A®. 1900 <§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. bit uommer bestaat uit DRIE Bladen. Eer sic Blad. Leiden, 11 Augustus. N®. 124T2 Zaterdag IX Augnstus. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maanden. 2 l f 1.10. Franco por post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRUS DER ADVERTENTEËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseoren juiten de stad wordt f 0.05 berekend. Officieoio Kennisgeving# Directe Bclastiugcu* Do Burgemeester van Leiden brengt ter algomeene Tonnis, dat aan den Ontvanger dör Directe Belastingen fis ter bai.d gesteld hot kohier der Belasting op Ibedrijfa- en sndoro inkomsten No. 2 van den dienst '1900/1901, exoontoir verklaard den lOdon Aug. jl„ ,èu herinnert voorts de belanghebbenden aan hun ►verplichting, om den aanslag op den bij de Wet bepnaldon voet to voldoen. Leidon, De Burgomoester voornoemd, tl Aug. 1900. H. O. JUTA, Weth„ loo.-Bnrg. Art 4 der Hinderwet Oprichting van gemeentelijke slachthuizen. IL Over dit onderwerp bevat bet „Weekblad voor de Burgerlijke Administratie", onder redactie van mr. H. Vos, advocaat te Leiden, het volgende tweede artikel: By art. 3 van het It. B. van 31 3Tan. 1821 StblNo. 19) was bepaald, dat slageryen niet dan op verkregen toestemming van de (plaatselyke besturen kunnen worden daar- •gesteld of veranderd, In 1852 werd door den Min. van Binn. Zaken aangenomen, dat het verplicht gebruik 'van het algemeen slachthuis, by plaatselijk 'reglement van 's-Hertogenbosch voorgeschre ven, een politie-verordening is, welke door (den gemeenteraad kan worden ingevoerd 'zonder hoogere goedkeuring, doch dat de aan de gemeente te betalen retributie voor het gebruik van dat slachthuis, als zynde een ibelasting, aan hoogere goedkeuring onder worpen is; zoodat beide zaken niet by éón en dezelfde verordening geregeld kunnen worden. Omtrent de bestaanbaarheid van een voor schrift als hierboven bedoeld, dacht de H. R. anders, blijkens zyn arrest van 15 Mei 1855 (TP. v. h. Recht No. 1645.) Het gold hier do 'plaatselijke verordening van 's-Hertogenbosch, :dd. 18 October 1852, o. a. bopalendo, dat geen vee, met uitzondering van varkens, elders dan dn het met 1 Januari 1853 geopend algemeen 'slachthuis zou mogen worden geslacht; tegen •de overtreding hiervan was by de verordening '.straf bedreigd. Een inwoner van genoemde •.gemeente, dio in het bezit was van een inge- 'ivolge het K. B. van 1824 verleendo toestem- 'ming tot het oprichten van een slachterij, had, ondanks voormelde verbodsbepaling, op '21 September 1854 in zyn slachterij rundvee •geslacht. Hy werd deswege door de rechtbank 'te 's-Hertogenbosch by vonnis van 30 Mei 1854 Wvh. R. No. No. 1558) van alle ■rechtsvervolging ontslagen. De voorziening in •cassatie tegen deze uitspraak is verworpen by Ivermelö arr. van den H. R. van 15 Mei 1855, in overeenstemming met de conclusie van ,het O. M. by dat rechtscollege. De H. R. ioverwoog, „dat uit het bepaalde by de artt. 3 en 11 van het K. B. van 1824 volgt, dat de plaalaeiyke besturen, volgens dit besluit, iniet de onbepaalde beschikking hebben over iadmissie of weigering ten deze, maar dat, •behoudens de algemeene toelatingen, in art. toegestaan, elke aanvraag om vergunning afzonderiyk moet wordon onderzocht en be oordeeld; dat door voorzegde bepalingen, 'zooals dit to recht by het beklaagde vonnis is beslist, gemeld K. B. moet geacht worden te hebben voorzien omtrent de wyze, waarop ;slageryon zouden mogen worden daargesteld; dat dientengevolge bestaat het geval, bedoeld by art, 161 der gemeentewet, en dat dan ook •luer het voorschrift van die wetsbepaling, naar welke in dat geval de bepaling van een •plaatsolyke verordening, in wier onderwerp door een maatregel van inwendig bestuur wordt voorzien, van rechtswege ophoudt te gelden, de toepassing moet erlangen, in voege als dit by het beklaagde vonnis is be slist; dat toch, naar de voorschreven be palingen der plaatsolyke verordening, geen vee, :met uitzondering van varkens, elders dan in het met 1 Jan. 1853 geopend algemeen slacht huis zou mogen worden geslacht, en dat dit 'niet anders kan worden aangemerkt dan als ,een algemeen verbod van alle particuliere slage- 'ryen, en bijgevolg als een voorziening omtrent j do daarstciiing van slageryen, in welkonder- Iwerp reeds was voorzien by den algemeenen imaatregel van inw. bestuur meergemeld; jdat tegen de onbevoegdheid van het plaatselyk ;bestuur om by plaatsolyke verordening zoo danig algemeen verbod te geven, niet kan afdoen het beweren, dat de thans bestaande (Staatsinstellingen de regeling van het onder- jwerp in geschil zouden hebben opgedragen 'aan de plaatselyke besturen, omdat, al ware idit ook al aan te nemen, de vraag hier 'eeniglyk is, of in het onderwerp door een algemeenen maatregel van inw. bestuur is voorzien, en dit in dier voege bevestigend •;moet worden beantwoord; dat evenmin 'kan opgaan het beweren, dat by art. 151 •gemeentewet alleen zouden zyn bedoeld maat regelen van inw. bestuur, die na de invoering dier wet zouden worden uitgevaardigd, omdat i dit beweren ten eenenmale in stryd is met 'de woorden der wetsbepaling, die tusschen ■vroegere en latere maatregelen, evenmin als tusschen vroegere en latere wetten, onder scheid te kennen geven of zelfs toelaten." Ware in deze zaak een zevental jaren later te beslissen geweest, het ontslag van rechts vervolging zou waarschynlyk althans niet op do in het arr. vermelde gronden gehandhaafd zyn, aangezien, naar do by arr. van llFebr. 1862 (TV. v. h. R. No. 2356) gehuldigde en sedert door den H. R. gevolgde, o. i. meer juiste leer, art. 151 gemeentewet 6lechts be trekking heeft op plaatselyke verordeningen antéritur aan de wet, den algemeenen maat regel van bestuur of de provinciale verordening, waar by in het onderwerp der plaatselyke verordening wordt voorzien. Vermits op do verordening van 's-Hertogenbosch art. 153 gemeentewet niet was toegepast, was, naar evenvermelde leer, ingevolge art. 150, al. 2, die verordening in zoover verbindend, ook voor den rechter. Doch, met het oog op al. 1 van art 150 zou de Regeering, vooral na de behandeling der zaak by den H. R., moeiiyk art. 153 buiten toepassing hebben kunnen laten, zoolang het onderwerp by alge meenen maatregel van bestuur was geregeld. Wetsouiwerp 1864—5, dd. 6 April 1865. Art. 3 luidde: „In het belang der openbare orde of gezondheid kan voor de uitoefening van eenig bedryf, bij besluit van den gemeenteraad, onder goedkeuring van Ged. Staten, een bepaalde plaats in do ge meente worden aangewezen. Tegen het besluit van Ged. Staten kunnen zoowel de gemeenteraad als andore belang hebbenden by Ons voorziening vragen". Mem. v. T. „De openbare orde of gezond heid kan eischen, dat oenig bedryf slechts op een bepaalde plaats in de gemeente worde uitgeoefend. De gemeenteraad van 's-Hertogen bosch besloot in 1852 tot oprichting van een algemeen slachthuis en verbood by vororde- ning het slachten op andero plaatsen dan in dio algemeene inrichting. De H. R. vorklaardo echter in zyn arr. van 15 Mei 1855 (W. v. h. R, ,no. 1645) die verordening niet verbin dend, omdat zy ingreep in hetK. B. van 1824, de vergunningen ingevolge dat besluit verleend tot oprichting van slageryen vernietigde, en het verder verleenon van die vergunningen belette. Het schynt noodig, de gemeentebestu ren tot het nemen van zoodanigen nuttigen maatregel bevoegd te verklaren. Do gevor derde goedkeuring van Ged. Staten, met beroep op den Koning, zal tegen misbruik waken". Voorl. Verslag Tweede Kamerdd. 22 Mei 1865. „Blykbaar is art. 2, evenals art. 3, ont worpen onder den indruk van het in de M. v. T. op art. 3 aangehaald arr. van den H. R. van 15 Mei 1855. Maar men mag niet uit het oog verliezen, dat de motieven van dit arr. wegvallen door do herziening van het K. B. van 31 Jan. 1824 (Stbl. No. 19), zoo als zy door dit w.-o. wordt voorgesteld." Art. 3: „Op dit art. zyn de beschouwin gen, die ten aanzien van hot voorgaande art. werden ontwikkeld, voor een groot deel too- passeiyk. De uitdrukking „bedryf' is daaren boven nog onbostemder dan „industrieel bedryf', gelyk art. 2 zogt. Zy veroorzaakt daarom nog meer gevaar voor een bekrompen toepassing der bevoegdheid, die aan de gemeentebesturen wordt geschonken. Ook do uitdrukking „op een bepaalde plaats" verdient afkeuring. Wan neer de uitoefening van dit bedryf om de eeno of andere reden niet op zoodanige plaats kan geschieden, dan is zy feitelyk in de ge meente belet. Wordt dit art. behouden, dan moet de werking daarvan althans wordon beperkt tot de bedryven, die in den alg. maatr. v. i. b. wordon opgenomen. Moeten de beide laatste zinsneden van art. 14 niet op het in de 2de alinea van dit art. omschre ven geval worden toepasselyk verklaard, op dezelfde wyze als dit aan hot slot van art. 2 is gedaan?" Wetsontwerp 1805—60, dd. 27 Febr. 1866. Art. 3 luidt gelyk art. 3 van het 1ste wetsontwerpalleen werd aan hot slot byge- voegd: „Daarby geldt de laatste zinsnede van art. 14". Mem. v. Toel „Aan dit art. wordt een wydere 6trekking toegeschreven dan in de bedoeling ligt. Gelyk uit do vorige toelichtende memorie blykt, heeft het arr. van den H. R. omtrent de verordening op het algemeen slachthuis te 's-Hertogenbosch daartoe aan leiding gegeven. Zoowel voor den behooriyken afvoer van bloed en andere onreinheden, als voor het houden van toezicht op al het ter slachting bostemdo vee, is het wenschelyk, dat algemeene slachthuizen opgericht en de slagers verplicht worden uitsluitend d&ar te slachten. Zonder uitdrukkelyko machtiging der wet zijn echter de gemeenteraden tot het vasL.ellen van zoodanige verordening niet bevoegd. Het spreekt vanzelf, dat wanneer een gemeenteraad van die bevoegdheid gebruik maakt, by voor het maken van zoodanige algemeene inrichting zorge. De mogeiykheid bestaat, dat in het belang der openbare ordo en gezondheid ook de uitoefening van andere bedryven aan een bepaalde plaats gebonden ware, en daarom is het art. niet uitsluitend tot slachthuizen beperkt, maar in algemeene bewoordingen gesteld. De gevorderde goed keuring van Ged. Staten en het zonder termyn toegestaan beroep op den Koning waarborgen tegen misbruik. De voorlaatste zinsnede van art. 14, bevelende een algemeeDe kennisgeving van het ingesteld beroep, schynt hier niet van toepassing. Alleen het laatste lid van dat art. is toepasselyk verklaard". Voorl. Verslag Tweede Kamer, dd. 16 Maart 1866: „Verscheidene leden meenden, dat de M. v. T. dwaalt, waar zy zegt: Het spreekt vanzelf, dat de gemeenteraad, dio van deze bevoegdheid gebruik maakt, voor het maken van zoodanige algemeene inrichting zorgt". De wet verplicht hem daartoe niet en hy kan er dus niet toe worden genoodzaakt. De be paling is echter veel te algemeen gesteld. De gemeenteraad zal krachtens haar inhoud voor do uitoefening van ieder bedryf een bepaald gedeelte der gemeente kunnen aanwyzen. De M. v. T. spreekt daarentegen alleen van de wenscheiykheid der inrichting van een algemeen slachthuis. Wanneer de redactie van het art. meer in overeenstemming wiord go- bracht met het denkbeeld, dat aan de M. v. T. ten grondslag ligt, zouden de geopperde bezwaren vervallen." Wetsontwerp 1869—70, dd. 20 Sept. 1869. Art. 8 luidde: „In het belang der open bare orde of gezondheid kan voor de uit oefening van eenig bedryf, by besluit van den gemeenteraad, onder goedkeuring van Gedep. Staten, een bepaaldo gelegenheid worden aangewezen. De twee laatste zinsneden van art. 7 zyn hier van toepassing" (n. L „Tegen het besluit van Ged. Staten kunnen zoowel de gemeente- raad als andere belanghebbenden IQ Ons voorziening vragen. Daarby geldt het vierde lid van art. 18"). Mem. vT. „Het doel van dit artikel is tweeledig: lo. bevoegdheid om uitoefening van een bepaald bedryf aan oen bepaalde plaats te I verbinden; 2o. om een bepaalde wyk of straat voor de uitoefening van sommige bedryven aan to wyzen". L Voorl. Verslag Tweede Kamer, dd. 21 Maart 1870, 1 „Er zyn fabrieken, werk plaatsen, enz., welker vestiging in een be paalde buurt op de waarde der pandon in die buurt oan ongunstigen invioad zou uitoefenen, zonder dat zy nog daarom geacht kunnen worden in het belang der openbare ordo of gezondheid te moeten worden verwyderd. Zou, werd gevraagd, dé gemeenteraad, op grond van art. 8 van het ontwerp, een be paalde wyk- of straat ook voor de uitoefening van zoodanige bedryven mogen aanwyzen?" „Art. 8. „Bij besluit van den gemeenteraad.'* Er wordt hier toch zeker een algomeene ver ordening, tot een bepaald bedryf betrekkelyk, bedoeld, niet een besluit omtrent een enkele fabriek of inrichting? Nuttig kan zulk een verordening, om do reeds vroeger in 1 aangewezen reden, zyn, maar zou zy niet monopolie in de hand kunnen werken, als in oen bepaalde straat of wyk geen gelegenheid meer open is? Of is de bedoeling, dat de gemeenteraad steeds een gelegenheid aan- wyze? Zou, wanneer dit niet plaats vindt en dus de oprichting eener fabriek wordt belet, geen conflict kunnen ontstaan met de bepa lingen van artt. 1 en 2 dor wet? Het artikel schynt zich toch uit te strekken tot alle be dryven zonder onderscheid, ook tot die in do §rtt. 2 en 3 bedoeld. „De twee laatste zinsneden van art. 7 zijn hier van toepassing". Maar dat art. heeft, zoowol in het oorspronkelyke als in het ge drukte ontwerp, slechts twee zinsneden. Waar schynlyk zyn de twee laatste volzinnon bedoeld." Mem. v. Beantw. „Art. 8, waarop het "Voorl. Verslag zich beroept, gaat, blykens de daarin aangebrachte wyziging, uit van het beginsel, dat een bepaalde buurt kan worden aange wezen, waar zekere industrie zich zou kunnen vestigen, zonder de bijzondere vergunning te behoeven, die zy anders zou noodig hebben. Wordt voor de uitoefening van eenig bedryf geen voorafgaande vergunning door de wet gevorderd, dan staat hot den industriöel vry zich te vestigen waar hy wil, en kan hy dooi den gemeenteraad in die vryhoid niét worden belemmerd." „Art. 8. De bedoeling van deze bepaling schynt niet goed begrepen. Gelyk reeds in de Memorie van Toelichting tot de beide vorige ontwerpon werd opgemerkt, kan de openbare orde of gezondheid eischen, dat eenig bedryf slechts op een bepaalde plaatsin de gemeente worde uitgeoefend. Naar de tegenwoordigo wetgeving kan de gemeenteraad dit echter niet bepalen, omdat zoodanige verordening in het K. B. van 1824 zou ingrypen, de vergunningen, ingevolge dat besluit verleend tot uitoefening van zoodanig bedryf, zou ver nietigen èn het verder verleenen van die vergunningen zou beletten. Op deze gronden verklaarde dan ook de H. R. in het aange haald arr. een verordening van 's-Hertogen bosch niet verbindend, waarby het slachten op andere plaatsen dan in het door het gemeentebestuur opgericht algemeen slacht huis werd verboden. Veel gemeentebesturen hebben het verlangen te kennen gegeven, dat hun de bevoegdheid tot het maken van zoo danige verordening mocht worden verleend, daar het voor den behooriyken afvoer van bloed en andere onreinheden en voor het houden van toezicht op al het ter slachting bestemde vee wenschelyk is, dat algemeene slachthuizen opgericht en de slagers verplicht worden uitsluitend diar te slachten. Die be voegdheid wordt hier gegeven, doch niet alleen tot hot slachter6bedryf maar ook tot andere bedryven uitgestrekt, terwyl de gevorderde goedkeuring van Ged. Staten en het toege staan beroep op den Koning voldoende waar borgen tegen misbruik geven. Deze afwyking van het gomeene recht, dat slechts mede- deeling van plaatselyke verordening aan Ged. Staten doch geen goedkeuring vordert, is hier noodig om de ingezetenen tegen willekeur to beschermen. Dergelyke afwykingen worden ook elders, byv. in art. 29, 2de lid, dor wet van 10 April 1869 StsblNo. 65) gevonden. Dit voorschrift is geheel iets anders dan het aanwyzen eener bepaalde buurt of straat voor de uitoefening van zekero bedryven, waarvan het Yoorl. Verslag melding maakt. De bedoeling van dit laatste is alleen om de ny verheid vryheid te geven een of anderen tak zonder voorafgaande vergunning op een bepaalde plaats, waar dit zonder vrees voor gevaar of schade geschieden kan, uit te oefenen. Die bevoegdheid gaf hot besluit van 1824 in art. 5 en wordt thans opnieuw in het eerste lid van dit wetsartikel verleend. Byzondere waarborgen tegen willekeur schynen hier niet noodig, daar art. 153 ge meentewet hiertegen voldoende kan waken. Al wordt een wyk of straat voor een der in artt. 2 en 3 bedoelde bedryven aangewezen, dan biyft het den industrieel toch vrygelaten zyn inrichting elders te plaatsen, mits hy daartoe vooraf vergunning heeft verkregen." By deze, Memorie werd een Nota van wijzi gingen overgelegd, waarby art. 8 aldus ge lezen werd: „By plaatselyke verordening kunnen straten of wykon worden aangewezen, waar een of meer bedryven, in art. 2 of 3 bedoeld, zonder voorafgaande vergunning kunnen worden uit geoefend. „In het belang der openbare orde of gezond heid kan voor de uitoefening van eenig bedryf, by besluit van den gemeenteraad, onder goed keuring van Gedep. Staten, een bepaaldo ge legenheid wordon aangewezen. „Tegen het besluit van Ged. Staten kunnen zoowel de gemeenteraad als andere belang hebbenden by Ons voorziening-vragen. Het vierde lid van art. 18 is hier van toepassing." Wetsontwerp 1870-71, dd. 19 Septem ber 187i). Art. 8 luidde zooals het by even- bedoeldo Nota van Wyziging was geredigeerd. Do Memorie van Toelichting bovatto slechts vorwyzing naar do vroegere over do wetsvoor- dracht gewisselde stukken. Omtrent dit wetsontwerp zag geen Voorl. Verslag het licht. Den 14den a. s. zullen van de bataljons infanterie alhier 300 miliciens van de lichting 1899, waarvan een 120-tal zich thans onder de wapenen bevinden, in het genot van groot verlof worden gesteld. De onder de wapenen zynde zullen Maandag a.s. na afloop der oefeningen reeds huiswaarts mogen ver trekken. De Duitscho mail wordt hedenavond alhier verwacht. Blykens achterstaande advertentie zal, (morgen) Zondag, in de Parochiale school te Oegstgeest geopend worden de tentoonstelling van voorwerpen, bestemd voor de verloting ten behoeve der nieuwo R.-EL kerk, aldaar. De pryzen, daarvoor door weldoeners aan gekocht en geschonken, zyn wel waard, dat zy eerst tentoongesteld worden. Men zal er onder meer zien: een prachtige pianino, een compleet salon-ameublement, linnenkasten, tafelserviezen, zilveren tafel-garnituur, veel voorwerpen in goud en zilver. Voorts prachtigo kunstnaaldwerkon en honderdon artikelen van smaak en practisch nut. De lokalen der Parochiale school, die zich uitstekend voor dit doel leenen, zyn door Le goede zorgen van oen bekwaam decorateur in een feestzaal herschapen en men zal zich in de middelste afdeeling zelfs als in een salon verplaatst denken. Voegen wy daarby, dat rappe jongedames u gaarne een klein aandenken aan de tentoon stelling zullen verkoopen, of de dorstigen zullen laven en dat men de meeste dagen voor slechts een dubbeltje toegang verkrygt, dan gelooven wy, dat honderden van deze gelegenheid zullen gebruik maken om eens een wandeling naar Oegstgeest te doen en door een bezoek aan deze tentoonstelling mede te werken aan het succes daarvan. Men verneomt, dat van Maandag a. s. tot 15 September a. s. op het Koninkiyk Penningkabinet in Den Haag zullen worden uitgelegd de Nederlandscho en buitonlandsche penningen, geslagen in de laatste vyf en twintig jaar. Zy zullen gerangschikt worden naar de verschillende landen en kunstenaars. Kaa6t de steeds geëxposeerde medailles en plaquettes van Chaplain en Roty zal men dus overzien kunnen de ontwikkeling dezer steeds meer belangstelling en sympathie wekkende kunst. Dank zy de welwillende beschikking van H. M. de Koningin zullen ook worden ten toongesteld de gouden en zilveren penningen, toebehoorende aan H. M. en die Haar aange boden zyn onder het Regentschap en by de inhuldiging. De geschiedkundige tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen in de Gothische zaal te 's-Gravenhage werd gistermiddag ver eerd met een bezoek van dsn groothertog van Saksen en zyn dochter do hertogin van Mecklenburg mot gevolg. De Vorsteiyke personen werden by aankomst ontvangen door drie loden van do tentoon stellingscommissie, do hoeren Scheurleer, voor zitter, en dr. Dompierre do Chaufepió en Van Gyn. Begeleid door deze heeren, namen Hun Koninkiyke Hoogheden op hun rondwandeling, die byna anderhalf uur duurde door de ver schillende zalen, schier ieder voorwerp in oogenschouw, daarby byzonderheden van het tentoongestelde inwinnende by de com missieleden. Vooral in de De-Ruy ter-kamer werd geruimen tyd vertoefd. Tegen halfvyf verlieten de Vorstelyke per sonen de Gothische zaal, den Groothertog welbekend, want zooals hy op de rondwan deling aan een der heeren van het comité herinnerde, was in deze zaal zyn.huwelyk met prinses Sophie voltrokken. Deze week werd 's nachts door baldadige handen de bronzen buste van Huygens aan den ouden Scheveningschen weg van het hard- steenen voetstuk gebroken, 's Morgens lag het beeld op den grond, en 't is de vraag of 't weder spoedig op zyn voetstuk zal pryken. Er doet zich nl. een eigenaardig geval voor. De gemeente toch heefft destyds wel het ge- denkteeken aanvaard, maar over de onder houdskosten harerzyds wordt niets in de voorwaarden vanoverdracht' gerept; het Huygens-Comité is inmiddels ontbonden en een fonds voor onderhoud bestaat niet. Nu heeft de gemeente aan een der leden van be doelde Commissie kennisgegeven van do vernieling en ^gevraagd wat de Commissie •denkt te doen.' Bedoeld lid heeft daarop natuurlyk niet kunnen antwoorden^ maar heeft het schryven van de gemeente opgezonden aan den voor zitter van hot voormalig Huygens-Comité, die zich op 't oogonblik in het buitenland bevindt. Vanwege het ministerie van waterstaat, handel en nyverheid is aanbesteed het by- spannon van vier draden aan do palen der lyn langs den Staatsspoorweg tusschen -'s-Gravenhage en Zevenhuizen en hot uit voeren van onderhoudswerken aan die lyn. Minste inschryver H. J. Broekema, te Assen, voor f 1887. Voorts werd herbesteedhet uitvoeren van onderhoudswerken aa/ lynen langs don Ooster spoorweg tusschen Amsterdam en Amersfoort, en hot byspan'ion van één draad tusschen beide plaatsen. Eeuige inschryver G. Alblas, te Waddingsveen, voor f 3200. De Schah van Perziö zal tegen den 263ten Augustus uit Lolgië in Den Haag komen. Gedurende het verblyf van den Per- zischen souverein aldaar ten koninklyken paleize zullen hem vanwego het Hof worden toegevoegd, behalve de adjudant in buiten gewonen dienst generaab majoor jhr. Laman Trip, de luitenant ter zee 1ste kl. Zeegers Rysor, adjudant in gewonen dienst, en de lste luit. van do inf. jhr. Six, ordonnance- officier van H. M. de Koningin, die Z. M. aan de grens van het knd zullen begroeten en verder vergezellen. Met verlof is hie.- to lande aangekomen jhr. Van Tets van Goudriaan, gezant van Nederland te Berlyc. Een door der Voorzitter van hetHoofd- comitó van het Rooöe Kruis ontvangen tele gram van dr. Koster bericht de aankomst van de krygsgevangen loden der tweede Neder landsche ambulance te Colombo (Ceylon). Voor het notanëel staatsexamen zyn van 410 Augustus geslaagd: eerste gedeelte, de hoeren J. Van den Borgb, te Stad-Almeloo; J. J. Vooren, te Arnhem; H. M. J. Janssen, te Ommerschans (Dedemsva?rt)G. D. Boswyk, te Arnhem; N. J. M. F. Vi^n Everdingen, te Hoorn; tweede gedeelte, de heeren N. C. M. A. Van den Dries, te DeventerB. Maatjes, te Hoogeveen; G. J. Van Leersum, te Hoorn, en J. W. Ten DoesscLate, te Goor. Omtrent het Konmklyk bezoek op Woens dag 22 Aug. aan Deventer wordt het volgende medegedeeld. HH. MM. zullen des namiddags 1 uur arriveeren .aan het station van den Staats spoorweg en worden ontvangen door het College van het Dagelyksch Bostuur, den kolonel-garnizoons-ci mmandant en den majoor commandant der dd. schuttery. Aan het station wordt een ecrowaclit van een compagnie der dd. schuttery opgesteld. Twee dochters *an de twee oudste raads leden zullen HH. MM. namens den gemeente raad ruikers «aanbieden, terwyl een aantal jongedames een ovotio aan dë Vorstinnen zuilen brengen. N3dat HH. MM. met gevolg zullen zijn ingestapt, zot de stoet zich in beweging tot aan de Ba^oulebrug vóór den ingang der stad, alwaar eon 200 tal dames en heeren, leden 7an de zangvereenigingen Afdeeling „Gemengd Koor va' Devon tor Mannenkoor" en „Euterpo", wich hebben opgesteld, om onder leiding van don heer Jan Ryken den Koninginnen een welkomstgroot too te zingen. Daarna volgt een rit door do stad on buiten wyken. Bezocht zullen worden het St.-Geertruidon- gasthuis (ziekenhuis), het Burger-Weeshuis, het Groote en Voostor gasthuis on de cap sulonfabriek van de firma Gt. Scliimmolpen- ninck Co. Omstreeks halfdrie zal de Koninkiyke stoefc^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1