HI*. 12383
Zaterdag 14 «Tuli.
A9. 1900
feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F'euilleton.
VERBROEDERING.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden.J f 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommersn 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTËNi
Van 1-6 regols 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Groetere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiton de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
In de Middelburgsche Courant komt een
hoofdartikel voor yan mr. J. Kruseman,
waarin hy o. a. doet uitkomen, dat het be
zwaar, indertijd ln de Tweede Kamer onder
meer door den minister Lely togen het thans
door do Regeering met het amendement-De
Beaufort gecombineerde amenderaent-Lohman
aangevoerd, nl. dat het onduidelijk en onvol
ledig was geredigeerd en niet voldoende aan
sloot by de overige bepalingen van het
O n g o v a 11 o n-ontwerp, thans opgeheven Is
door oen nauwkourige formuleering van het
voorstel. Aan het gronddonkbeeld wordt nu
gevolg gegeven, door den werkgever zoowol
het zelf dragon van liet risico te veroorloven,
als het overdragen daarvan aan een naam-
looze vennootschap of rechtspersoon!ykheid
bezittende Vereoniging. De waarborgen wor
den gezocht in het doen geven van pand of
hypotheek en in liet doen storten van de
tydeiyke uitkeeringen of van do contante
waarde der toegekende renten.
Mr. K. erkent, dat er tegen deze thans
gecombineerde amendementen inderdaad prin-
cipieole bezwaren ontstaan. Indien de werk
gever, in plaats van jaariyks een vast bedrag
als premie te storten, telkens wanneer zich
eon ongeval in zy'n bedrijf voordoet, een som
golds moot storten voor de vergoeding, welke
in dat speciale geval vereischt wordt, ontstaat
er byv. voor den patroon een belang om het
ongeval geheim te houden on de zaak met
don werkman af te doen door hem porsoonlyk
een geldsom ter hand te stellen. Tegen zulke
ontduikingen van de wet bevat echter, naar
mr. K. aanmerkt, het ontwerp strenge straf
bepalingen. Gevangenisstraf van ten hoogste
zes maanden wordt gesteld op het opzettelijk
niet voldoen aan do verplichting tot aangifco
van een ongeval en van ten hoogsto drie
jaren op het opzettelijk doen oenor valsche
verklaring onUient een ongeval.
Hierin ligt z. i. een waarborg, dat niet licht
tot wetsontduiking zal worden overgegaan.
Eon ander bezwaar ligt hierin, dat een
werkgever mot gcringo financieele draagkracht
hot or toch op zal wagen, zelf hot risico to
loopen, doch dat hp, bp het voorkomen van
een Masson Unglück"niet by machte zal
zpn de voreischto sommoa io storten, en ook
het gegevon onderpand onvoldoendo blykt.
Waarschpnlpk zullen, zegt mr. K., de eischen,
by algemeenen maatregel van bestuur te stellen,
ten aanzien van do door do werkgevers te
verstrekken waarborgen, ln don regel wel
voldoendo zpn, maar.geheel uitgesloten is liet
toch niet, lip erkent het, dat hot omgekeerde
het goval blpkt te zyn.
Maar mr. K. vestigt er de aandacht op,
dat tegenover deze bezwaren in ieder geval
een voordooi van beteekenis staat. Werk
gevers, die do voorkoming van ongevallen in
•hun bedryf door veiligheidsmaatregelen tot
een groote hoogto hebben gebracht, kunnen,
naar hy vooreerst aanmerkt, waarschpnlpk
volgons het nieuwe voorstel op goedkoopere
wijze in de verzorging van door een ongeval
getroffene voorzien dan door jaarlpksche
premie-betaling, gegrond op rangschikking in
een govaai klasse, welke een gemiddeld be-
drpfsgevaar zal betreffen, dat allicht hooger
zal zpn dan het werkelpke gevaar in hun
bedrpf. En voorts, voegt hy er by, als
prikkel tot het inspannen van alle krachten,
ten einde ongevallen in de industrie te voor
komen, heeft het zelf dragon van het risico
ongetwpfeld waarde, allereerst voor do werk
lieden, die aan bedryfsongevallen zyn bloot
gesteld.
Dit laatste, ook door De Nederland:r gere
leveerde voordeel vervalt, merkt mr. K. aan,
indien het risico togen premiebetaling wordt
overgedragen aan een verzekeringsmaat-
schappy. Maar hp acht het twyfelachtig, of
die overdracht ook in andere opzichten voor
deel zal opleveren en op ruime schaal toepas
sing zal vinden. Verzekeringsraaatschapppen,
die zich ni9t ongevallenverzekering inlaten,
keeren, zoo redeneert hy, altyd by overlijden
of bly vende invaliditeit een zekore kapitaalsom
uit, doch geen rente. Worden zy tot hot
laatste verplicht, dan komt in de berekening
oen nieuwe factor: nl. de sterftekans der
rentetrekkers. Hy acht het de vraag of do
premiön der maatschapppen, gegrond op de
eischon der wet ten aanzien der uitkeeringen,
niet hoogor zuilen blpken te zpn dan do premiön
der Rijksverzekeringsbank.
Het offer, hetwoik de schatkist zal moeten
brengen, nu in het nieuwe ontwerp alle admi
nistratiekosten ten laste van het Ityk komen,
en het bpeenbrengen van een afzonderlek
reservefonds voor de Bank onnoodig wordt
geacht, komt hem niet overwegend voor.
Ofschoon de kosten in de eerste plaats terecht
ton laste worden gebracht van de bodryven,
is z. i. de instelling der ongevallenverzekering
tovens een groot openbaar belang, dat als
zoodanig een offer van de schatkist recht
vaardigt.
De thans voorgestelde verruiming van den
werkkring dor plaatse'pke commissiën van
advies, die nu do bevoegdheid krygen beroep
aan te teekonen tegen do beslissingen der
Ryksbank, acht hy een in do contraliseoronde
richting van het ontwerp aangebrachte ver
betering.
Ai zal, wegens de principieelo bezwaren,
aan hot ontweip goen geestdriftige ontvangst
bp allo voorstanders van verplichto ongeval
lenverzekering aan het ontwerp ton deel kun-
non vallen, toch acht mr. K het betrekkelpk
waarschyniyk, dat do artikelen 53 tot 61 oen
meerderheid in de Tweede Kamer zullen ver
werven. Het voorstel der Regeering vormt toch
een compromis tusachen twee tegenstrydige
opvattingen, waardoor wellicht het ontwerp in
veilige haven kan worden gebracht. Wy staan
thans, zegt hij, niet zuiver meer voor do vraag,
welk stelsel van ongevallen-verzekering het
beste is. Aan de Eerste Kamer toch moet nu
oen ontwerp op publiekrechtelyken grondslag
worden voorgelegd, waarin aan sommige be
zwaren van werkgevers wordt te gemoot ge
komen. Door dit mogelpk te maken, bewpst
men z. i. aan de zaak dor sociale wetgeving
een beteren dienst dan door het nieuwe ont
werp, uit eeu gevoel van wrevel over do
conservatievo beslissing der Eerste Kamer,
geheel vari de baan te schuiven.
Onder het opschrift „Uitbreiding onzer
universiteit met het oog op Indië" bespreekt
het Handelsblad nogmaals de opheffing
der Indische Instelling. Over de
opleiding der aanstaande ambtenaren maakt
het blad zich niot ongerust; wat een Indisch
ambtenaar noodig heeft, wordt ook aan de
universiteit to Leiden onderwezen; desnoods
zou, indien aan het z. g. facultoits-examen
iets ontbreekt, dit laatste worden aangevuld.
„Hoe men de opleiding der ambtenaren
ook verder gelieve te regelen, voor die op
leiding zal (te Leiden) voldoende gelegenheid
gevonden worden. Voor zoover wy kunnen
zien, zal daar alleen uitbreiding van leer
krachten noodig zyn ton aanzien der ge
schiedenis van Indië, waarin de vertegen
woordigers van het Nederlandsch gezag geen
vreemdelingen mogen zyn. Wy herhalen dus
wat wy hierboven zeidonover die Opleiding
maken wy ons niet ongerust; de Regeering
bezit df^rtoe de noodige middelen, of kan ze
zich zonder uitgaven verschaffen."
Doch ook andere overwegingen dringen
zich hierbij op, oordeelt het Handelsblad. By
het in-het-levon-roepen dor Rijksinstelling te
Leiden (1864), zeide minister Fransen van de
Putte, dat die instelling bestemd wa3 in
de eerste plaats voor Indische ambtenaren
om hun speciale oploidingte ontvangen, maar
ook ten dienste dergenën, die zich voor Indië
bestemmen ook buiten het ambtenaarsvak,
alsook voor hen, dier studeeren zonder
het voornemen té hebben zich voor Indië te
bestemmen, maar die wellicht later op do
banken der Volksvertegenwoordiging by do
discussie over de Indische begrooting waar
voor men zoo bevreesd is de noodigo kennis
te missen de te Leiden opgedane kennis
zullen aanwendon; en eindeiyk om leeraars
te vorm'en voor andere inrichtingen van
onderwpsMen oordeelde dus kennis van
Indië voor hen, die naar Indië denken te
gaan, noodzakelijk; en mot de uitbreiding
van handel, nijverheid, enz. doet die nood-
zakelykheid zich nog meer gevoelen, daar
stoeds moer Nederlanders, en vooral uit
Amsterdam, zich naar Indië begeven. Dit
overwegende, stelt het blad nogmaals de
vraag, of het niot mogolpk zoude zyn, dat
het Amsterdanische gomoentebestuur de zaak
tor baud noemt. Do daarvoor benoodigdo
onkosten, voor uitbreiding der universiteit,
zyn voor Amsterdam (altyd volgens het
Handelsblad) niet te bezwarend.
De vraag, of het nut, ook door de „prac-
tische naburen" zal worden erkend, meent
het blad om verschillondo redenon bevestigend
te mogen beantwoorden. En mocht het idee
in overweging genomen worden, dan zullen
veel aanstaande ambtenaren voor hun opleiding
Amsterdam boven Loideii 'verkiozen. Dan stelt
hot Handelsblad zich voor, dat „ook in de
toekomst een goed deel der ambtenaren in
Indië zich een juistere voorstelling zullen
kunnen maken van de eischen van handel
en nyverheid; dat de bekrompen opvattingen,
waarover thans soms by die ambtenaren wordt
geklaagd, zul Ion plaats maken voor algemeene
ontwikkeling in practischen zin, voor een
ruimer blik in verschillende zaken
Zou men niet meenen, vraagt het Han
delsblad ton slotto dat daarmede, naast
het algemeon belang, ook de materieele be
langen van Amsterdam zouden worden gebaat?
Belde partyen, Nederland en Indië, zullen
er voordeel by hebben, wanneer er in Neder
land meer personen gevonden worden, die
van Indische, wanneer in Indië er meer
zyn, die van Nederlandscho toestanden zich
oen juiste voorstelling kunnen maaien; veel
misverstand, veel wantrouwen kan daardoor
wordon voorkomen. En Amsterdam, dat in
bevolkingsaantal een tiende van geheel Neder
land vertegenwoordigt, doch met het oog op
al zyn betrokkingen met Indië ongetwyfeld
nog vry wat meor belang heeft by den goeden
gang van zaken in Indië, zal tot een en ander
krachtig kunnen medoworken, wanneer hot
er naar streeft, niet alleen een centrum van
materieele, maar ook oen centrum van
intellectueels belangen van Nederland
by Indië te zynl
Het Nederlandscho Dagblad zegt over
Volksoefoning:
De heer S. Van Aken, leeraar in de gym
nastiek te Rotterdam, heeft vroeger een
geschrift opgesteld over: „Volksoefeningen",
en op dat geschrift heeft de vereemging
„Volksweerbaarheid" thans do aandacht ge
vestigd. Gelukkig laat de lieer Van Aken do
onnatuuriyke en gekunstelde bewegingen aan
de werktuigen, die de lichamen gewooniyk
moer uitputten dan versterken, geheel bulten
bespreking, om alleen te handelen over gaan,
loopen, springen, gewichtheffen, etconstooten,
evenwichtsoefeningen, trekken, duwen en
worstelen. Dat alles is dus elgeniyk meer
sport dan gymnastiek. Juist i3 do opmerking
van den heer Van Aken, dat juist schieten in
oorlogstyd alleen niet baat, indien het lichaam
niet gehard is, maar toch moet men zich
van al dio vry willige oefeningen niet te voel
voorstellen. De ontwikkeling van den mensch
op elk gebied is een gevolg van het vermogen
dos menschon om zich met lichaam en geest
te plooien naar de omstandigheden. Zyn die
van dien aard, dat er hoogo eischen worden
gesteld aan het lichaam, dan ontwikkelt zich
dat vanzelf. Wie daarentegen ln omstandig
heden leeft, die hooge eischen stellen aan
den geest, loopt groot gevaar voor zyn eigen-
lyke betrekking ongeschikt te worden, indien
hy daartegen wil reageeren. net komt er dus
op aan de omstandigheden voor alle menschen
een tyd lan| zóó te maken, dat lichaams-v
oefening als het ware hun vak is, en dat
kan alleen de algemeene dienst- of oefen
plicht. Er moet dwang zyn van hooger hand,
dan komen tyd en kracht vanzelf beschik
baar. Dan slaan de oefeningen aan on anders
biyft het tobben en worstelen met geringe
uitkomsten voor veel uitgaven en voel in
spanning. Een goede wil en een theoretische
overtuiging van het nut dor lichaamsoefening
zyn alleen niet voldoende om d!e oefening
nationaal te maken. Wat iemand ln den krijg
noodig heeft, zal hy alleen in den k^yg goed
leeren en daarom. moet ae werkgever een
toestand scheppen, die zoo dicht mogeiyk don
krygstoestand nadert.
Het Centrum bevat de volgende asterisk
„Noord on Zuid":
Het is ons doel niet, over de beslissing der
Leerplichtwet na to pleiten.
Do raad, door Dt{n) Nieuwe{n) Koerier ge-
goven, achten wy zeer verstandig en zeer
navolgenswaard.
Wy zullen dan ook niet ingaan op sommige
beschouwingen, waarvan wy alleen willen
zeggen, dat zy een hl te sterke emotie open
baren.
Yoor éón opmerking wenschen wy echter
een uitzondering te maken.
Zy komt voor in een artikel van De(n)
Limburger Koerier en geeft het vozende te
lezen
„In de Eerste Kamer stemden alle liberale
leden, als éón man, voor die noodlottige wet.
Ook twee Katholieken, juist geiyk in de
Tweede Kamer.
Die vier Katholieke Kamerleden bohooren
niet tot het donkere ultramontaansche zuiden
des Lands; zy vertegenwoordigen districten
uit het Noordon, dat zich baadt in het oog
verblindend licht der liberale vooruitstre-
vingszon.
Laten wy toch waken en zorgen, dat dat
heillooze dwaallicht niet tot ons Zuiden door-
dringo.
Zoodra er ook maar het kleinste straaltje
aan onzen Zuideiyken horizon schemert,
*5»
Margarethe antwoordde niets, doch naderdo
zwygebd het graf haars vaders, zacht biddend
op het zwarte kruis nederziende.
„Wilt go zoo goed zijn," ging De Marange
driftig voort, „my te zeggen, waarom ge my
om dit onderhoud verzocht?"
Langzaam sloeg zy de oogen naar hom op,
hem met een onderzoekenden, treurigen blik
aankykend.
„Er was oen tyd," antwoordde zy zacht,
„dat ik u niet om goheimo byeenkomsten
behoefdo te verzoekengij zelf verzocht er om."
„Waarvoor die fijngevoeligheden?"
„Ge hebt gelijk. De tyd van sentimentali
teit is voorby. Ik ben hier gekomon, Eugène,
ora u te zeggen, dat ik dezen toestand van
onzekerheid, van twyfel niet meer verdragen
kan, dat ik besloten bon or een einde aan te
maken, hoe dan ook, al moest ik ook dit
huis on do betrekking by uw broeder ver
laten."
Een spottend glimlachje vloog als een
bliksemstraal over het gelaat van den kapitein.
„Onze wenschen komen elkander to gemoot,
Margot," hernam hy. „Ook ik vind onzen
toostand onverdraaglijk.
„Onzer onwaardig, zeg lieverI Vooral my-
zeif onwaardig I"
„Gy behoeft niet op zulkon tragischen toon
te spreken. Go zegt uw botrekking op on
gaat naar Parys terug."
»Vn gy?"
„Ik, ik zal er voor zorgen, dat ge een
Andere betrekking krygt."
„Eugèno, herinnert go u, wat go my beloofd,
wat ge my bezworen hebt?"
Hy haalde de schouders op. „De omstan
digheden zyn veranderd," sprak hy onver
schillig. „Ik zal je vriend blijven; meer kan
ik niet beloven."
Een blookheid als dio des doods ovortoog
het gelaat van Margarethe. Wat z|j reeds lang
als een voorgevoel beschouwd had, werd
thans ten eenenmale voor haar tot zekerheid.
Jarenlang was zy dezen man in liefde en
trouw toegedaan geweest, om zynentwil had
zy gelogen, om zynontwil vaderland en ouders
en vrienden verloochond, om zynentwil ver
nederingen van allerlei aard verduurd, de
verwijten van baar eigen hart getrotseerd,
en nu stond hy vóór haar, koel overleggend,
koud afwerend: de omstandigheden waren
veranderd I - en wat hy vroeger met warme
woorden bezworen en beloofd had, het flad
derde weg als kaf voor den wind. Een grenzen-
looze verachting, een dlopo afkeor voor dit
koel overleg, voor dit trouwelooze karakter
vervulde haar ziei. Een oogenblik vlamde de
toorn in haar op, docli snel verdween die
opwelling en slechts het gevoel van ver
achting bleef over. Zy keerde zich af.
„Na dit woord hebben wy voorzeker niets
meer mot elkander to spreken," zeide zy
met bevende stom, doch op yskouden toon.
„Vaarwel!"
„Margot," nam de kapitein haastig het
woord, „versta m|J niet verkeerd I Ik hob u
trouw en waarachtig bemind on bemin u
nog ja, het wil my voorkomen, als ik u
zoo vóór my zie staan in die hooghartige
kalmte, in zulke reine, koude schoonheid, dat
ik u meer liefheb dan ooit, dat ik u niet kan
laten heengaanmaar ik ben niot by
machte tegen de omstandigheden te worste
len. ik kan het niot. Do omstandigheden
zyn sterker dan - ik; zy dwingen mij, niet
myn hart alleen te volgen by do keus eener
levensgezellin.
Hy zweeg. Een vertoornde oogopslag van
Margarethe deed hem verstommen.
„Verwyder u, mynheer De Marange 1" riep
zy met trillende stom. „Ik wil geen woord
meer hooren; verwyder u, of gy dwingt my
doze plaats te verlaten."
„Margot, die taal?"
„Nog eens, verwyder ul Ik verbied u, ooit
weder het woord tot my te richten!"
Hy had zyn bedaardheid herkregen en
barstte in een luid gelach uit.
„Die fiere taal past u slecht, mejuffrouw,"
hernam hy spottend. „Wie omstreeks midder
nacht met een vreemden officier geheime
byeenkomsten houdt, heeft hot recht verloren
zich over openhartige taal geraakt te toonen."
Een doodelyke bleekheid bedekte Marga-
rethe's aangezicht.
„Gy woet.,.._" stamelde zy, schier van
haar bezinning beroofd.
„Ik weet," vervolgde hy koud en spottend,
„dat madomoiselle Margot gisteravond om elf
uren met den officier, die als gast op het
slot Marange vertoefde, eon geheime samen
komst in de eetzaal had. Kunt gy zulks
ontkennen?"
Fier wendde zy zich af.
„Ik ontken het niet."
„Ha, gy geeft het toe, en toch dio fterlioid
Ik moet bekennen, dat ik zelden zulke, ik
vind er geen woord voor, mejuffrouw zulke
onnoózelheid gezien heb. Wat dunkt u, wat
zou de markies of mevrouw De Marange wel
zeggen, als zy uw heimelijke byeenkomsten
vernamen
„Mevrouw De Marange zal het vernomen.
Maar gy z|jt een ellendeling, wien ik goeneilei
rekenschap verschuldigd bon. Ver vydor u l"
„Ik ga, mejuffrouw, en wonsch u geluk
met die nieuwe kennismaking."
Spotachtig lachend-, boog hy en verwijderde
zich met rassche schreden.
Een wylo bleef Margarethe onbeweegiyk
staan. Toen werden haar ledematen door een
siddering bevangen; snikkend sloeg zy do
handen voor het gezicht, zonk op de knieën
en, bittor weenende, verborg zy hot hoofd
in de bloemen op den grafheuvel haars vaders.
„Vader, dierbare vader!" snikte zy, kramp
achtig het kleine zwarte kruis met haar
armen omvattend.
Zoo lag zy daar, in sprakoloozo smart.
Meer en meer daalde de avond, do wind
ruischte sterker in de denneboomen, uit do
verte klonken do vesperklokken der omlig
gende dorpen, do vroolyko drukte in de
wynborgon verstomde langzamerhand, on diepe
stilte heerschto weldra in het donkere park.
Margaretho vond allengs haar bezinning
wodor. Zy blond op, nadat zy nog oon stil
gebed op het graf haars vaders gesproken
had, en zette zich op do bank in do grot,
om na to donken, wat zy beginnen moest.
In het gezin van den kolonel kon zy niet
langer blijven. Nog heden of op zyn laatst
morgen in do vroegto moest zy liet huis
verlaten, dat haar jarenlang een vaderhuis
geweest was, dat zy mot blijde hoop in hot
hart was binnengetroden on dat zy thans
ouder een beschamende verdenking verlaten
moest. Het spoedige afschoid smartte haar.
De kleine Madeleine had haar hart gowonnon,
kolonel De Marange had haar steeds vrien
delijk en eerbiedig bojegond en mevrouw
De Marange was een liofdoryko mcostcros
voor haar geweost. O, had zy toch maar
moeten alle hens op dek, om het fatale ding
uit te dooven."
Het eigenaardige onderscheid, dat in deze
regelen gemaakt wordt tusschen do Katho
lieken van boven on die van beneden don
Moerdyk, dringt tot een woord van protest.
Wy zwygen er nog van, dat hier op do
meerdorlie.ii der katholioko bevolking
een smet geworpen wordt.
Immers, het Noorden, waarvan g^pgd
wordt, dat het zich baadt „in, bet oogver
blindend licht der liberale vooruitstrovingszon",
telt aanzienlijk móór Katholieken dan do
z u 1 d e 1 IJ k e provinciën, waarop De L. 2u
beslag wil loggen.
Maar dit daargelaten.
Ten ©enenmale ongepast achten wy het,
onze geloofsgenooten in twee groepen te willen
splitsen en aldus tegenover elkander te stellen,
waarb(J dan de eene groep met een „fataal
ding" behept heet te zyn.
De Katholieken van Nederland vormen óón
leger; on wanneer de provinciën Brabant en
Limburg by na uitsluitend onze afgevaardigden
kiezen, dan is dit niet toe te schiyven aan
den mindoion yver der Katholiekon in het
Noorden, maar eenvoudig aan de districts-
verdeeling, waardoor de noordelijken niet tot
hun recht komen.
Daarenboven zou Do L. K. zich deerlyk
vergissen, wanneer hy ineenon mocht, dat het
„heillooze dwaallicht", waardoor wy, noorde
lijke Katholieken, den goeden weg zyn kwyt
geraakt, in het zuiden nergens te vinden is.
Met betrekking tot den leerplicht byv. is
dit „dwaallicht" 6inüs langs den Moerdyk
overgehuppold en heoft zijn verbijsterende
glans reeds menig slachtoffer gemaakt.
Dan moot nu ook tertlond alle hens op
dek om het fatale ciiiig uit te dooven, zal Do
Litnb. Koerier i^ggtn.
Helaas, wy befwyfelen zeer, of „alle bons"
daartoe bereid w>* vorden gevondon.
Met name in de onderwyzerswereld, zal het
uitaooviomwerk zou het ook verdoovings-
werk kunnen zyn? allicht eenlg verzot
ontmoeten.
VooV wanneer de heer Th. daarby de
leidlDg ï-eemt.
By de beantwoording dor vraag of Grond
wetsherziening noodig Is om tot een
bevredigende opJ'-sslng aan het kiesrecht*,
vraagstuk te geraken, heeirchte zegt Bel
Vaderland aanvankelijk tanige onzokerheld
over de quaestlo, of het algemeen stemrecht
in de Grondwet zelf zou woiden neergelegd,
dan of men volstaan kon met de grondwotte-
ïyke bepaling zoodanig te redlgeereD, dat het
den gewonen wetgever mogoiyk zou worden
algemeon stemrecht in te voeren.
„Topn uit de oorspronkelyke circulaire der
„Liberale Unie" de bedooliDg niet duldeiyk
bleek, waren er dadeiyk heel slimme men-
scLöd, die zeiden: „P*.st op, een twee derde
meerderheid voor hot algemeen stemrecht
k<Ugt gy nooit, maar als gy eerst met zulk
con meerderheid vrfiliold van don wetgever
hebt gekregen, wat wel mogelQk is, daai byv.
de anti-revolutionairen dan zullen meegaan,
dan kuut gij met oen gewone meerderheid
het algemeen stemrecht gaan invoeren.
Wie zoo redeneerden, gingen uit van de
meening, dat dr. Lnyper zou beschikken over
een hoedanigheid, waarvan dezo staatsman
tot nog too weinig bly kon gaf, nl. over een
grenzenlooze mate van naïveteit".
In een dor laatste nummers van Do Stan
daard komt hy vertelleD, dat men vroeger
moot opstaan om hom te vangen. In beginsel
i^oer vertrouwen in deze gesteld, die meer
haar vriendin dan haar meesteres geweest
was! Ware zy toch niet met een lengen dit
huis binnengekomen, dan behoefde zy thans
niet onder zulk een leolyko verdonklng been
te gaan. Maar zy zou dio verdenking be»tr|Jder;,
z|J wilde goedmaken, wat zy vorzulrad had;
nog in dit uur zou mevrouw De Marange
alles vernemen.
Fluks wilde zy op het kasteel toesnellen.
Eensklaps bleef z\j staan. Een gedachte schoot
haar door hot hoofd; oon gedachte, die haAr
al het blood naar het hart terugdreef. Wat
zou zy antwoorden, als hfiar gevraagd word,
waarom z'J luiar afkomst had verzwegen,
waarom zy door middel van eon leugen het
huis, de familie was binnongedrongen? Moest
zy haar verhouding tot Eugène Do Marange
bekennen? Stolde zy zich daardoor niet weder
aan de meest vornedorendo vordenklug Woot?
Zou Eugèno, nu hy zoo slecht ovor.haar
denkon ken, voor haar tusschonboldo treden,
liaar verdodigon, haar rechtvaardigen en *|Jn
voornemen, om oen huwelijk te sluiten,
bekennen? En was hot to rechtvaardigen,
wat z|l gedaan had? Was zy mottordaad niet
met Eugör.o verloofd gowoest, en was die
verloving niet althans van zyn kant de
voornaamste bowoogredon gewoost, dat zJJ
do botrekking by don kolonol had aangenomen?
Dat zy onbokond was geweest mot de familie,
waarin zy dio botrekking verkreeg, zou men
wellicht niet willen golooven.
(V,'or.ll vervolgij