A" 1900
N*. 12442 Zaterdag 15 September.
geze «Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blr I.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Atleilijk en burgerlijk bloed.
PRIJS DEZER COURANT l
(i Voor Leiden pér 8 maanden; i k r~\fl.V£
i Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zt]n 1-30.
i Franco per post i t S t i I t 1>65-
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1-8 rogels 1.05. Iedere regel moer f 0.17|. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor hot incassoeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
In De Vaderlander wordt nog eens met klem
(Van woorden betoogd, hoe y d e 1 wetten
iz onder zeden zyn, d. w. z. die niet rusten
op de zeden, die niet gedragen worden door
ido volksovertuiging, dat hun handhaving
hillyk en goedgewenscht en noodzakelijk,
rechtvaardig en in het belang des volks is.
'Zy worden of zijn aanstonds krachteloos. Zij
worden ontdoken, kunnen niet uitgevoerd of
'gehandhaafd worden. Zij zijn eigenlijk van den
(aanvang doodgeboren.
IJdel zal dan ook de Drankwet zijn, waar-
,van tot dusver eigenlijk het grootste gebrek
'is geweest niet, dat haar bepalingen zoo slap
zyn, maar dat zij te weinig rust op de zeden,
indien niet de zoden veranderen. "Wat zal,
i vraagt De Vaderlanderde krachtigste drank-
.wet vermogen, indien onder hen, die den toon
aangeven, het gevaar van den alcohol niet
'boseft en dat besef niet getoond wordt?
Onze wet op het Middelbaar Onderwijs
rogelt, gelijk de Nieuwe Rotter damschc Courant
in herinnering brengt, het eigenlijk vakonder
wijs niet. Maar gaandeweg heeft zich, met
name op het gebied van het teekenen,
•de behoefte aan meer gespecialiseerd vak
onderwijs, en in verband daarmee aan hier-
;mede verband houdende akten van bekwaam
heid der onderwijzers sterker doen gevoelen.
Vooral de ambachtsscholen brachten deze be
hoefte sterk op den voorgrond; en ook het
onderwijs der burgeravondscholen en aan de
teeker.scholen ontwikkelde zich meer en meer
in de richting van gespecialiseerd vakonderwijs.
Do wet op het M. O. kent eigenlijk slechts
één akte van bekwaamheid voor schoolonder
wijs in het teekenen, omvattende: het hand-
teekenen, het rechtlijnig teekenen en de
perspectief.
Thorbecke, getrouw aan de bedoeling dei-
wet, die hy tot 6tand bracht, stelde dan ook
slechts één akte M voor het teekenen vast,
die alle drie genoemde onderdooien omvatten.
Minister Heemskerk hief in -1868 bij Kon;
besl. de akte M op en stelde er twee voor
in do plaats: M' voor het handteekenen en
Ml voor het rechtlijnig teekenon en de perspec
tief. In 1S85, andermaal onder minister Heems-
;kerk, kwam een nieuwe wijziging en aan
vulling, die er van maakte een akte Ml voor
ihandteokenen en perspectief en een akte Ms
Ivoor rechtlijnig teekenen en perspectief.
De splitsing der akte in twee akten was,
naar de meening der Nieuwe Rotter damsche
Courant, ongetwijfeld in strijd met de bedoe
ling van den wetgever. Ook de tegenwoordige
Minister van Binnenlandsche Zaken verklaart,
zegt zij, dat het „aan twijfel onderhevig mag
worden geacht, of de in 1868 ingevoerde
splitsing wel op wetteljjken grondslag be
rustte."
Toch heeft ook deze splitsing niet in de
jbehoefte kunnen voorzien. Men drong op
verdere splitsing aan, vooral met het oog op
de verschillende eischon der bouwkundige en
werktuigkundige vakken. Vandaar de wet s-
fw ij z i g i n g, thans door minister Borgesius
voorgesteld, die volgens het blad de zaak
in bevredigenden zin oplost. Wil
men den geest der wet geen geweld aandoen,
dan is een wijziging de eenig juiste oplossing.
En nog te meer, nu het in de bedoeling ligt
de akten te splitsen naar het versclullend
vak-teekenonderwijs, dat de verkrijger
er van zal mogen geven, welk onderwijs bjj
onze wet op het M. O. niet geregeld is.
Wordt het voorstel van minister Borgesius
tot wet verheven, dan zal in het desbetreffend
artikel gesproken worden alloen van „het
teek enen", terwijl een aan het artikel
nieuw toegevoegde alinea bepaalt, dat „by
algemeenen maatregel van bestuur do akte
gesplitst wordt in onderscheidene akten, in
de programma's waarvan tevens voor zooveel
noodig het boetseeren kan worden opgenomen
voorts wordt daarbij do bevoegdheid voor het
geven van onderwijs bepaald, welke aan het
bezit van elke dezer akten verbonden is."
Dat de verschillende teekenakten niet in
de wet zelve worden opgenomen, verdedigt
de Minister op grond, dat het vakonderwijs,
waarvoor sommige dier akten bestemd zijn,
in de regeling dor thans nog vigeerende wet
op het M. O. niet begrepen is.
Dit argument lijkt der Nieuwe Rolterdamsche
Courant niet bijzonder krachtig. De wijziging,
die de Minister de wet wil doen ondergaan,
geschiedt volgens zijn eigen verklaring voor
een groot deel om aan de behoefte van het
vakonderwijs te voldoen. En of men nu in
de wet op het M. O. zelf de afzonderlijke
akten voor dit vakonderwijs opneemt, of ze
regelt bij een Koninklijk besluit, dat op grond
van het gewijzigd artikel dier wet genomwi
wordt, maakt principieel geen verschil, Bi
beide gevallen in het eene direct in de
wet, in het andere indirect op grond van de
wet u dt geregeld wat, naar de oorspron
kelijke bedoeling van den -wetgever, buiten
de wet viel.
Hot blad ziet or echter geen bezwaar in,
dat van do oorspronkelijke bedoeling van den
vroegeren wetgever door den tegenwoordigen
wetgever wordt afgeweken, waar dit geschiedt
niet door toepassing van de wet togen haar
oorspronkelijke bedoeling, maar door de wet
zelve op dit ééne punt te wijzigen.
Toch keurt het blad het niet noemen der
afzonderlijke akten in de wet goed. Eventueele
later door de behoefte geöischte wijzigingen
worden er gemakkelijker door gemaakt.
Dat by do vaststelling der programma's
voor de in te stellen akten de voorlichting
:van bevoegde personen onontbeerlijk zal zyn,
behoeft, besluit het blad, wel geen betoog.
Met instemming vernam het dan ook uit
de Memorie van Toelichting, dat de Minister
voornemens is de voorlichting van een des
kundige commissie in te roepen, alvorens tot
die vaststelling over te gaan.
In de „Kroniek" van het September-nummer
der Stemmen voor Waarheid en Vrede schryft
dr. Bronsveld, dat het onlangs door „Patri
monium" vastgesteld program „een hoogen
dunk geeft van de ontwikkeling dezer
werkliedenvereenigin g".
Onderwys, kiesrecht, al of niet vrye han
del, onteigoningsrecht, ja wat niet al komt
in hun program van eischon voor, en er
wordt op beslisten toon over gesproken. Deze
werklieden hebben het schynbaar veel verder
gebracht dan menig ontwikkeld man, die nog
lang niet gereed is met de oplossing van
menig vraagstuk; maar „Patrimonium" is allen
twyfel te boven, en weet waar het heen
moet. Het is benijdenswaardig.
Ik hob, om zoo te zeggen, gestaan by de
wieg van „Patrimonium", maar had nooit
gedacht, dat er zulk oen politicus uit het
wicht zou groeien. Myn vriend, wyien de
goede heer Julien "Wolbers, dio de vader van
„Patrimonium" heeten mug, heeft dat zeker
ook nooit gedroomd.
Ook trof ons in dit program de afwezigheid
van eenige heenwyzing naar Christus of Zyn
"Woord. Het is maar: „Patrimonium" vraagt,
en „Patrimonium" begeert, en „Patrimonium"
wenscht.
Voorts worden hier enkel stoffelijke dingen
begeerd, het onderwys uitgenomen. Maar ook
by dit geesteiyk goed wordt verlangd, dat de
arbeider er „wettigen invloed" op kan uit
oefenen.
Hoe rechtmatig ik ook veel wenschen van
„Patrimonium" vind de geest, die uit dit
stuk spreekt, maakt op my een ongowensch-
ten indruk. Ik mis er den geest in van het
Evangelie, dat door Groen werd gesteld tegen
over de revolutie, maar dat hier wordt ver
vangen door een politieke actie. Verwacht
men soms meer van de Tweede Kamer dan
van de binnenkamer? O, beide staan voor
Christenen open, om er te stryden voor Gods
koninkryk; maai* de binnenkamer is de voor
naamste."
De Standaard verheugt zich over het be rioit
van „Patrimonium" in zake federatieve vak
organisatie. Na de voordeelen hiervan uiteen
gezet te hebben, besluit het blad:
„De stryd voor de belangen van den wer
kenden stand is nu eenmaal aangebonden,
en kan niet rusten.
Hoe doortastender ook „Patrimonium" aan
dien stryd deelneemt, des te krachtiger zal
ook het Christeiyk element by dien stryd
vei tegenwoordigd zyn.
Een energiek „Patrimonium''en een krachtige
„Roomeche Volksbond" zyn do vanzelf aan
gewezen middelen, om de voortwoekering van
het socialisme onder den werkenden stand te
stuiten.
En dat „Patrimonium" daarby de geestdrift
ook voor het arbeids-ideaal in Christeiyken
zin niet zal blusschen, daarvoor is do trouw,
waarmoe het Gods Woord steeds eerde, ons
profotie en waarborg."
Do Stichtschc Courant waarschuwt „Patri
monium" tegen de „politieke klip". Het is
trouwens reeds de tweede maal in eenige
weken tyds. Schreef het blad onlangs, dat de
klip vooralsnog gelukkig r ontweken was,
thans moent het, dat waarschuwen toch
noodig b 1 y f t.
Zoo vond het in het orgaan van den Bond
het besluit der jaarvergadering aldus om
schreven en aangevuld:
„Patrimonium" zal zich met zyn program
wenden tot de genoemde (de drie Christeiyk-
Protestantsche partyen), in de hoop, dat de
punten van zyn program by samenstelling
der verschillende programma's zullen wezen."
Met deze omschryving kan het blad geheel
mstommon. Maar dan volgt doze aanvulling:
„Slaagt dit pogon niet naar wensch, dan
zal hot Verbonds'oestuur zich wenden tot de
verschillende candidrten, opdat het hun ge
voelen kenne.
De stem van „Patrimonium" zal in beide
gevallen gegeven worden aan de party of de
candidaten, die blyken de denkbeelden van
„Patrimonium's" program voor te staan."
De Stichtsche Courant teekent hierby o. m.
aan:
„Het wil ons voorkomen, dat wat in de
beide laatste zinsneden wordt gezegd, zoo het
metterdaad zou worden uitgevoerd, „Pa
trimonium" in minder dan geen tyd in een
politieke vereenlging zou doen veranderen,
al ligt dit op dit oogenblik ook nog niet in
de bodoeling.
Wanneer het Bondsbestuur zich gaat wenden
tot de candidaten der verschillende partyen,
om hun het „program van actie" van
„Patrimonium" voor te leggen, is dit toch
gansch iets anders dan wanneer het zich
wendt tot de verschillende politieke partyen
vóór de samenstelling der programma's van
actie.
Dit laatste heeft ten doel voorlichting
op een terrein, waarop „Patrimonium" thuis
is, opdat de partyen, wier beginselen aan die
van het Verbond verwant zyn, by het op
stellen harer programma's van actie van die
voorlichting kunnen gebruik maken.
Het stellen van vragen daarentegen heeft
ten doel rechtstreeks invloed te oefenen
op de verkiezingen.
Doel van het doen van vragen aan candi
daten of kiesvereenigingen is, hen, die be
vredigend antwoorden, vanwege „Patrimonium"
aan te bevelen en de anderen niet, geiyk
dan ook uitdrukkeiyk wordt erkend.
Hiermede nu treedt „Patrimonium" openiyk
als kiesvereeniging op."
Hot blad spoort verder „Patrimonium" aan
zich op geenerlei wyze als vereeniging
in den pohtfeken stryd te laten betrekken.
Het Limburgsche Kamerlid dr. Nolens heeft
in de Venloosche Courant mr. S. Van Houten
eens oven onder handen genomen, naar aan
leiding van wat die ex-staatsman onlangs
weer eens schreef in een Staatkundigen Brief
(den voorlaatsten).
Dr. Nolens merkte terloops op, dat de
schryver zich „by nadere inzage" niet ver
eenigen kan met het beginsel der Onge
vallenwet.
„By nadere inzage want dat beginsel is
hetzelfde als dat van het ontwerp, dat onder
het ministerie-Röell—Van Houten door de
ministers Van der Sleyden en Van der Kaay
werd ingediend, en waarmodo de heer Van
Houten in den ministerraad toon wèl vrede
schynt gehad te hebben."
Men weet, dat de Staatkundige-Brief-schry ver
by deze gelegenheid de geheele sociale wet
geving, en de arbeidersverzekeringen in het
byzonder, armenzorg heeft genoemd.
„Nu wordt natuuriyk door de arbeiders
verzekeringen armenzorg voorkomen, geprae-
venieerd zegt dr. Nolens. Dat is er een
gevolg en ten deele een doel van. Maar niet
in dien zin spreekt mr. Van Houten van
preventieve armenzorg. Voor hem zyn die
verzekeringen zeiven vormen van armenzorg.
En hierin nu ligt een diepe klove tusschen
hem en naar ik vermoed de zeer weinigen,
die het mot hem eens zyn van don eenen
kant, en de voorstanders van sociale wet
geving, van de arbeidersverzekeringen met
name, van den anderen kant. Zelfs in de
Eerste Kamer, die hy in dit opzicht in tegen
stelling met Regeering en Tweede Kamer
tracht te plaatsen, zal hy weinig aanhangers
vinden. Voor hem toch is bedeeling, wat voor
die anderen verwezeniy king, toekenning van
recht is."
De heer Nolens bepaalt zich tot de Onge
vallenwet.
„Voor mr. Van Houten worden die werk
lieden, die door een ongeval getroffen worden,
on by het in-werking-treden eener Ongevallen
wet in het genot eener rente zouden komen,
bedoeld. Ten minste is dat zoo voor zoover
de aansprakeiykheid van den werkgever niet
uit eigen schuld is af te leiden. Naar de
meening van de voorstanders eener Ongeval
lenwet, op geiyk beginsel berustend als de
thans ingediende, wordt hun slechts recht
gedaan. Naar hun meening behoort de schade
door ongevallen, aan de arbeiders veroorzaakt,
tot het risico van de onderneming. De ver
plichte verzekering is slechts de meest ge
schikte vorm: om dat risico te dragen. Do
meest geschikte vorm voor de werklieden,
die getroffen worden, wyi zy daardoor een
met hun maatschappoiyke positie overeer
6temmend inkomen zeker en periodiek on
vangen. De meest geschikte, de gemakke
lykste vorm ook voor de werkgevers, die
anders ieder voor eigen rekening gehoud.n
zouden zyn, aan hun werklieden eventueel
te vergoeden de geldeiyke gevallen van onge
vallen, dezen in hun ondernemin,: overkomen.
Daarom kan dan ook de ongevallenverzekering
een verzekering van werkgevers ten gerieve
der werkgevers gonoemd worden. Geheel
anders is dit met de verzekering tegen
ouderdom, invaliditeit en ziekte. Aan deze
ontbreekt de rechtsgrond, aan de ongevallen
verzekering eigen. Maar zy hebben daarmede
een andoren grond gomeen; zo zyn het beste,
zoo niet het eenige middel, om het inkomen
van den arbeid in dienst van anderen aan
zyn bestemming te doen beantwoorden: nL
levensonderhoud to verschaffen, niet alleen
voor don tyd, waarin gearbeid wordt, maar
ook voor den tyd, waarin door ouderdom,
enz. niet meor goarboid kan worden. Vandaar
het verschil in het bepalen der premie. Nie
mand denkt er aan, de premie voor de
ongevallenverzekering door anderen dan door
de werkgevers te doen betalen. Voor dj
andere verzekeringen kunnen die premiön
door werkgevers en werklieden gozameniyk
worden opgebracht."
„Voor mr. Van Houten," zoo besluit dr.
Nolens, „is sociale wetgeving: preventieve
armenzorg.
Voor ons is ze: verwezonlyking van recht.
Voor mr. Van Houten zyn arbeidsverzeke-
ringenai menbedeeling.
Voor ons zyn ze: het beste, zoo niet hot
eenige middel, om in het tegenwoordige
stadium van economische ontwikkeling aan
den factor arbeid het met zyn maatschap
poiyke positie overeenstemmend inkomen te
verzekeren.
Een standpunt, dat, ik twyfel er niet aan,
ingenomen wordt door allen, die op hun
program „de verzekering tegen ongevallen,
ziekte, invaliditeit en ouderdom" aJs punt
geplaatst hebben, waaraan de wetgever o. m.
zyn aandacht te wyden heeic."
Bet Vaderlandmelding makende van het
opstel van mr. J. Kruseman over de w y z o
van werken dor Tweede Kamer,in
de Vragen des Tij da, waarvan onze lezers op
de hoogte kunnen zyn, geeft er tevens eenige
opmerkingen over. Aan de wyzigingen, die
naar aanleiding van de mislukte poging tot
herziening van het reglement van orde, waar
aan de namen Schaepman en Lehman ver
bonden zyn, zyn aangebracht, hecht de heer
K. wel niet veel waarde, maar toch, meent
Het Vaderland, nog meer dan zy verdienen.
Theoretisch moge er iets voor to zeggeD zya,
dat de commissie van rapporteurs haar oordeel
over elk amendement moet zeggen, de heer
K. zou, woonde hy de Kamerzittingen by,
h. i. weten, dat dit een van „do malst© par
lementaire vertooningen" is, die bekend zyn,
waardoor veelal aan de heeren rapporteurs
een „succès d'hilaritó" wordt bezorgd. Ook
het stellen van wetsontwerpen in handen van
een commissie van voorbereiding werkt, merkt
Het Vaderland aan, niet altyd voortredeiyk,
al zyn er voorbeelden, dat op die wyze goed
en snel werk is geleverd. Maar soms geeft
60)
„Ik heb ook slechts een enkelen dagvry,"
antwoordde Michaöl. „Ik moet overmorgen
weer in M. zyn, waarheen ik den overste
Eernau wegens eenige dienstzaken vergezellen
moet. Het gelukte my, nog drie dagen verlof
te krygen, en toen maakte ik spoedig den
kleinen omweg, om u ten minste te zien,
eerwaarde."
Yalentyn schudde lachend het hoofd.
„Dat noemt gy een kleinen omweg? Het
is nog byna een dagreis van M. naar hier.
Gy moet alleen reeds vyf uur door het ge
bergte ryden. Maar het verheugt my toch,
dat uw oude leermeester u zooveel waard
'is. Nu heb ik u ten minste op het Michaëls-
feest; want de hoop, dat Hans komen zou,
'is niet vorwezenlykt"
'i „Hy zou gaarne gekomen zyn, maar hij
tneende uit eerbied voor zyn vader, die er
Itoch reeds verdriet genoeg van gehad heeft,
!öat de naam "Wehlau in verbinding met dit
igchildery genoemd werd, weg te moeten
•Kiyven. Gy weet immers...."
■V. „Ja, ik weet, hoe myn broeder dwaas
■kan zyn," zeide Yalentyn met een half onder-
drukten zucht. „Hans echter heb ik een
'.ernstig woord gezegd, toen zyn St.-Michaöl
hier aankwam. Ik had onzen vrooiyken
'.Frans nooit zooveel kracht toegeschreven,
als er in dit werk gelegen is; ik herkende
hem daarin niet meer."
„Allen hebben hem onrecht aangedaan, en
lyu vader wel het allermeest," viel Michaöl
hem met warmte in de rede. „Ik alleen, die
het boeld uit de schets ontstaan zag, wist,
wat het beloofde. Bovendien heeft Hans er
deze vier weken roem genoeg mede ingeoogst,
toen het stuk tentoongesteld was. Het werd
al aanstonds hot voornaamste aantrekkings-
punt voor het publiek en er brak een storm
van bewondering los; de critici prezen het
met een zeldzame eenparigheid, en men hoeft
al het mogeiyke gedaan om den ontwerper
met vleieryen te verwennen. Gelukkig is hy
een van die onverdorven naturen, wien dat
niet schaadt en die er ook voor de toekomst
wel geen nadeel van zal ondervinden. Is het
stuk reeds op zyn plaats?"
„Al sedert eergisteren. Het is een schoon
en kostbaar geschen'.:, dat de gravin aan ons
Godshuis gegeven heeft. Zy was van plan
zelf do inwyding by te wonen en is daarom
van Borkheim naar het slot „SteiDriick" ge
komen."
„Dan komt zy dus morgen hiorheon?"
vroeg Michaöl met een plotselinge siddering.
„Neen, zy is helaas ziek geworden door
het ruwe, stormachtige weder; tydens haar
reis schynt zy koude govat te hebben, en
wegens een meer ernstige ongesteldheid zond
zy my daarom
Zy werden gestoord, want nu verscheen
de koster, die het buitengewoon druk scheen
te hebben met allerhande mededeelingon en
opdrachten mot betrekking tot het feest, Zyn-
eerwaarde moest alles zelf bezichtigen en
mede in orde brengener was nog zoo onein
dig voel te doen.
„Ik geloof, dat ik uw tyd nu niet langer
in beslag mag nemen," zeide Rodenberg.
„Mynheer pastoor schy'nt nergens gemist te
kunnen worden. Ik ga intusschen naar de
kerk, om te zien, hoe St,-Michaêl er daar
in zyn omgeving uitziet. Yanavond zullen
wy nog wel een paar rustige uren voor ons
hebben."
„Ik vrees, dat dit nauwelyks het geval zal
zyn. Gy weet nog niet ik wilde het u reeds
zeggen, maar
De pastoor kwam weder niet aan het einde
met zijn mededeeling; want nu kwam de
oude Katrijn binnen, met een arm vol guir
landes van dennengroen, en wilde weten,
waar dez9 aangebracht moesten worden.
Gclyk mot haar kwam ook nog een jonge
boerenknaap met een andere, oven gewichtige
vraag en de koster stond ook nog te wachten.
Yalentyn wist niet meer, wat hy het eerst
doen moest.
Michaöl nam afscheid en sloeg den wel
bekenden wsg in naar de bedevaartskerk.
Het was in het begin van Mei, en het hoog
gebergte prijkte in al zyn ruwe schoonheid
der eerste lentedagen, die hier zoo laat be
gonnen.
De Adelaarswand droog nog een ysgordel,
die in verblindende pracht schitterde; maar
reeds stortten de gletscherbeken, die daar
boven door de zonnestralen ontketend waren,
bruisend en schuimend in de dalen neder,
en de donkere dennenwouden, die lager tegon
do helling gelegen waren, hadden de sneeuw
reeds afgeschud. Ook van. de Alpen en
plateaux, die St.-Michaöl omringden, was do
sneeuw reeds gesmolten. Alles lachte in frisch,
zonnig groen, en ook hier stroomden en
ruischten van alle hoogten wateraderen, alsof
het heele gebergte met leven beziold was.
Maar over bergen en dalen, over weiden en
wouden suisde de voorjaarsstorm en bracht
allen zyn lang verbeiden groet.
Michaöl trad de kerk binnen, die nu op
dit late namiddaguur_geheel_ ledig wasj maar
zy droeg reeds haar bescheiden feestgewaad.
Hier boven, op deze eenzamo hoogten, zag
men nog geen voorjaarsgroen en geurige
bloemendeuren en pilaren waren met donker
dennengroen versierd, en kleino struikjes
Alpenrozen, de eerste, die te vindon waren,
vormden het eenige sieraad op het altaar.
Toch zag het er feestelyk en lenteachtig
in het ruime, stille Godshuls uit, dat door de
gouden stralen der avondzon verlicht werd.
Do kerk mocht een feestelyker aanzien heb
ben, als de schare van geloovigen aanwezig
was, maar nu zag zy er in haar diepe, plechtige
rust, waarmede ze het feest wachtte, veel
schooner uit. Geen enkel vreemd geluid ver
stoorde deze rust; zelfs het ruischen van den
wind buiten, dat men in langgerekte tonen
hooren kon, klonk als ver wy derde orgel
muziek.
Boven hot hoogaltaar troonde St.-Michaël,
niet meer het oude, donkore, door den tyd
half vergane heiligenbeeld, met zynkinderiyk
naïeve voorstelling, dat nu uit oen gevoel
van godsdienstige vereering een andere plaats
in de kerk gekregen had, maar hot werk
van den jongen kunstenaar, die hiermede
zoo glansryk zyn talent getoond en zich
een naam in de kunstenaarswereld ver
worven had. Michaöl kende het, van het begin
van zyn ontstaan af; hy had het zoo dik^yis
gezienmaar voor hem, zoowel als voor den
schilder zeiven en voor hot publiek, was het
slechts een schildery geweest; de meesteriyke
voorstelling van een geweldigen stryd, die
betrekking had op een kerkeiyk onderwerp.
Hy was daarom zeer verrast over den indruk,
dien het beeld in deze omgeving maakte.
In de schemerachtig verlichte altaarnis, tus
schen de Gothische ramen, wier beschilderde
ruiten in gloeiende kleurenpracht schitterden.
verkreeg het een geheel andore godaanto
hier hing het, ontdaan van allen weroldschen
aanhang, nu was het de verpersoonlijking
van de historie zelve hot was de zego van
het licht over de duisternis.
Langzaam schreed Rodenberg naar het
hoogaltaar. Daar bespeurdo hjj in een der
voorste bidstoelen oen vrouwcngostalto, dio
eerst door een pilaar voor zijn blik vorbor-
gen was. Maar dat was geen boorsche ver-
schyning: een donker kleed van zyde hing
op don grond, en onder den zwarten sluior,
die ovor het hoofd geslagen was, zag men
eon eigenaardigen, roodgouden glans, dien
Michaöl maar al te goed kende. Iiy bloof als
aan den grond genageld staan. "Was hot eon
spel zyner verbeolding, die hom altyd weer
dat beeld 70or don geest bracht?
Daar wondde do dame op het geluid zyner
schreden het hoofd om on een uitroep van
verrassing, of veel meor van schrik, ontwrong
zich aan haar lippen; het waren Horlha'a
oogen, dio hom aanzagen!
Speelde net ?ot dan met deze twee, die nu
weder in het eenzame, verafgelegen Alpondorp
elkander ontmoetten, op oen uur, dat zy
meenden ver van elkander verwydord toz'jn?
Beiden waren zóó getroffen, dat zy geheel
hun tegenwoordigheid van geest verloren on
elkanders verlegenheid niet bemerkten. Het
duurde verscheiden© minuten vóér zy hun
zelfbeheersching weder horkregen hadden.
„Ik schijn u verschrikt te hebben," zeido
Michaöl eindeiyk. „Ik meende, toon ik binnen
kwam, dat de kerk leeg was, en bomorkte
u nu eerst/',
(T1V. 1).