fl\ 12331
Zaterdag 5 TWteL
A*. 1900
fsze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
vk-,; van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
i Feuilleton.
MOOIE VROUWEN.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT: r; X
j Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco por post 1.40.
1 Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTEËN:
Van 1-6 regels ƒ1.05. Iedoro regel moor f 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimto. Voor het Incasseeren bulten do stad
wordt ƒ0.05 berekend.
Tweede Blad.
In Bet Vadsrland is eon ingezonden stuk
Tan don heer E. Kempe opgenomen, waarin
Ideze zegt het eens te z|jn met een „Staats-
iman in ruste", die in Dó Amsterdammer be-
I toogd heeft, dat do Eerste Kamer do
II oerp 1 ichtwet moet verwerpen. Het
lis niet duidelijk, of hy het eens is met dien
schrijver, wanneer deze als grond voor dat
Verlangen o. a. opgeeft, dat, zoo de Staat
leerplicht wil invoeren, hy ook de school
kinderen der behoeftigen moet voeden en
kleeden. Maar in ieder geval is hy met den
Staatsman in ruste" wel van gevoelen, dat
de leerplichtwet, met één stem meerderheid
in de Tweede Kamer en nog maar door een
[toeval aangenomen, geen nationale wet is en
Ö'at daarom de Eersto Kamer haar behoort
te verwerpen.
Dit ingezonden stuk, door Ret Vaderland
vooral hierom geplaatst, omdat or aan het
/slot eenlge opmerkingen in voorkwamen over
Ihot verband tusschen dien eisch van voeding
én kleeding en de bevolkingsvraag, geeft Het
Vaderland aanleiding om in een artikel met
het opschrift „Een lichtvaardig advies" tegen
den raad van den „Staatsman In ruste" en van
den heer Kempe te prote6teeren. Verwerping
van de leerplichtwet zou Het Vaderland een
onverantwoordelijke daad van do Eerste Kamer
achten. De opmerking, dat zoo graaf Schim-
'melpenninck niet met zyn paard gevallen
.was, de wet zou verworpen zyn, doet Het
\Vaderland nog eens horhalen, dat hy dan
.tegenwoordig zou zijn geweest by de stem-
lining over het kleeding- on voeding-amende-
jinent, waarvan do verwerping door zyn
[toedoen de stem van den heer Van Karnebeek
|zóu hebben omgedraaid ten gunste van de
iwet. En ongemotiveerd acht Het Vaderland
[ook het vorwyt aan het adres der Ministers-
[kamerleden, die door hun stem den doorslag
hebben gegeven. Zoolang het nog geoorloofd
is voor een liberaal op eenig punt van Thor-
becke's beginselen af te wyken, is het onge
past, meent Het Vaderlandgelyk de „Staats
man in ruste" doet, het combineeren van het
Kamerlidmaatschap en het ministerschap een
politieke kettery te noemen, en klakkeloos
'aan ydelheid toe te schryven een daad, dio
•principieel verdedigd kan worden. De uitkomst
Izou bovendien dezelfde zyn geweest, als de
'liberale districten Zutfen en Lochem, door
andere leden dan door de heeren Borgeslus
en Lely waren vertegenwoordigd geweest.
I1* Wat nu het al of niet nationale der wet
[betreft, wat verlangt men dan toch, vraagt
ÏHct Vaderlandvan de Wetgevende Macht,
als in een Parlement do partyen ongeveer
'tegen elkander opwegen? Het zal by ons nog
'Svel tallooze malen gebeuren, dat een wet
'met kleine meerderheid wordt aangenomen,
len als men alleen dan een wet nationaal
belieft te noemen, als een overwegende
'meerderheid hoe groot? zich daarvóór
.verklaart, dan kan men h. i. op meer dan
ëón gebied de wetgevende machine wel op
non-activiteit zetten.
I De tegenstanders der leerplichtwet, die uit
j beginsel meenden haar niet te mogen steunen,
•hebben vry algemeen erkend, dat zy niet
jöoor partygeest was ingegeven en zorgvuldig
;met allerlei gemoedsbezwaren en practischo
bedenkingen had gerekend. Dat is, meent
Het Vaderland, voldoende om recht te geven
tot de verklaring, dat de wot althans niet
anti-nationaal zal zyn.
En met eenig vertrouwen voorspelt Het
Vaderland, dat zy nationaal zal worden,
omdat met de liberale en radicale partgen,
die zich nagenoeg zonder uitzondering voor
standers betoond hebben, ook de sociaal
democraten zich voor het beginsel verklaard
hebben, de Christoiyk-Historischen buiten do
Kamer voor een deel zich er mee ingenomen
betoonden, verschillende anti-revolutionnaüen
en Katholieken van den beginne af haar
verdedigd hebben; dat na do aanneming een
verrassend groot aantal instemmingen uit do
katholieke party den heeren Schaepman en
Kolkman ten deel valt, en de taaie bestryder
van het beginsel, de heer Lohman, komt
erkennen, dat de wet aan hen, die het goede
willen, ook onder de niet-liberale partyen, in
hot minst geen last zal opleggen. Wat wil
men nu meer? vraagt Het Vaderland. Zy,
die meenen, dat de wet eerst nationaal zal
zyn, als het altyd volgens den „Staatsman
in ruste" „algemeen als waar erkende
principe", dat de Staat zorgen moet voor
voeding en kleeding, daarin is opgenomen,
dan maken zy zich h. i. schuldig aan een
wonderlyk gezichtsbedrog door aan te nemen,
dat algemeen als waar erkend wordt, wat zy
voor waar houden.
Alleen zy, wien het onverschillig is, of
alweder een liberaal Kabinet ten val wordt
gebracht en een hervorming, die niet alles
geeft wat men zou gowenscht thebben,
ongedaan wordt gemaakt, kunnen, meent
Het Vaderland, do Eerste Kamer adviseeren
tot het roekeloos bedryf van verwerping. Als
de Eersto Kamer let op de stemming van
het land en op de strekking der wet, dan
zal zy zich h. i. volkomen verantwoord
achten, indien zy in dit geval met groote
moerderheid aanneemt wat in de Tweede
Kamer slechts oen uiterst minieme meerder
heid kon verwerven.
Eenige dagen geleden had De Nederlander
onder hot opschrift „Spoed, geon overhaasting"
oen stukje, waarin naar aanleiding van de
opmerking, dat bU verwerping der
Ongevallenwet door de Eerste Kamer
do arbeiders de dupe zouden worden, o. a.
het volgende gezegd werd:
„Vooreerst vergeet men, dat reeds nu, veel
beter dan vroeger, in tal van bodryven het
ongeluk ten nadeele komt van den ondernemer.
De particuliere verzekering loopt door, ook
na de verwerping van het voorstel.
In do tweede plaats verliest men uit het
oog, dat do zaak zeer spoedig opnieuw in be
handeling kan worden gebracht. De quaostie
is op dit oogenblik door de belde Kamers der
S.-G-. bestudeerd; de gedane arbeid is vol
strekt niet verloren en do gevoelens der
Kamerleden zyn bekend. Dezolfde minister,
of wie hem vervangt, kan in korten tyd
gereed zyn met een nieuw ontwerp. Laat men
daarby do particuliere verzekering toe, of
steunt do wet op particuliere verzekering,
dan kan zy terstond in werking treden.
Dit laatste leidt ons tot de derde opmer
king, dat ook by aanneming van het aanhangig
ontwerp het nog geruimen tyd zal duren,
voordat ook de verzekering zelve plaats grypt.
Dit is een gevolg van het in hot ontwerp
aangenomen stelsel. Door do uitsluiting van
het particulier bedryf heeft men de zaak zelve
zeer vertraagd.
Zelfs is het mogeiyk, dat, door verwerping
van het ontwerp, de verzekering zelve be
spoedigd wordt.
Haast is goed; overhaasting niet.
Ons komt het voor, dat zy, die, spoedshalve,
do aanneming van dit verkeerde stelsel be
pleiten, meer de kiezers van 1901 dan de
arbeiders voor oogen hebben."
Hiertegen is door don briefschryvor der
Zaanlandsche Courant een en ander ingebracht.
Het argument, dat de particuliere verzeke
ringen toch biy ven bestaan, acht hy van zeer
weinig beteekenis. Want men heeft immers
van alle zyden, zonder eenig voorbehoud,
erkend, dat wettelijke dwang in deze materie
onmisbaar en urgent is, omdat die particuliere
ongeval len-verzekering zoo ten eenenmale
onvoldoende was. Hy acht het oen eigen
aardige manier van redeneeren om de ver
werping der wettelyk verplichte verzekering
nu te gaan goed praten door een beroep op
do zoo uiterst gebrekkige en partieels parti
culiere verzekering, waarvan het volslagen
ontoereikende aanleiding was, en drijfveer
voor don algemeenon eisch eener dwingende
regeling.
Wat betreft het zoo spoedig weder in meer
aannemeiyken vorm aan de orde brengen van
een gewyzigde regeling, vraagt hy, of de
redactie of de schryver van het artikeltje in
De Nederlander vreemdeÜDg is in Jeruzalem?
Kent hy don politieken slentergang geheel niet,
die onze wetgevmg kenmerkt? Is het hem of
haar zoo totaal onbekend, dat de verwerpiDg
van een gewichtig voorstel van een Kabinet,
dat zich op het stuk der sociale wetgeving
nogal solidair heeft verklaard, staatkundige
gevolgen moet hebben, die althans voor oen
vry geruimen tyd stilstand van den parlemen
tairen arbeid na zich moeten slepen? Dat ge
vaar is, z. i., te grooter naarmate het waar-
echyniyker is, dat niet enkel de Minister van
Waterstaat, maar meerdere leden van het
Kabinet en wellicht het geheele ministerie,
op een verwerping dor Ongevallenwet zullen
heengaan. Is, vraagt hy, De Nederlander er
zoo zeker van, dat er dan terstond een minis
terie ts gevonden, bereid on bekwaam, om,
in een ommezien, een verbeterde editie van
de Ongevallenwet voor te dragen?
Daarenboven, merkto hy aan, de Twoede
Kamer heeft, niettegenstaande de meerderheid
biykbaar wèl aan toelating van zelfverzekering
in zekere gevallen in een beperkten kring
de voorkeur gaf, toch geeu kans gezien om
voor eenig bepaald voorstel, voor oen concroten
vorm van zelfverzekering, de vereischte meer
derheid te vinden; zy heeft ten slotte, met
afwyzing van de daartoe gedane voorstellen,
het Regeoringsontwerp op dit punt onge
wijzigd aangenomen. Wie kan de zekerheid
geven, dat er nu, als straks een ander minister
komt met oen ander voorstel, daarvoor wèl
een meerderheid ls te verkrijgen? Is niet
veeleer het gevaar groot, dat men dat afwyzen
en de zaak geheel ongeregeld laten zal?
Do bewering, dat men misschien door ver
werping nog eerder tot een regeling met par
ticuliere verzekering zal komen dan thans,
door de aanneming van de verzekering alléén
by de Ryksbank, noemt de briefschryver een
aardigheid, waarmee men waariyk alleen hen
kan in slaap wiegen, die totaal onbekend zyn
met den gang van zaken in onze Regeerings-
kringen, die Ministers en Kamers niet kennen.
Hy geeft toe, dat de uitvoering der wet, de
instelling van do Ryksbank, de regelingen der
gevaren-klassen en wat dies meer zy nog veel
tyd en moeite zullen kosten. Men weet echter,
voegt hy er by, dat daarvoor veel, zoo niet
alles, is voorbereid en dat, wanneer de Eerste
Kamer do Ongevallenwet in Mei aanneemt,
het jaar 1901 de nieuwe organisatie zal kun
nen zien in het leven treden. Hy zegt reden
te hebben om te verwachten, dat dit by de
openbare behandeling der voordracht officieel
en met stelligheid zal biyken. En is er nu,
vraagt hy, iemand ter wereld, die in ernst
gelooft, dat een nieuwe regeling, voorgesteld
nadat we een nieuw Kabinet of een nieuwen
minister hebben gekregen, zóó 6poedig ware 1
tot stand te brengen? Aangenomen, dat een
opvolgend Kabinet het voorstel ongeveer
onveranderd weder indiende, alléén aangevuld
met een regeling voor de zelfverzekering,
hetzy dan in den zin van hot amendement
van wyien den heer Do Beaufort c. 8., hetzy in
den geest van don heer Kuyper on de zijnen
dan zou het z. 1. toch stellig 1901 worden
voordat zulk een ontwerp weder in voorbe
reidend onderzoek kon komen; het volgend
jaar zou misschien geheel, zeker voor een
goed deel, verloopen zyn eer dat ontwerp
wet word, en dan moest men toch ook nog
allerlei maatregelen en organisaties treffen*
Do Arnhemsphe Courant schreef naar aan
leiding van het stukje van De Nederlander o. a.
„De Nederlander moet zich wel byzonder
blind getuurd hebben op dit ééne belang der
particuliere verzekering, om zoo luchtig te
denken over een portefeuille-, misschien zelfs
een ministerieele crisis één jaar voor de
periodieke verkiezingen, en over het binnen
korten termyn tot stand komen eener Onge
vallen wot op geheel andere grondslagen dan
die, welke ruim 3 jaren voorbereiding ver
eischte. En te merkwaardiger is dit optimisme
in De Nederlander, die meer dan eenig ander
blad over de langzame, omslachtige en onbe
vredigende wgzo van werken onzer Tweede
Kamer geklaagd heeft. Ja zelfs, nu het in
haar kraam te pas komt, stelt zy de werking
der parlementaire machino zóó vlug voor, dat
een nieuwe wet, welke nog ontworpen zou
moeten worden, spoediger zou kunnen zyn
ingevoerd dan die, welke thans aan de goed
keuring der Eerste Kamer is onderworpen l
Zou De Nederlander werkelijk gelooven,
dat zulk een argumentatie oenigeh indruk
eou kunnen maken op iemand, die ook maar
©ven nadenkt?"
Over de insinuatie aan het slot halen wy
de schouders op, zegt de Arnhemsche Courant.
„Met hetzelfde rocht zouden wy, zegt zy,
de verblinding van De Nederlanderdie het
groote belang der duizenden arbeiders by hun
verzekering tegen ongevallen, geheel onaf-
hankeiyk van den Werkgever, volkomen
voorbyziet ter wille alleen van [het financieel
belang der industrieelen, kunnen verklaren
uit haar streven om aan haar geestverwanten
ln 1901 een wit voetje te verzekeren by de
groote werkgevers. Wie echter het karakter
van zyn bestryder verdacht maakt, staat
gowooniyk niet sterk ln zyn argumenten."
Het Huisgezin geeft het volgende te lezen:
Yermoedoiyk zal binnenkort in de Tweede
Kamer in behandeling komen het wetsont
werp tot regeling der ouderiyke
macht en v o o g d y, waarin door den
Minister van Justitie, op aandrang van „zeer
vele" leden der Kamer, de meerderjarigheids-
grens twee jaar is vervroegd. Niet met 23,
maar reeds met 21 jaar zal men dus, wordt
het ontwerp wet, meerderjarig worden.
Het Handelsblad herinnert or aan, dat do
than3 geldende leeftyd van 23 jaar het uit
vloeisel is van een schikking. Het oud-Hol-
landsche recht, dat tot het begin dezer eeuw
hier te lande gold, verklaarde eerst op 25-
jarigen leeftyd mondig. Het Fransche recht,
dat na de iniyving by Frankryk wet was,
stelde de meerderjarigheid op 21 jaar. Toen
de nationale wetgeving na 1815 voor het
nieuwe Koninkryk der Nederlanden (do 17
provinciën) in behandeling kwam, was er ver
schil van gevoelen tusschen de afgevaardigden
uit het Noorden en die uit het Zuiden. De
noordeiyken waren voor het herstel van den
25-jarigen leeftyd, do zuidelyken meerendeels
voor het behoud van den 21-jarigen. Het
einde was, dat bywyze van compromis de
23-jarige leeftyd als grens werd goedgekeurd,
welke grens na de afscheiding van BelgiÖ
behouden bleef.
Nu zal waarschyniyk die grens met twee
jaar worden vervroegd. „Zeer vele" leden der
Kamer hadden er op aangedrongen, de
Minister heeft aan dat verlangen voldaan, dé
commissie van rapporteurs verklaarde zicl^
daarmee geheel te kunnen vereenigen, on in
het afdeelingsver8lag komt geen enkel woord
van tegenspraak of bedenking voor.
Dit laatste is op zichzelf geen bewys, dat
niet een of ander lid of zelfs meer leden tegen
die vervroeging bezwaar kunnen hebben,
maar een ©enigszins krachtig verzet valt in
de gegeven omstandigheden toch niet te ver-
wachten.
Dit neemt niet weg, dat wy voor ons pei*
sooniyk omtrent dit punt ons wel geneigd,
gevoelen tot zeker conservatisme. Als regel
zouden wy het ouderiyk gezag, zoo lang zulks
redelykerwys mogeiyk is, willen bevestigd
zien. Wy duchten van een lagere leeftydsgrens
voor de meerderjarigheid oen toenemende
verslapping der banden, die de kinderen aam
de ouders binden. Die band is thans in veel
gevallen al niet hecht meer, maar by zal nog
losser worden, wanneer de ouders nog vroeger
alle zeggenschap ovef hun kinderen zullen
verliezen*
Biecht te spreken over de Kamors van
Arbeid is De Holtander. Groote verWach- J
tlngon hebben velen van die Kamers gehad,
maar thans is er, volgens het antl-revolution-
naire orgaan, teleurstelling.
„De arbeid zou door do Kamers zich kun
nen doen gelden. Patroons en arbeiders zou-,
den samen hun gemeenschappelyke belangen
en geschillen kunnen bespreken.
Yorzoenlngsradon zouden ze zyn.
Zoo de Kamers van Arbeid in genoegzamen
getale waren, er zou geen werkstaking meer
noodig blykon, indien slechts arbeiders en
patroons van de Kamers gediend wildon zfiir-'
Hoe luidt de werkelykheld ander6l
Er wordt haast over die Kamers van Arbeid
niet meer gesproken. De belangstelling er
voor is o zoo gering. By verkiezing van leden
kwamen er enkelen op; onlangs in Schiedam
slechts zes. En reeds hieruit biykt afdoende,
dat de arbeid als zoodanig, dat patroons en'
werklieden van die Kamers niets verwachten.']
Inderdaad - heel de beweging in de laatste
maanden over loons-verhooging is geheeL
buiten do Kamers omgegaan. Ze hebben er
niet den geringsten Invloed op uitgeoefend.'
In Amsterdam breekt oen zeer ernstige werk
staking onder de typografen uit en or is
niemand, die er aan denkt om de Kamera
van Arbeid er by to pas te brengen.
Het is alsof zy niet bestaan.
Welk een teleurstelling moet dit toch zfia
voor hen, die zooveel van die instelling heb
ben verwacht; en zy, die er weinig van
hoopten, zullen by de ervaring van de jongsto
werkstakingen nog moeten botuigenZóó erg
hebben we het niet gedacht.
17)
„Hans Klausson," zeido do hoor Von Let-
tow. „En u heoft daar juist zyn werk ver-
jhletlgd; wy moeten dat toestemmen. Maar,
[mevrouw," ging hy schertsond voort, „laat
'de schilder dit oordeel niet hooren. Kunste
naars zyn ydel en vergeven moeilyk, vooral
[wanneer met den kunstenaar tevens de echt
genoot beleedigd wordt. Aan deze schildory
is een geschiedenis verbonden."
„Zoo, weikoiyk?" zeide Ines lachend. „Ik
.wist dadelyk, dat dwepery hier hot penseel
moest bestuurd hebben."
„Het origineel is Klaussen's vrouw, eou
.dorpsmoisjo. Hy heoft haar op oen reis in het
Igebergto loeren kennen en is nu met haar
[getrouwd."
„Nu, myn heeren, wat heb ik gezegd?"
(rlep de markiezin triomfeerend. „Daar hebben
'wy het: heiligo eenvoud, vrome vervoling,
eandoenlyke onschuldDeze mynheer Klausson
.moet zelf een toonbeeld van verveling en
'nuchterheid zyn, wanneer hy voor zulk een
jwezen zóó in geestdrift kon gerakon, dat hy
haar tot zyn vrouw nam."
„Misschien nam hy haar," merkte iemand
;schertsend op, „om een goedkoop en geduldig
'model te hebben."
1 „Dan was hy ten minste een sluwe specu
lant."
„Still Daar komt hy aan!"
„Wie? De schilder KlaussenT" vroeg de
markiezin, zich van Greta's blauwe kinder-
j—ogep afwendend. „Waar? Die oudé man,
'«laaf? Hemel, wat afschuwelijk 1"
„Niet die oude man," zeide Lettow lachend.
„Zyn metgezel. Nu wondt hy het hoofd hier
heen. „Ziet gy?"
„A, de jonge man?" riep de markiezin
verrast. „Niet kwaad!"
Hans Klaussen was zyn voormaiigen leer
meester op straat tegengekomen en met hem
voor eon oogenblik het gebouw dor tentoon
stelling binnengegaan. Do steeds grootor
wordende populariteit van zyn naam streelde
zijn ydolheid in hooge mate. Hy moest telkens
zyn hart ophalen aan de steeds afwisselende
toeschouwers voor zyn schildery, telkens de
gefluisterde opmerkingen van bewondering
hooren. Ook nu omvatte hy met een scher
pen, haastigen blik zyn publiek en vond
een prachtige vrouw daaronder, die nieuws
gierig naar hem keek. Zyn hart klopte
sneller van blydscbap en haastig verliet hy
do zaal woer.
Buiten gekomen, viel hy eenlgen kennissen
in handen, die samen een fijn maaltje hadden
besteld en hem uitnoodigden, zich by hen
aan te sluiten.
„Ga mee, KlaussenHet zal vroolyk worden,
daar kunt gy op aanl"
Hy dacht vluchtig aan zyn vrouw, die thuis
op hem wachtte. Doch het volgende oogenblik
riep hy lachend: „My goed, ik bon er by!"
en verdween in hun midden.
Het was Februari. De sneeuw viel zacht
neer, vlok by vlok, in loodrechte richting en
met toenemende dichtheid. Het daglicht
maakte plaats voor een grauwe schemering
en een kort avondrood kleurde den zoom
van den horizon een oogenblik mot een
purperen gloed.
In een van de hoofdader van het verkeer
afgelegen wijk der inillioenenstad "viel pen
zwakke glans van het avondrood door do
ruiten van een donkere kamer.
Greta stond voor het raam. Zy wachtte.
O, dat lango, folterende wachten, hoe treurig
maakte haar datl En toch kon zy niets doen,
om het to verkorten, om do eenzaamheid
te verjagen, welke zich dagelyks steeds meer
deed gevoelen.
Er was een tyd geweest, - hot was nog
niet zoo lang goleden dat Klaussen de
minuten telde, welke hem van zyn jonge
vrouw scheidden En zyn ongeduld ia de
toedorste bewoordingen kleedend, strafte hy
een vluchtig dralen met vurige kussen, die
allen twyfel in Greta's gemoed op de vlucht
joegen.
Dat was de tyd geweest, toen hy haar
schuwen angst voor alle vreemden en
onbekenden mot eon lachenden mond had
weggeschertst en zich in plageryen uitputte
om de verlegenheid van zyn achttienjarige
vrouw te verdryven; toen hy haar deemoedige
toowyding hemelech, haar vastklemmen aan
zyn autoriteit aandoenlyk, haar onbeholpenheid
buiten zyn woning betooverendnoemde; toen
hy haar, ondanks haar zacht tegenstribbelen,
hy de families, waar hy aan huis kwam,
bracht, ook toen nog, toen de trots verdwenen
en ongeduld in zyn plaats gekomen was, het
ongeduld nameiyk om het zwygen der jonge
vrouw door den spot gebroken, haarlinksche
verlegenheid daardoor afgeslepen te zien.
Hoeveel tranen, in stilte geweend, had
Greta in dien tyd vergoten I Met welk een
heimelyken angst zich door al de levendige,
zelfbewuste mannen en vrouwen omringd
gezien i Zy, die niets van alles kende, waar
over dezen lachten; zy, die plotseling uit een
stille, bekrompen omgeving in een wereld
met geheel andere begrippen en opvattingen
was overgebracht; zy, die zichzel veniet kendo
en die een ontnuchterde echtgenoot plotse
ling in het bezit van geest, humor en al die
eigenschappen verlangde te zien, waarmede
de vrouwen ln kunstenaarskringen wisten te
schitteren.
O, hoe was hot haar menigmaal te moede,
wanneer Klaussen zyn van ongeduld vlam
mende oogen toornig op haar vestigde en zy
toch het onvermogen in zich voelde, evenals
de anderen te zyn on to doenl Hoe verlaten
voelde zy zich in die vroolyke kringen 1 Hoe
verlangde zy er dan naar met don geliefden
man weer naar haar stil geboortedorpje terug
te koeren 1
Ook deze tyd verstreek.
Greta's verlangen naar haar geboorteplaats
loste zich in angst op. Het sombere gelaat
van haar echtgenoot, dat anders thuis altyd
opklaardo by haar deomoodige bede: „Heb
my lief, zooals ik ben!" behield zyn knorrige,
ontevreden uitdrukking, wanneer zy alleen
waren. Al deed Greta ook al haar bost om hot
hem in huis zoo aangenaam en gezellig mogo-
lyk to maken, de woorden van dank werden
Btoeds zeldzamer, en eindeiyk verstomden zy
geheel.
Dat was het tydstip, waarop Klaussen er
van afzag haar te dwingen hem te vergezel
len; waarop hy alleen begon uit te gaan en
6teéds langer uitbleef; waarop het hem wrevelig
stemde voor het dageiyksch brood to moeten
werken; waarop hy zich volkomen gerechtigd
hield, buitenshuis schadeloosstelling te zoeken
voor de teleurstelling in zyn huwelyk.
Greta gevoelde diep en smarteiyk dezo
bandelwyzo van haar echtgenoot. Zy kwelde
zlchzelvo met verwyten on duizend goede
Voornemens, zonder echter in staat te zyn
iiaar natuur te veranderen.
Nu kwamen ook Klaussen's vrienden niet
meer; hy bracht niemand meer mee. Dat
vond zy niet onaangenaam, maar het deed
haar fijngevoeligheid toch pyniyk aan.
Avond op avond, wanneer allee stil om
haar heen was, sloop zy naar Klaussen's,
boekenkast, ging voor zyn schryftafel zitten,
en las on leerde. Grootvader had haar oen
opvoedjng gegeven, zooals hy die zelf had
genoton. Maar die, dat voelde zy, was niet
voldoende voor haar beminden on bewon-1
derden Hans, en zy wilde eiken dag ver-[
standiger worden, om de verlegonhoid af t»
6Chudden en dapper mee te spreken, wanneet
dat van haar verlangd werd. Rolden daarby
soms tranon uit haar oogen op het papier,
zy wlschte ze haastig wog. „Kinderen
schreien 1" had Klaussen haar dikwijls toornig
toegeroepen. Ondanks haar jeugd moest zy
immers toch verstandiger zyn dan andere,1
veel oudere menschonl
De sneouw viel steeds dichter. Greta stond,
nog altyd voor het raam en keek peinzend1
naar de dwarrelende, witto vlokken.
Zy dacht aan de Thüringer borgen, aan
haar dorpje, dat nu den winterslaap onder
oen dikke sneeuwlaag Bliep; aan buurman»
woning en aan twee graven op het klein»
dorpskerkhof. Daar Bliep nu naast grootvader
ook haar moeder na nooit overwonnen leed.
In het voorjaar waren beiden kort na elkaar1
gestorven
De jonge vrouw schrikte op. Een fijn stom*,
metje uit do zykamer trof haar oor. Nu gleed
over haar treurig gelaat een glans van innlj
geluk.
Haar kind was het, dat om haar riep.
Way <11 vsi'velfid)