A" 1900 N*. 12442 Zaterdag 15 September. geze «Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blr I. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Atleilijk en burgerlijk bloed. PRIJS DEZER COURANT l (i Voor Leiden pér 8 maanden; i k r~\fl.V£ i Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zt]n 1-30. i Franco per post i t S t i I t 1>65- PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1-8 rogels 1.05. Iedere regel moer f 0.17|. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor hot incassoeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. In De Vaderlander wordt nog eens met klem (Van woorden betoogd, hoe y d e 1 wetten iz onder zeden zyn, d. w. z. die niet rusten op de zeden, die niet gedragen worden door ido volksovertuiging, dat hun handhaving hillyk en goedgewenscht en noodzakelijk, rechtvaardig en in het belang des volks is. 'Zy worden of zijn aanstonds krachteloos. Zij worden ontdoken, kunnen niet uitgevoerd of 'gehandhaafd worden. Zij zijn eigenlijk van den (aanvang doodgeboren. IJdel zal dan ook de Drankwet zijn, waar- ,van tot dusver eigenlijk het grootste gebrek 'is geweest niet, dat haar bepalingen zoo slap zyn, maar dat zij te weinig rust op de zeden, indien niet de zoden veranderen. "Wat zal, i vraagt De Vaderlanderde krachtigste drank- .wet vermogen, indien onder hen, die den toon aangeven, het gevaar van den alcohol niet 'boseft en dat besef niet getoond wordt? Onze wet op het Middelbaar Onderwijs rogelt, gelijk de Nieuwe Rotter damschc Courant in herinnering brengt, het eigenlijk vakonder wijs niet. Maar gaandeweg heeft zich, met name op het gebied van het teekenen, •de behoefte aan meer gespecialiseerd vak onderwijs, en in verband daarmee aan hier- ;mede verband houdende akten van bekwaam heid der onderwijzers sterker doen gevoelen. Vooral de ambachtsscholen brachten deze be hoefte sterk op den voorgrond; en ook het onderwijs der burgeravondscholen en aan de teeker.scholen ontwikkelde zich meer en meer in de richting van gespecialiseerd vakonderwijs. Do wet op het M. O. kent eigenlijk slechts één akte van bekwaamheid voor schoolonder wijs in het teekenen, omvattende: het hand- teekenen, het rechtlijnig teekenen en de perspectief. Thorbecke, getrouw aan de bedoeling dei- wet, die hy tot 6tand bracht, stelde dan ook slechts één akte M voor het teekenen vast, die alle drie genoemde onderdooien omvatten. Minister Heemskerk hief in -1868 bij Kon; besl. de akte M op en stelde er twee voor in do plaats: M' voor het handteekenen en Ml voor het rechtlijnig teekenon en de perspec tief. In 1S85, andermaal onder minister Heems- ;kerk, kwam een nieuwe wijziging en aan vulling, die er van maakte een akte Ml voor ihandteokenen en perspectief en een akte Ms Ivoor rechtlijnig teekenen en perspectief. De splitsing der akte in twee akten was, naar de meening der Nieuwe Rotter damsche Courant, ongetwijfeld in strijd met de bedoe ling van den wetgever. Ook de tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken verklaart, zegt zij, dat het „aan twijfel onderhevig mag worden geacht, of de in 1868 ingevoerde splitsing wel op wetteljjken grondslag be rustte." Toch heeft ook deze splitsing niet in de jbehoefte kunnen voorzien. Men drong op verdere splitsing aan, vooral met het oog op de verschillende eischon der bouwkundige en werktuigkundige vakken. Vandaar de wet s- fw ij z i g i n g, thans door minister Borgesius voorgesteld, die volgens het blad de zaak in bevredigenden zin oplost. Wil men den geest der wet geen geweld aandoen, dan is een wijziging de eenig juiste oplossing. En nog te meer, nu het in de bedoeling ligt de akten te splitsen naar het versclullend vak-teekenonderwijs, dat de verkrijger er van zal mogen geven, welk onderwijs bjj onze wet op het M. O. niet geregeld is. Wordt het voorstel van minister Borgesius tot wet verheven, dan zal in het desbetreffend artikel gesproken worden alloen van „het teek enen", terwijl een aan het artikel nieuw toegevoegde alinea bepaalt, dat „by algemeenen maatregel van bestuur do akte gesplitst wordt in onderscheidene akten, in de programma's waarvan tevens voor zooveel noodig het boetseeren kan worden opgenomen voorts wordt daarbij do bevoegdheid voor het geven van onderwijs bepaald, welke aan het bezit van elke dezer akten verbonden is." Dat de verschillende teekenakten niet in de wet zelve worden opgenomen, verdedigt de Minister op grond, dat het vakonderwijs, waarvoor sommige dier akten bestemd zijn, in de regeling dor thans nog vigeerende wet op het M. O. niet begrepen is. Dit argument lijkt der Nieuwe Rolterdamsche Courant niet bijzonder krachtig. De wijziging, die de Minister de wet wil doen ondergaan, geschiedt volgens zijn eigen verklaring voor een groot deel om aan de behoefte van het vakonderwijs te voldoen. En of men nu in de wet op het M. O. zelf de afzonderlijke akten voor dit vakonderwijs opneemt, of ze regelt bij een Koninklijk besluit, dat op grond van het gewijzigd artikel dier wet genomwi wordt, maakt principieel geen verschil, Bi beide gevallen in het eene direct in de wet, in het andere indirect op grond van de wet u dt geregeld wat, naar de oorspron kelijke bedoeling van den -wetgever, buiten de wet viel. Hot blad ziet or echter geen bezwaar in, dat van do oorspronkelijke bedoeling van den vroegeren wetgever door den tegenwoordigen wetgever wordt afgeweken, waar dit geschiedt niet door toepassing van de wet togen haar oorspronkelijke bedoeling, maar door de wet zelve op dit ééne punt te wijzigen. Toch keurt het blad het niet noemen der afzonderlijke akten in de wet goed. Eventueele later door de behoefte geöischte wijzigingen worden er gemakkelijker door gemaakt. Dat by do vaststelling der programma's voor de in te stellen akten de voorlichting :van bevoegde personen onontbeerlijk zal zyn, behoeft, besluit het blad, wel geen betoog. Met instemming vernam het dan ook uit de Memorie van Toelichting, dat de Minister voornemens is de voorlichting van een des kundige commissie in te roepen, alvorens tot die vaststelling over te gaan. In de „Kroniek" van het September-nummer der Stemmen voor Waarheid en Vrede schryft dr. Bronsveld, dat het onlangs door „Patri monium" vastgesteld program „een hoogen dunk geeft van de ontwikkeling dezer werkliedenvereenigin g". Onderwys, kiesrecht, al of niet vrye han del, onteigoningsrecht, ja wat niet al komt in hun program van eischon voor, en er wordt op beslisten toon over gesproken. Deze werklieden hebben het schynbaar veel verder gebracht dan menig ontwikkeld man, die nog lang niet gereed is met de oplossing van menig vraagstuk; maar „Patrimonium" is allen twyfel te boven, en weet waar het heen moet. Het is benijdenswaardig. Ik hob, om zoo te zeggen, gestaan by de wieg van „Patrimonium", maar had nooit gedacht, dat er zulk oen politicus uit het wicht zou groeien. Myn vriend, wyien de goede heer Julien "Wolbers, dio de vader van „Patrimonium" heeten mug, heeft dat zeker ook nooit gedroomd. Ook trof ons in dit program de afwezigheid van eenige heenwyzing naar Christus of Zyn "Woord. Het is maar: „Patrimonium" vraagt, en „Patrimonium" begeert, en „Patrimonium" wenscht. Voorts worden hier enkel stoffelijke dingen begeerd, het onderwys uitgenomen. Maar ook by dit geesteiyk goed wordt verlangd, dat de arbeider er „wettigen invloed" op kan uit oefenen. Hoe rechtmatig ik ook veel wenschen van „Patrimonium" vind de geest, die uit dit stuk spreekt, maakt op my een ongowensch- ten indruk. Ik mis er den geest in van het Evangelie, dat door Groen werd gesteld tegen over de revolutie, maar dat hier wordt ver vangen door een politieke actie. Verwacht men soms meer van de Tweede Kamer dan van de binnenkamer? O, beide staan voor Christenen open, om er te stryden voor Gods koninkryk; maai* de binnenkamer is de voor naamste." De Standaard verheugt zich over het be rioit van „Patrimonium" in zake federatieve vak organisatie. Na de voordeelen hiervan uiteen gezet te hebben, besluit het blad: „De stryd voor de belangen van den wer kenden stand is nu eenmaal aangebonden, en kan niet rusten. Hoe doortastender ook „Patrimonium" aan dien stryd deelneemt, des te krachtiger zal ook het Christeiyk element by dien stryd vei tegenwoordigd zyn. Een energiek „Patrimonium''en een krachtige „Roomeche Volksbond" zyn do vanzelf aan gewezen middelen, om de voortwoekering van het socialisme onder den werkenden stand te stuiten. En dat „Patrimonium" daarby de geestdrift ook voor het arbeids-ideaal in Christeiyken zin niet zal blusschen, daarvoor is do trouw, waarmoe het Gods Woord steeds eerde, ons profotie en waarborg." Do Stichtschc Courant waarschuwt „Patri monium" tegen de „politieke klip". Het is trouwens reeds de tweede maal in eenige weken tyds. Schreef het blad onlangs, dat de klip vooralsnog gelukkig r ontweken was, thans moent het, dat waarschuwen toch noodig b 1 y f t. Zoo vond het in het orgaan van den Bond het besluit der jaarvergadering aldus om schreven en aangevuld: „Patrimonium" zal zich met zyn program wenden tot de genoemde (de drie Christeiyk- Protestantsche partyen), in de hoop, dat de punten van zyn program by samenstelling der verschillende programma's zullen wezen." Met deze omschryving kan het blad geheel mstommon. Maar dan volgt doze aanvulling: „Slaagt dit pogon niet naar wensch, dan zal hot Verbonds'oestuur zich wenden tot de verschillende candidrten, opdat het hun ge voelen kenne. De stem van „Patrimonium" zal in beide gevallen gegeven worden aan de party of de candidaten, die blyken de denkbeelden van „Patrimonium's" program voor te staan." De Stichtsche Courant teekent hierby o. m. aan: „Het wil ons voorkomen, dat wat in de beide laatste zinsneden wordt gezegd, zoo het metterdaad zou worden uitgevoerd, „Pa trimonium" in minder dan geen tyd in een politieke vereenlging zou doen veranderen, al ligt dit op dit oogenblik ook nog niet in de bodoeling. Wanneer het Bondsbestuur zich gaat wenden tot de candidaten der verschillende partyen, om hun het „program van actie" van „Patrimonium" voor te leggen, is dit toch gansch iets anders dan wanneer het zich wendt tot de verschillende politieke partyen vóór de samenstelling der programma's van actie. Dit laatste heeft ten doel voorlichting op een terrein, waarop „Patrimonium" thuis is, opdat de partyen, wier beginselen aan die van het Verbond verwant zyn, by het op stellen harer programma's van actie van die voorlichting kunnen gebruik maken. Het stellen van vragen daarentegen heeft ten doel rechtstreeks invloed te oefenen op de verkiezingen. Doel van het doen van vragen aan candi daten of kiesvereenigingen is, hen, die be vredigend antwoorden, vanwege „Patrimonium" aan te bevelen en de anderen niet, geiyk dan ook uitdrukkeiyk wordt erkend. Hiermede nu treedt „Patrimonium" openiyk als kiesvereeniging op." Hot blad spoort verder „Patrimonium" aan zich op geenerlei wyze als vereeniging in den pohtfeken stryd te laten betrekken. Het Limburgsche Kamerlid dr. Nolens heeft in de Venloosche Courant mr. S. Van Houten eens oven onder handen genomen, naar aan leiding van wat die ex-staatsman onlangs weer eens schreef in een Staatkundigen Brief (den voorlaatsten). Dr. Nolens merkte terloops op, dat de schryver zich „by nadere inzage" niet ver eenigen kan met het beginsel der Onge vallenwet. „By nadere inzage want dat beginsel is hetzelfde als dat van het ontwerp, dat onder het ministerie-Röell—Van Houten door de ministers Van der Sleyden en Van der Kaay werd ingediend, en waarmodo de heer Van Houten in den ministerraad toon wèl vrede schynt gehad te hebben." Men weet, dat de Staatkundige-Brief-schry ver by deze gelegenheid de geheele sociale wet geving, en de arbeidersverzekeringen in het byzonder, armenzorg heeft genoemd. „Nu wordt natuuriyk door de arbeiders verzekeringen armenzorg voorkomen, geprae- venieerd zegt dr. Nolens. Dat is er een gevolg en ten deele een doel van. Maar niet in dien zin spreekt mr. Van Houten van preventieve armenzorg. Voor hem zyn die verzekeringen zeiven vormen van armenzorg. En hierin nu ligt een diepe klove tusschen hem en naar ik vermoed de zeer weinigen, die het mot hem eens zyn van don eenen kant, en de voorstanders van sociale wet geving, van de arbeidersverzekeringen met name, van den anderen kant. Zelfs in de Eerste Kamer, die hy in dit opzicht in tegen stelling met Regeering en Tweede Kamer tracht te plaatsen, zal hy weinig aanhangers vinden. Voor hem toch is bedeeling, wat voor die anderen verwezeniy king, toekenning van recht is." De heer Nolens bepaalt zich tot de Onge vallenwet. „Voor mr. Van Houten worden die werk lieden, die door een ongeval getroffen worden, on by het in-werking-treden eener Ongevallen wet in het genot eener rente zouden komen, bedoeld. Ten minste is dat zoo voor zoover de aansprakeiykheid van den werkgever niet uit eigen schuld is af te leiden. Naar de meening van de voorstanders eener Ongeval lenwet, op geiyk beginsel berustend als de thans ingediende, wordt hun slechts recht gedaan. Naar hun meening behoort de schade door ongevallen, aan de arbeiders veroorzaakt, tot het risico van de onderneming. De ver plichte verzekering is slechts de meest ge schikte vorm: om dat risico te dragen. Do meest geschikte vorm voor de werklieden, die getroffen worden, wyi zy daardoor een met hun maatschappoiyke positie overeer 6temmend inkomen zeker en periodiek on vangen. De meest geschikte, de gemakke lykste vorm ook voor de werkgevers, die anders ieder voor eigen rekening gehoud.n zouden zyn, aan hun werklieden eventueel te vergoeden de geldeiyke gevallen van onge vallen, dezen in hun ondernemin,: overkomen. Daarom kan dan ook de ongevallenverzekering een verzekering van werkgevers ten gerieve der werkgevers gonoemd worden. Geheel anders is dit met de verzekering tegen ouderdom, invaliditeit en ziekte. Aan deze ontbreekt de rechtsgrond, aan de ongevallen verzekering eigen. Maar zy hebben daarmede een andoren grond gomeen; zo zyn het beste, zoo niet het eenige middel, om het inkomen van den arbeid in dienst van anderen aan zyn bestemming te doen beantwoorden: nL levensonderhoud to verschaffen, niet alleen voor don tyd, waarin gearbeid wordt, maar ook voor den tyd, waarin door ouderdom, enz. niet meor goarboid kan worden. Vandaar het verschil in het bepalen der premie. Nie mand denkt er aan, de premie voor de ongevallenverzekering door anderen dan door de werkgevers te doen betalen. Voor dj andere verzekeringen kunnen die premiön door werkgevers en werklieden gozameniyk worden opgebracht." „Voor mr. Van Houten," zoo besluit dr. Nolens, „is sociale wetgeving: preventieve armenzorg. Voor ons is ze: verwezonlyking van recht. Voor mr. Van Houten zyn arbeidsverzeke- ringenai menbedeeling. Voor ons zyn ze: het beste, zoo niet hot eenige middel, om in het tegenwoordige stadium van economische ontwikkeling aan den factor arbeid het met zyn maatschap poiyke positie overeenstemmend inkomen te verzekeren. Een standpunt, dat, ik twyfel er niet aan, ingenomen wordt door allen, die op hun program „de verzekering tegen ongevallen, ziekte, invaliditeit en ouderdom" aJs punt geplaatst hebben, waaraan de wetgever o. m. zyn aandacht te wyden heeic." Bet Vaderlandmelding makende van het opstel van mr. J. Kruseman over de w y z o van werken dor Tweede Kamer,in de Vragen des Tij da, waarvan onze lezers op de hoogte kunnen zyn, geeft er tevens eenige opmerkingen over. Aan de wyzigingen, die naar aanleiding van de mislukte poging tot herziening van het reglement van orde, waar aan de namen Schaepman en Lehman ver bonden zyn, zyn aangebracht, hecht de heer K. wel niet veel waarde, maar toch, meent Het Vaderland, nog meer dan zy verdienen. Theoretisch moge er iets voor to zeggeD zya, dat de commissie van rapporteurs haar oordeel over elk amendement moet zeggen, de heer K. zou, woonde hy de Kamerzittingen by, h. i. weten, dat dit een van „do malst© par lementaire vertooningen" is, die bekend zyn, waardoor veelal aan de heeren rapporteurs een „succès d'hilaritó" wordt bezorgd. Ook het stellen van wetsontwerpen in handen van een commissie van voorbereiding werkt, merkt Het Vaderland aan, niet altyd voortredeiyk, al zyn er voorbeelden, dat op die wyze goed en snel werk is geleverd. Maar soms geeft 60) „Ik heb ook slechts een enkelen dagvry," antwoordde Michaöl. „Ik moet overmorgen weer in M. zyn, waarheen ik den overste Eernau wegens eenige dienstzaken vergezellen moet. Het gelukte my, nog drie dagen verlof te krygen, en toen maakte ik spoedig den kleinen omweg, om u ten minste te zien, eerwaarde." Yalentyn schudde lachend het hoofd. „Dat noemt gy een kleinen omweg? Het is nog byna een dagreis van M. naar hier. Gy moet alleen reeds vyf uur door het ge bergte ryden. Maar het verheugt my toch, dat uw oude leermeester u zooveel waard 'is. Nu heb ik u ten minste op het Michaëls- feest; want de hoop, dat Hans komen zou, 'is niet vorwezenlykt" 'i „Hy zou gaarne gekomen zyn, maar hij tneende uit eerbied voor zyn vader, die er Itoch reeds verdriet genoeg van gehad heeft, !öat de naam "Wehlau in verbinding met dit igchildery genoemd werd, weg te moeten •Kiyven. Gy weet immers...." ■V. „Ja, ik weet, hoe myn broeder dwaas ■kan zyn," zeide Yalentyn met een half onder- drukten zucht. „Hans echter heb ik een '.ernstig woord gezegd, toen zyn St.-Michaöl hier aankwam. Ik had onzen vrooiyken '.Frans nooit zooveel kracht toegeschreven, als er in dit werk gelegen is; ik herkende hem daarin niet meer." „Allen hebben hem onrecht aangedaan, en lyu vader wel het allermeest," viel Michaöl hem met warmte in de rede. „Ik alleen, die het boeld uit de schets ontstaan zag, wist, wat het beloofde. Bovendien heeft Hans er deze vier weken roem genoeg mede ingeoogst, toen het stuk tentoongesteld was. Het werd al aanstonds hot voornaamste aantrekkings- punt voor het publiek en er brak een storm van bewondering los; de critici prezen het met een zeldzame eenparigheid, en men hoeft al het mogeiyke gedaan om den ontwerper met vleieryen te verwennen. Gelukkig is hy een van die onverdorven naturen, wien dat niet schaadt en die er ook voor de toekomst wel geen nadeel van zal ondervinden. Is het stuk reeds op zyn plaats?" „Al sedert eergisteren. Het is een schoon en kostbaar geschen'.:, dat de gravin aan ons Godshuis gegeven heeft. Zy was van plan zelf do inwyding by te wonen en is daarom van Borkheim naar het slot „SteiDriick" ge komen." „Dan komt zy dus morgen hiorheon?" vroeg Michaöl met een plotselinge siddering. „Neen, zy is helaas ziek geworden door het ruwe, stormachtige weder; tydens haar reis schynt zy koude govat te hebben, en wegens een meer ernstige ongesteldheid zond zy my daarom Zy werden gestoord, want nu verscheen de koster, die het buitengewoon druk scheen te hebben met allerhande mededeelingon en opdrachten mot betrekking tot het feest, Zyn- eerwaarde moest alles zelf bezichtigen en mede in orde brengener was nog zoo onein dig voel te doen. „Ik geloof, dat ik uw tyd nu niet langer in beslag mag nemen," zeide Rodenberg. „Mynheer pastoor schy'nt nergens gemist te kunnen worden. Ik ga intusschen naar de kerk, om te zien, hoe St,-Michaêl er daar in zyn omgeving uitziet. Yanavond zullen wy nog wel een paar rustige uren voor ons hebben." „Ik vrees, dat dit nauwelyks het geval zal zyn. Gy weet nog niet ik wilde het u reeds zeggen, maar De pastoor kwam weder niet aan het einde met zijn mededeeling; want nu kwam de oude Katrijn binnen, met een arm vol guir landes van dennengroen, en wilde weten, waar dez9 aangebracht moesten worden. Gclyk mot haar kwam ook nog een jonge boerenknaap met een andere, oven gewichtige vraag en de koster stond ook nog te wachten. Yalentyn wist niet meer, wat hy het eerst doen moest. Michaöl nam afscheid en sloeg den wel bekenden wsg in naar de bedevaartskerk. Het was in het begin van Mei, en het hoog gebergte prijkte in al zyn ruwe schoonheid der eerste lentedagen, die hier zoo laat be gonnen. De Adelaarswand droog nog een ysgordel, die in verblindende pracht schitterde; maar reeds stortten de gletscherbeken, die daar boven door de zonnestralen ontketend waren, bruisend en schuimend in de dalen neder, en de donkere dennenwouden, die lager tegon do helling gelegen waren, hadden de sneeuw reeds afgeschud. Ook van. de Alpen en plateaux, die St.-Michaöl omringden, was do sneeuw reeds gesmolten. Alles lachte in frisch, zonnig groen, en ook hier stroomden en ruischten van alle hoogten wateraderen, alsof het heele gebergte met leven beziold was. Maar over bergen en dalen, over weiden en wouden suisde de voorjaarsstorm en bracht allen zyn lang verbeiden groet. Michaöl trad de kerk binnen, die nu op dit late namiddaguur_geheel_ ledig wasj maar zy droeg reeds haar bescheiden feestgewaad. Hier boven, op deze eenzamo hoogten, zag men nog geen voorjaarsgroen en geurige bloemendeuren en pilaren waren met donker dennengroen versierd, en kleino struikjes Alpenrozen, de eerste, die te vindon waren, vormden het eenige sieraad op het altaar. Toch zag het er feestelyk en lenteachtig in het ruime, stille Godshuls uit, dat door de gouden stralen der avondzon verlicht werd. Do kerk mocht een feestelyker aanzien heb ben, als de schare van geloovigen aanwezig was, maar nu zag zy er in haar diepe, plechtige rust, waarmede ze het feest wachtte, veel schooner uit. Geen enkel vreemd geluid ver stoorde deze rust; zelfs het ruischen van den wind buiten, dat men in langgerekte tonen hooren kon, klonk als ver wy derde orgel muziek. Boven hot hoogaltaar troonde St.-Michaël, niet meer het oude, donkore, door den tyd half vergane heiligenbeeld, met zynkinderiyk naïeve voorstelling, dat nu uit oen gevoel van godsdienstige vereering een andere plaats in de kerk gekregen had, maar hot werk van den jongen kunstenaar, die hiermede zoo glansryk zyn talent getoond en zich een naam in de kunstenaarswereld ver worven had. Michaöl kende het, van het begin van zyn ontstaan af; hy had het zoo dik^yis gezienmaar voor hem, zoowel als voor den schilder zeiven en voor hot publiek, was het slechts een schildery geweest; de meesteriyke voorstelling van een geweldigen stryd, die betrekking had op een kerkeiyk onderwerp. Hy was daarom zeer verrast over den indruk, dien het beeld in deze omgeving maakte. In de schemerachtig verlichte altaarnis, tus schen de Gothische ramen, wier beschilderde ruiten in gloeiende kleurenpracht schitterden. verkreeg het een geheel andore godaanto hier hing het, ontdaan van allen weroldschen aanhang, nu was het de verpersoonlijking van de historie zelve hot was de zego van het licht over de duisternis. Langzaam schreed Rodenberg naar het hoogaltaar. Daar bespeurdo hjj in een der voorste bidstoelen oen vrouwcngostalto, dio eerst door een pilaar voor zijn blik vorbor- gen was. Maar dat was geen boorsche ver- schyning: een donker kleed van zyde hing op don grond, en onder den zwarten sluior, die ovor het hoofd geslagen was, zag men eon eigenaardigen, roodgouden glans, dien Michaöl maar al te goed kende. Iiy bloof als aan den grond genageld staan. "Was hot eon spel zyner verbeolding, die hom altyd weer dat beeld 70or don geest bracht? Daar wondde do dame op het geluid zyner schreden het hoofd om on een uitroep van verrassing, of veel meor van schrik, ontwrong zich aan haar lippen; het waren Horlha'a oogen, dio hom aanzagen! Speelde net ?ot dan met deze twee, die nu weder in het eenzame, verafgelegen Alpondorp elkander ontmoetten, op oen uur, dat zy meenden ver van elkander verwydord toz'jn? Beiden waren zóó getroffen, dat zy geheel hun tegenwoordigheid van geest verloren on elkanders verlegenheid niet bemerkten. Het duurde verscheiden© minuten vóér zy hun zelfbeheersching weder horkregen hadden. „Ik schijn u verschrikt te hebben," zeido Michaöl eindeiyk. „Ik meende, toon ik binnen kwam, dat de kerk leeg was, en bomorkte u nu eerst/', (T1V. 1).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5