N°. 12374
Donderdag 38 Juni,
A\ 1900
feze (Sourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 28 Jnui.
Het Openbaar Slachthuis ie Leiden.
Feuilleton.
VERBROEDER8^C.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon por 3 maanden.f 1.10.
Franco por postl-40
Afzonderlijke Nommass0.05.
PRIJS DER ADVERTENT3ËN:
Van 1-6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17£. - Grootere
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
de lozing en herlezing van het rapport van
dr. De Jong voor s/4 tot een openbaar slacht*
huis bekeerd, was na het bezoek aan Rotterdam
als tegenstander teruggekeerd; do toestanden,
als daar werden aangetroffen, mocht geen
gemeentebestuur voor zyn rekening nemen.
Men wees op de aanwezigheid van plassen
bloed op het gestrate terrein; op de weinig
humane behandeling van het vee, vooral van
do varkens, die, zy mocht dan in Amsterdam
en Rotterdam verschillend zyn, in belde ge
vallen dierenkwelling bleef; op den onaan-
genamen geur, die zoowel te Amsterdam als
te Rotterdam op hot abattoir-terrein heerschte
en bij een openbaar slachthuis ook wel heer-
schen moist. Nog uren, nadat de slachting
had plaats gehad, verkeerden de slachtplaatsen
in donzeifdon vervuilden toestand en in
een hook van de 6lachthal had men hoo-
pen sehapenhuiden aangetroffen, die daar
sinds eon week opgestapeld hadden gelegen.
In ieder geval zóu dus oen zeer strenge
leiding noodig zyn, en al twyfelde men nu
niot of deze zou in Leiden niet ontbreken,
by do wisseling, waaraan het ambtenaars-
personeel onderhevig is, mocht men daar niet
te zeer op rekenen.
In ieder geval echter, indien tot de op
richting van een slachthuis met koelhuis werd
besloten, zou daaraan een ruime, vrye, koele
vleeschlial moeten worden verbonden, met ge
legenheid tot verkoop en uitwinkeling. En de
vleeschverbruikers zouden zich de moeite
moeten getroosten om het vleosch daar af te
halen. Alleen dan kroeg mon zekerheid, dat
werkeiyk deugdeiyk vleesch zou worden ge
geten. Anders toch bestond er allo kans, dat
het vleosch by het vervoer naar en het ver
blijf in de (veelal onreine) vleeschwinkels zou
bedorven. En in die vleeschwinkels, waar het
vleesch nader verwerkt wordt, wat vooral met
varkensvleesch het geval is, bestond weer alle
gelegenheid om ander, ongekeurd, vleesch medo
te verwerken. Men zou dus de ingezetenen
moeten verplichten het vleesch aan het gemeen-
telyk slachthuis af te halen, en al paste ook een
dergeiyk ingrypen weinig by onzen volksaard,
dit was een dringendo eisch, omdat anders do
clandestiene invoer, nU allo contróle op óén
plaats zou worden geconcentreerd, belangrijk
zou toenemen. Of wel, m-an moest voor het
vervoer bepaalde voertuigen voorschreven en
een leger van ambtenaren aanstellen om de
vleeschwinkels behooriyk te controleeren.
Ging men echter den verkoop op het abattoir
voorschreven, dan zou zich misschien niet óón
stem in den Raad meer vóór een openbaar
slachthuis uitspreken.
Die ongunstige schildering van den toestand
der hier te lande reeds lang bestaande abattoirs
maakte echter op de meeste leden weinig
indruk. Immers, indien abattoirs vuil waren,
dan was dit de schuld van de onvoldoende
leiding on het gebrekkig toezicht, door de
ambtenaren uitgeoefend. Zekor, veel slagers
zouden reeds uit eigenbelang het algemeen
belang behartigen en voor oen goeden toe
stand hunner slachtplaatsen zorg dragen,
maar welke waarborg voor een behooriyke
verzorging van het algemeen belang was
grooter, dan de contróle, door het gemeente
bestuur uitgeoefend, en alleen op een abattoir
kon deze afdoendo zyn. Bovendien ook de
onderlinge contróle, waaraan de slagers op een
openbaar slachthuis zouden blootstaan, zou hen
tot dubbele zorg leiden. En wat den onaange-
namen geur betrof, die behoorde op een open
baar slachthuis niot te bestaan, mookt er niot
bestaan. Zy was een gevolg van de vele
stinkende inrichtingen, als bloeddrogeryen,
vetkokeryen, enz., welke veelal op een abattoir
worden aangetroffen, maar hier zullen worden
geweerd.
De verkoop eindeiyk in een by het slacht
huis behoorende vleeschhal mocht wellicht
nog weder beter zyn, moest men nu ook niet
het betere tot stand brengen, omdat men het
volmaakte nog niet kon bereiken Trouwens,
bleek het noodig, men zou daartoe immers
nog altyd kunnen overgaan.
Ook de in de secties aanwezige deskundige
was door het gehoorde in zyn overtuiging
allerminst geschokt. Ook hjj zou geen abattoir
wenschen als dat te Rotterdam, waar detoo-
stand ook z. i. zeer veel te wenschen overlaat.
Maar dat abattoir was reeds 20 jaar oud en
gebouwd naar een verouderd systeem. Intus-
schen voldoet het aan den eisch, daar vooral
met de oprichting beoogd, dat alle slacht
plaatsen op éón plaats zouden samen zyn.
Aan do keuring had men daar eigeniyk niet
gedacht.
Trouwens, het Rottordamsche abattoir ver
keerde in een overgangsperiode en was te
veel berekend op den exporthandel. Ook de
Belgische abattoirs zou hy niet gaarne tot i
voorbeeld stellen, wel echter de Duitsche, die
naar een geheel ander systeem waren gebouwd,
en waar een voorbeeldelooze orde en netheid
heorschten. Het bezoek, drie jaren geleden,
en nu weer onlangs met don Wethouder van
Pabricago en den Directeur van Gomeente-
werken aan verschillende Duitsche abattoirs
gebracht, had den meest weldadigon indruk
by hen achtergelaten.
Wat echter den vleeschverkoop in het
abattoir zelf betrof, dit achtte hy niet noodig.
Men moest toch de winkels niet verwarren
met de slachtplaatsen en veostallon. Waar
de slager door het publiok geoontroleerd wordt,
komt hyzelf wel aan billyke eischen te gemoet.
De winkels verkeerden daarom over het
geheel in voldoenden staat, maar in de
slachtplaatsen school het bezwaar. Trouwens,
het vleeschboderf in de winkels kon door een
behooriyke contróle afdoende worden tegen
gegaan. En hot verplichte koopen en afhalen
van hot vleesch aan de vleeschhal zou. te
zeer tegen onze gewoonten indruischen om
hier mogelyk te zyn. In do meeste plaatsen,
waar zulk een koophal vroeger bestaan had,
was zy dan ook weer vervallen. Overigens
was hy van oordeel, dat men de slagers te
veel aan banden zou leggen, door hun het
gobruik van bepaaldo voertuigen voor het
vervoer van het vleesch naar hun winkel
voor te schryven.
Daarentegen beweerde echter een der eerst
bedoelde leden weer, dat die zoogenaamde
vuile inrichtingen als bloeddrogoryon en hulden-
zouteryen en vet^melteryen, wel op een abattoir
thuis behoorden, omdat zy ten nauwste met
het bedryf samenhingen; en indien men zo
niet by het slachthuis, maar elders plaatste,
dan zouden zy daar de omgeving verpesten
en zou nog bovendien het vervoer naar die
plaatsen noodig zyn. En wat do gewraakte
toestanden op een openbaar slachthuis betrof,
hy wen8chte slechts het feit te constateeron,
dat zy bestonden en geen uitzondering waren,
al moesten zy dan ook aan do gebrekkige
directie worden toegeschreven. Ook de behoor
iyke contróle der slachtplaatsen eindeiyk achtte
hy niet ondoeniyk, zelfs beter uitvoerbaar dan
de contróle der slachtkwaliteiten van een
abattoir.
Een vergolykrag met de Duitsche abattoirs,
meenden doze leden, ging niet aan, waar onze
volksaard te veel van dien der Duitschers
verschilde, immers alle regelingen hier meer
van de administratieve bureaux dan op de
plaats zelf geschieden en een zoo strenge
tucht en zoo nauwgezet toezicht als in Duitsch-
land worden uitgeoefend, hier niet kunnen
worden verwacht. Zulke goede toostanden
als in Duitschland zal men hier dus nooit
krygen.
Nog merkte een dezer leden op, dat dus
ook de Inspecteur der Yee- en Yleeschkeuring
van oordeel was, dat men de slagers niet te
zeer mocht belasten, waar hy meende, dat
het voorschryven van bepaalde wagentjes
voor het vervoer te ver zou gaan. Blykbaar
keurde dus ook by hot ingrypen in het parti-
.culier bedryf af en er bestond slechts een
gradueel verschil tusschon hen belden, hoe
verre men met dat ingrypen gaan mocht.
Andere leden zagen echter niet in, waarom
onze slachthuizen niet evenzeer aan bun be
stemming zouden kunnen beantwoorden als
de Duitsche.
Do collecte voor het Fonds voor den Ge-
wapenden Dienst in do Nederlanden, gehouden
te Leiden op 25, 26 en 27 Juni, heeft, na
aftrek der onkosten, opgebracht f 107.03.
De heer J. Bremer zal 1 Juli a. s. den
dag herdenken, dat hy 12'/a jaar geledon tot
eersten portier aan het academisch ziekenhuis
alhier werd aangesteld. Door yver en plichts
betrachting heeft hy zich de achting van
superieuren en andere met de inrichting in
betrekking staande personen weten waardig
te maken.
Heden vierde H. J. Trap, plaatkleurdor
by den heer P. W. M. Trap, den dag, waarop
hy 25 jaar achtereenvolgens in do boek- en
steendrukkery van genoemde firma ia werk
zaam geweest, In den morgen werd de jubi
laris door zyn patroon met dezen dag geiuk-
gewenscht en hem een souvenir overhandigd,
bestaando in een remontoir-horloge met ket
ting. Dat Trap ook met do gezellen van
genoemde drukkery op goeden voet staat,
daarvan mocht hy eveneens do bewyzen
ontvangen. Immers, nadat hy ook namens
het personeel was gefeliciteerd werd hem een
fautouil aangeboden.
De jubilaris bedankte patroon en gezellen
voor hetgeen hy dozen dag had ondervonden.
Moge het hom gegeven worden nog tal van
jaren voor genoemde firma werkzaam te zyn 1
In de alhier gehouden vergadering der
Yereeniging „Het Spinozahuis" bleek uit hot
verslag, dat de vereeniging iu bloeienden
toestand verkeerde.
In het afgeloopon jaar werd hot huisje te
Rynsburg gedurende het zomerseizoen door
een groot aantal vreemdelingen en landge-
nooten bezocht.
De boekery van Spinoza word door do
kostbare geschenken van den heer G. Rosenthal
wederom aanzienlek uitgebreid, torwyl ook
van andere zyden hooggewaardeerde blyken
van belangstelling werden ontvangen. Daar
de vereeniging zich moet bepalen tot het
aanschaffen van boeken uit Spinoza's tyd en
zy toch hoogen prys stelt op do hedendaagsche
studie over zyn leven en leer, was het haar
hoogst aangenaam de nieuwste werken van
prof. dr. L. Stein en prof. Wahle over Spinoza
van hen ten geschenke te mogen ontvangen.
Men is er dit jaar met welwillende mede
werking van prof. Yan de Sande Bakhuyzen
ln geslaagd ook de werkplaats eenigszins in
den geest der 17de eeuw in te richten, wat
ongotwyfeld aan het karakter van het huis
ten goede komt.
Het ledenta der vereenigiog is nog steeds
veel te gering, maar men verwacht, dat do
groote belangstelling in de wy'sbegeerte, die
zich alom ten onzent openbaart, langzamer
hand meerderen zal opwekken zich aan te
sluiten by de vereeniging „Het Spinozahuis",
die zoodoende zeer gevoeglyk een middelpunt
zou kunnen worden van allo vrienden der
wysbegoerte in ons vaderland.
By bescliikking van den generaal-majoor,
inspecteur van militair onderwys, is ver
gund aan 14 onderofficieren en korporaals
om aan het toelatings-examen voor het 1ste
studiejaar van den cursus by het 4de regi
ment infanterie deel te nemen.
Bedoeld examen zal den 2den Juli a. s.
aanvangen in het cursuslokaal van het gebouw
's-Gravenstein alhier.
Do minister van binnenlandscho zaken
heeft ingetrokken de benoeming van dr. C.
P. Tiele, hoogleeraar aan de Ryks-universiteit
to Leiden, tot gecommitteerde der Regeoring
by de eindexamens der gymnasia te Zwolle,
Deventer, Arnhem en Zutfen, voor zoover die
betrekking heeft op de eindexamens der
gymnasia to Arnhem en te Zutfen, en in
zyn plaats tot gecommitteerde by de eind
examens der gymnasia te Arnhem en te Zutfen
aangewezen dr. J. Verdam, hoogleeraar aan
de Ryks-univorsiteit to Leiden.
Don 2den Juli a. s. wordt de detacheering
by do Kweekschool voor Zeevaart alhier van
den pyper der 3de klas6© G. Van Geloven
ingetrokkenhy zal dan met genoemden datum
worden ontscheept en terugkeeren naar het
korps te Arasterdam.
250 candidaton hebben zich aange
meld voor het schriftoiyk examen van school
hoofd en hoofdonderwyzeres, dat morgen in
de zaal van den Dierentuin in Den Haag
aanvangt.
De minister van oorlog vertrok heden
naar Harderwyk, vergezeld van eon vyflal
hoofd- on andore officieren.
Mej. Dykstra, verpleegster by hot perso
neel van het Roode Kruis in Zuid-Afrika,
heeft zich daar verloofd en zal weldra in liet
huwelijk treden.
De Raad van Haarlem hield gister
namiddag oen langdurige geheime zitting
betreffende den aankoop van grond.
Nadat een voorstel van B. en Ws., om het
abattoir aan den oostkant van de stad te
bouwen, afgewezen was, op grond van de
ongeschiktheid dor terreinen, had men gronden
in handen gekregen aan het Zuider Buiten-
6paarne, groot 65,000 M1., voor een som van
f 30,000. Naderhand was een aanbod gekomen
van G. Hulsebosch, van terrein in dezelfde wyfc.
Met algomeone stemmen, op 2 na, besloot
de Raad in openbare vergadering de gronden
van Schornagol aan het Zuidor Buitenspaarno
voor f 30,000 te koopen on daarop het abattoir
te stichten. Tevens besloot do Raad voor f27,500
te koopen een stuk grond in den Veonpolder,
groot 22,400 M1., het eigendom van mevr.
Hooft Wynands, ter vergrooting van de aldaar
te bouwen lichtfabriek.
In de goheime zitting was ook met alge
meen© stemmen besloten, den heor J. W. Van
Bilderbeek, die, wegens ziekte van don secre
taris, de secretarisbetrekking zoo langen tyd
had waargenomen, te benoemen tot griffier
ter secretarie
Binnengeleid werd hy door den voorzitter
onder luid applaus met die onderscheiding
gelukgewenscht.
Aan het Doopsgezind Seminarium te
Amsterdam zyn geslaagd voor het proponents
examen (tweede gedeelte) de heerenK.
Ofiieieclo liennisgeving.
XEIOÏISGEVING.—SCHUTTERIJ.
Züting van de Commissie van Onderzoek.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gelet op do artfc. lü eu 21 van hot Koninklijk
besluit van 2ö Juoi 1823 (Staatsblad No. 42);
Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
Commissie, ingevolge art. 15 dor wet van 11
April 1827 («Staatsblad No. 17) benoemd tot het
onderzoeken vau en beslissen omtrent de redenen
van vrijstelling en uitsluiting van schuttorpiich-
tigen, zitting zal houden in net Miltuelokaal op
het invalidenhuis (ingang door de Koprienhink-
stoeg, aan de zijde der Hooglandsche Kerkgracht),
op Maandag lJ Juli aanstaande, des vooroiiddags
te hdlltieu:
voor hen, wier zaak in de zitting der Commissie
op 31 Mei 11. is aangehouden;
vervolgens voor hen, die, lid dor Schutterij
zijnde, r.a hun iu-dioust-3telling recht op vrijstel
ling hebben verkregen, alsmede, die br, hot bataljon
■wegens lichaam.sgeürekea tijdelijk zgn vrygesteid;
ea daarna voor hen, die, als zijnde geboren in
3875, aan de loting in de vorige maand hebben
deelgenomen;
wijders op denzelfden dag, des namiddags te
halfdne: voor de ambtshalve ingeschrevenen, en
voor de geborenen in de jaien loöü tot 1874 inge
sloten, te wier behoeve na afloop der vorenbe
doelde loting een ualoling heeft plaats gehad of
•die hun woonplaats naar deze gemeente hebben
overgebracht en hun actieven diensttijd bij de
Schutterij nog moeten volbrengen, voor zoover
omtrent dezo laatsien door de Commissie nog
geen uitspraak is gedaan.
1 Voorts worden do belanghebbenden verwittigd:
dat zij, die, op grond van art. 3, sub. a, b of
«r, van bovengenoemde wet, hetzij uit hoofde van
ziekelijke gesteldheid of lichaamsgebreken, hetzij
wegens genus van de gevorderde lengte, reden
tot vrijstelling van den «Schutterlijken dienst ver-
ineenen te hebben doch niet voor de Commissie
verschijnen, zoomedo zij, die, ter bekoming van
do vrijstelling, vermeld in evenbedoeld wetsartikel
eub. d, e, f, g, h, i, k, l, of m, ingeval zij ver-
jneenen daarop aanspraak te kunnen maken, aan
de Commissie de wettelijk gevorderde bewijsstuk
ken niet overleggen, of voor haar niet verschenen
Zijnde, die bewijsstukken niet te voren reeds bij
het Gemeentebestuur hebben iogeleverd, gehouden
zullen worden geen redon tot vrijstelling te heb
ben en dientengevolge bij afwezigheid tot den
dienst zullen worden aangowezen, en dat hiervan
alleen uitgozoudord zijn de milicien-verlofgangers,
die als zoodanig niet voor de Commissie behoeven
te verschijnen, vei mits zij, zoolang hun nnlitie-
diensttijd duurt, worden vrijgesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
26 Juni lyQO. YAN HEYST, Secretaris.
IH.
O vo» gegaan tot de behandeling der vraag
tof een openbaar slachthuis in het algemeen
belang ten bate der volksgezondheid noodig urtis,
meenden verschillende leden, dat het althans
in Leiden niet onmisbaar kon worden geacht.
"Wel was er uit een hygiënisch oogpunt togen
een abattoir op zichzelf weinig in te brengen,
maar al kon de inrichting goed zyn, zy
behoefde dit nog niet te zyn. Getuige do
toestand der slachthuizen te Antwerpen,
Iperen en Ostende; in een dier plaatsen
was die zelfs zoo, dat het garnizoen van
slachtplaats veranderd was. Ook in Amster
dam en Rotterdam was de toestand alles
behalve gunstig, toch noomt de inspecteur
der vee- en vleeschkeuring dat goede abattoirs.
En de daar aangetroffen bezwaren hingen
samen, niet met het kamersystoem, daar
gevolgd, maar met de concentratie van hot
bedryf. By een bezoek, door eenige leden aan
die abattoirs gebracht, haddon zy een aller-
treurigsten indruk gekregen. Een hunner, door
6)
„Het was myn oenige zoon, die daar in
hot dennenboschje rust," verhaalde do markies,
ernstiger wordend. „Een jaar vóór het uit
breken van den oorlog was hy gehuwd:
Clarissa werd eenige dagen vóór het oprukken
van haar vader geboren
„Mynheer de markies heeft dus verder
geen kinderen meer?"
„Een dochter nog, heer generaal. Zy is met
kolonel Do Marango getrouwd
„Is deze nog in dienst?"
„Neen, hy woont op zyn landgoed, kasteel
Hauconcourt."
„By Mézières aan den Moezel?"
„Juist."
„Dan ken ik het 6lot van uw schoonzoon.
Ik heb er eens in kwartier gelegen."
„Heel good mogelyk. Kolonel De Marange
is sinds een jaar ongeveer op Hauconcourt.
Sedert dien tyd zyn ook wy hierheen terug
gekeerd. In Parijs beviel het ons niet meer."
Het gesprek werd op do staatkundige
toestandon ia Frankryk gebracht. Goneraal
Yon Brunk maakte uit eenige uitdrukkingen
van den markies op, dat deze, zoomede zyn
geheele familie, goed Napoleontisch gezind
waren en de republikeinsche staatsinstel
lingen in Frankryk verafschuwden. Dezo
gezindheid had hen ook uit Frankryk
verdreven en naar liun geboorteland, Lotha
ringen, teruggevoerd, ofschoon dit thans
onder Duitsche heerschappy stond. De
markies orkoude, al "was het ook met eenigen
tegenzin, het vele goede, dat het Duitsche
bewind over Elzas-Lotharingen gebracht had.
De afkeer van de republikeinsche regeerings-
mannen in Frankryk maakte hom tot een
meer rechtvaardig beoordeelaar der toestanden
in zyn enger, thans onder Duitsche heer
schappy staand vaderland, dan velen zyner
landsliedon, dio Elzas-Lotharingen heelemaal
niet verlaten hadden, maar met hun politiek
van nutteloos verzet het land meer schade
toebrachten dan diegenen, die den geboorte
grond den rug gekeerd hadden, om in Frankryk
te ieven.
Nadat men omstreeks een uur in eikanders
gezelschap had doorgebracht, namen de beide
officieren afscheid, door den markies tot by
hun paarden vergezeld.
„Wy danken u hartelyk voor de vriendelyko
ontvangst, heer markies," zeide do generaal,
maar de markies wilde van geen dank weten.
„Gy ziet het," antwoordde hy lachend, „ook
met ons, Franschen, kan men omgaan."
„Daaraan heb ik nooit gotwyfeld."
Met een vriendelyken handdruk scheidde
men van elkander. Toen draafden de officieren
weg, op Metz toe, dat niet ver meer ver-
wyderd was, en welks torens en tinnen in do
namiddagzon helder opflikkerden. De generaal
was in een voortrefleiyke stemming. Hy
babbelde levendig voort, zonder er op te
letten, dat Koenraad zwygend, in gepeins
verzonken, naast hem voortreed.
IY.
„De dag van heden heeft de herinnering
aan dien ernstigen en toch zoo grooten tyd
van den oorlog levendiger dan ooit in my
doen ontwaken," keuvelde de generaal voort,
terwyi hy züa helder, blauw oog nadenkend
over de lachende beemden der Moezelvlakte
liet zweven. „Veel blyde uren, menig ernstigo
dag en menig aangrypend, diep treffend
oogonblik komen my in het geheugen terug,
wanneer ik deze streek beschouw, in wier
dorpen en gehuchten onze voorposten tydens
de belegering van Metz ingekwartierd waren.
In gindscho boerdory, St.-Agatlia is haar
naam, heb ik op veldwacht gelegen, daar in
Franclonchamp en St.-Remy lagen onze
piketten, en aan gindsch, thans zoo stil en
vreedzaam dorpje, welks huizen met die
nieuwe roodo pannen daken pryken, is een
droevige en voor de bewoners zeker ver-
schrikkeiyke herinnering verbonden."
„Yertel dat eens, ooml" verzocht Koenraad.
„Laat ons dien kleinen omweg over La
Maxe, zoo heet het dorp, maken," vervolgde
de generaal. „Dan kan ik je dadeiyk de plek
van dio droevige gebeurtenis wyzen. Ikzelf
ben er nog niet weer geweest, ofschoon ik
reeds byna twee jaar in Metz sta. Maar ik
weet zeker, dat ik die plek herkennen zaL"
Do ruiters verlieten den grooten weg en
sloegen een zandïgen, door lage heggen be
grensden veldweg in, die hen na weinig meer
dan oen kwartier uurs naar het vriendelyke,
te midden van akkers en tuinen liggende
La Maxe voerde. Koenraad stond verbaasd
over de fraaie, meerendeels nieuwe woon
huizen en landbouwinrichtingen der verschil
lende boerenplaatsen. In do dorpen van
Lotharingen treft men anders gewooniyk
slechts oude gebouwen aan, wier grys ge
verfde muren, wegens de vroegere belasting
op de vensters, met slechts weinig ramen
voorzien, een echt somberen indruk maakten.
La Maxe geleek meer op een vriendeiyk
Duitsch dorpje mot zyn huizen, mot roode
pannen^gedekt, de helder blinkende vensten
en de door geen hooge muren ingesloten
tuinen.
„Ge staat verstomd over het voorkomen
van do plaats?" meende de generaal glim
lachend. „Hier is inderdaad het woord des
dichters van toepassing: „Nieuw leven ont
spruit aan de puinhoopenl" Want La Maxe
is tydens het beleg van Metz in de asch
gelegd, maar de Duitsche regeoring heeft den
menschen hun verlies geheel en al vergoed,
zoodat zy in staat waren gesteld hun hof
steden mooier en flinker dan zy vroeger
waren, weer op te bouwen. En weet gy, wie
de brandfakkel in het vreedzame dorp go-
worpen heeft?"
„Do bewoners zeiven?"
„Neen. Ikzelf, myn jongen/'
„Gy, oom?"
„Ja, ik in eigen persoon, dat wil zeggen,
myn compagnie, maar ik heb het bevel gegeven.
Luister l La Maxe lag tusschen onze voor-
postenlyn en de Fransche, welke laatste zich
ginds langs de hofsteden La Maison rouge,
St.-Eloy en La Grango-aux-dames uitstrekte.
Do Franschen poogden herhaaldeiyk onze
voorposten en patrouilles te verontrusten, en
in La Maxe, vooral in gindsche afzonderiyk
staande boerdery, La petite Maxe, vasten voet
te krygen. Byna iederen nacht werden onze
voorposten lastig gevallen; wy moesten
telkens kleine gevechten leveren, waarin
nutteloos menschenlevens geofferd werden.
En al die ondernemingen richtten zich tegen
het dorpje La Maxe. Het was dus don opper
bevelhebber niet kwaiyk te nemen, dat hy
dit betwiste punt uit de wereld wilde helpen.
Er werd besloten het dorp plat te branden,
opdat hot den Franschen niet langer tot
steunpunt zou dienen. Met de uitvoering van
dik kevel werd ik JmImL lfc vue nu Juist
niet zeer gesticht over dat bevel, want het
is geen aangename taak, de huizen van
vreedzame bewoners boven hun hoofden in
brand te steken. Maar aan het bevel moest
gehoorzaamd worden. In een stormachtigen,
donkoren Septembernacht rukte ik met myn
compagnie, die van allerlei brandbare stoffen,
pokkransen en zoo verdor voorzien was, naar
het in diepe rust gedompelde La Maxe op,
omsingelde het dorp, zond een afdoeling naar
het andere einde der plaats, om den vyand
in het oog to houden, en begaf my naar den
maire, dien ik uit een diepen slaap moest
wokken, om bom het droevig lot, dat zyn
gemeente wachtte, mee te doelen. De maire,
een oude, witharige boor, trachtte ray door
smeekbeden ovor te halen, van myn voor
nemen af te zien. Natuuriyk kon ik aan dat
verzoek niet voldoen. Ik droeg hom op den
inwoners moe te deelon, dat binnen een uur
de huizen ontruimd moesten zyn. Een onder
komen zouden do dorpelingen in do verder op
gelegen plaatsen vinden. Na verloop van een
uur zou het dorp aan do vier hoeken in brand
gestoken worden. Ge kunt u het gejammer
der inwoners voorstellen, die zooveel mogelyk
van hun have en good zochten to redden.
Ik moest al myn plichtgevoel als soldaat ts
hulp roepon, ten einde voor hun smoeken
en bidden hardvochtig te biyven. Om er een
eind aan te maken, gaf ik bevel, de brand
stoffen, pekkransen, fakkels, enz. in de huizen
en schuren te werpen. Na weinige minuten
flikkerden op verschillende plaatsen de vlam
men op, die, door den wind aangewakkerd,
in korten tyd zich over het geheele dorp
uitstrekten.
WwdX ventfgcL)