der politie om haar In bewoging te houden en niet te laten stilstaan, vooral op de Bree- straat voor het Stadhuis. Het consigne was doorloopen 1 Tegen lialfelf kwam er meer lijdelijk verzet en ging het volk niet achteruit of de politie moest het daartoe dwingen. Toen trad de commissaris naar voren, maande het volk in «yn qualiteit aan, om uiteen te gaan, onder mededeeling, dat, wanneer daaraan niet vol daan werd, hij verplicht was krassere maat regelen te nemen. Toen dit niet hielp, wenkte hij het was nu halfelf de op eenigen afstand achter hem staande politie-agenten, aan wie bevel gegeven werd, de menigte met kracht uiteen te doen gaan. Het gevolg was dat velen kennis gemaakt hebben met de sabel en den gummi-stok, hetgeen later bleek, toen twee jongens van 18-jarigen leeflyd aan het politie-bureel kwamen met gelukkig niet ernstige verwondingen aan hot hoofd. Toen de charge was afgeloopen, was de zaak uit. Bovendien had ook de regen er toe mee gewerkt, dat velen reeds vooraf weder huis waarts waren gekeerd. Onder de menigto werden veel slagers jongens en -knechts opgemerkt. Het is nu te hopen, dat de nieuwsgierigen geleerd zullen hebben, dat hun aanwezigheid in zoo grooten getale aanleiding geeft tot wanorde en dat juist zjj de oorzaak zijn tot streng handelen der politie. Een persoon, die in het begin van den avond aan den Stationsweg een fiets op den schouder droeg en aldus eenigen tijd heen en weer liep, soms ook do brug en de singels opgaande, had niet veel, of liever in 't geheel geen succes om oploopjes te veroorzaken. „De eenling bleef er alleen, totdat hy eindelijk in het duister verdween." Wi) zagen hedenmiddag oen '2>vaal bord, aan te brengen op verschillende plaatsen der gemeente en waarop in witte /etters op blauwen grond wordt aangemaand om de dieren met zachtheid te behandelen en de vogels te sparen. Het bord ziet er netjes uit en naar wij vernemen is het bestuur der Yereeniging gaarne bereid er ook voor hen, die oen doelmatige bestemming or voor weten, beschikbaar te stellen. Een extra-trein der S.-S. -Mij. liep heden uit Den Haag naar Het Loo ter over brenging der paarden en rijtuigen van het Staldepartement ten dienste van het morgen aaü komend Hof. In de Gaslaan in Den Haag werd gisteren een vijfjarig knaapje, aldaar woon achtig, door een cokes-wagen overreden en onmiddellijk gedood. Het gerechtshof te 's-Graven- bage deed gisteren uitspraak in de zaak van den margarine-handelaar, door de rechtbank te Rotterdam deels vrijgesproken, deels ont slagen van rechtsvervolging, van het hem ten laste gelegde (het loveren van margarine voor natuurboter). Door het gerechtshof werd de exceptie van nietigheid der dagvaarding, door bekl. voor gesteld, verworpen; wat de hoofdzaak betreft, was het gerechtshof met de rechtbank van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewe zen was do ten laste gelegde verkoop van vervalschte waar, doch meende, dat de recht bank ten onrechte heeft aangenomen, dat het subsidiair ten laste gelegde bedrog niet straf baar was, omdat de verkooper reeds vooraf het voornemen koesterde do waar niet te betalen wanneer van bedrog mocht biykon en de zaak aan do politie aan te geven. Haar het oordeel van het Hof doen deze omstandigheden niets ter zake voor de straf baarheid. Op grond der aanwijzingen, voort vloeiende uit do opgaven van bekl., on de •getuigenverklaringen wettig en overtuigend bewezen achtende, dat bekl. aan de Ame rican Potroleum Company margarine op be drieglijke wijze (door listigo kunstgrepen) voor natuurboter heeft verkocht, veroordeelde het Hof den bekL tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met vrijspraak van het meer ten laste gelegde. Voor den Haagschen kanton rechter verschenen gisteren tal van plegers en 'pleogsters van spoorwegovertredingen, meeren- deels wegens het plaats nemen in een hoogere klasse dan waarop hun plaatskaartje recht gaf. Do verdediging van verscheidene beklaag den van do laatstbedoelde categorie gaf een 'doorloopende klacht te hooren over de con trole op het station aldaar op Zondagavon den of in het algemeen by grooten toevloed van reizigers. Volgens hen hangt het slechts af van de mindere of meerdere plichtsbe trachting of van de wisselende inzichten van de treinconducteurs, of reizigers die des onbe voegd in een hoogere klasse plaat6 nomen, .bekeurd worden of niet. Men deed vooral uitkomen dat de houding van conducteurs, die bij drukte het publiek zeer dikwijls too- voegen dat men kan plaats nemen naar ver kiezing, ja vaak een reiziger, die zoo men 't noemt op 't nippertje komt, in den eersten den beston wagon, onverschillig van welke klasso duwen, de meening doet ontstaan dat het publiek zich niet aan overtreding schuldig maakt. Op andere avonden intusschen, in gelijke omstandigheden, hoerscht er plotseling een contrólewoede, waarvan diegenen het slacht offer worden, die, te goeder trouw, door de afwijkende handelingen van andere conduc teurs in een andere klasse plaats namen. De kantonrechter gaf in het algemeen don raad zich met een klacht betreffende een en ander tot de directie der H. IJ.-S.-M. te richten, ofschoon hy ook niot verzuimde to doen uitkomon dat ook vaak by het publiok van kwade trouw blykt. Do ambtenaar van het Openbaar Ministerie vorderde geringe boeten. Men schryft aan de „Tel.'* uit Alfen aan den Rijn: 1 Niettegenstaande do ingezetenen van Alfen aan den Ryn aanhoudond klagen over do meer dan slechte verlichting in de kom dor gemeente en voornamelijk op de stationslaan, komt er maar 6teeds goen verbetering in dien ellondigen toestand. Zou er eerst een ongeluk moeten gebouren om de zoozeer gewenschte en hoog noodige 'vorbetering te krygen? Sommigen van de reizigers kwamen gister avond weer tot de treurige ontdekking, dat de lantaarns aan den stationsweg nog niet waren ontstoken, en kwameu daardoor op een minder aangename wyze in aanraking met de lantaarnpalen, en wanneer men nu weet, dat aan beide zy'don van dien weg een nogal breede sloot loopt, dan moet men toch 'erkennen, dat het meer dan tyd wordt, dat het gemeentebestuur de kosten voor zyn rekening neemt, noodzakelyk voor betere verlichting. De fentaarns toch worden op last van het gemeentebestuur uitgedraaid vóórdat de laatste trein ia vertrokken. Komt hierin geen verandering, dan kunnen ongelukken niet uitblyven. Betreffende het verdwijnen van den candidaat-notaris Van Walsem te Haarlem wordt van bevoegde zyde aan de „H. C." het volgende medegedeeld. „Na meermalen ongevraagd verlof te heb ben genomen, was hem door den notaris Willems aangezegd, dat hy zioh binnen een maand van een andere betrekking moest voorzien. Niettemin verwyderde hy zich eenige dagen daarna opnieuw en wel met mede neming van oen bedrag van 200 a 300 gulden uit de kleine kas, die hy onder zyn berusting had. Daar wellicht aan een ongeluk moest worden gedacht, aangezien de man, zelfs zonder afscheid te nemen van zyn klein gezin, de stad had verlateD, werd de officier van justitie van zyn verdwynen zonder orde op zyn zaken te stellen, in kennis gesteld, waar op onmiddeliyk door een inspecteur en een rechercheur van politie nasporingen zyn gedaan. Ongeveer een week daarna is de delinquent ter pastorie van zyn vader te 's-Gravendeel opgedoken. De medegenomen geldsom had hy op zyn zwerftocht geheel opgeteerd. „In het belang der geachte familie van den verdwenen candidaat werd de zaak zooveel mogelijk geheim gehouden. Nu zy echter toch is uitgelekt, stelde do betrokken notaris er prys op, ons de geheele toedracht mede te deelen, om voorgoed een einde te maken aan de vele geruchten, welke uit de eerste be richten zyn voortgevloeid." Omtrent het spoorwegongeluk by Utrecht deelt men nog mede aan het „Utr. Dbl.", dat voor den trein uit Den Bosch het eerste afstandssignaal (inrydsignaal) op veilig stond. Hy reed toon natuuriyk door. Het tweede afstandssignaal stond echter op onveilig, doch dit kon de machinist niet zien, daarliet uitzicht, vooral by avond, door een wachtpost belemmerd wordt. Toen hy vry gezicht kreeg, zag hy den locaaltrein en remde daarop mot alle macht. Vermoedelyk hoeft er iets aan de sein-inrichting, die ook in verband met de her stellingen aan de brug gewijzigd is, gehaperd. De sporen zyn woder in orde; de dienst is geregeld. Een knecht van een spekslager te Amsterdam sneed zich gistermorgen, toen hy een snymachlne bediende, twee toppen van zyn vingers af. Hy liep naar een apotheker aan den Nieuwendyk, die hem vroeg: „Waar heb je de toppen gelaten?" „Die liggen by m'n baas", was het antwoord. „Haal ze eerst," werd hem gezegd. Toen dit was geschied, werd de patiënt naar net gasthuis gezonden, waar hem hulp werd ver leend. (Een van de toppen is gehecht kunnen worden, aan den anderon vinger kon dit niet, maar moest nog eon gedeeltelijke amputatie plaats hebben.) (Tel.) Te Baarn is gisteravond door het weigeren der rem een goederentrein aan liet nieuwe station ontspoord. De locomotief reed het stootbord met vervaariyke kracht omver, duwde een dikken beuk op zy en kwam vlak voor do rails van de Soester paardentram tot staan. De schade is betrekkelyk gering. Op hot station te Apeldoorn liepen om 7 uren twee rangeertreinen op elkander, waar door gedurende een paar uren het verkeer op oen gedeelte van het terrein was gestremd. Gistermiddag is uit het kanaal te Maastricht opgehaald het lyk van J. Poters, beambte in het gesticht Calvariênberg. Hy was sedert verl. Vrydag vermist. Men vermoedt, dat hy, door de duisternis misleid, Vrydag- avond te water is geraakt. RECLAMES. 40 Cents per regel. 8142 7 Damast-Zijden-Japon ƒ0.00 en hooger, 12 Meter. Franco en vry van in voerrechten thuis. Monsters omgaandevenzoo van Zwarte, Witte en gekleurde „ileiine- berg-Zijde" van 45 Conts tot 11.10 p. M. €1. UENNEBEItG, zydcii-Eabrfkaut CK. li. K. liollO, Züricli. Gemeenteraad van Leiden* Zoo is dan een sinds lang aanhangige, voor onze gemeente zeer gewichtige quaestie opge lost. Met 18 tegen 9 stemmen is, overeen komstig hot voorstel van B. en Ws., besloten tot oprichting van een openbaar gemeentelyk slachthuis op het Raamland, aan den Mare- singel. Eerst ongeveer halfzes viel deze be slissing, dus te laat, om ze nog in ons nummer van gisteravond te vermelden. Aan het besluit ging een lange en breede discussie vooraf. De ry der sprekers werd goopend door den heer Van Hamel. Deze had de taak van rapporteur der 2de sectie niet dan onder protest aanvaard, omdat hy tegen het moei- ïyke daarvan opzag. Zy was hem evenwel vergemakkelykt door den verdienstelyken ge meente-secretaris, wien hy mode namens zyn mede-rapporteurs dank betuigde voor het correcte sectieverslag. (Applaus). De be kende nota van den heer J. P. J. Driessen en vier andere Raadsleden (door hem genoemd het verslag dor 4de sectie) was z. i. na het nauwkeurige sectie-verslag onnoodig. Hy wees er voorts op, dat doze nota en het sectie- verslag op verschillende plaatsen vry wel hetzelfde zyn en bestreed verschillende in die nota aangevoerde argumenten. Tegenover de bewering, dat het belastbaar inkomen dit jaar een tonne gouds is verminderd, wees hy, met een beroep op do statistieken vau den wethouder Juta, op do gunstiger jaren 1S90 1S99, bepaaldelijk op hot jaar 1896. Zich een voorstander van een abattoir verklarende, was hy echter tegon de plaatsing daarvan op het Raamland. Beter geschikt acht hy het Schuttersveld. De heer Fockema Andreae maakte zich be kend als het Raadslid, dat de uitdrukking „mode quaes:.v" in eon der secties had ge bezigd, echter in een gansch anderen zin, dan daaraan in do momoiie dor vijf Raadsleden was gegeveD. Hy bedoelde een quaestie, die in de mode is. De heer Van Kempen verklaarde zich een voorstander van abattoirs, doch stelde voor, de verdere behandeling van het voorstel tot oprichting van een abattoir uit te stellen tot een beter geschikt oogenblik, en wel op grond van het in Groningen gevoerde abattoir-proces, dat tot in hoogste instantie zal worden voort gezet. Dit voorstel, als een motie ingekleed, werd voldoende ondersteund. De Voorzitter moende zich krachtig te moe ten verzetten tegen uitstel van behandeling. B. en Ws. hebben den Raad met hun voorstel niet overvallen. Zoolang spr. Voorzitter van den Raad is, giDg er geen jaar voorby, waai in niet in de afdeolingen sterk werd aangedron gen op indiening van het abattoir-plan, en het was in een geheime zitting, na een ernstig debat over de vraag; wat de voorrang zou hebben, het abattoir- of het rioleeringsplan, dat door een tegenstander, thans wel de felste, sterk de voorrang werd gegeven aan het abattoir-plan. Uitstellen is niet wen6chelyk, opdat ook de slagers uit de onzekerheid gera ken, waarin zy sinds zoo langen tyd verkeeren. Daarby is gebleken, dat het abattoir-plan niet behoefde te wachten op het rioleeringsplan. Na nogmaals er op gewezen te hebben, dat het voorstel van B. en Ws. tot oprichting van een abattoir niet te vroeg is ingekomen, in aanmerking nemende den aandrang van alle kanten tot indioning van zulk een voorstel nadat doordr. De Jong, den inspecteur der vee- en vleeschkeuring, in 1897 rapport te dezer zake was uitgebracht, vroeg de Voorzitter: Wat kan de reden voor uitstel dan wol zyn? De gedachte is by hem gerezenMaakt men van deze quaes tie een politieke? Dit kan hy echter moeiiyk aannemen na de lezing van een beschouwing over abattoirs door mr. P. J. M. Aalberse in „Het Centrum" en het bericht in „De Standaard", volgens hetwelk abattoirs brood- noodig zyn. Ook wyst hy op de abattoirs in gemeenten, waar de meerderheid der bevolking katholiek is. Komende tot de rechtsvraag, merkte spr. op, dat een beslissing van den Hoogen Raad voor ons van geen beteekonis is. Mocht de uitspraak van den Groningschen kantonrechter worden gecasseerd, dan is er een wetswyziging noodig en deze zal dan zeker spoedig komeü. Spr. beschouwde de motie van den heer Van Kompen als den kapstok, om hieraan het abattoir-plan op te hangen. De heer Den Houter, zich bepalende tot de zaak zolf, achtte de toelichting, door den Voorzitter gegeven, onvoldoende. Hy weet niet, of de Voorzitter, sprekende van den felsten tegenstander, die met andere tegenstanders had aangedrongen op indiening van het abattoir plan, hem had bedoeld. Spr. had hierop echter aangedrongen, om zokerheid te bekomen, niet omdat hy overtuigd zou zyn geweest van de zegeningen van oen abattoir. Hy had hierby öok het oog op de jonge slagers, wien reeds thans vry strengo-eischen gesteld werden. Naar zyn meening heeft de Voorzitter blyk gegeven, dat de rechtsquaestie hem niet rustig laat. De Voorzitter heeft gelegenheid gevonden er do politieke quaestie by te halen. Spr. is allerminst bang, om te gelegener tyd de quaestie principieel te behandelen. Het geldt hier een za.ak, die diep ingrypt in de burgerlyke vrij heid, waarby naar hy meont academische beschouwingen ter zyde moeten worden ge steld. Wat het bericht uit „De Standaard" betreft, do Voorzitter zal toch ook wel weten, dat een nieuwtjesjager niet de Radactie is. De Voorzitter acht een beslissing van den Hoogen Raad van geen beteekenis, want als dit rechtscollege het proces van den Groning schen kantonrechter vernietigt, zal er wets wyziging komen. De heer Den Houter twyfelt niet aan de politieke vèrziendheid van den Voorzitter, doch hy vindt het beter te wachten tot or meer rechtszekerheid bestaat. Laat de Raad niet ingaan tegen wet, recht en billykheid. De heer Yan Kempen achtte de uitdruk king „kapstok", door den Voorzitter gebezigd, geen aangename. Ook meende hy er op te moeten wyzen, dat zyn motie er niet geko men is door den drang van anderen. De heer Drucker zou, indien btf overtuigd was, dat alleen juridische twyfel aan de be voegdheid van B. en Ws. de tegenstanders vorontrustte, in overweging geven, een paar maanden met de behandeling der zaak te wachten, doch hy is tegen uitstel, omdat de feiten hot tegendeel bewyzen. Over eenige maanden zullen precies dezelfde meoningsver- schillen biyken bestaan. Men zal niets winnen; waarschyniyk zal de stryd tusschen voor- on tegenstanders nog sterker worden. Spr. wees hierby ook op ingezonden stukken in de bladen en de gehouden volksvergadering. Hy vindt het beter, dat de zaak tot oon beslissing komt. Do bevoegdheid der gemeente besturen tot oprichting van slachthuizen is niot betwist; die bevoegdhoid komt eerst ter sprako by het maken der verordeningen, welke door de oprichting van een abattoir worden gevorderd, en die bevoegdheid acht de heer Drucker niet aan redelyken twyfel onderhevig. Volgens een volksblad zal hot Groningsche proces tot in hoogste instantie worden voort gezet en zullen de kosten worden gedragen door Leidsche slagors, die door een abattoir gedreigd worden. Hy weet niet of dit waar is, maar kan verklaren, dat in Groningen iedereen vry wel is ingenomen met oen slacht huis en men daar zegt: Laten die Leidsche heeren maar procedeeren. Voorts merkt hy op, dat het weinig tyd zal duren of er zal oen wet komen, dio zich duideiyk uitspreekt omtrent de bevoegdheid der gemeentebesturen tot oprichting van een abattoir. Ten slotte acht hy oen abattoir wenscheiyk en noodig uit medisch oogpunt, Do heer Den Houter vroeg: Zal er over eenige maanden, als de Hooge Raad beslist heeft, niets zyn gewonnen? en antwoordde: In alle geval rechtszekerheid. Voorts vroeg hy, wat de heer Drucker kan hebben tegen een volksvergadering als die van deze week in de StadszaaL Hff dacht, dat de heer Drucker niot bang was van voorlichting van het publiek. Mag een predikant, die ook juridische bekwaam heid heeft, zulk een vergadering niet leiden of mag dit alleen geschieden door iemand, die van hot gevoelen van den heer Drucker is (Applaus van de publieke tribuneioaarom de Voorzitter stille gebiedtmet de bedreigingdat hy anders de tribune zal laten ontruimen.) De heer Drucker antwoordde, een voorstan der te zyn van de bespreking der publieke zaak, maar aan die openbare bespreking moet toch eens een eind komen. Het publiek heeft twee-en-een-halve maand tyd gehad, om zyn meening te uiten. Hy erkent niet de autoriteit eener volksvergadering, wat betreft de uit legging van art. 4 der Hinderwet, ook al ia een aohtenswaardig man voorzitter. Nadat de heer Pera verklaard heeft, van het begin af aan een tegenstander van het abattoir te zyn geweest, komt de motie van den heer Van Kempen, om de behandeling tot een beter geschikt tydstip uit te stellen, in stemming. Zy werd verworpen met 18 tegen 9 st., die der heeren De Lange, A. J. Van Hoeken, Pera, Den Houter, Van Kempen, Van Dissel, P. J. Van Hoeken, J. P. J. Driessen en Kerstens. Thans was aan de orde de beraadslaging over het voorstel van B. en "Ws. De heer A. J. Van Hoeken kwam nog eens op de rechtsquaestie terug, en verklaarde tegen het voorstel te zullen stemmen, omdat lo. hier een uitstekende vleeschkeuring bestaat, 2o. de hygiënische quaestie door een abattoir alleen niet wordt opgelost. Tot steun van dit tweede motief wees hy op het adres van dr. Braakenburg van Backum en andere burgers van Leiden. De heer Van Rhyn zou niet uitweiden over de hygiënische gronden, waarop een abattoir door de voorstanders wordt verdedigd; dit was z. i. voldoende geschied in de gewisselde stukken. Hy verklaarde zich sterk voor een abattoir uit hygiënisch oogpunt, trad in be schouwingen over het adres der slagers aan den Raad en bracht het Dagelyksch Bestuur der gemeente Leiden hulde voor diens streven, om de hygiënische belangen to bevorderen. De heer De Lange had met instemming gehoord de woorden van den heer Van Hamel, wat betreft het sectie-verslag. Hy merkte op, dat de nota der vyf Raadsleden geen verbetering, doch slechts een aanvulling was. De feiten bewyzen genoeg, dat de vleesch keuring door een abattoir niet beter zal worden. Er is vee in Leiden afgekeurd, dat in het Amsterdamsche abattoir werd goed gekeurd. Een goede keuring hangt af van het personeel, dat keurt. Hy zou den naam kunnen noemen van een persoon, die geregeld afgekeurd vleesch uit Leiden naar Amsterdam vervoert. Nog andere argumenten werden door hem tegen de oprichting van een abattoir aangevoerd en ook bestreed hy het betoog van den heer Van Rhyn op sommige punten. Ten slotte motiveerde hy zyn stem tegen het voorstel van B. en Ws. aldus korteiyk: een abattoir is overbodig voor deze gemeente en te bezwarend voor de slagers. De heer Van Kempen, hoewel voorstander van abattoirs, zou tegen het voorstel van B. en Ws. stemmen, omdat hy bezwaar maakt met het oog op het tydstip. Hy had in zyn motie den Raad gelegenheid gegeven, do zaak uit te stellen. De heer P. J. Van Hoeken, hoewel een voorstander van abattoir mot vJoeschhal, was togen het voorstel van B. en Ws omdat hy 6chroomt, zulk een zwaren last op de schou ders der burgery te leggen. Indirect toch zullen de kosten van een abattoir betaald worden door do burgery. Nadat de heer Van Rliijn den lieer De Lange geantwoord had, beantwoorddo do heer Den Houter de opmerkingen van do heeren Van Hamel en Fockema Andreae. Dat de nota der zoogenaamde 4do sectie onnoodig werd genoemd, kan hy niet begrypen. Daarmwerd gesproken van de onvolledigheid van een, niet van „het" sectie-verslag. Die nota was noodig om een regelmatig overzicht te geven van de bezwaren der vyf Raadsleden. Spr. merkte op, dat de uitdrukking „mode-quaestie" niot is uitgelokt door andere leden en gaf het verband aan, waarin zy door den heer Fockema Andreae was gebezigd. Hy vindt het eon dure mode, die f 400,000 zal kosten. Verder bestreed de hoer Den Houter verschillende beschouwingen van den heer Van Rhyn. Vellenploteryen en wolpakhuizen zyngevaariyk uit hygiënisch oogpunt, want daarin komon veel ratten voor, die in de toekomst groot gevaar kunnen veroorzaken voor ziekten. Dat kleedenklopporyen niot gevaarly k zyn, wenschte de heer Den Houter door zyn collega te zien toegelicht. Hy vroeg hem te bewyzen, dat stof niet schadeiyk is voor do gezondheid. Wat de meening van den heer Van Rhyn betreft, dat aan het bezwaar, dat de desinfectie- inrichting te „Endegeest" tegen het wasch- en drooghuis staat aangebouwd, by besmettelyke ziekte zou kunnen worden tegemoetgekomen door verbranding der besmette goederen, merkte de heer Den Houter op, dat men deze methode dan ook wel vroeger had kunnen toepassen, waardoor dan de kosten van een desinfectie-oven hadden kunnen worden be spaard. De heer Van Hamel bracht het adres van den heer A. C. v. d. Akker on andere vee houders, om uitbreiding der veemarkt, ter sprake. Door dat adres is z. i. de zaak van het abattoir in een ander stadium ge bracht, Hy ontleende er den grond aan voor een amendement, om het abattoir op te richten op het Schuttersveld. Hy voegde hieraan uit- drukkeiyk toe, dat dit amendement van geen vyandige strekking is. De heer Van Rhyn vond het teekenachtig, dat een onschuldige uitdrukking als „mode- quaestie" gebruikt wordt, om er munt uit te slaan. Hy lichtte voorts eenige door hem vroeger aangevoerde argumenten toe en acht de vellenploteryen niet zoo schadeiyk als de slachteryen. Wat de kleedenklopperyen betreft, merkte de heer Van Rhyn op, dat de kleeden komen uit de woningen der gegoeden. (Gelach). Den heer Den Houter speet hot, dat de heer Van Rhyn het noodig vond, den heer Fockema Andreae ter hulp te koinen. Hy verwonderde zich over het argument, dat de kleeden uit de woningen der gegoeden komen. De Voorzitter achtte dit laatste geen zaak om hierop in te gaan. Er volgden nu eenige oogenblikken van stilte, waarm niet gesproken werd, waarop de heer Den Houter heel laconisch vroeg: Mynheer de Voorzitter, ben ik nu ineens van het woord af? (Gelach.) Nadat de Voorzitter den heer Den Houter weer verlof had gegeven door te gaan, kwam deze nog eens op de hygiënische quaestie terug. Door den heer Pera werd de wenscheiykheid der keuring van voedingsmiddelen ter sprake gebracht. De heer Aalberae beschouwde de abattoir quaestie als een gewichtigo, en ontkende, dr^ ze door de katholieken tot een party quaestl/ zou zyn gemaakt. Hy wees op do stedei Roermond, Nymegen en Maastricht, allo met een overwegend katholieke bevolking, waar abattoirs zyn. Voorts vestigde hy de aandacht op hetPruisi8che katholieke gemeénte-program, waarin van de oprichting van abattoirs wordt gesproken als van een „gewichtige, social- politische Aufgabe". Al is spreker een voorstander van een abattoir, toch wil by niet ontkennen, dat er groote bezwaren aan verbonden zya. Met de beantwoording der vraagwegen de voorvoelen op tegon de bezwaren? heeft de politiek niets te maken. De heer Aalberse wees op een tweetal bezwaren: Allereerst dat, dat door de concentratie van het bedryf het toozicht ln de stad zal verzwakken. Dat bezwaar is slechts schynbaar gebleken. De controle in de stad zal zelfs kunnen worden verscherpt. Een ander bezwaar, dat aan de slagers geen schadevergoeding zal worden gegeven, is on gegrond. De Pruisische wet kent schadevergoeding too, doch het Duitsche katholieke gemeente- program zwygt daarvan. Welke schade wordt door de slagera door de oprichting van een abattoir geleden? vroeg spreker: Het ant woord luidt: het bedrag, dat de eigenaren van slachtplaatsen uitgeven, om die gebouwen voor een ander doel te kunnen gebruiken of verhuren. Van dit bedrag moet echter afgetrokken worden wat noodig is geweest, om de slachtplaatsen zoo in te richten, dat ze aan de eischen beantwoorden, die zouden worden gesteld, wanneer niet tob de oprichtiug van een abattoir werd overgegaan. Spr. houdt zich aan den regel van den grooten Thomas van Aquino: het particuliere belang is aan het algemeene ondergeschikt. Gedachtig aan don eed, door hem als Raadslid afgelegd, dat hy de belangen der gemeente met al zyn vermogen zal voorstaan en bevor deren, meent hy niet anders dan zyn stem vóór het abattoir en dus voor het voorstel van B. en Ws. uit te mogen brengen. De heer Kaiser zou tegen het voorstel van B. en Ws. stemmen. Er zyn z. i. noodiger zaken, die tot stand moeten komen. Er volgde nu eenige discussie tusschen den Voorzitter en den heer Den Houter over de vraag, welk voorstel het eerst in stemming zou worden gebracht: dat van B. en Ws. of dat van de meergenoemde vyf Raadsleden. Beide heeren waren het absoluut met elkaar oneens. Het kwam evenwel nog niet tot stemming. Do heer Don Houter maakte nog eenige op merkingen naar aanleiding van het door den heer Aalberse gesprokene. Hy wil niet ont kennen, dat er ook een politieke kant aan de aanhangige quaestie is. Voorts meende hy er op te moeten wyzen, dat de Katholieke Neder landers niet alleen Katholiek, maar ook Neder landers zyn, en dat wy ons hier niet, zooals in Pruisen, laten „massregelen". Hy bestreed verder de argumenten van den heer Aalberse. Had deze zich beroepen op den grooten Thomas, de heer Den Houter beriep zich op een ander gioot man, geen heilige, prof. Opponhcim, die overheidsbemoeiing een vergif noemt. Hoe minder dit wordt toegodiond, hoe beter. En wordt het toegediend, dan moet dit ge schieden op oordeelkundige wyze. Spreker bleef de oprichting van een abattoir noemen: niet onafwysbaar noodig, on billy k en onrecht vaardig. De Voorzitter we os er op, dat er zooals ook door de tegenstanders van een abattoir is erkend veel smokkelarij is in het slagers- bedryf. Het verwonderde hem, dat do heer Den Houter den menschen, die zich hier aan schuldig maken, eigen contróle op hun bedryf wil doen behouden. De nota der vyf raadsleden bevat niets nieuws. De onderteekenaars verkia- ron, dat *y gaarne voor de billyke eischen der hygiëne buigen. Hy acht het noodig, dat het stuk ook ge- teekend werd door dr. Don Houter, anders zou hy aan de waarheid dier verklaring ge- twyfeld hebben. In medische kringen is juist op grond der hygiëne het groote nut van een abattoir erkend en in het adres van dr. Braakenburg van Backum c. s. wordt gewezen op het feit, dat het nut van een abattoir be rust op hygiënische gronden. Zy vragen dan ook alleen uitstel uit een financieel oogpunt. Nagaande de financieel© zyde der quaestie, noemde do Voorzitter f 41000 een legende; die f 41,000 toch moeten worden verminderd met het honorarium (f 7000), dat thans wordt betaald aan den inspecteur en de ambtenaren der vee- en vleeschkeuring, de kosten, die de slagers thans hebben te betalen aan huur van slachtplaatsen, en alle onkosten, aan licht, onderhoud, enz. Spr. gelooft, dat de kosten, die de slagera thans hebben, zyn to schatten op een bedrag van f 00.000. Financieel, gelooft hy, zullen de slagers er door een abattoir op vooruit» gaan. Een gevolg van het abattoir zal mis schien zyn verhooging dor vleesch- en spek- pryzen. Doch dan zal het vleesch per pond slechts 1, het spek ongeveer 0,9 ct. por pond duurder worden. Dat de slachtloonen in Rotter dam zoo laag zyn, wordt verklaard door het gemis van een koolhuis en door den grootea exporthandel. Wordt deze naar den Hoek van Holland verplaatst, dan zullen echter ds slachtloonen te Rotterdam wel worden ver hoogd. Spr. vroeg of de onderteekenaars der nota ook geen kunststukjes hebben gebruikt, door aan alle ingezetenen te prediken, dat de gemeente op onverantwoordelyke wyze met het gold van een deel der burgery speelt. Dit noemde de Voorzitter een onwaardigea zet, een opruiende beschuldiging. Hy acht het een ramp, dat Raadsleden zoo iets durven zeggon. Op het oogenblik gaat Leidon niet in bevolking achteruit en een vermindering van f 100,000 aan belastbaar inkomen is voor oen aanzieniyke gemeente als Leiden niet zoo groot. Beter zou de Voorzitter het achten, als de heeren vertelden, dat de belasting hier het laagst is van alle groote gemeenten, dat de gasprys hier zoo laag is, en het schoolgeld zoo billyk en matig. Hierdoor zoudon zy menschen in de gemeente lokken. Den heer. Kaiser merkt de Voorzitter op, dat altyd, als men iets wil tot stand brengen, dat nuttig is als argument wordt aangevoerd, dat er noodiger zaken zyn. Do heer Pera zeide, dat hy als onder-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 2