N». 12428
Donderdag 30 Augustus.
A°. 1900
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Aan de Koningin.
Leidon, 30 Augustus.
LEIDSCH
BA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Loidon per 3 maanden, 1.10.
Franco por post 2 1.40.
Afzonderlijke Nommers I! q. 0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
SI Augustus 1900.
Bij den geur der laatste bloemen,
Bij 't reeds kwijnend voogleulied,
Straalt- nog schoon d' Augustusmorgen^
Dien des zomers uitvaart biedt.
Langs de reeds ontsierde velden
Galmt een feestlied, ruischt een toon
Bij muziek en torengalmen
Voor do Koninklijke Kroon.
Zwol de tijdzang onzer eeuwe
Tot een krygstoon, zwaar en bang,
Galm' uit 't verre Zuid en 't Oosten
De echo van een vrijheidszang,
Dien den gram geworden volken
't Pleit der waapnen begeleidt;
Ons bestraalt de Oranjezonne
Die haar guldon glansen spreidt.
In den bloei van twintig jaren
Ryst een Koninklijke bloem;
Treed d' Oranjespruito tegen,
Neerland l met d' alouden roem
Van een krachtig, grootscli verleden
En haar luisterrijk geslacht,
Treed uw Koninginne tegen
Dezen dag, met vreugd verwacht l
Doet gij 't Hollandsch hart niet trillen
Van een ongekenden gloed,
Oi' nog Nassau in ons midden
Zyn banier ontrollen doett
Driemaal werd een eeuw voldragen
Sedert NieuwpoortsJnlizon
Nassau's heldenschaar geleidde,
Die Castielje's heir verwon.
Maar toch vriendelijker beelden
Wekt gij, diep in ons gemood,
't Zoet van biydo erinneringen
Die dit uur herleven doet;
Nu het „Leve Wilhelmina"
Vroolyk juicht langs vlakte en strand,
Daar 't opnieuw U liefde en trouw zweert,
Heel het vrye Vaderland!
Schraagt Uw koninklijke Moeder
Liefdevol, maar vast Uw sclireên;
Koningin zelf, richte Uw schepter
Zich naar grooter toekomst heen.
Door d' Almachte hand gedragen,
Die Uw jeugd ten lusthof schiep,
Weet Go U 't voorwerp onzer liefde,
Die U tot den rijkstroon riep.
Heil! voor Neerlands Koninginnel
Haar dit uur ten feest gewijd;
Spruite van 't roemruchte Oranje
Groot geworden in den strijd.
Eerbied eisch' de schim des Zwijgers,
Die, ontzaggebiedeud groot,
*t Worstlend Vaderland getrouw bleof^
Ja, getrouw tot in den dood;
Waar Gij ons verschijnt, Vorstinne,
Dezen zegenrijken dag,
Daar spreekt 't hart in schooner klanken
Dan eens dichters lied vermag.
Stem in bede en feestlied samen,
Neerlands yolkl - vol broederzin,
Dat uw vreugd de beó vertolke;
Heill heil onze KoniDginl
R. K. A. v. UNEN.
OHlcieele Kennisgevingen.
l) Herinnering aan den slag bij Nieuwpoort
2 Juli 1600.
Tergaderlng van den Gemeenteraad va* Lelden»
op Dinsdag den 4den Septembor 1900, des
namiddags te twee uren.
Punten van behandeling:
1°. Benoeming van twee leden der Commissie
van toezicht op hei Middelbaar Onderwijs. (198)
2°. Benoeming van leden in do vaste Commis-
siën, als:
a. drie leden van de Commissie van Financiën
en uit dezen van don Voorzitter (aftredende leden
de HH. mr. H. L. Drucker, voorzitter; P. L. 0.
Driessen en dr. Tb. W. Van Lidth de Jeude, leden)
b. twee leden van de Commissie voor de Straf
verordeningen (aftredende leden de HH. mr. S. J.
Fockema Andreae en mr. E. De Vries, leden);
c. drie leden van de Commissie voor de Huis
houdelijke verordeningen en uit dezen van den
Voorzitter (aftredende leden de HH. mr. S. J.
Fockema Andreae, voorzitter, dr. T. Zaayer en
dr. Th. W. Van Lidth de Jeude, leden);
d. twee leden van de Commissie van Fabricage
(aftredende leden de HH. J. J. Hasselbach en J.
De Lange);
e. twee leden van de Commissie voor het Oud-
Archief (aftredende leden de HH. mr. S. J. Fockema
Andreae en dr. E. F. Van Dissel).
8°. Benoeming van den Commissaris-Voorzitter
der Leidsche Duinwatermaatschappij.
4°. Benoeming van een Commissaris der Sted.
Gasfabriek. (196)
5°. Benoeming van een lid der Commissie van
beheer voor het krankzinnigengesticht „Ende-
geest." (192)
6°. Voorstel tot onderhandsche verhuring van de
bovenwoning van het perceel Nieuwateeg 10. (195)
7°. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden
voor de op- en inrichting van de Gemeentelijke
Graanbeurs. (193)
8°. Voorstel tot aankoop van eenige voorwerpen,
aanwezig op het buitengoed „Rhijogeest" (194)
9°. Voorstel tot toekenning van een gratificatie
aan den eervol ontslagen stadswerkman G. Van
Dissel. (191)
10°. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden
voor terugbetaling van te voel betaalde plaatselijke
directe belastiDg, dienst 1899. (197)
11°. Verdeeling van den Raad ia Soctiön.
BURGEMEE8TER on WETHOUDERS van LEIDEN;
Gezien art. 6, 2de alinea, der Verordening van 25
Januari 1894, regelende do inwendige inrichting
der scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen
(Gemeenteblad N°. 5 van 1894);
Brengen ter algemeen© kennis, dat de insohrijving
van nieuwe leerlingen aan do openbare scholen dor
3de on 4de kL zal plaats hebben van den 3den tot en
mot den löden Sept. e. k. in do schoollokalen op de
Binnenvcstgracht aan het Plantsoen, in do Yan-dor-
Wcrf-straat, aan de Korte Mare, aan de Langobrug,
aan den Maresingel, in de Rynstraat en in do
Brandewijnsteeg, dea voormiddags van halfnegen
tot negen uren en des namiddags van halftwoe
tot twee uren, behalve des Zaterdags en des
Zondags.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
23 Aug. 1900. VAN HEY3T, Secretaris.
B() de openbare promotie en prysuitdeeling
van het gymnasium, die heden geschiedde
onder de leiding van den conrector, den heer
dr. L. Punt, zyn bevorderd:
Yan de eerste klasse tot de tweede:
J. Do Jong, Th. G. Donner, W. H. Drucker,
P. Van Hoven, H. J. Tiele, Margaretha O'Breen,
G. J. Borgerhoff Mulder, D. A. Van den
Bosch, J. B. Meynen, A. E. V. Hoogenraad,
Chr. De Kempenaer, F. Boele, L. Heintz, J.
A. Middendorp, J. J. F. Spaargaren, C. Briöt
en P. L. Van Erkel.
Yan de tweede klasse tot de derde:
Elsa Oppenheim, A. Pijper, Jeannette Hovens
Gréve, A. Massink, M. H. Godschalk, H. P.
Fortgens, A. K. Horst, J. P. B. De Josselin
de Jong, K. E. W. J. Veit, 0. J. Francois,
J. J. Kloota, D. Doyer, F. A. Des Tombe, W.
A. Tieleman en P. J. Dee.
Van de derde klasse tot de vierde:
J. D. Pijper, Chr. N. Impeta, G. Hovens Gróve,
Catharina Roem, G. G. Van Kieeff, J. G.
Lekkerkerker, J. Ch. F. Schmier, J. W. De
Stoppelaar, R. Siegenbeek van Heukelom, E.
Doijer, W. Van Wettum, J. O. Tiele, G. IL
Oberman, W. Klomp en V. E. Vethake.
Van de vierde klasse tot de v ij f d e
O. S. C. J. Veit, J. Van der Mandere, Ch. B.
W. Verweyde, H. W. J. M. Keuls, D. Los,
A G. Kloots, H. T. Oberman, H. C. Van
Beusekom, S. A. la Rivière, S. Van Groningen,
A. S. Oppenheim, A. E. K. Bolland, J. Ph.
Eggink en P. Spaan.
Van de vijfde klasse tot de zesde:
F. Muller, J. H. Van der Harst, J. L. Van
Grasstek, W. J. R. Zieck, A. J. Wensinck,
K. F. Van Herwaarden, C. M. Briöt, J. Van
Leeuwen, N. Chr. Couvóe, T. Leendertz, P.
P. Leendertz, S. J. De Hoest en L. M. SchooreL
De gratia rum actionos zyn uitge
sproken
namens de 1ste kl. door J. De Jong, in
het Nederlandsch;
namens de 2de kl. door Elsa Oppenheim,
in het Fransch;
namens de 3de kl. door J. D. Pijper, in
het Hoogduitsch;
namens de 4de kl. door O. S. C. J. Veit,
in het E n g e 1 s c h
namens de 5de kl. door F. Muller, in het
Laty n.
De heer F. Keulemans, handelsreiziger
by de Leidsche Katoenmaatschappy, voorheen
De Heyder en Co., zal 1 Sopt. a. s. den dag
herdenken, waarop hy vóór 50 jaar by die
firma in betrekking trad.
De officier van gezondheid lsto klasse
M. Van der Woerd, van het militair hospitaal
alhier, wordt van 1319 September a. s.,
tydens de najaarsoefeningen, ingedeeld by de
2do afdeeling van het 3de regiment veld
artillerie.
Voor het diner, dat morgen, Vrydag,
ten paleize te Soestdyk gegeven wordt ter
gelegenheid van don verjaardag van Haro
Majesteit de Koningin; zyii ook genoodigd do
ministers, zoomede de directeur van het kabinet
der Koningin.
By dat diner zal de vereeniging „Hot
Utrechtsch Stedelyk Orkest" eenige muziek
nummers uitvoeren.
De heeren Fischer, Wolmarans en Wes-
sels, leden der bekende Zuid-Afrikaansche
Bóeren-deputatie, zyn gisteravond met den
secretaris, den heer De Bruyn, om halfelf in
de residentie aangekomen. De trein had nogal
een belangryke vertraging ondervonden. De
heeren hadden op hun reis van St.-Petersburg
te Berlyn overnacht. Z\) hebben hun intrek
wederom genomen in het „Hötel des Indes".
Hoe lang hun verblyf in Den Haag zal duren,
is nog niet bepaald.
De minister van oorlog, generaal Eland,
is gisteravond in de residentie uit het buiten
land teruggekeerd en heeft heden zyn werk
zaamheden hervat.
De heer Bruno, secretaris van de Ita-
liaansche legatie te 's-Gravenhage, is na een
langdurig verblyf in het buitenland aldaar
teruggekeerd.
De Schah maakte hedenochtend, na het
ontbyt, een wandeling in den tuin van het
Koninklyk Paleis, te 's-Gravenhage.
De heer Brondgeest richtte een schry ven
tot don Gemeenteraad van Den Haag, met
verzoek geen besüssing te nemen in de
Schouwburgquaestie, alvorens hy een nieuw
voorstel zou hebben ingediend. Dat voorstel
zal nu in het begin der volgende week den
Raad bereiken. Het komt volgens „Het
Vad." daarop neer: lo. Verbouwing van
den bestaanden Schouwburg, zoodat die geen
gevaar voor brand oplevert en meer aan de
eischen voldoet. 2o. Oprichting van een nieuwen
Schouwburg, waarvoor een ruim terrein in
het centrum der stad kan worden vorkregen.
De verbouwde Schouwburg zou het eigendom
der stad blyven, de nieuwe zou het eigendom
der stad kunnen worden, indien de Raad dat
wenscht (tegen jaarlyksche aflossing), maar
anders aan de maatschappy, die den bouw
onderneemt. De beer Brondgeest laat het aan
de keuze van den Raad oVer, welken van do
beide schouwburgen hy met zijn eigen daar
te vestigen tooneelgezelschap zou bespelen,
zoodat, zoo men dit verkoos, de Opera zich
niet zou behoeven te verplaatsen. En het
jaarlyksch subsidie, waarop de heer Brond
geest in dit voorstel rekent, is matig, wanneer
men in aanmerking noemt wat hy daarvoor
bereid is te geven.
De alphabetische aanbeveling voor ge
meente-ontvanger te Amersfoort bestaat uit
da heeren K. v. d. Burg, burgemeester en
secretaris van Ambt Hardenberg, on J. C.
Kluit, gemeente-ontvanger van Wormerveer.
Benoemd is tot hoofd dor Chr. school
to Nieuwveen do heer E. J. De Bruin, ondor-
wyzer aan do Chr. school no. 3 van den heer
H. A. Scholtz, Govert-Flmk-straat 193, te
Amsterdam.
Te Baarn werd de Schah van Perziö
gisteren in het ryk met groen en bloemen
versierde station ontvangen namens H. M.
de Koningin door generaal Durnonceau en
namens H. M. de Koningin-Moeder door den
intendant van Hr. Ms. Huis jhr. De Ranitz,
die den Perzischen Souverein in een galarytuig,
dat geöskorteerd werd door cavalerie uit
Amersfoort, naar het lustslot te Soestdyk bege
leidden.
De voornaamste leden van het gevolg van
den Schah hebben hooge onderscheidingen
in de orde van OraDje-Nassau ontvangen, die
zy aan het gala-diner droegen.
Nadat de ministers, de president der
Tweede Kamer, de vice-president van den
Raad van State on gevolg van den Schah
tegen 6 uren te Baarn waren aangekomen
en in hofrytuigen van het station naar het
paleis waren geleid, ving te 7 uren het gala
diner aan ter eere van den Vorst, die vooraf
door Hare Majesteiten de Koningin en de
Koningin-Moeder zeer harteiyk was ontvangen.
De tafels waren in twee zalen aangericht.
In de hoofdzaal waren de Vorst en de Vorstin
nen met de ministers en Perzische staats
dienaren gezeten; in de nevenzaal de leden
der respectieve hofhoudingen. Achter den
zetel van den Schah bevond zich een zyner
dignitarissen, die tot tolk dient.
De Koningin stelde een heildronk in op
den gast, die hierop antwoordde.
Met het ceremonieel als by zyn komst
werd Z. M. tot het station uitgeleid, waarby
wederom de vertegenwoordigers der Koningin
nen aanwezig waren.
De ontvangst, ook van de bevolking te
Baarn, scheen den Schah met ingenomenheid
te vervullen en onder het wegryden van den
troin naar Den Haag wuifde hy met zyn zak
doek ter beantwoording van het gejuich.
By de eere wacht te Utrecht speelde de
muziek der genietroepen.
Van de drie den Schah toegevoegde Noder-
landsche officieren is generaal-majoor jhr.
Laman Trip benoemd tot grootkruis in de
orde van den Leeuw en de Zon; tot comman
deur de luitenant ter zee lste kl. Zegors
Ryser, adjudant, en de lste luitenant jhr. R.
H. S. G. Six, ordonnance-officier van H. M.
Hedennamiddag te ongeveer drie uren zou
de Schah naar Duitschland vertrekken.
Ds. G. Hulsman, te Zandvoort, heeft
voor het beroep naar de Ned.-Herv. Gemeente
te Harlingen bedankt.
Aan het Staatsexamen tot toelating aan
de universiteit te Utrecht namen van 27 tot
29 Augustus deel 7 candidaten, voor de
faculteiten der godgeleerdheid, enz. Geslaagd
zyn de heeren: F. Van den Bosch, R. Kasi-
mier, E. J. Pol en R. F. Mulder.
Voor de faculteiten der geneeskunde, enz.
werden 7 candidaten geëxamineerd. Toege
laten zijn de dames E. H. Van der Goot en
C. Van Ebbenhorst Tengbergon. Gedurende
den loop van het examen trokken zich 2
candidaten terug, waaronder een, die beide
diploma's gevraagd had. Na voortzetting van
het examen is van de vorige groep nog ge
slaagd de heer W. L. Kraal, voor het diploma B.
Wy ontvingen het achttiende jaarverslag
der Christeiyke Vereeniging voor de verpleging
van lyders aan vallende ziekte te Haarlem,
loopende van 1 April 1899 tot 31 Maart 1900.
Er biykt uit, dat in die tydsruimte het
aantal patiënten met 19 vermeerderde en op
laatstgenoemden datum bedroeg 212. Het aan
tal verploegdagen bedroeg voor de vrouwelijke
34,085, voor de maniyke 40,052, samen
74,137 verpleegdagen, of 11,949 meer dan
het vorige jaar. Het gezamenlyk aantal der
broeders en zusters vermeerderde met 31.
De jaarlyksche contributiön waren onge
veer geiyk aan die van verleden jaar (toen
ƒ8671.20, nu ƒ3628.20). Wel ontvielen der
VereenigiDg weer enkele leden en contri
buanten door bedanken en overiyden, maar
dank zy o. a. enkelen correspondenten, won
zy eenige nieuwe. Het bedrag van giften
wyst evenmin op vermindering (verleden
jaar ƒ2461.42, nu 5924.66'/2); dit hooge
cyfer te danken aan 3 legaten, resp. f 2000,
1000 en 500.
Verblydend is, zegt het bestuur, de voor
uitgang onzer suppletiekas. Aan giften werd
ongeveor hetzelfde "bedrag vorkregen ala het
vorige jaar, toen 784.44, nu 785.47, waar
van een belangryk deel: 242 door den
doorloopenden Bazaar in onze vrouwenafdee-
ling is byeengebracht. Grooter echter dan
het verschil in het totaal der giften is dat
tusschen wat de 2l/,-cts-Vereenigingon in do
kas stortten, het vorige jaar 1685.35 en
nu 2917.60.
Door den minister van oorlog is een
commissie benoemd ter bestudeering van hot
vraagstuk betreffende de invoering van mi
trailleurs by de infanterie en de cavalerie van
het leger h. t. 1. Als loden dier commissie
treden op: kapt. L. De Bruyn, van den staf
der artillerie, lid der commissie van proef
neming; kapt. G. A. Buhlman, van het reg.
gren. en Jagers; kapt. W. J. H. De Veer, van
het 2do reg. veld-art., en de lste luit. J. Van
Rinkhuysen, van het 3de reg. huzaren, allen
te 's-Gravenhage in garnizoen.
De volledige uitslag van het examen
Fransch (L. O.) isIngeschreven 430 manne-
ïyke, 319 vrouwolyke, totaal 749 candidaten.
Voor het examen teruggetrokken 14 mann.,
4 vrouwelyke, totaal 18; aan het schnftelyk
examen deelgenomen 416 mann., 313 vrouwe
lyke, totaal 729. 2 vrouwolyko candidaten,
die hot examengeld gestort hadden, moesten
wegens ziekte van het examen afzien en
3iJcOUL±XXö'fcQ>:Ei,
Adellijk en burgerlijk bloed.
42)
„Dat zou een mooie geschiedenis geweest
ïyn, als de gravin het beeld gezien had,"
'zeide hy. „Zy zou terstond haar petekind
'herkend hebben en met de heerlijkheid van
IHans Wehlau Wehlenberg op „Forschungstein"
was het uit geweest. Hy zou niet langer als
middeleeuwsch ridder op den „Ebershurg" in
herinnering gebleven zyn."
„Wie stelt dat beeld voor?" vroeg Michaël,
die in gedachten vorzonken liet atelier op
on neer liep.
„Gerlinde von Eberstein. Ik heb het portret
uit myn herinnering geteekend. Gy weet
immers myn avontuur op den „Ebersburg" on
,myn verheffing tot den adelstand! Het is
merkwaardig, ik kan de herinnering aan het
kleine Dorenroosje niet uit myn geheugen
liwyt raken. Zy schynt my belacheiyk en
toch zoo lieftallig. Haar beeld dringt zich aan
toijn geest op. Zooevon zelfs, in tegenwoor
digheid der schoone, goudlokkige tooverfee,
kwam telkens weder haar lief kopje met de
donkere oogen voor myn geest. Het komt
my overigens voor, dat gravin Hertha ver
ouderd is sedert zy de bruid werd. Zy hult
zich in een soort van ongenaakbaarheid, die
niets bruidachtigs heeft. Dat is het gewone
gevolg van zulke door de familie gemaakte
verbintenissen, waarby van wederzydsche liefde
•geen sprake is. Ook graaf Raoul schynt niet
veel voor z(jn schoone verloofde te gevoelen,
"Want hy gedraagt zich .doller en wilder dan
ooit en ik moet my wel zeer vergissen, als
zyn genegenheid verre is."
Michaël bleef plotseling ala aan den grond
genageld staan.
„En dat, terwyl Hertha zyn bruid isl Dat
zou gemeen zynl"
Hans keek verwonderd op by dezen som
beren, dreigenden toon.
„Kent gy den jongen graaf ook?"
„Ik zag hem het eerst by den generaal,
en daarna hebben wy elkander nog ver
scheidene malen ontmoet. Ik was echter ge
noodzaakt, hem op nadrukkelyke wyze onder
het oog te brengen, dat hy met een officier
te doen had, die zoo noodig met den degen
in de hand den eerbied afdwingt van hem,
die daarin te kort schiet. Hy schynt dat ook
eindelyk begrepen te hebben."
De oogen van den jongen schilder begonnen
te schitteren, en tervsyl hy zyn vriend
scherp in het gelaat zag, nam hy schynbaar
geheel onwillekeurig penseel en palet weer
op en begon opnieuw te schilderen.
„Dat verwondert my, graaf Raoul mag
trotsch zijn op zyn voorvaderen, maar dat
hy hoogmoedig is, heb ik nog nooit bemerkt.
Hjj moet zeker iets tegen u hebben."
„Of ik tegen heml Ik geloof, dat wy
beiden weten hoe onze verhouding tot elkan
der isl"
„Ha, nu komt het," fluisterde Hans zacht,
maar op zegevierenden toon, terwyl hy steeds
voort schilderde; tevens zette hy echter kalm
het gesprek voort.
„Nu, ik heb den graaf alleen van den be
minlijken kant leeren kennen. Wat echter
zyn verloving betreft, iedereen weet, dat dit
het werk van zyn grootvader is. Zijn Excel
lentie vaardigde het bevel uit en de kleinzoon
boog zich voor dien allerhoogsten wil."
weet nu, wat voor my zyn naam en zyn
gravenkroon beteekenen; hy weet, dat ik
hem en zyn koele geslacht
„Honderdduizendmaal in den afgrond
wensck, eindelyk 1" riep de jonge kunstenaar
zegevierend uit, die zooeven nog een laatsten
streek met zyn penseel gedaan had. „Bravo,
Michaël, nu moogt gy weder bedaard worden.
Ik heb hetl"
„Wat hebt gy?" vroeg Michaël getroffen.
„De uitdrukking, den vlammendon blik in
het oog, waarnaar ik zoo lang gezocht heb.
Gy waart onvergeiykelyk in uw toorn. St.-
Michaël in levenden ïyvel"
Rodenberg scheen nu eerst te gevoelen,
hoe ver hy zich had laten meevoeren; hy
beet zich op de lippen.
„Gy hebt my dus koelbloedig bestudeerd al
dezen tyd door, Hans; dat is onvergeeflykl"
„Best mogelyk, maar het was noodig. Kyk
maar eens naar het beeid; wat er nu uit
het voorhoofd en de oogen geworden is.
Met enkele penseelstreken heb ik het ge
troffen."
Michaël trad, nog altyd geprikkeld en
ontstemd, voor den schildersezel; ook hem
scheen de verandering aan het beeld te ver
rassen, maar eer hy nog iets zeggen kon,
legde Hans den arm om zyn schouder en
zeide, plotseling ernstig wordend:
„En nu, biecht eens op, wat is er tusschen
u en de Steinrüks? Waarom haat gy graaf
Raoul? Met welk recht durft gy den generaal,
uw opperbevelhebber, zulke dingen in het
aangezicht zeggen? Er is iets, dat gy my
verzwegen hebt."
Rodenberg gaf geen antwoord, maar wondde
zich somber af.
„Verdien ik uw vertrouwen niet?" vroeg
Hans op een toon van verwyt. #Ik heb nooit
„Zooveel te erbarmelyker l" stoof Roden
berg op. „Wie dwong hem dan to gehoor
zamen? Waarom weigerde hy niet?
Maar deze veel geprezen, geniale Steinrück
met al zyn ridderlykheid is toch niets meer
dan een lafaard, als er zedeiyko mood by
in het spel komtl"
Er spraken zooveel hartstocht en ontembare
haat uit deze woorden, dat Hans opkeek.
Maar met al het egoïsme van den kunstenaar,
die slechts zyn werk voor oogen heeft en
wien al hot andero ongevoelig laat, vroeg hy
niet, waarom zyn vriend zoo toornig was.
Hy zag hem even in het gelaat en schilderde
dan weer haastig verder.
„Ik geloof, dat het don graaf slecht be
komen zou zyn, als hij zich had durven ver
zetten," ging hy voort. „De generaal moet
in zyn huis even streng de teugels houden
als onder zyn soldaten en niet de minste
tegenspraak dulden. Gy kont toch uw yzeren
chef? Zoudt gy het durven wagon voor hem
te treden en ronduit neen to zeggen?"
„Ik heb hem nog wel meer gezegd dan
dat eene woord."
„Gy? Den generaal?"
Hans was zóó verbaasd, dat hy eenoogen-
blik zyn werk liet rusten. Michaël echter
vergat alle voorzichtigheid; hy liet zich door
zyn opgewondenheid meesleopen.
„Den generaal, graaf Steinrück, ja I Hy wilde
my ook dwingen met zyn heerschzuchtigen
blik; h(J gebood mjj ook te zwygen op zyn
bevelenden toon, waarvoor alles buigt; maar
ik zweeg niet. Hy zou en moest van myn
lippen hooren, wat hij zeker nog nooit in
zyn leven vernomen had. Ik slingerde het
hem zonder aanzien des persoons in het aan
gezicht en hy heeft naar my geluisterd l Nu
hebben wy met elkander afgerekend en hy
een geheim voor u gehad, en mag dit nu
ook wel van u vragen. In welke verhouding
staat gy tot dezen Steinrück?"
Er heerschto een oogenblik stiltedan sprak
Michaël op byna yskouden toon:
„In dezelfde verhouding als graaf Raoul."
Hans keek hem aan, alsof hy deze woorden
niet begreep; hy meende niet goed verstaan
te hebbon.
„Wat moet dat beteekenen? Do gene-'
raai?
„Is de vader mijner moeder zy heette/
Louise Steinrück l"
XV.
De maand Maart toonde zich dit jaar van
haar onaangenaamsten kant. Nadat zy mot
eenige mooie, zonnige dagen haar intocht
gehouden had, hulde zy de stad wekenlang
in een dichten nevoi en regensluier; op hot
veld stierven do eerste knopjes van koude en
nattigheid, en achter de ramen keken do
menschen verdrietig naar de lentemaand, die
haar naam zoo weinig eer aaudoed.
Op een van die regenachtige namiddagen
liep graaf Raoul Steinrück de stoep op van
een huis in oen der deftige wyken van do
stad, en trok aan de schel. Hy moest den
dienaar, die de deur opende, wol goed bo-
kend zyn, want op zyn vraag of mynheer
Van Clermont thuis was, knikte hy beves-
tigend met het hoofd en liet den bezoeker
binnen, zonder dezen eerst aan te dienen.
De jonge graaf trad in het salon, waaraan,
niettegenstaande zyn nette inrichting, toch
de aantrekkelykheid ontbrak. Alles, wat do
modo eischte, was voorhanden; daarentegon
ontbrak alles, wat van de persoonlijkheid van
den bewoner had kunnen getuigen.
{WórcU vervolg