie van haar af." „Zoo lafhartig ben ik niet," sprak Michaêl met een half verachtelyken lach. „Ik ken myn Hertha beter. Wy hebben maandon lang met elkander gestreden als de bitterste vyanden en wisten toch beiden, dat wy elkan der liefhadden. Ik heb myn schoon, trotsch goluk mooilyk gonoeg veroverd, maar nu is het ook onherroepelyk hot myno. Onder het woeden van den storm heb ik myn bruid van den Adelaarswand gehaaldbeproef maar, ze my weder te ontrukken!" De koele, ernstige man was geheel ver anderd. Al zyn hartstocht schitterde uit zyn oogen, klonk uit zyn woorden on do laatste uitdaging slingerde hy byna zegevierend den graaf in het aangezicht, die hem weder aanzag met dien zeldzamen blik, waarin meer smart dan toorn lag. „Genoeg," sprak hy eindelyk. „Ik moet eerst met Raoul spreken. Gy zult nog nader van my hooren. Ga nul" Michael boog on ging. De generaal zag hem met somber gelaat na. Het was toch eigen aardig, dat zy nooit den vreemden toon behouden kondon, waarvoor beiden zioh toch zooveel moeite gaven. In het begin stona altyd de meerdere tegenover den mindere, zoo vreemd, of zy elkander nooit gezien hadden, en eigenlyk sprak toch altyd do grootvader tot zyn kleinzoon, al waren zjj ook ln den heftigsten woordenstryd. Ook nu weer scheidden zy met een wederkeerige oorlogsverklaring; maar toen de graaf alleen was, zuchtte hy: „Wat gaf lk er niet voor, dat gy Raoul Steinrück heettetl" De jonge graaf keerde een half uur later vaa eèn jnorgenrlt tei'ug. Zoodra hy binnen kwam, werd hem gezegd, dat de generaal naar hem had laten vragen en vurig ver langd had hem te spreken, en eenige minuten daarna trad hy de studeerkamer binnen. „Gy hebt my laten roepen, grootvader?" vroeg Raoul, toen hy binnentrad. „Hebt gy tydlng uit Steinrück?" In plaats van oen antwoord reikte zyn grootvader hem het telegram over. „Leea zelf maarl" Raoul doorliep het telegram en legde het even op tafel. „Een treurige, maar toch goen onverwachte tyding. Na do laatste brieven moesten wy er elk uur op voorbereid zyn. Gisteren zoidet gy, dat gy in dit geval de stad niot zoudt kunnen verlaten, daarom zal ik alleen, gaan met myn moeder." „Als gy kunt, ja!" „Myn verlof Is geen zwarigheid," sprak Raoul zonder eenig kwaad vermoeden. „De ministor heeft het my zelf aangeboden, toen hy hoorde hoe het in Steinrück stond. Ik kan er elk uur over beschikken, om „Uw aanstaande te troosten," vulde de generaal aan. „Zeker, ik heb daarop in de eerste plaats toch wel recht." „Hebt gy dat werkelyk nog? Dat zullen wy zien!" De Jonge graaf ontstelde by dezen toon, maar zyn grootvader liet hem geen tyd te raden waarvan er sprake was, en vroeg op korten, gebiedenden toon: „In welke verhouding staat gy totHeloise Van Nerac?" De vraag kwam zóó onverwacht, dat Raoul eenige pogenblikken zyn tegenwoordigheid van geest verloor, maar dan antwoordde hy „Zy ls de zuster van myn vriend Clermont" „Dat weet ikl Het schynt echter, dat zy voor u nog meer is. Geen uitvluchten 1 Ik verlaDg de volle waarheid I Kunt g(J deze ver houding voor uw aanstaande verantwoorden? Ja of neenl" Raoul zweeg. Een leugenaar wa3 hy niot, en hy kon ook niet liegen tegenover deze dreigende oogen, die op don bodem zijner ziel schenen te willen lezen en de waarheid aan het licht wisten te brengen, hoeveel moeite men ook deed, om zo te verborgeu. „Dus tochl" sprak Steinrück sombor. „Ik kon on wildo het niet gelooven." „Grootvader „Genoeg, ik heb geen antwoord meer noodig. Uw stilzwygen was voor my duidolyk gonoeg. Hoe is het toch mogolyk? Een bruid als Hertha op te offeren en aan wie nog wel? Hebt gy uw oogen of uw verstand verloren? De zaak is even onbegrypelyk als laag." Raoul bleef met op elkander geklemdo lippou staan. Hy kon hot niet verdragen op dergeiyke wyze uitgescboldon to worden, en de heerschzuchtige toon prikkelde hem. Zyn antwoord klonk dan ook moer trotsch dan beschaamd „Gy laadt alle verwyten op my, groot vader, en toch draagt Hertha met haar terug* stootende koelheid de voornaamste schuld van onze vorwydenng. Zy kan niet lief hebben 1" „Daarin vergist gU u zeer," sprak de generaal op bittoren toon. „Gy hebt haaf liefde niet kunnen winnen, een ander ver stond dat beter. Tegenover hem kent z.y geen trots of koelheid, dien offert zy ge willig haar gravenkroondie durft het wagen haar een burgerlyken, eer eenmaal bevlekten naam aan te biedenMichael Rodenborg 1 (IPordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5