HI*. 12383 Zaterdag 14 «Tuli. A9. 1900 feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. F'euilleton. VERBROEDERING. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden.J f 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommersn 0.05. PRIJS DER ADVERTENTTËNi Van 1-6 regols 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Groetere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiton de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. In de Middelburgsche Courant komt een hoofdartikel voor yan mr. J. Kruseman, waarin hy o. a. doet uitkomen, dat het be zwaar, indertijd ln de Tweede Kamer onder meer door den minister Lely togen het thans door do Regeering met het amendement-De Beaufort gecombineerde amenderaent-Lohman aangevoerd, nl. dat het onduidelijk en onvol ledig was geredigeerd en niet voldoende aan sloot by de overige bepalingen van het O n g o v a 11 o n-ontwerp, thans opgeheven Is door oen nauwkourige formuleering van het voorstel. Aan het gronddonkbeeld wordt nu gevolg gegeven, door den werkgever zoowol het zelf dragon van liet risico te veroorloven, als het overdragen daarvan aan een naam- looze vennootschap of rechtspersoon!ykheid bezittende Vereoniging. De waarborgen wor den gezocht in het doen geven van pand of hypotheek en in liet doen storten van de tydeiyke uitkeeringen of van do contante waarde der toegekende renten. Mr. K. erkent, dat er tegen deze thans gecombineerde amendementen inderdaad prin- cipieole bezwaren ontstaan. Indien de werk gever, in plaats van jaariyks een vast bedrag als premie te storten, telkens wanneer zich eon ongeval in zy'n bedrijf voordoet, een som golds moot storten voor de vergoeding, welke in dat speciale geval vereischt wordt, ontstaat er byv. voor den patroon een belang om het ongeval geheim te houden on de zaak met don werkman af te doen door hem porsoonlyk een geldsom ter hand te stellen. Tegen zulke ontduikingen van de wet bevat echter, naar mr. K. aanmerkt, het ontwerp strenge straf bepalingen. Gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden wordt gesteld op het opzettelijk niet voldoen aan do verplichting tot aangifco van een ongeval en van ten hoogsto drie jaren op het opzettelijk doen oenor valsche verklaring onUient een ongeval. Hierin ligt z. i. een waarborg, dat niet licht tot wetsontduiking zal worden overgegaan. Eon ander bezwaar ligt hierin, dat een werkgever mot gcringo financieele draagkracht hot or toch op zal wagen, zelf hot risico to loopen, doch dat hp, bp het voorkomen van een Masson Unglück"niet by machte zal zpn de voreischto sommoa io storten, en ook het gegevon onderpand onvoldoendo blykt. Waarschpnlpk zullen, zegt mr. K., de eischen, by algemeenen maatregel van bestuur te stellen, ten aanzien van do door do werkgevers te verstrekken waarborgen, ln don regel wel voldoendo zpn, maar.geheel uitgesloten is liet toch niet, lip erkent het, dat hot omgekeerde het goval blpkt te zyn. Maar mr. K. vestigt er de aandacht op, dat tegenover deze bezwaren in ieder geval een voordooi van beteekenis staat. Werk gevers, die do voorkoming van ongevallen in •hun bedryf door veiligheidsmaatregelen tot een groote hoogto hebben gebracht, kunnen, naar hy vooreerst aanmerkt, waarschpnlpk volgons het nieuwe voorstel op goedkoopere wijze in de verzorging van door een ongeval getroffene voorzien dan door jaarlpksche premie-betaling, gegrond op rangschikking in een govaai klasse, welke een gemiddeld be- drpfsgevaar zal betreffen, dat allicht hooger zal zpn dan het werkelpke gevaar in hun bedrpf. En voorts, voegt hy er by, als prikkel tot het inspannen van alle krachten, ten einde ongevallen in de industrie te voor komen, heeft het zelf dragon van het risico ongetwpfeld waarde, allereerst voor do werk lieden, die aan bedryfsongevallen zyn bloot gesteld. Dit laatste, ook door De Nederland:r gere leveerde voordeel vervalt, merkt mr. K. aan, indien het risico togen premiebetaling wordt overgedragen aan een verzekeringsmaat- schappy. Maar hp acht het twyfelachtig, of die overdracht ook in andere opzichten voor deel zal opleveren en op ruime schaal toepas sing zal vinden. Verzekeringsraaatschapppen, die zich ni9t ongevallenverzekering inlaten, keeren, zoo redeneert hy, altyd by overlijden of bly vende invaliditeit een zekore kapitaalsom uit, doch geen rente. Worden zy tot hot laatste verplicht, dan komt in de berekening oen nieuwe factor: nl. de sterftekans der rentetrekkers. Hy acht het de vraag of do premiön der maatschapppen, gegrond op de eischon der wet ten aanzien der uitkeeringen, niet hoogor zuilen blpken te zpn dan do premiön der Rijksverzekeringsbank. Het offer, hetwoik de schatkist zal moeten brengen, nu in het nieuwe ontwerp alle admi nistratiekosten ten laste van het Ityk komen, en het bpeenbrengen van een afzonderlek reservefonds voor de Bank onnoodig wordt geacht, komt hem niet overwegend voor. Ofschoon de kosten in de eerste plaats terecht ton laste worden gebracht van de bodryven, is z. i. de instelling der ongevallenverzekering tovens een groot openbaar belang, dat als zoodanig een offer van de schatkist recht vaardigt. De thans voorgestelde verruiming van den werkkring dor plaatse'pke commissiën van advies, die nu do bevoegdheid krygen beroep aan te teekonen tegen do beslissingen der Ryksbank, acht hy een in do contraliseoronde richting van het ontwerp aangebrachte ver betering. Ai zal, wegens de principieelo bezwaren, aan hot ontweip goen geestdriftige ontvangst bp allo voorstanders van verplichto ongeval lenverzekering aan het ontwerp ton deel kun- non vallen, toch acht mr. K het betrekkelpk waarschyniyk, dat do artikelen 53 tot 61 oen meerderheid in de Tweede Kamer zullen ver werven. Het voorstel der Regeering vormt toch een compromis tusachen twee tegenstrydige opvattingen, waardoor wellicht het ontwerp in veilige haven kan worden gebracht. Wy staan thans, zegt hij, niet zuiver meer voor do vraag, welk stelsel van ongevallen-verzekering het beste is. Aan de Eerste Kamer toch moet nu oen ontwerp op publiekrechtelyken grondslag worden voorgelegd, waarin aan sommige be zwaren van werkgevers wordt te gemoot ge komen. Door dit mogelpk te maken, bewpst men z. i. aan de zaak dor sociale wetgeving een beteren dienst dan door het nieuwe ont werp, uit eeu gevoel van wrevel over do conservatievo beslissing der Eerste Kamer, geheel vari de baan te schuiven. Onder het opschrift „Uitbreiding onzer universiteit met het oog op Indië" bespreekt het Handelsblad nogmaals de opheffing der Indische Instelling. Over de opleiding der aanstaande ambtenaren maakt het blad zich niot ongerust; wat een Indisch ambtenaar noodig heeft, wordt ook aan de universiteit to Leiden onderwezen; desnoods zou, indien aan het z. g. facultoits-examen iets ontbreekt, dit laatste worden aangevuld. „Hoe men de opleiding der ambtenaren ook verder gelieve te regelen, voor die op leiding zal (te Leiden) voldoende gelegenheid gevonden worden. Voor zoover wy kunnen zien, zal daar alleen uitbreiding van leer krachten noodig zyn ton aanzien der ge schiedenis van Indië, waarin de vertegen woordigers van het Nederlandsch gezag geen vreemdelingen mogen zyn. Wy herhalen dus wat wy hierboven zeidonover die Opleiding maken wy ons niet ongerust; de Regeering bezit df^rtoe de noodige middelen, of kan ze zich zonder uitgaven verschaffen." Doch ook andere overwegingen dringen zich hierbij op, oordeelt het Handelsblad. By het in-het-levon-roepen dor Rijksinstelling te Leiden (1864), zeide minister Fransen van de Putte, dat die instelling bestemd wa3 in de eerste plaats voor Indische ambtenaren om hun speciale oploidingte ontvangen, maar ook ten dienste dergenën, die zich voor Indië bestemmen ook buiten het ambtenaarsvak, alsook voor hen, dier studeeren zonder het voornemen té hebben zich voor Indië te bestemmen, maar die wellicht later op do banken der Volksvertegenwoordiging by do discussie over de Indische begrooting waar voor men zoo bevreesd is de noodigo kennis te missen de te Leiden opgedane kennis zullen aanwendon; en eindeiyk om leeraars te vorm'en voor andere inrichtingen van onderwpsMen oordeelde dus kennis van Indië voor hen, die naar Indië denken te gaan, noodzakelijk; en mot de uitbreiding van handel, nijverheid, enz. doet die nood- zakelykheid zich nog meer gevoelen, daar stoeds moer Nederlanders, en vooral uit Amsterdam, zich naar Indië begeven. Dit overwegende, stelt het blad nogmaals de vraag, of het niot mogolpk zoude zyn, dat het Amsterdanische gomoentebestuur de zaak tor baud noemt. Do daarvoor benoodigdo onkosten, voor uitbreiding der universiteit, zyn voor Amsterdam (altyd volgens het Handelsblad) niet te bezwarend. De vraag, of het nut, ook door de „prac- tische naburen" zal worden erkend, meent het blad om verschillondo redenon bevestigend te mogen beantwoorden. En mocht het idee in overweging genomen worden, dan zullen veel aanstaande ambtenaren voor hun opleiding Amsterdam boven Loideii 'verkiozen. Dan stelt hot Handelsblad zich voor, dat „ook in de toekomst een goed deel der ambtenaren in Indië zich een juistere voorstelling zullen kunnen maken van de eischen van handel en nyverheid; dat de bekrompen opvattingen, waarover thans soms by die ambtenaren wordt geklaagd, zul Ion plaats maken voor algemeene ontwikkeling in practischen zin, voor een ruimer blik in verschillende zaken Zou men niet meenen, vraagt het Han delsblad ton slotto dat daarmede, naast het algemeon belang, ook de materieele be langen van Amsterdam zouden worden gebaat? Belde partyen, Nederland en Indië, zullen er voordeel by hebben, wanneer er in Neder land meer personen gevonden worden, die van Indische, wanneer in Indië er meer zyn, die van Nederlandscho toestanden zich oen juiste voorstelling kunnen maaien; veel misverstand, veel wantrouwen kan daardoor wordon voorkomen. En Amsterdam, dat in bevolkingsaantal een tiende van geheel Neder land vertegenwoordigt, doch met het oog op al zyn betrokkingen met Indië ongetwyfeld nog vry wat meor belang heeft by den goeden gang van zaken in Indië, zal tot een en ander krachtig kunnen medoworken, wanneer hot er naar streeft, niet alleen een centrum van materieele, maar ook oen centrum van intellectueels belangen van Nederland by Indië te zynl Het Nederlandscho Dagblad zegt over Volksoefoning: De heer S. Van Aken, leeraar in de gym nastiek te Rotterdam, heeft vroeger een geschrift opgesteld over: „Volksoefeningen", en op dat geschrift heeft de vereemging „Volksweerbaarheid" thans do aandacht ge vestigd. Gelukkig laat de lieer Van Aken do onnatuuriyke en gekunstelde bewegingen aan de werktuigen, die de lichamen gewooniyk moer uitputten dan versterken, geheel bulten bespreking, om alleen te handelen over gaan, loopen, springen, gewichtheffen, etconstooten, evenwichtsoefeningen, trekken, duwen en worstelen. Dat alles is dus elgeniyk meer sport dan gymnastiek. Juist i3 do opmerking van den heer Van Aken, dat juist schieten in oorlogstyd alleen niet baat, indien het lichaam niet gehard is, maar toch moet men zich van al dio vry willige oefeningen niet te voel voorstellen. De ontwikkeling van den mensch op elk gebied is een gevolg van het vermogen dos menschon om zich met lichaam en geest te plooien naar de omstandigheden. Zyn die van dien aard, dat er hoogo eischen worden gesteld aan het lichaam, dan ontwikkelt zich dat vanzelf. Wie daarentegen ln omstandig heden leeft, die hooge eischen stellen aan den geest, loopt groot gevaar voor zyn eigen- lyke betrekking ongeschikt te worden, indien hy daartegen wil reageeren. net komt er dus op aan de omstandigheden voor alle menschen een tyd lan| zóó te maken, dat lichaams-v oefening als het ware hun vak is, en dat kan alleen de algemeene dienst- of oefen plicht. Er moet dwang zyn van hooger hand, dan komen tyd en kracht vanzelf beschik baar. Dan slaan de oefeningen aan on anders biyft het tobben en worstelen met geringe uitkomsten voor veel uitgaven en voel in spanning. Een goede wil en een theoretische overtuiging van het nut dor lichaamsoefening zyn alleen niet voldoende om d!e oefening nationaal te maken. Wat iemand ln den krijg noodig heeft, zal hy alleen in den k^yg goed leeren en daarom. moet ae werkgever een toestand scheppen, die zoo dicht mogeiyk don krygstoestand nadert. Het Centrum bevat de volgende asterisk „Noord on Zuid": Het is ons doel niet, over de beslissing der Leerplichtwet na to pleiten. Do raad, door Dt{n) Nieuwe{n) Koerier ge- goven, achten wy zeer verstandig en zeer navolgenswaard. Wy zullen dan ook niet ingaan op sommige beschouwingen, waarvan wy alleen willen zeggen, dat zy een hl te sterke emotie open baren. Yoor éón opmerking wenschen wy echter een uitzondering te maken. Zy komt voor in een artikel van De(n) Limburger Koerier en geeft het vozende te lezen „In de Eerste Kamer stemden alle liberale leden, als éón man, voor die noodlottige wet. Ook twee Katholieken, juist geiyk in de Tweede Kamer. Die vier Katholieke Kamerleden bohooren niet tot het donkere ultramontaansche zuiden des Lands; zy vertegenwoordigen districten uit het Noordon, dat zich baadt in het oog verblindend licht der liberale vooruitstre- vingszon. Laten wy toch waken en zorgen, dat dat heillooze dwaallicht niet tot ons Zuiden door- dringo. Zoodra er ook maar het kleinste straaltje aan onzen Zuideiyken horizon schemert, *5» Margarethe antwoordde niets, doch naderdo zwygebd het graf haars vaders, zacht biddend op het zwarte kruis nederziende. „Wilt go zoo goed zijn," ging De Marange driftig voort, „my te zeggen, waarom ge my om dit onderhoud verzocht?" Langzaam sloeg zy de oogen naar hom op, hem met een onderzoekenden, treurigen blik aankykend. „Er was oen tyd," antwoordde zy zacht, „dat ik u niet om goheimo byeenkomsten behoefdo te verzoekengij zelf verzocht er om." „Waarvoor die fijngevoeligheden?" „Ge hebt gelijk. De tyd van sentimentali teit is voorby. Ik ben hier gekomon, Eugène, ora u te zeggen, dat ik dezen toestand van onzekerheid, van twyfel niet meer verdragen kan, dat ik besloten bon or een einde aan te maken, hoe dan ook, al moest ik ook dit huis on do betrekking by uw broeder ver laten." Een spottend glimlachje vloog als een bliksemstraal over het gelaat van den kapitein. „Onze wenschen komen elkander to gemoot, Margot," hernam hy. „Ook ik vind onzen toostand onverdraaglijk. „Onzer onwaardig, zeg lieverI Vooral my- zeif onwaardig I" „Gy behoeft niet op zulkon tragischen toon te spreken. Go zegt uw botrekking op on gaat naar Parys terug." »Vn gy?" „Ik, ik zal er voor zorgen, dat ge een Andere betrekking krygt." „Eugèno, herinnert go u, wat go my beloofd, wat ge my bezworen hebt?" Hy haalde de schouders op. „De omstan digheden zyn veranderd," sprak hy onver schillig. „Ik zal je vriend blijven; meer kan ik niet beloven." Een blookheid als dio des doods ovortoog het gelaat van Margarethe. Wat z|j reeds lang als een voorgevoel beschouwd had, werd thans ten eenenmale voor haar tot zekerheid. Jarenlang was zy dezen man in liefde en trouw toegedaan geweest, om zynentwil had zy gelogen, om zynontwil vaderland en ouders en vrienden verloochond, om zynentwil ver nederingen van allerlei aard verduurd, de verwijten van baar eigen hart getrotseerd, en nu stond hy vóór haar, koel overleggend, koud afwerend: de omstandigheden waren veranderd I - en wat hy vroeger met warme woorden bezworen en beloofd had, het flad derde weg als kaf voor den wind. Een grenzen- looze verachting, een dlopo afkeor voor dit koel overleg, voor dit trouwelooze karakter vervulde haar ziei. Een oogenblik vlamde de toorn in haar op, docli snel verdween die opwelling en slechts het gevoel van ver achting bleef over. Zy keerde zich af. „Na dit woord hebben wy voorzeker niets meer mot elkander to spreken," zeide zy met bevende stom, doch op yskouden toon. „Vaarwel!" „Margot," nam de kapitein haastig het woord, „versta m|J niet verkeerd I Ik hob u trouw en waarachtig bemind on bemin u nog ja, het wil my voorkomen, als ik u zoo vóór my zie staan in die hooghartige kalmte, in zulke reine, koude schoonheid, dat ik u meer liefheb dan ooit, dat ik u niet kan laten heengaanmaar ik ben niot by machte tegen de omstandigheden te worste len. ik kan het niot. Do omstandigheden zyn sterker dan - ik; zy dwingen mij, niet myn hart alleen te volgen by do keus eener levensgezellin. Hy zweeg. Een vertoornde oogopslag van Margarethe deed hem verstommen. „Verwyder u, mynheer De Marange 1" riep zy met trillende stom. „Ik wil geen woord meer hooren; verwyder u, of gy dwingt my doze plaats te verlaten." „Margot, die taal?" „Nog eens, verwyder ul Ik verbied u, ooit weder het woord tot my te richten!" Hy had zyn bedaardheid herkregen en barstte in een luid gelach uit. „Die fiere taal past u slecht, mejuffrouw," hernam hy spottend. „Wie omstreeks midder nacht met een vreemden officier geheime byeenkomsten houdt, heeft hot recht verloren zich over openhartige taal geraakt te toonen." Een doodelyke bleekheid bedekte Marga- rethe's aangezicht. „Gy woet.,.._" stamelde zy, schier van haar bezinning beroofd. „Ik weet," vervolgde hy koud en spottend, „dat madomoiselle Margot gisteravond om elf uren met den officier, die als gast op het slot Marange vertoefde, eon geheime samen komst in de eetzaal had. Kunt gy zulks ontkennen?" Fier wendde zy zich af. „Ik ontken het niet." „Ha, gy geeft het toe, en toch dio fterlioid Ik moet bekennen, dat ik zelden zulke, ik vind er geen woord voor, mejuffrouw zulke onnoózelheid gezien heb. Wat dunkt u, wat zou de markies of mevrouw De Marange wel zeggen, als zy uw heimelijke byeenkomsten vernamen „Mevrouw De Marange zal het vernomen. Maar gy z|jt een ellendeling, wien ik goeneilei rekenschap verschuldigd bon. Ver vydor u l" „Ik ga, mejuffrouw, en wonsch u geluk met die nieuwe kennismaking." Spotachtig lachend-, boog hy en verwijderde zich met rassche schreden. Een wylo bleef Margarethe onbeweegiyk staan. Toen werden haar ledematen door een siddering bevangen; snikkend sloeg zy do handen voor het gezicht, zonk op de knieën en, bittor weenende, verborg zy hot hoofd in de bloemen op den grafheuvel haars vaders. „Vader, dierbare vader!" snikte zy, kramp achtig het kleine zwarte kruis met haar armen omvattend. Zoo lag zy daar, in sprakoloozo smart. Meer en meer daalde de avond, do wind ruischte sterker in de denneboomen, uit do verte klonken do vesperklokken der omlig gende dorpen, do vroolyko drukte in de wynborgon verstomde langzamerhand, on diepe stilte heerschto weldra in het donkere park. Margaretho vond allengs haar bezinning wodor. Zy blond op, nadat zy nog oon stil gebed op het graf haars vaders gesproken had, en zette zich op do bank in do grot, om na to donken, wat zy beginnen moest. In het gezin van den kolonel kon zy niet langer blijven. Nog heden of op zyn laatst morgen in do vroegto moest zy liet huis verlaten, dat haar jarenlang een vaderhuis geweest was, dat zy mot blijde hoop in hot hart was binnengetroden on dat zy thans ouder een beschamende verdenking verlaten moest. Het spoedige afschoid smartte haar. De kleine Madeleine had haar hart gowonnon, kolonel De Marange had haar steeds vrien delijk en eerbiedig bojegond en mevrouw De Marange was een liofdoryko mcostcros voor haar geweost. O, had zy toch maar moeten alle hens op dek, om het fatale ding uit te dooven." Het eigenaardige onderscheid, dat in deze regelen gemaakt wordt tusschen do Katho lieken van boven on die van beneden don Moerdyk, dringt tot een woord van protest. Wy zwygen er nog van, dat hier op do meerdorlie.ii der katholioko bevolking een smet geworpen wordt. Immers, het Noorden, waarvan g^pgd wordt, dat het zich baadt „in, bet oogver blindend licht der liberale vooruitstrovingszon", telt aanzienlijk móór Katholieken dan do z u 1 d e 1 IJ k e provinciën, waarop De L. 2u beslag wil loggen. Maar dit daargelaten. Ten ©enenmale ongepast achten wy het, onze geloofsgenooten in twee groepen te willen splitsen en aldus tegenover elkander te stellen, waarb(J dan de eene groep met een „fataal ding" behept heet te zyn. De Katholieken van Nederland vormen óón leger; on wanneer de provinciën Brabant en Limburg by na uitsluitend onze afgevaardigden kiezen, dan is dit niet toe te schiyven aan den mindoion yver der Katholiekon in het Noorden, maar eenvoudig aan de districts- verdeeling, waardoor de noordelijken niet tot hun recht komen. Daarenboven zou Do L. K. zich deerlyk vergissen, wanneer hy ineenon mocht, dat het „heillooze dwaallicht", waardoor wy, noorde lijke Katholieken, den goeden weg zyn kwyt geraakt, in het zuiden nergens te vinden is. Met betrekking tot den leerplicht byv. is dit „dwaallicht" 6inüs langs den Moerdyk overgehuppold en heoft zijn verbijsterende glans reeds menig slachtoffer gemaakt. Dan moot nu ook tertlond alle hens op dek om het fatale ciiiig uit te dooven, zal Do Litnb. Koerier i^ggtn. Helaas, wy befwyfelen zeer, of „alle bons" daartoe bereid w>* vorden gevondon. Met name in de onderwyzerswereld, zal het uitaooviomwerk zou het ook verdoovings- werk kunnen zyn? allicht eenlg verzot ontmoeten. VooV wanneer de heer Th. daarby de leidlDg ï-eemt. By de beantwoording dor vraag of Grond wetsherziening noodig Is om tot een bevredigende opJ'-sslng aan het kiesrecht*, vraagstuk te geraken, heeirchte zegt Bel Vaderland aanvankelijk tanige onzokerheld over de quaestlo, of het algemeen stemrecht in de Grondwet zelf zou woiden neergelegd, dan of men volstaan kon met de grondwotte- ïyke bepaling zoodanig te redlgeereD, dat het den gewonen wetgever mogoiyk zou worden algemeon stemrecht in te voeren. „Topn uit de oorspronkelyke circulaire der „Liberale Unie" de bedooliDg niet duldeiyk bleek, waren er dadeiyk heel slimme men- scLöd, die zeiden: „P*.st op, een twee derde meerderheid voor hot algemeen stemrecht k<Ugt gy nooit, maar als gy eerst met zulk con meerderheid vrfiliold van don wetgever hebt gekregen, wat wel mogelQk is, daai byv. de anti-revolutionairen dan zullen meegaan, dan kuut gij met oen gewone meerderheid het algemeen stemrecht gaan invoeren. Wie zoo redeneerden, gingen uit van de meening, dat dr. Lnyper zou beschikken over een hoedanigheid, waarvan dezo staatsman tot nog too weinig bly kon gaf, nl. over een grenzenlooze mate van naïveteit". In een dor laatste nummers van Do Stan daard komt hy vertelleD, dat men vroeger moot opstaan om hom te vangen. In beginsel i^oer vertrouwen in deze gesteld, die meer haar vriendin dan haar meesteres geweest was! Ware zy toch niet met een lengen dit huis binnengekomen, dan behoefde zy thans niet onder zulk een leolyko verdonklng been te gaan. Maar zy zou dio verdenking be»tr|Jder;, z|J wilde goedmaken, wat zy vorzulrad had; nog in dit uur zou mevrouw De Marange alles vernemen. Fluks wilde zy op het kasteel toesnellen. Eensklaps bleef z\j staan. Een gedachte schoot haar door hot hoofd; oon gedachte, die haAr al het blood naar het hart terugdreef. Wat zou zy antwoorden, als hfiar gevraagd word, waarom z'J luiar afkomst had verzwegen, waarom zy door middel van eon leugen het huis, de familie was binnongedrongen? Moest zy haar verhouding tot Eugène Do Marange bekennen? Stolde zy zich daardoor niet weder aan de meest vornedorendo vordenklug Woot? Zou Eugèno, nu hy zoo slecht ovor.haar denkon ken, voor haar tusschonboldo treden, liaar verdodigon, haar rechtvaardigen en *|Jn voornemen, om oen huwelijk te sluiten, bekennen? En was hot to rechtvaardigen, wat z|l gedaan had? Was zy mottordaad niet met Eugör.o verloofd gowoest, en was die verloving niet althans van zyn kant de voornaamste bowoogredon gewoost, dat zJJ do botrekking by don kolonol had aangenomen? Dat zy onbokond was geweest mot de familie, waarin zy dio botrekking verkreeg, zou men wellicht niet willen golooven. (V,'or.ll vervolgij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5