A®. 1900
<§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
bit uommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Eer sic Blad.
Leiden, 11 Augustus.
N®. 124T2
Zaterdag IX Augnstus.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 3 maanden. 2 l f 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRUS DER ADVERTENTEËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseoren juiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Officieoio Kennisgeving#
Directe Bclastiugcu*
Do Burgemeester van Leiden brengt ter algomeene
Tonnis, dat aan den Ontvanger dör Directe Belastingen
fis ter bai.d gesteld hot kohier der Belasting op
Ibedrijfa- en sndoro inkomsten No. 2 van den dienst
'1900/1901, exoontoir verklaard den lOdon Aug. jl„
,èu herinnert voorts de belanghebbenden aan hun
►verplichting, om den aanslag op den bij de Wet
bepnaldon voet to voldoen.
Leidon, De Burgomoester voornoemd,
tl Aug. 1900. H. O. JUTA, Weth„ loo.-Bnrg.
Art 4 der Hinderwet
Oprichting van gemeentelijke slachthuizen.
IL
Over dit onderwerp bevat bet „Weekblad
voor de Burgerlijke Administratie", onder
redactie van mr. H. Vos, advocaat te Leiden,
het volgende tweede artikel:
By art. 3 van het It. B. van 31 3Tan.
1821 StblNo. 19) was bepaald, dat slageryen
niet dan op verkregen toestemming van de
(plaatselyke besturen kunnen worden daar-
•gesteld of veranderd,
In 1852 werd door den Min. van Binn.
Zaken aangenomen, dat het verplicht gebruik
'van het algemeen slachthuis, by plaatselijk
'reglement van 's-Hertogenbosch voorgeschre
ven, een politie-verordening is, welke door
(den gemeenteraad kan worden ingevoerd
'zonder hoogere goedkeuring, doch dat de aan
de gemeente te betalen retributie voor het
gebruik van dat slachthuis, als zynde een
ibelasting, aan hoogere goedkeuring onder
worpen is; zoodat beide zaken niet by éón
en dezelfde verordening geregeld kunnen
worden.
Omtrent de bestaanbaarheid van een voor
schrift als hierboven bedoeld, dacht de H. R.
anders, blijkens zyn arrest van 15 Mei 1855
(TP. v. h. Recht No. 1645.) Het gold hier do
'plaatselijke verordening van 's-Hertogenbosch,
:dd. 18 October 1852, o. a. bopalendo, dat geen
vee, met uitzondering van varkens, elders dan
dn het met 1 Januari 1853 geopend algemeen
'slachthuis zou mogen worden geslacht; tegen
•de overtreding hiervan was by de verordening
'.straf bedreigd. Een inwoner van genoemde
•.gemeente, dio in het bezit was van een inge-
'ivolge het K. B. van 1824 verleendo toestem-
'ming tot het oprichten van een slachterij,
had, ondanks voormelde verbodsbepaling, op
'21 September 1854 in zyn slachterij rundvee
•geslacht. Hy werd deswege door de rechtbank
'te 's-Hertogenbosch by vonnis van 30 Mei
1854 Wvh. R. No. No. 1558) van alle
■rechtsvervolging ontslagen. De voorziening in
•cassatie tegen deze uitspraak is verworpen by
Ivermelö arr. van den H. R. van 15 Mei 1855,
in overeenstemming met de conclusie van
,het O. M. by dat rechtscollege. De H. R.
ioverwoog, „dat uit het bepaalde by de artt.
3 en 11 van het K. B. van 1824 volgt, dat
de plaalaeiyke besturen, volgens dit besluit,
iniet de onbepaalde beschikking hebben over
iadmissie of weigering ten deze, maar dat,
•behoudens de algemeene toelatingen, in art.
toegestaan, elke aanvraag om vergunning
afzonderiyk moet wordon onderzocht en be
oordeeld; dat door voorzegde bepalingen,
'zooals dit to recht by het beklaagde vonnis
is beslist, gemeld K. B. moet geacht worden
te hebben voorzien omtrent de wyze, waarop
;slageryon zouden mogen worden daargesteld;
dat dientengevolge bestaat het geval, bedoeld
by art, 161 der gemeentewet, en dat dan ook
•luer het voorschrift van die wetsbepaling,
naar welke in dat geval de bepaling van een
•plaatsolyke verordening, in wier onderwerp
door een maatregel van inwendig bestuur
wordt voorzien, van rechtswege ophoudt te
gelden, de toepassing moet erlangen, in
voege als dit by het beklaagde vonnis is be
slist; dat toch, naar de voorschreven be
palingen der plaatsolyke verordening, geen vee,
:met uitzondering van varkens, elders dan in
het met 1 Jan. 1853 geopend algemeen slacht
huis zou mogen worden geslacht, en dat dit
'niet anders kan worden aangemerkt dan als
,een algemeen verbod van alle particuliere slage-
'ryen, en bijgevolg als een voorziening omtrent
j do daarstciiing van slageryen, in welkonder-
Iwerp reeds was voorzien by den algemeenen
imaatregel van inw. bestuur meergemeld;
jdat tegen de onbevoegdheid van het plaatselyk
;bestuur om by plaatsolyke verordening zoo
danig algemeen verbod te geven, niet kan
afdoen het beweren, dat de thans bestaande
(Staatsinstellingen de regeling van het onder-
jwerp in geschil zouden hebben opgedragen
'aan de plaatselyke besturen, omdat, al ware
idit ook al aan te nemen, de vraag hier
'eeniglyk is, of in het onderwerp door een
algemeenen maatregel van inw. bestuur is
voorzien, en dit in dier voege bevestigend
•;moet worden beantwoord; dat evenmin
'kan opgaan het beweren, dat by art. 151
•gemeentewet alleen zouden zyn bedoeld maat
regelen van inw. bestuur, die na de invoering
dier wet zouden worden uitgevaardigd, omdat
i dit beweren ten eenenmale in stryd is met
'de woorden der wetsbepaling, die tusschen
■vroegere en latere maatregelen, evenmin als
tusschen vroegere en latere wetten, onder
scheid te kennen geven of zelfs toelaten."
Ware in deze zaak een zevental jaren later
te beslissen geweest, het ontslag van rechts
vervolging zou waarschynlyk althans niet op
do in het arr. vermelde gronden gehandhaafd
zyn, aangezien, naar do by arr. van llFebr.
1862 (TV. v. h. R. No. 2356) gehuldigde en
sedert door den H. R. gevolgde, o. i. meer
juiste leer, art. 151 gemeentewet 6lechts be
trekking heeft op plaatselyke verordeningen
antéritur aan de wet, den algemeenen maat
regel van bestuur of de provinciale verordening,
waar by in het onderwerp der plaatselyke
verordening wordt voorzien. Vermits op do
verordening van 's-Hertogenbosch art. 153
gemeentewet niet was toegepast, was, naar
evenvermelde leer, ingevolge art. 150, al. 2,
die verordening in zoover verbindend, ook
voor den rechter. Doch, met het oog op
al. 1 van art 150 zou de Regeering, vooral
na de behandeling der zaak by den H. R.,
moeiiyk art. 153 buiten toepassing hebben
kunnen laten, zoolang het onderwerp by alge
meenen maatregel van bestuur was geregeld.
Wetsouiwerp 1864—5, dd. 6 April
1865. Art. 3 luidde: „In het belang der
openbare orde of gezondheid kan voor de
uitoefening van eenig bedryf, bij besluit van
den gemeenteraad, onder goedkeuring van
Ged. Staten, een bepaalde plaats in do ge
meente worden aangewezen.
Tegen het besluit van Ged. Staten kunnen
zoowel de gemeenteraad als andore belang
hebbenden by Ons voorziening vragen".
Mem. v. T. „De openbare orde of gezond
heid kan eischen, dat oenig bedryf slechts
op een bepaalde plaats in de gemeente worde
uitgeoefend. De gemeenteraad van 's-Hertogen
bosch besloot in 1852 tot oprichting van een
algemeen slachthuis en verbood by vororde-
ning het slachten op andero plaatsen dan in
dio algemeene inrichting. De H. R. vorklaardo
echter in zyn arr. van 15 Mei 1855 (W. v.
h. R, ,no. 1645) die verordening niet verbin
dend, omdat zy ingreep in hetK. B. van 1824,
de vergunningen ingevolge dat besluit verleend
tot oprichting van slageryen vernietigde, en
het verder verleenon van die vergunningen
belette. Het schynt noodig, de gemeentebestu
ren tot het nemen van zoodanigen nuttigen
maatregel bevoegd te verklaren. Do gevor
derde goedkeuring van Ged. Staten, met beroep
op den Koning, zal tegen misbruik waken".
Voorl. Verslag Tweede Kamerdd. 22 Mei
1865. „Blykbaar is art. 2, evenals art. 3, ont
worpen onder den indruk van het in de M. v.
T. op art. 3 aangehaald arr. van den H. R.
van 15 Mei 1855. Maar men mag niet uit
het oog verliezen, dat de motieven van dit
arr. wegvallen door do herziening van het
K. B. van 31 Jan. 1824 (Stbl. No. 19), zoo
als zy door dit w.-o. wordt voorgesteld."
Art. 3: „Op dit art. zyn de beschouwin
gen, die ten aanzien van hot voorgaande art.
werden ontwikkeld, voor een groot deel too-
passeiyk. De uitdrukking „bedryf' is daaren
boven nog onbostemder dan „industrieel bedryf',
gelyk art. 2 zogt. Zy veroorzaakt daarom nog
meer gevaar voor een bekrompen toepassing
der bevoegdheid, die aan de gemeentebesturen
wordt geschonken. Ook do uitdrukking „op
een bepaalde plaats" verdient afkeuring. Wan
neer de uitoefening van dit bedryf om de
eeno of andere reden niet op zoodanige plaats
kan geschieden, dan is zy feitelyk in de ge
meente belet. Wordt dit art. behouden, dan
moet de werking daarvan althans wordon
beperkt tot de bedryven, die in den alg.
maatr. v. i. b. wordon opgenomen. Moeten
de beide laatste zinsneden van art. 14 niet
op het in de 2de alinea van dit art. omschre
ven geval worden toepasselyk verklaard, op
dezelfde wyze als dit aan hot slot van art. 2
is gedaan?"
Wetsontwerp 1805—60, dd. 27 Febr.
1866. Art. 3 luidt gelyk art. 3 van het 1ste
wetsontwerpalleen werd aan hot slot byge-
voegd: „Daarby geldt de laatste zinsnede van
art. 14".
Mem. v. Toel „Aan dit art. wordt een
wydere 6trekking toegeschreven dan in de
bedoeling ligt. Gelyk uit do vorige toelichtende
memorie blykt, heeft het arr. van den H. R.
omtrent de verordening op het algemeen
slachthuis te 's-Hertogenbosch daartoe aan
leiding gegeven. Zoowel voor den behooriyken
afvoer van bloed en andere onreinheden, als
voor het houden van toezicht op al het ter
slachting bostemdo vee, is het wenschelyk,
dat algemeene slachthuizen opgericht en de
slagers verplicht worden uitsluitend d&ar te
slachten. Zonder uitdrukkelyko machtiging der
wet zijn echter de gemeenteraden tot het
vasL.ellen van zoodanige verordening niet
bevoegd. Het spreekt vanzelf, dat wanneer
een gemeenteraad van die bevoegdheid gebruik
maakt, by voor het maken van zoodanige
algemeene inrichting zorge. De mogeiykheid
bestaat, dat in het belang der openbare ordo
en gezondheid ook de uitoefening van andere
bedryven aan een bepaalde plaats gebonden
ware, en daarom is het art. niet uitsluitend
tot slachthuizen beperkt, maar in algemeene
bewoordingen gesteld. De gevorderde goed
keuring van Ged. Staten en het zonder termyn
toegestaan beroep op den Koning waarborgen
tegen misbruik. De voorlaatste zinsnede van
art. 14, bevelende een algemeeDe kennisgeving
van het ingesteld beroep, schynt hier niet
van toepassing. Alleen het laatste lid van dat
art. is toepasselyk verklaard".
Voorl. Verslag Tweede Kamer, dd. 16 Maart
1866: „Verscheidene leden meenden, dat de
M. v. T. dwaalt, waar zy zegt: Het spreekt
vanzelf, dat de gemeenteraad, dio van deze
bevoegdheid gebruik maakt, voor het maken
van zoodanige algemeene inrichting zorgt".
De wet verplicht hem daartoe niet en hy kan
er dus niet toe worden genoodzaakt. De be
paling is echter veel te algemeen gesteld. De
gemeenteraad zal krachtens haar inhoud voor
do uitoefening van ieder bedryf een bepaald
gedeelte der gemeente kunnen aanwyzen.
De M. v. T. spreekt daarentegen alleen van
de wenscheiykheid der inrichting van een
algemeen slachthuis. Wanneer de redactie van
het art. meer in overeenstemming wiord go-
bracht met het denkbeeld, dat aan de M. v.
T. ten grondslag ligt, zouden de geopperde
bezwaren vervallen."
Wetsontwerp 1869—70, dd. 20 Sept.
1869. Art. 8 luidde: „In het belang der open
bare orde of gezondheid kan voor de uit
oefening van eenig bedryf, by besluit van den
gemeenteraad, onder goedkeuring van Gedep.
Staten, een bepaaldo gelegenheid worden
aangewezen.
De twee laatste zinsneden van art. 7 zyn
hier van toepassing" (n. L „Tegen het besluit
van Ged. Staten kunnen zoowel de gemeente-
raad als andere belanghebbenden IQ Ons
voorziening vragen. Daarby geldt het vierde
lid van art. 18").
Mem. vT. „Het doel van dit artikel is
tweeledig:
lo. bevoegdheid om uitoefening van een
bepaald bedryf aan oen bepaalde plaats te
I verbinden;
2o. om een bepaalde wyk of straat voor
de uitoefening van sommige bedryven aan to
wyzen".
L Voorl. Verslag Tweede Kamer, dd. 21 Maart
1870, 1 „Er zyn fabrieken, werk
plaatsen, enz., welker vestiging in een be
paalde buurt op de waarde der pandon in die
buurt oan ongunstigen invioad zou uitoefenen,
zonder dat zy nog daarom geacht kunnen
worden in het belang der openbare ordo of
gezondheid te moeten worden verwyderd.
Zou, werd gevraagd, dé gemeenteraad, op
grond van art. 8 van het ontwerp, een be
paalde wyk- of straat ook voor de uitoefening
van zoodanige bedryven mogen aanwyzen?"
„Art. 8. „Bij besluit van den gemeenteraad.'*
Er wordt hier toch zeker een algomeene ver
ordening, tot een bepaald bedryf betrekkelyk,
bedoeld, niet een besluit omtrent een enkele
fabriek of inrichting? Nuttig kan zulk een
verordening, om do reeds vroeger in 1
aangewezen reden, zyn, maar zou zy niet
monopolie in de hand kunnen werken, als in
oen bepaalde straat of wyk geen gelegenheid
meer open is? Of is de bedoeling, dat de
gemeenteraad steeds een gelegenheid aan-
wyze? Zou, wanneer dit niet plaats vindt en
dus de oprichting eener fabriek wordt belet,
geen conflict kunnen ontstaan met de bepa
lingen van artt. 1 en 2 dor wet? Het artikel
schynt zich toch uit te strekken tot alle be
dryven zonder onderscheid, ook tot die in do
§rtt. 2 en 3 bedoeld.
„De twee laatste zinsneden van art. 7 zijn
hier van toepassing". Maar dat art. heeft,
zoowol in het oorspronkelyke als in het ge
drukte ontwerp, slechts twee zinsneden. Waar
schynlyk zyn de twee laatste volzinnon
bedoeld."
Mem. v. Beantw. „Art. 8, waarop het "Voorl.
Verslag zich beroept, gaat, blykens de daarin
aangebrachte wyziging, uit van het beginsel,
dat een bepaalde buurt kan worden aange
wezen, waar zekere industrie zich zou kunnen
vestigen, zonder de bijzondere vergunning te
behoeven, die zy anders zou noodig hebben.
Wordt voor de uitoefening van eenig bedryf
geen voorafgaande vergunning door de wet
gevorderd, dan staat hot den industriöel vry
zich te vestigen waar hy wil, en kan hy dooi
den gemeenteraad in die vryhoid niét worden
belemmerd."
„Art. 8. De bedoeling van deze bepaling
schynt niet goed begrepen. Gelyk reeds in
de Memorie van Toelichting tot de beide vorige
ontwerpon werd opgemerkt, kan de openbare
orde of gezondheid eischen, dat eenig bedryf
slechts op een bepaalde plaatsin de gemeente
worde uitgeoefend. Naar de tegenwoordigo
wetgeving kan de gemeenteraad dit echter
niet bepalen, omdat zoodanige verordening
in het K. B. van 1824 zou ingrypen, de
vergunningen, ingevolge dat besluit verleend
tot uitoefening van zoodanig bedryf, zou ver
nietigen èn het verder verleenen van die
vergunningen zou beletten. Op deze gronden
verklaarde dan ook de H. R. in het aange
haald arr. een verordening van 's-Hertogen
bosch niet verbindend, waarby het slachten
op andere plaatsen dan in het door het
gemeentebestuur opgericht algemeen slacht
huis werd verboden. Veel gemeentebesturen
hebben het verlangen te kennen gegeven, dat
hun de bevoegdheid tot het maken van zoo
danige verordening mocht worden verleend,
daar het voor den behooriyken afvoer van
bloed en andere onreinheden en voor het
houden van toezicht op al het ter slachting
bestemde vee wenschelyk is, dat algemeene
slachthuizen opgericht en de slagers verplicht
worden uitsluitend diar te slachten. Die be
voegdheid wordt hier gegeven, doch niet alleen
tot hot slachter6bedryf maar ook tot andere
bedryven uitgestrekt, terwyl de gevorderde
goedkeuring van Ged. Staten en het toege
staan beroep op den Koning voldoende waar
borgen tegen misbruik geven. Deze afwyking
van het gomeene recht, dat slechts mede-
deeling van plaatselyke verordening aan Ged.
Staten doch geen goedkeuring vordert, is hier
noodig om de ingezetenen tegen willekeur to
beschermen. Dergelyke afwykingen worden
ook elders, byv. in art. 29, 2de lid, dor wet
van 10 April 1869 StsblNo. 65) gevonden.
Dit voorschrift is geheel iets anders dan
het aanwyzen eener bepaalde buurt of straat
voor de uitoefening van zekero bedryven,
waarvan het Yoorl. Verslag melding maakt.
De bedoeling van dit laatste is alleen om de
ny verheid vryheid te geven een of anderen
tak zonder voorafgaande vergunning op een
bepaalde plaats, waar dit zonder vrees voor
gevaar of schade geschieden kan, uit te oefenen.
Die bevoegdheid gaf hot besluit van 1824 in
art. 5 en wordt thans opnieuw in het eerste
lid van dit wetsartikel verleend.
Byzondere waarborgen tegen willekeur
schynen hier niet noodig, daar art. 153 ge
meentewet hiertegen voldoende kan waken.
Al wordt een wyk of straat voor een der in
artt. 2 en 3 bedoelde bedryven aangewezen,
dan biyft het den industrieel toch vrygelaten
zyn inrichting elders te plaatsen, mits hy
daartoe vooraf vergunning heeft verkregen."
By deze, Memorie werd een Nota van wijzi
gingen overgelegd, waarby art. 8 aldus ge
lezen werd:
„By plaatselyke verordening kunnen straten
of wykon worden aangewezen, waar een of
meer bedryven, in art. 2 of 3 bedoeld, zonder
voorafgaande vergunning kunnen worden uit
geoefend.
„In het belang der openbare orde of gezond
heid kan voor de uitoefening van eenig bedryf,
by besluit van den gemeenteraad, onder goed
keuring van Gedep. Staten, een bepaaldo ge
legenheid wordon aangewezen.
„Tegen het besluit van Ged. Staten kunnen
zoowel de gemeenteraad als andere belang
hebbenden by Ons voorziening-vragen. Het
vierde lid van art. 18 is hier van toepassing."
Wetsontwerp 1870-71, dd. 19 Septem
ber 187i). Art. 8 luidde zooals het by even-
bedoeldo Nota van Wyziging was geredigeerd.
Do Memorie van Toelichting bovatto slechts
vorwyzing naar do vroegere over do wetsvoor-
dracht gewisselde stukken.
Omtrent dit wetsontwerp zag geen Voorl.
Verslag het licht.
Den 14den a. s. zullen van de bataljons
infanterie alhier 300 miliciens van de
lichting 1899, waarvan een 120-tal zich thans
onder de wapenen bevinden, in het genot van
groot verlof worden gesteld. De onder de
wapenen zynde zullen Maandag a.s. na afloop
der oefeningen reeds huiswaarts mogen ver
trekken.
De Duitscho mail wordt hedenavond alhier
verwacht.
Blykens achterstaande advertentie zal,
(morgen) Zondag, in de Parochiale school te
Oegstgeest geopend worden de tentoonstelling
van voorwerpen, bestemd voor de verloting
ten behoeve der nieuwo R.-EL kerk, aldaar.
De pryzen, daarvoor door weldoeners aan
gekocht en geschonken, zyn wel waard, dat
zy eerst tentoongesteld worden. Men zal er
onder meer zien: een prachtige pianino, een
compleet salon-ameublement, linnenkasten,
tafelserviezen, zilveren tafel-garnituur, veel
voorwerpen in goud en zilver. Voorts prachtigo
kunstnaaldwerkon en honderdon artikelen van
smaak en practisch nut.
De lokalen der Parochiale school, die zich
uitstekend voor dit doel leenen, zyn door Le
goede zorgen van oen bekwaam decorateur
in een feestzaal herschapen en men zal zich
in de middelste afdeeling zelfs als in een
salon verplaatst denken.
Voegen wy daarby, dat rappe jongedames
u gaarne een klein aandenken aan de tentoon
stelling zullen verkoopen, of de dorstigen
zullen laven en dat men de meeste dagen
voor slechts een dubbeltje toegang verkrygt,
dan gelooven wy, dat honderden van deze
gelegenheid zullen gebruik maken om eens
een wandeling naar Oegstgeest te doen en
door een bezoek aan deze tentoonstelling
mede te werken aan het succes daarvan.
Men verneomt, dat van Maandag a. s.
tot 15 September a. s. op het Koninkiyk
Penningkabinet in Den Haag zullen worden
uitgelegd de Nederlandscho en buitonlandsche
penningen, geslagen in de laatste vyf en
twintig jaar. Zy zullen gerangschikt worden
naar de verschillende landen en kunstenaars.
Kaa6t de steeds geëxposeerde medailles en
plaquettes van Chaplain en Roty zal men dus
overzien kunnen de ontwikkeling dezer steeds
meer belangstelling en sympathie wekkende
kunst.
Dank zy de welwillende beschikking van
H. M. de Koningin zullen ook worden ten
toongesteld de gouden en zilveren penningen,
toebehoorende aan H. M. en die Haar aange
boden zyn onder het Regentschap en by de
inhuldiging.
De geschiedkundige tentoonstelling van
het Nederlandsche Zeewezen in de Gothische
zaal te 's-Gravenhage werd gistermiddag ver
eerd met een bezoek van dsn groothertog
van Saksen en zyn dochter do hertogin van
Mecklenburg mot gevolg.
De Vorsteiyke personen werden by aankomst
ontvangen door drie loden van do tentoon
stellingscommissie, do hoeren Scheurleer, voor
zitter, en dr. Dompierre do Chaufepió en Van
Gyn.
Begeleid door deze heeren, namen Hun
Koninkiyke Hoogheden op hun rondwandeling,
die byna anderhalf uur duurde door de ver
schillende zalen, schier ieder voorwerp in
oogenschouw, daarby byzonderheden van
het tentoongestelde inwinnende by de com
missieleden. Vooral in de De-Ruy ter-kamer
werd geruimen tyd vertoefd.
Tegen halfvyf verlieten de Vorstelyke per
sonen de Gothische zaal, den Groothertog
welbekend, want zooals hy op de rondwan
deling aan een der heeren van het comité
herinnerde, was in deze zaal zyn.huwelyk
met prinses Sophie voltrokken.
Deze week werd 's nachts door baldadige
handen de bronzen buste van Huygens aan
den ouden Scheveningschen weg van het hard-
steenen voetstuk gebroken, 's Morgens lag het
beeld op den grond, en 't is de vraag of 't
weder spoedig op zyn voetstuk zal pryken.
Er doet zich nl. een eigenaardig geval voor.
De gemeente toch heefft destyds wel het ge-
denkteeken aanvaard, maar over de onder
houdskosten harerzyds wordt niets in de
voorwaarden vanoverdracht' gerept; het
Huygens-Comité is inmiddels ontbonden en
een fonds voor onderhoud bestaat niet. Nu
heeft de gemeente aan een der leden van be
doelde Commissie kennisgegeven van do
vernieling en ^gevraagd wat de Commissie
•denkt te doen.'
Bedoeld lid heeft daarop natuurlyk niet
kunnen antwoorden^ maar heeft het schryven
van de gemeente opgezonden aan den voor
zitter van hot voormalig Huygens-Comité, die
zich op 't oogonblik in het buitenland bevindt.
Vanwege het ministerie van waterstaat,
handel en nyverheid is aanbesteed het by-
spannon van vier draden aan do palen der
lyn langs den Staatsspoorweg tusschen
-'s-Gravenhage en Zevenhuizen en hot uit
voeren van onderhoudswerken aan die lyn.
Minste inschryver H. J. Broekema, te Assen,
voor f 1887.
Voorts werd herbesteedhet uitvoeren van
onderhoudswerken aa/ lynen langs don Ooster
spoorweg tusschen Amsterdam en Amersfoort,
en hot byspan'ion van één draad tusschen
beide plaatsen. Eeuige inschryver G. Alblas,
te Waddingsveen, voor f 3200.
De Schah van Perziö zal tegen den
263ten Augustus uit Lolgië in Den Haag
komen. Gedurende het verblyf van den Per-
zischen souverein aldaar ten koninklyken
paleize zullen hem vanwego het Hof worden
toegevoegd, behalve de adjudant in buiten
gewonen dienst generaab majoor jhr. Laman
Trip, de luitenant ter zee 1ste kl. Zeegers
Rysor, adjudant in gewonen dienst, en de
lste luit. van do inf. jhr. Six, ordonnance-
officier van H. M. de Koningin, die Z. M. aan
de grens van het knd zullen begroeten en
verder vergezellen.
Met verlof is hie.- to lande aangekomen
jhr. Van Tets van Goudriaan, gezant van
Nederland te Berlyc.
Een door der Voorzitter van hetHoofd-
comitó van het Rooöe Kruis ontvangen tele
gram van dr. Koster bericht de aankomst van
de krygsgevangen loden der tweede Neder
landsche ambulance te Colombo (Ceylon).
Voor het notanëel staatsexamen zyn
van 410 Augustus geslaagd: eerste gedeelte,
de hoeren J. Van den Borgb, te Stad-Almeloo;
J. J. Vooren, te Arnhem; H. M. J. Janssen,
te Ommerschans (Dedemsva?rt)G. D. Boswyk,
te Arnhem; N. J. M. F. Vi^n Everdingen, te
Hoorn; tweede gedeelte, de heeren N. C.
M. A. Van den Dries, te DeventerB. Maatjes,
te Hoogeveen; G. J. Van Leersum, te Hoorn,
en J. W. Ten DoesscLate, te Goor.
Omtrent het Konmklyk bezoek op Woens
dag 22 Aug. aan Deventer wordt het volgende
medegedeeld.
HH. MM. zullen des namiddags 1 uur
arriveeren .aan het station van den Staats
spoorweg en worden ontvangen door het
College van het Dagelyksch Bostuur, den
kolonel-garnizoons-ci mmandant en den majoor
commandant der dd. schuttery.
Aan het station wordt een ecrowaclit van
een compagnie der dd. schuttery opgesteld.
Twee dochters *an de twee oudste raads
leden zullen HH. MM. namens den gemeente
raad ruikers «aanbieden, terwyl een aantal
jongedames een ovotio aan dë Vorstinnen
zuilen brengen.
N3dat HH. MM. met gevolg zullen zijn
ingestapt, zot de stoet zich in beweging tot
aan de Ba^oulebrug vóór den ingang der
stad, alwaar eon 200 tal dames en heeren,
leden 7an de zangvereenigingen Afdeeling
„Gemengd Koor va' Devon tor Mannenkoor"
en „Euterpo", wich hebben opgesteld, om
onder leiding van don heer Jan Ryken den
Koninginnen een welkomstgroot too te zingen.
Daarna volgt een rit door do stad on buiten
wyken.
Bezocht zullen worden het St.-Geertruidon-
gasthuis (ziekenhuis), het Burger-Weeshuis,
het Groote en Voostor gasthuis on de cap
sulonfabriek van de firma Gt. Scliimmolpen-
ninck Co.
Omstreeks halfdrie zal de Koninkiyke stoefc^