fl\ 12331 Zaterdag 5 TWteL A*. 1900 fsze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering vk-,; van (Eon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. i Feuilleton. MOOIE VROUWEN. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: r; X j Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco por post 1.40. 1 Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTEËN: Van 1-6 regels ƒ1.05. Iedoro regel moor f 0.17J. Grootero letters naar plaatsruimto. Voor het Incasseeren bulten do stad wordt ƒ0.05 berekend. Tweede Blad. In Bet Vadsrland is eon ingezonden stuk Tan don heer E. Kempe opgenomen, waarin Ideze zegt het eens te z|jn met een „Staats- iman in ruste", die in Dó Amsterdammer be- I toogd heeft, dat do Eerste Kamer do II oerp 1 ichtwet moet verwerpen. Het lis niet duidelijk, of hy het eens is met dien schrijver, wanneer deze als grond voor dat Verlangen o. a. opgeeft, dat, zoo de Staat leerplicht wil invoeren, hy ook de school kinderen der behoeftigen moet voeden en kleeden. Maar in ieder geval is hy met den Staatsman in ruste" wel van gevoelen, dat de leerplichtwet, met één stem meerderheid in de Tweede Kamer en nog maar door een [toeval aangenomen, geen nationale wet is en Ö'at daarom de Eersto Kamer haar behoort te verwerpen. Dit ingezonden stuk, door Ret Vaderland vooral hierom geplaatst, omdat or aan het /slot eenlge opmerkingen in voorkwamen over Ihot verband tusschen dien eisch van voeding én kleeding en de bevolkingsvraag, geeft Het Vaderland aanleiding om in een artikel met het opschrift „Een lichtvaardig advies" tegen den raad van den „Staatsman In ruste" en van den heer Kempe te prote6teeren. Verwerping van de leerplichtwet zou Het Vaderland een onverantwoordelijke daad van do Eerste Kamer achten. De opmerking, dat zoo graaf Schim- 'melpenninck niet met zyn paard gevallen .was, de wet zou verworpen zyn, doet Het \Vaderland nog eens horhalen, dat hy dan .tegenwoordig zou zijn geweest by de stem- lining over het kleeding- on voeding-amende- jinent, waarvan do verwerping door zyn [toedoen de stem van den heer Van Karnebeek |zóu hebben omgedraaid ten gunste van de iwet. En ongemotiveerd acht Het Vaderland [ook het vorwyt aan het adres der Ministers- [kamerleden, die door hun stem den doorslag hebben gegeven. Zoolang het nog geoorloofd is voor een liberaal op eenig punt van Thor- becke's beginselen af te wyken, is het onge past, meent Het Vaderlandgelyk de „Staats man in ruste" doet, het combineeren van het Kamerlidmaatschap en het ministerschap een politieke kettery te noemen, en klakkeloos 'aan ydelheid toe te schryven een daad, dio •principieel verdedigd kan worden. De uitkomst Izou bovendien dezelfde zyn geweest, als de 'liberale districten Zutfen en Lochem, door andere leden dan door de heeren Borgeslus en Lely waren vertegenwoordigd geweest. I1* Wat nu het al of niet nationale der wet [betreft, wat verlangt men dan toch, vraagt ÏHct Vaderlandvan de Wetgevende Macht, als in een Parlement do partyen ongeveer 'tegen elkander opwegen? Het zal by ons nog 'Svel tallooze malen gebeuren, dat een wet 'met kleine meerderheid wordt aangenomen, len als men alleen dan een wet nationaal belieft te noemen, als een overwegende 'meerderheid hoe groot? zich daarvóór .verklaart, dan kan men h. i. op meer dan ëón gebied de wetgevende machine wel op non-activiteit zetten. I De tegenstanders der leerplichtwet, die uit j beginsel meenden haar niet te mogen steunen, •hebben vry algemeen erkend, dat zy niet jöoor partygeest was ingegeven en zorgvuldig ;met allerlei gemoedsbezwaren en practischo bedenkingen had gerekend. Dat is, meent Het Vaderland, voldoende om recht te geven tot de verklaring, dat de wot althans niet anti-nationaal zal zyn. En met eenig vertrouwen voorspelt Het Vaderland, dat zy nationaal zal worden, omdat met de liberale en radicale partgen, die zich nagenoeg zonder uitzondering voor standers betoond hebben, ook de sociaal democraten zich voor het beginsel verklaard hebben, de Christoiyk-Historischen buiten do Kamer voor een deel zich er mee ingenomen betoonden, verschillende anti-revolutionnaüen en Katholieken van den beginne af haar verdedigd hebben; dat na do aanneming een verrassend groot aantal instemmingen uit do katholieke party den heeren Schaepman en Kolkman ten deel valt, en de taaie bestryder van het beginsel, de heer Lohman, komt erkennen, dat de wet aan hen, die het goede willen, ook onder de niet-liberale partyen, in hot minst geen last zal opleggen. Wat wil men nu meer? vraagt Het Vaderland. Zy, die meenen, dat de wet eerst nationaal zal zyn, als het altyd volgens den „Staatsman in ruste" „algemeen als waar erkende principe", dat de Staat zorgen moet voor voeding en kleeding, daarin is opgenomen, dan maken zy zich h. i. schuldig aan een wonderlyk gezichtsbedrog door aan te nemen, dat algemeen als waar erkend wordt, wat zy voor waar houden. Alleen zy, wien het onverschillig is, of alweder een liberaal Kabinet ten val wordt gebracht en een hervorming, die niet alles geeft wat men zou gowenscht thebben, ongedaan wordt gemaakt, kunnen, meent Het Vaderland, do Eerste Kamer adviseeren tot het roekeloos bedryf van verwerping. Als de Eersto Kamer let op de stemming van het land en op de strekking der wet, dan zal zy zich h. i. volkomen verantwoord achten, indien zy in dit geval met groote moerderheid aanneemt wat in de Tweede Kamer slechts oen uiterst minieme meerder heid kon verwerven. Eenige dagen geleden had De Nederlander onder hot opschrift „Spoed, geon overhaasting" oen stukje, waarin naar aanleiding van de opmerking, dat bU verwerping der Ongevallenwet door de Eerste Kamer do arbeiders de dupe zouden worden, o. a. het volgende gezegd werd: „Vooreerst vergeet men, dat reeds nu, veel beter dan vroeger, in tal van bodryven het ongeluk ten nadeele komt van den ondernemer. De particuliere verzekering loopt door, ook na de verwerping van het voorstel. In do tweede plaats verliest men uit het oog, dat do zaak zeer spoedig opnieuw in be handeling kan worden gebracht. De quaostie is op dit oogenblik door de belde Kamers der S.-G-. bestudeerd; de gedane arbeid is vol strekt niet verloren en do gevoelens der Kamerleden zyn bekend. Dezolfde minister, of wie hem vervangt, kan in korten tyd gereed zyn met een nieuw ontwerp. Laat men daarby do particuliere verzekering toe, of steunt do wet op particuliere verzekering, dan kan zy terstond in werking treden. Dit laatste leidt ons tot de derde opmer king, dat ook by aanneming van het aanhangig ontwerp het nog geruimen tyd zal duren, voordat ook de verzekering zelve plaats grypt. Dit is een gevolg van het in hot ontwerp aangenomen stelsel. Door do uitsluiting van het particulier bedryf heeft men de zaak zelve zeer vertraagd. Zelfs is het mogeiyk, dat, door verwerping van het ontwerp, de verzekering zelve be spoedigd wordt. Haast is goed; overhaasting niet. Ons komt het voor, dat zy, die, spoedshalve, do aanneming van dit verkeerde stelsel be pleiten, meer de kiezers van 1901 dan de arbeiders voor oogen hebben." Hiertegen is door don briefschryvor der Zaanlandsche Courant een en ander ingebracht. Het argument, dat de particuliere verzeke ringen toch biy ven bestaan, acht hy van zeer weinig beteekenis. Want men heeft immers van alle zyden, zonder eenig voorbehoud, erkend, dat wettelijke dwang in deze materie onmisbaar en urgent is, omdat die particuliere ongeval len-verzekering zoo ten eenenmale onvoldoende was. Hy acht het oen eigen aardige manier van redeneeren om de ver werping der wettelyk verplichte verzekering nu te gaan goed praten door een beroep op do zoo uiterst gebrekkige en partieels parti culiere verzekering, waarvan het volslagen ontoereikende aanleiding was, en drijfveer voor don algemeenon eisch eener dwingende regeling. Wat betreft het zoo spoedig weder in meer aannemeiyken vorm aan de orde brengen van een gewyzigde regeling, vraagt hy, of de redactie of de schryver van het artikeltje in De Nederlander vreemdeÜDg is in Jeruzalem? Kent hy don politieken slentergang geheel niet, die onze wetgevmg kenmerkt? Is het hem of haar zoo totaal onbekend, dat de verwerpiDg van een gewichtig voorstel van een Kabinet, dat zich op het stuk der sociale wetgeving nogal solidair heeft verklaard, staatkundige gevolgen moet hebben, die althans voor oen vry geruimen tyd stilstand van den parlemen tairen arbeid na zich moeten slepen? Dat ge vaar is, z. i., te grooter naarmate het waar- echyniyker is, dat niet enkel de Minister van Waterstaat, maar meerdere leden van het Kabinet en wellicht het geheele ministerie, op een verwerping dor Ongevallenwet zullen heengaan. Is, vraagt hy, De Nederlander er zoo zeker van, dat er dan terstond een minis terie ts gevonden, bereid on bekwaam, om, in een ommezien, een verbeterde editie van de Ongevallenwet voor te dragen? Daarenboven, merkto hy aan, de Twoede Kamer heeft, niettegenstaande de meerderheid biykbaar wèl aan toelating van zelfverzekering in zekere gevallen in een beperkten kring de voorkeur gaf, toch geeu kans gezien om voor eenig bepaald voorstel, voor oen concroten vorm van zelfverzekering, de vereischte meer derheid te vinden; zy heeft ten slotte, met afwyzing van de daartoe gedane voorstellen, het Regeoringsontwerp op dit punt onge wijzigd aangenomen. Wie kan de zekerheid geven, dat er nu, als straks een ander minister komt met oen ander voorstel, daarvoor wèl een meerderheid ls te verkrijgen? Is niet veeleer het gevaar groot, dat men dat afwyzen en de zaak geheel ongeregeld laten zal? Do bewering, dat men misschien door ver werping nog eerder tot een regeling met par ticuliere verzekering zal komen dan thans, door de aanneming van de verzekering alléén by de Ryksbank, noemt de briefschryver een aardigheid, waarmee men waariyk alleen hen kan in slaap wiegen, die totaal onbekend zyn met den gang van zaken in onze Regeerings- kringen, die Ministers en Kamers niet kennen. Hy geeft toe, dat de uitvoering der wet, de instelling van do Ryksbank, de regelingen der gevaren-klassen en wat dies meer zy nog veel tyd en moeite zullen kosten. Men weet echter, voegt hy er by, dat daarvoor veel, zoo niet alles, is voorbereid en dat, wanneer de Eerste Kamer do Ongevallenwet in Mei aanneemt, het jaar 1901 de nieuwe organisatie zal kun nen zien in het leven treden. Hy zegt reden te hebben om te verwachten, dat dit by de openbare behandeling der voordracht officieel en met stelligheid zal biyken. En is er nu, vraagt hy, iemand ter wereld, die in ernst gelooft, dat een nieuwe regeling, voorgesteld nadat we een nieuw Kabinet of een nieuwen minister hebben gekregen, zóó 6poedig ware 1 tot stand te brengen? Aangenomen, dat een opvolgend Kabinet het voorstel ongeveer onveranderd weder indiende, alléén aangevuld met een regeling voor de zelfverzekering, hetzy dan in den zin van hot amendement van wyien den heer Do Beaufort c. 8., hetzy in den geest van don heer Kuyper on de zijnen dan zou het z. 1. toch stellig 1901 worden voordat zulk een ontwerp weder in voorbe reidend onderzoek kon komen; het volgend jaar zou misschien geheel, zeker voor een goed deel, verloopen zyn eer dat ontwerp wet word, en dan moest men toch ook nog allerlei maatregelen en organisaties treffen* Do Arnhemsphe Courant schreef naar aan leiding van het stukje van De Nederlander o. a. „De Nederlander moet zich wel byzonder blind getuurd hebben op dit ééne belang der particuliere verzekering, om zoo luchtig te denken over een portefeuille-, misschien zelfs een ministerieele crisis één jaar voor de periodieke verkiezingen, en over het binnen korten termyn tot stand komen eener Onge vallen wot op geheel andere grondslagen dan die, welke ruim 3 jaren voorbereiding ver eischte. En te merkwaardiger is dit optimisme in De Nederlander, die meer dan eenig ander blad over de langzame, omslachtige en onbe vredigende wgzo van werken onzer Tweede Kamer geklaagd heeft. Ja zelfs, nu het in haar kraam te pas komt, stelt zy de werking der parlementaire machino zóó vlug voor, dat een nieuwe wet, welke nog ontworpen zou moeten worden, spoediger zou kunnen zyn ingevoerd dan die, welke thans aan de goed keuring der Eerste Kamer is onderworpen l Zou De Nederlander werkelijk gelooven, dat zulk een argumentatie oenigeh indruk eou kunnen maken op iemand, die ook maar ©ven nadenkt?" Over de insinuatie aan het slot halen wy de schouders op, zegt de Arnhemsche Courant. „Met hetzelfde rocht zouden wy, zegt zy, de verblinding van De Nederlanderdie het groote belang der duizenden arbeiders by hun verzekering tegen ongevallen, geheel onaf- hankeiyk van den Werkgever, volkomen voorbyziet ter wille alleen van [het financieel belang der industrieelen, kunnen verklaren uit haar streven om aan haar geestverwanten ln 1901 een wit voetje te verzekeren by de groote werkgevers. Wie echter het karakter van zyn bestryder verdacht maakt, staat gowooniyk niet sterk ln zyn argumenten." Het Huisgezin geeft het volgende te lezen: Yermoedoiyk zal binnenkort in de Tweede Kamer in behandeling komen het wetsont werp tot regeling der ouderiyke macht en v o o g d y, waarin door den Minister van Justitie, op aandrang van „zeer vele" leden der Kamer, de meerderjarigheids- grens twee jaar is vervroegd. Niet met 23, maar reeds met 21 jaar zal men dus, wordt het ontwerp wet, meerderjarig worden. Het Handelsblad herinnert or aan, dat do than3 geldende leeftyd van 23 jaar het uit vloeisel is van een schikking. Het oud-Hol- landsche recht, dat tot het begin dezer eeuw hier te lande gold, verklaarde eerst op 25- jarigen leeftyd mondig. Het Fransche recht, dat na de iniyving by Frankryk wet was, stelde de meerderjarigheid op 21 jaar. Toen de nationale wetgeving na 1815 voor het nieuwe Koninkryk der Nederlanden (do 17 provinciën) in behandeling kwam, was er ver schil van gevoelen tusschen de afgevaardigden uit het Noorden en die uit het Zuiden. De noordeiyken waren voor het herstel van den 25-jarigen leeftyd, do zuidelyken meerendeels voor het behoud van den 21-jarigen. Het einde was, dat bywyze van compromis de 23-jarige leeftyd als grens werd goedgekeurd, welke grens na de afscheiding van BelgiÖ behouden bleef. Nu zal waarschyniyk die grens met twee jaar worden vervroegd. „Zeer vele" leden der Kamer hadden er op aangedrongen, de Minister heeft aan dat verlangen voldaan, dé commissie van rapporteurs verklaarde zicl^ daarmee geheel te kunnen vereenigen, on in het afdeelingsver8lag komt geen enkel woord van tegenspraak of bedenking voor. Dit laatste is op zichzelf geen bewys, dat niet een of ander lid of zelfs meer leden tegen die vervroeging bezwaar kunnen hebben, maar een ©enigszins krachtig verzet valt in de gegeven omstandigheden toch niet te ver- wachten. Dit neemt niet weg, dat wy voor ons pei* sooniyk omtrent dit punt ons wel geneigd, gevoelen tot zeker conservatisme. Als regel zouden wy het ouderiyk gezag, zoo lang zulks redelykerwys mogeiyk is, willen bevestigd zien. Wy duchten van een lagere leeftydsgrens voor de meerderjarigheid oen toenemende verslapping der banden, die de kinderen aam de ouders binden. Die band is thans in veel gevallen al niet hecht meer, maar by zal nog losser worden, wanneer de ouders nog vroeger alle zeggenschap ovef hun kinderen zullen verliezen* Biecht te spreken over de Kamors van Arbeid is De Holtander. Groote verWach- J tlngon hebben velen van die Kamers gehad, maar thans is er, volgens het antl-revolution- naire orgaan, teleurstelling. „De arbeid zou door do Kamers zich kun nen doen gelden. Patroons en arbeiders zou-, den samen hun gemeenschappelyke belangen en geschillen kunnen bespreken. Yorzoenlngsradon zouden ze zyn. Zoo de Kamers van Arbeid in genoegzamen getale waren, er zou geen werkstaking meer noodig blykon, indien slechts arbeiders en patroons van de Kamers gediend wildon zfiir-' Hoe luidt de werkelykheld ander6l Er wordt haast over die Kamers van Arbeid niet meer gesproken. De belangstelling er voor is o zoo gering. By verkiezing van leden kwamen er enkelen op; onlangs in Schiedam slechts zes. En reeds hieruit biykt afdoende, dat de arbeid als zoodanig, dat patroons en' werklieden van die Kamers niets verwachten.'] Inderdaad - heel de beweging in de laatste maanden over loons-verhooging is geheeL buiten do Kamers omgegaan. Ze hebben er niet den geringsten Invloed op uitgeoefend.' In Amsterdam breekt oen zeer ernstige werk staking onder de typografen uit en or is niemand, die er aan denkt om de Kamera van Arbeid er by to pas te brengen. Het is alsof zy niet bestaan. Welk een teleurstelling moet dit toch zfia voor hen, die zooveel van die instelling heb ben verwacht; en zy, die er weinig van hoopten, zullen by de ervaring van de jongsto werkstakingen nog moeten botuigenZóó erg hebben we het niet gedacht. 17) „Hans Klausson," zeido do hoor Von Let- tow. „En u heoft daar juist zyn werk ver- jhletlgd; wy moeten dat toestemmen. Maar, [mevrouw," ging hy schertsond voort, „laat 'de schilder dit oordeel niet hooren. Kunste naars zyn ydel en vergeven moeilyk, vooral [wanneer met den kunstenaar tevens de echt genoot beleedigd wordt. Aan deze schildory is een geschiedenis verbonden." „Zoo, weikoiyk?" zeide Ines lachend. „Ik .wist dadelyk, dat dwepery hier hot penseel moest bestuurd hebben." „Het origineel is Klaussen's vrouw, eou .dorpsmoisjo. Hy heoft haar op oen reis in het Igebergto loeren kennen en is nu met haar [getrouwd." „Nu, myn heeren, wat heb ik gezegd?" (rlep de markiezin triomfeerend. „Daar hebben 'wy het: heiligo eenvoud, vrome vervoling, eandoenlyke onschuldDeze mynheer Klausson .moet zelf een toonbeeld van verveling en 'nuchterheid zyn, wanneer hy voor zulk een jwezen zóó in geestdrift kon gerakon, dat hy haar tot zyn vrouw nam." „Misschien nam hy haar," merkte iemand ;schertsend op, „om een goedkoop en geduldig 'model te hebben." 1 „Dan was hy ten minste een sluwe specu lant." „Still Daar komt hy aan!" „Wie? De schilder KlaussenT" vroeg de markiezin, zich van Greta's blauwe kinder- j—ogep afwendend. „Waar? Die oudé man, '«laaf? Hemel, wat afschuwelijk 1" „Niet die oude man," zeide Lettow lachend. „Zyn metgezel. Nu wondt hy het hoofd hier heen. „Ziet gy?" „A, de jonge man?" riep de markiezin verrast. „Niet kwaad!" Hans Klaussen was zyn voormaiigen leer meester op straat tegengekomen en met hem voor eon oogenblik het gebouw dor tentoon stelling binnengegaan. Do steeds grootor wordende populariteit van zyn naam streelde zijn ydolheid in hooge mate. Hy moest telkens zyn hart ophalen aan de steeds afwisselende toeschouwers voor zyn schildery, telkens de gefluisterde opmerkingen van bewondering hooren. Ook nu omvatte hy met een scher pen, haastigen blik zyn publiek en vond een prachtige vrouw daaronder, die nieuws gierig naar hem keek. Zyn hart klopte sneller van blydscbap en haastig verliet hy do zaal woer. Buiten gekomen, viel hy eenlgen kennissen in handen, die samen een fijn maaltje hadden besteld en hem uitnoodigden, zich by hen aan te sluiten. „Ga mee, KlaussenHet zal vroolyk worden, daar kunt gy op aanl" Hy dacht vluchtig aan zyn vrouw, die thuis op hem wachtte. Doch het volgende oogenblik riep hy lachend: „My goed, ik bon er by!" en verdween in hun midden. Het was Februari. De sneeuw viel zacht neer, vlok by vlok, in loodrechte richting en met toenemende dichtheid. Het daglicht maakte plaats voor een grauwe schemering en een kort avondrood kleurde den zoom van den horizon een oogenblik mot een purperen gloed. In een van de hoofdader van het verkeer afgelegen wijk der inillioenenstad "viel pen zwakke glans van het avondrood door do ruiten van een donkere kamer. Greta stond voor het raam. Zy wachtte. O, dat lango, folterende wachten, hoe treurig maakte haar datl En toch kon zy niets doen, om het to verkorten, om do eenzaamheid te verjagen, welke zich dagelyks steeds meer deed gevoelen. Er was een tyd geweest, - hot was nog niet zoo lang goleden dat Klaussen de minuten telde, welke hem van zyn jonge vrouw scheidden En zyn ongeduld ia de toedorste bewoordingen kleedend, strafte hy een vluchtig dralen met vurige kussen, die allen twyfel in Greta's gemoed op de vlucht joegen. Dat was de tyd geweest, toen hy haar schuwen angst voor alle vreemden en onbekenden mot eon lachenden mond had weggeschertst en zich in plageryen uitputte om de verlegenheid van zyn achttienjarige vrouw te verdryven; toen hy haar deemoedige toowyding hemelech, haar vastklemmen aan zyn autoriteit aandoenlyk, haar onbeholpenheid buiten zyn woning betooverendnoemde; toen hy haar, ondanks haar zacht tegenstribbelen, hy de families, waar hy aan huis kwam, bracht, ook toen nog, toen de trots verdwenen en ongeduld in zyn plaats gekomen was, het ongeduld nameiyk om het zwygen der jonge vrouw door den spot gebroken, haarlinksche verlegenheid daardoor afgeslepen te zien. Hoeveel tranen, in stilte geweend, had Greta in dien tyd vergoten I Met welk een heimelyken angst zich door al de levendige, zelfbewuste mannen en vrouwen omringd gezien i Zy, die niets van alles kende, waar over dezen lachten; zy, die plotseling uit een stille, bekrompen omgeving in een wereld met geheel andere begrippen en opvattingen was overgebracht; zy, die zichzel veniet kendo en die een ontnuchterde echtgenoot plotse ling in het bezit van geest, humor en al die eigenschappen verlangde te zien, waarmede de vrouwen ln kunstenaarskringen wisten te schitteren. O, hoe was hot haar menigmaal te moede, wanneer Klaussen zyn van ongeduld vlam mende oogen toornig op haar vestigde en zy toch het onvermogen in zich voelde, evenals de anderen te zyn on to doenl Hoe verlaten voelde zy zich in die vroolyke kringen 1 Hoe verlangde zy er dan naar met don geliefden man weer naar haar stil geboortedorpje terug te koeren 1 Ook deze tyd verstreek. Greta's verlangen naar haar geboorteplaats loste zich in angst op. Het sombere gelaat van haar echtgenoot, dat anders thuis altyd opklaardo by haar deomoodige bede: „Heb my lief, zooals ik ben!" behield zyn knorrige, ontevreden uitdrukking, wanneer zy alleen waren. Al deed Greta ook al haar bost om hot hem in huis zoo aangenaam en gezellig mogo- lyk to maken, de woorden van dank werden Btoeds zeldzamer, en eindeiyk verstomden zy geheel. Dat was het tydstip, waarop Klaussen er van afzag haar te dwingen hem te vergezel len; waarop hy alleen begon uit te gaan en 6teéds langer uitbleef; waarop het hem wrevelig stemde voor het dageiyksch brood to moeten werken; waarop hy zich volkomen gerechtigd hield, buitenshuis schadeloosstelling te zoeken voor de teleurstelling in zyn huwelyk. Greta gevoelde diep en smarteiyk dezo bandelwyzo van haar echtgenoot. Zy kwelde zlchzelvo met verwyten on duizend goede Voornemens, zonder echter in staat te zyn iiaar natuur te veranderen. Nu kwamen ook Klaussen's vrienden niet meer; hy bracht niemand meer mee. Dat vond zy niet onaangenaam, maar het deed haar fijngevoeligheid toch pyniyk aan. Avond op avond, wanneer allee stil om haar heen was, sloop zy naar Klaussen's, boekenkast, ging voor zyn schryftafel zitten, en las on leerde. Grootvader had haar oen opvoedjng gegeven, zooals hy die zelf had genoton. Maar die, dat voelde zy, was niet voldoende voor haar beminden on bewon-1 derden Hans, en zy wilde eiken dag ver-[ standiger worden, om de verlegonhoid af t» 6Chudden en dapper mee te spreken, wanneet dat van haar verlangd werd. Rolden daarby soms tranon uit haar oogen op het papier, zy wlschte ze haastig wog. „Kinderen schreien 1" had Klaussen haar dikwijls toornig toegeroepen. Ondanks haar jeugd moest zy immers toch verstandiger zyn dan andere,1 veel oudere menschonl De sneouw viel steeds dichter. Greta stond, nog altyd voor het raam en keek peinzend1 naar de dwarrelende, witto vlokken. Zy dacht aan de Thüringer borgen, aan haar dorpje, dat nu den winterslaap onder oen dikke sneeuwlaag Bliep; aan buurman» woning en aan twee graven op het klein» dorpskerkhof. Daar Bliep nu naast grootvader ook haar moeder na nooit overwonnen leed. In het voorjaar waren beiden kort na elkaar1 gestorven De jonge vrouw schrikte op. Een fijn stom*, metje uit do zykamer trof haar oor. Nu gleed over haar treurig gelaat een glans van innlj geluk. Haar kind was het, dat om haar riep. Way <11 vsi'velfid)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5