Amusante Avond
N°. T2304-
Maandag 3 JLpril.
A9. 1900
geze gousant wordt dagelijks, met aitzonderjng
zon (Zon- en geestdagen, uitgegeven.
Stads-Bshoorsaal.
Ned. Zuid-Afrikaanscho Vereeniging.
Feuilleton.
OSVl ZIJN GELD.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
£6113 DBKBB CODBAHT»
Toot LsldaO pïr S maandon.
Franco per post.
4feoa4si{Uke Noqunfiif
r i.ro.
1.40.
0.05,
TRIJS DEB AUyUUTEKTlÜB t
Vin I—6 regels f 1X1B. ted*» regel meer f O.H|. 6rooter»
lettere naar ptaaUrulmt*
wordt f O 06 berekend»
m Voor bet incaaaeen» Mien do stad
OP
Woensdag 4 April.
AANVANG TE HALF ACHT.
Bet volledige Programma voor dezen avond
is als volgt samengesteld:
1. Marsch.
2. Ouverture.
3. „Les Buziaux." The professor Swin-
delaar and Page.
4. «The Richardini's."
6. Voordrachten van Mejuffrouw Louise
Van Laar, Hollandsche Soubrette.
6. De Kunstwielrijder Heimei en zjjn
August.
7. Corty and miss Robinson. Entrée
comique excentrique.
8. Voordrachten van Solzer en Hesse.
(Op verzoek zullen de „Amsterdamsche
Straattypen" worden gegeven).
PAUZE.
9. Orkest.
10. „Stoornis in een Hotel." (Panto
mime).
11. „Een diner met hindernissen."
12. Voordrachten van Mejuffrouw Van
Laar, Hollandsche Soubrette.
13. Jean et Nico. (Double Trapéze).
14. Finale.
Toegangskaarten worden alléén afgegeven
hedenavond, Dinsdag en Woensdag
op het Bewijs, dat men op het Leidsch Dagblad
geabonneerd, hetwelk in dit nummer is
afgedrukt.
Meer dan vier kaarten worden op óén
Bew(js niet verstrekt, terwijl de afgifte der
toegangskaarten geschiedt tot zoolang er
zitplaatsen beschikbaar zyn.
De prijzen zijn:
Voor de eerste 10 rijen r 50 Cents.
Alle overige plaatsen: 25 Cents.
Plaatsbespreking10 Cents.
Afdeeling Leiden en Omstreken.
Ontvangen by den waarnemenden Penning
meester:
Door bemiddeling van verschillende heeren,
verbonden aan het Natuurkundig Laboratorium,
*van buitenlandsche geleerden en industriöe:
'lenf 224.74.
Door bemiddeling van het Leidsch Dagblad:
Gecollecteerd in de Kinderkerk,
'Bothl. Kerk) 18 Maart4.50
Ontvangen van diverse leerlingen 1.55
f 6.05
1.62s
Door Koos gecollecteerd op verjaar-
fuif van zyn Moe en Pa
Voor het zingen van het Trans-
vaal6ch Volkslied door JanenJansjo f 0.50
Op de verjaardag van nicht Anna,
omdat Roberta niete aan Bloemfontein
heeftn 0.36s
Gecollecteerd door kleine Piet op
een gezellige voordenmiddag bjj oom
Piet onder het zingen van het Trans-
vaalscho Volkslied0.55
Op een gezellig avondje van Jan0.80
Tweemaal gecollecteerd op de ver
jaardag van Jaantje door langen Frans. 1.73s
Op den 70sten verjaardag van onzo
Grootvader Jan gecollecteerd 0.85
Van een gezellig avondje by oom
Kees en Tante Mietje0.25
Bydragen kunnen worden toegezonden aan
den Penningmeester, Rembrandtstraat 19, of
aan het Bureel van dit Blad.
Leiden, 2 April.
In ons vorig nummer gaven wy verslag
van het eerste deel der rede van ds. R. J.
\V. Rudolph over Calvinisme en Socialisme.
Hier volge thans het slot.
Nadat spreker op beider historische be-
teekenis en op de schynbare overeenstem
ming, die tusschen beide bestaat, had gewezen,
bepaalde hy zyn gehoor in de derde plaats
by de scherpe tegenstelling, die tusschen
beide wordt gevonden.
Op alle gewichtige punten van wereld- en
levensbeschouwing staan Calvinisme en
Socialisme lynrecht tegenover elkaar.
Het Calvinisme zoekt eerst en vooral do
dingen, die boven zyn. De rechte Calvinist
wandelt met het oog naar den hemel door
dit leven. Het Socialisme zoekt alleen do
dingen, die beneden zyn. De Socialist neigt
steeds als het dier met hot hoofd naar do
aarde.
Het Calvinisme vindt stoeds op den bodem
aller quaesties der wereld zondenschuld. Het
Socialisme negeert het feit der zonde.
Het Calvinisme beschouwt do inzettingen,
die God aan de menschelyko samenleving
heeft gegeven, zooals gezag, huwelyk en
eigendom, als onmisbare voorwaarden voor
haar bostaan. Het socialisme beschouwt deze
ordinantiën Gods, inzonderheid den privaat
eigendom, als hinderpalen der menschelyko
ontwikkeling.
Het scherpst is de tegenstelling tusschen
deze beide in hun verhouding tot God. Volgens
het Calvinisme moet het heele loven gods
dienst zyn. De eoro Gods is voor den Calvi
nist de spil, waarom zich het gansche leven
moet bewegen. Het socialisme is feitelijk
atheïsme. En voor den socialist is de menscho-
ïyke buik het scharnier, waarom alles draait.
Als vuur en water staan Calvinisme tegen
over elkaar. Zy zyn elkanders geslagen
vyanden.
Dit wettigt het vermoeden, dat de stryd
der toekomst tusschen dozo beide zal worden
gestreden.
By dien vermoedelyken stryd stond spreker
ten slotte nog stil.
Wat voor ons land en volk in de toekomst
ligt verscholen, kan door niemand met zeker
heid worden gezegd.
De historie kan evenwel als profetesse
worden beschouwd.
En wat leert ons nu de jongste historie
omtrent Calvinisme en Socialisme?
Omtrent het Calvinisme, dat het was inge
sluimerd, maar weer tot ontwaking is gekomen.
In dr. Kuyper verscheen de prins, die de
schoone slaaiw»f:r wekte; de petit Calvin", die
het Calvinisme eerst doorleefde, daarna be
studeerde en het vervolgens in ons land weer
tot eere bracht. Onder zyn leiding heeft het
Calvinisme zich in kerk on school, staat en
maatschappy, vereeniging en pers op het
heele, ryke menschenleven geworpen, en dingt
het in ons land weer naar de hegemonie.
Omtrent het Socialisme, dat het niet minder
tot krachtige openbaring is gekomen. De
kleine, maar energieke sociaal-democratische
party wordt steeds meer de locomotief, die de
groote anti-kerkeiyke party voorttrekt langs
de baan van conservatisme tot liberalisme,
van liberalisme tot radicalisme en van radi
calisme tot socialisme. En ook dit socialisme
eischt ons volk voor zich op.
Als twee donderwolken gaan Calvinisme en
Socialisme op elkander in.
Waar wy dit zien, is iiet vermoeden ge
wettigd, dat de stryd der toekomst tusschen
deze beide zal worden gevoerd.
Aan wie van beide zal de overwinning zyn?
Men noemt het Calvinisme een baardeloozen
herdersknaap. Het zy zoo. De Davidsmoed
kan het echter niet ontzegd. Het Socialisme
dyt, volgens hem, steeds meer uit tot een
reus, een Goliath. Wy ontkennen het niet.
Waar in Calvinisme en Socialisme, aldus
eindigde spreker, David en Goliath tegenover
olkander komen te staan, gelooven wy aan
den triomf van het Calvinisme.
Uit Leiden wordt door den zeoreerw. heer
P. M. Bots aan „Het Centrum" het volgende
geschreven
Een woord van goed nieuws 1 Met vreugde
kunnen wy berichten, dat onze wakkere spits
broeder, de weled. gestr. heer mr. Aalberse,
die aan longaandoening lydende is geweest,
reeds zeer goed in beterschap vooruitgaat.
Wellicht gevoelt zyned. reeds: gezond zijn
is heerlyk, gezond toorden is overheeriyk!
Onze wakkere spitsbroeder"zoo noemden
wy daar zooeven den horstellenden advocaat.
En dit deden wy met voordacht, opdat de
bravo lui nog eens verder voor den heer
Aalberse zullen bidden. Want op dezen man
past hot schoone devies, dat iemand uit
Vondels tyd gevoerd heeft. Men zag op het
wapenschild van dien persoon een brandende
waskaars, waaronder dez-woorden stonden
aliis inserviendo, ipse consumer, i. nut
anderen te dietien, word ik zelf verteerd.
En zoo was het ook hier. By voorbeeld!
Mr. Aalberse was bestuurslid der Leidsche
Kiesvereeniging, en toen de Katholieken van
Leiden nu by de laatste algemeene verkie
zingen van leden der Tweede Kamer don
heer Van Kempen tot candidaat hadden
gestold, kwam de welbekende heer Levy
by de liberalen een lezing houden ten gunste
van hun candidaat. Die lezing of spreekbeurt
was evenwel met debat. En wie was de
man, die op dat vyandeiyk terrein het publiek
debat durfde en het er glorieus afbracht?
Dat was onze goede Petrus, zooals wy, Katho
lieken, den heer Aalberse familiaar, maar
vooral hoogachtend en vriendschappeiyk, plegen
te noemen.
Later kwam er een katholieke candidatuur
open in den Leidschen gemeenteraad. De man,
die weer aanstonds de eervolle, maar lang
niet gemakkolyke taak te vervullen kreeg, om
in het achtbaar college van Leidsche profes
soren, rechtsgeleerden en groot-industriëelen
onzo katholieke party waardig te vertegen
woordigen, was alweder de heer Aalberse.
Straks had de Roomsch-Katholieke Volks
bond een rechtskundig adviseur noodig;natuur-
lijk kreeg de heer Aalberse ook dat varkentje
te wasschen. En zoo stoeds verder l Zoowel
voor de R.-K. Studenten-vereeniging als voor
de katholieke Pers, zoowel voor het houden
van Katholiekendagen als voor het vermeer
deren van spreekbeurten en lezingen, kortom
voor alles, wat de Roomsche zaak betrof,
deed mr. Aalberse zyn Petrusnaam eere aan
en mag hy „optime meriltuheetenl
En thans?
Thans bracht Gods wysheid, wel is waar,
een oogenblik schorsing in al dien roemvollen
arbeid, maar menscheiykerwyze gesproken
biyft de toekomst behouden. Eenige maauden
volslagen rust, en daarna wat. gematigdheid
en een of andere verwisseling van het werk,
en weldra zal de wakkere advocaat weer in
staat zyn om zyn exemplair leren in Leidon
voort te zetten.
In Leiden valt trouwens weinig te missen.
"Weldra gaan twee zeer geachte Katholieke
familiën henen en brengen hun Penaten
naar Den Haag over, en nog onlangs verloor
onze kiesvereeniging den wakkeren luitenant
Van der Steen uit haar bestuur. Hy is die
algemeen geachte yveraar, die aan Leiden's
Katholieken de opvoeringen schonk van het
heerlyk Elisabethen Abraham-Oratorium, die
by iedere verkiezing zich zooveel moeite van
administratie en van persooniyken rondgang
getroostte voor het heil van stad en land,
dio de Roomsch-Katholieke militaire vereeni
ging jarenlang met zyn persoonlyk bezoek
vereerde en den geestelijken directeur als ter
rechterhand verstrekte. Moge de reden, waarom
de heer Van der Steen bedankte, spoedig ver
vallen! Voorzeker, wy mogen van niemand
het onmogelyke vragen, maar anderzyds is
het toch ook waar, dat de meerdere arbeid,
aan den heer Van der Steen, krachtens zyn
officiersambt van 's rijkswege toebedeeld, zyn-
edele op den duur steeds lichter zal vallen.
Hier blyven wy dus nog hopen enwachten
Eindolyk geniet de groote man der matig
heidszaak, onze mr. Ledeboer, ambtenaar by
het openbaar ministerie, de vreugde, van zyn
pogen steeds meer en moor te zien gewaar
deerd, evenals zyn arbeid voor de bekende
vereeniging: pro Juventutc. Wie zoude ook
dozen edelen en onvermoeiden man niet gaarne
dio voldoening gunnen? Naast den heer
Aalberse, is hy met den president Schmier
en luitenant Van der Steen, de ziel van het
openbaar Katholiek leven in Leiden, iets wat
des te treffender mag heeten, omdat mr.
Ledeboer eerst voor weinige jaren tot de
Katholieke Kerk is overgegaan.
Gedurende de eerste helft der maand
Maart zyn aan het postkantoor alhier en do
daaronder behoorendo hulpkantoren bezorgd
de volgende brieven en briefkaarten, welke,
door onbekendheid der geadresseerden, niet
besteld konden worden:
Brieven: L. Umbreet, J. Schriek, J.
Schutte, Amsterdam; J. Menzaard, Gouda; Dr.
Nyiand, Doetinchem; A. Rugeor, Jansen,
Bruno, Den Haag; C. Molenaar, Haarlem M
Huisde, Hoorn; A. Schouten, niet vermeld;
A. Kuiper, LeidenMevr. du Rieu Timmermans,
LeiderdorpA. Horen weg, Rotterdam J. v. d.
Hulst, Winterswyk.
Briefkaarten: v. Vetten Traai, Am
sterdam; G. Bouman, Dordt; H. Kroonenburg,
Den Haag; N. Boelee, Haarlem; A. H. Veen-
hard, Kampen; J. Michel6, E. Hoofving, R.
Boer, Bol, Rotterdam; J. Selio, niet vermeld;
A. Jansen, niet vermeld; 2 briefkaarten zonder
adres.
Uit het buitenland terugontvangen. Brieven:
L. D. Geathauf, Anvers; A. Heuser, Gum-
menbach; S. P. Haak, London.
Briefkaarten: A. Smetz, Aachen.
Met ingang van heden is de gepensio
neerde raatroos der lste klasse van de marine
J. Beekma geplaatst in de betrekking van
bediende by de Verificatie van 'sRyks Zee-
instrumenten alhier.
Aan het postkantoor Leiden en de, daar
onder ressorteerende, hulpkantoren werd ge
durende de maanden Januari, Februari en Maart
1900 in de Rijkspostspaarbank ingelegd
f 130.721.64; terugbetaald ƒ106,971.19.
Het laatste, door dat kantoor uitgegeven,
boekje draagt het nummer 17640.
Op 16 April 1900 wordt te Alfen aan
den R<jn, in aansluiting met het plaatselijk
telephoonnet aldaar, een intercommunaal Ryks-
telephoonbureel voor het publiek verkeer
geopend.
De diensturen zjjn bepaald als volgt:
op werkdagen van 7.50 uur voorm. tot
8.50 nam.;
op Zon- en feestdagen, van 12.50 voorm.
tot 1.50 uur nam.
Voor het examen nuttige handwerken
is geslaagd mej. G. Van der Zwart, van
Oegstgeest, leerlinge van mejuffrouw E. C. M.
Aewerdonk.
H. M. de Koningin woonde gisteren
de voormiddag-godsdienstoefening by in de
Kloosterkerk, onder gehoor van ds. Karres.
Onder veel bewijzen yan kameraadschap,
vriendschap en hoogachting, zich openbarende
in de togen woord igheid van tal van gepon-
sionneerde vlag- en hoofdofficieren der zee
macht en een deputatio der oudsri-ydersver
eeniging „Hot Eereteeken", met banier, werd
Zaterdagmiddag in het familiegraf op de Alge
meene begraafplaats te 's-Hag® by gezet het
stoffeiyk overschot van den oud-schout-by-
nacht Van de Velde. De onderscheidings
teekenen van zyn rang waren aan het ïyk-
kleed bevestigd.
De minister van marine, vergezeld door zijn
adjudant, wyddo aan den ontslapene een woord
van dankbare hulde als aan zyn oud-leermeester
dien hij schetste als oen kundig, wetenschap-
pelyk ontwikkeld en dappor zee-oifficier, zoowel
aan de militaire academie, als op het slagveld
en op het schip. Voorts huldigde hy in hem
den inleider van het torpedowezen en den
schryvor over verschillende marinehelangen.
De heer Patyn heeft heden zyn ambt
als Commissaris der Koningin in Zuid-
Holland aanvaard.
Hy vergaderde te één uur met Ged. Staten.
Voor doze week is in de Tweede Kamer
onder anderen aau de ordo het wetsontwerp
tot regeling van het waterstaatsbestuur.
De Eerste Kamer zal deze week, behalve
het sectie-onderzoek van de Ongevallenwet,
kleinere wetsontwerpen in openbare zitting
afdoen.
De „Res.-Bode" mededeelende, dat in
den Haagschen gemeenteraad do heer Mouton
„loyaal zyn excuus heeft gemaakt" over den
vorm van de zgn. leerplichtbriof kaart, er by voe
gende, dat er reeds een nieuwe vorm was
gekozen, heeft een specimen van dien
nieuwen vorm onder de oogen gehad, aldus
luidende:
„Op uitnoodiging van den Minister van
Binnenlandsche Zaken wordt jaariyks door
Burgemeester en Wethouders onderzocht om
welke redenen kinderen van 6—12 jaren,
wonende in de Gemeente, geen onderwys
genieten.
„Als geen onderwys genietende zouden
moeten worden beschouwd alle kinderen,
waaromtrent ten Raadhuizo niet is bericht,
dat zy school gaan, of, dat zy huisonder wys
genieten, welk bericht, krachtens art. 80 dor
13)
tNeen, doe dat niet; ik lyd er immers niet
zoo v. el by, als gy lyden zoudt." Met deze
woo: len was zy den tuin ingegaan.
Maar gegraven, gegraven had ook zy niet.
Met een hoftigen ruk had zy de spade uit
den grond getrokken, die Gottfried daar had
gelaten, toen zyn grootmoeder hem van die
plek had weggesleurd.
.Sinds jaren had zich hier tusschen struik
en boom ongestoord zooveel mestaarde
kunnen vormen, dat Hélène daarmee den grond
een heel eind kon ophoogen.
Toen zij daarmede gereed was, plantte zy
de nieuwe bloemen, waaronder zich ook twee
prachtige rozenstruiken bevonden, in het
nieuwe pork, en belegde de ontstane hellende
vlakte met de graszoden, zoodat die een rand
daar omheen vormden.
Menige rilling ging haar daarby door het
lichaam en menige traan bevochtigde de
zwarte aarde, welke by het kleiige geel van
haar omgeving voordoolig afstak.
En toen Hélène eindelyk met haar werk
gereed was, vouwde zy haar handen en bad.
Het was goed, dat zy zich voor dat doel
diep in de schaduw van de boomen had
verscholen, want uit een raam van de boven
woning van het naburige huis had een
nieuwsgierige vrouw Hélène by haar werk
gadegeslagen.
Toen de viytige tuinierster zich naar huis
begaf, was haar eerste werk, haar jongen
zjjn vryhoid terug te geven.
Gottfried uaarvan voor dien dag
slee* oen bescheiden gebruik; hU keek
wens sinds die voor hem onbégrype-
J(jke uitbarsting ?an woede van zyn vader
en zyn giootmoeder by zijn onschuldigste
handeiingen schuw naar hen, want, evenals
het onschuldige graven naar regenwormen
hen in woede had ontstoken, kon immers
elke andere handelwyzo ook hun toorn gaande
maken?
Tegenover zyn moeder alleen bleef de knaap
onbevangen en zoo viel hem dan ook slechts
van haar het afscheid zwaar, toen hy in den
herfst naar een ver venvyderde plaats werd
gebracht, waar hy als uitwonend leerling in
een inrichting van onderwys zou komen.
In het huis van den heer Winkelmann
leefde men van nu af nog veel stiller dan
anders en zoo de kooplui, by wie men zyn
inkoopen deed, geweten hadden, aan wie zy
hun waren leverden, zouden zy er zeker
verwonderd over zyn geweest, hoe eenvoudig,
ja zelfs armoedig zulke welgestelde menschen
leefden.
Gottfried alleen ontbrak het aan nietsvoor
hem werd rjjkelyk betaald, en hy voelde er
zich byzonder gelukkig over, dat hy zyn over
moed nu niet aan zulke strenge banden
behoefde te leggen als thuis. Hy, het eens
zoo zwakke kind, dat in ellende zeker
was omgekomen, groeide tot een krachtigen
jongeling op.
Hem doed dus die welgesteldheid goedhem
alleen. Voor zyn bloedverwanten was die niets
dan een kwelling geworden. Droefgeestig en
stil leefden zy samen ensomtyds keek
de oude heer uit het raam.
IV.
Sinds nacht, waarin de oude heer
heimelijk in zyn tuin werd begraven, waren
byna twintig jaren verloopen.
De nieuwe stadswyk was reeds lang niet
meer nieuw, maar dicht met huizen van drie
en vier verdiepingen bezet, in wier beneden
verdiepingen kooplui van den bescheiden
middenstand en in welker hoogste streken
de armen hun kwartieren hadden betrokken.
Deze wyk bezat geen tuinen, ja, toch nog
óén groen plekje: den tuin van den heer
Winkelmann.
Deze zag er nog altyd even bloeiend en
mooi uit, want de bouwondernemers hadden
hem in hun eigen belang niet van alle licht
en lucht beroofd. Wel werd hy ook door twee
tusschenmuren begrensd, doch overigens
slechts door ruime binnenplaatsen omgeven,
waaruit meer dan honderd vensteroogen
wellicht nieuwsgierig, wellicht ook slechts
verlangend in het groene loof van boom en
struik, dat zich onder hen uitbreidde, neer
keken.
Meermalen waren de menschen, die achter
deze ramen leefden, verwisseld en dus was
voor de voorzichtige bewoners van den huizo
Winkelmann geenerlei gevaar uit hun nabuur
schap ontstaan.
Nog steeds leefden de drie menschen daarin
alleen.
Gottfried, die in het geloof werd opgevoed,
dat zyn grootmoeder somtyds niet goed by
het hoofd was, was nooit weer thuis geweest
en by was daar ook niet treurig om, want
het stille, sombere leven déér had hem nooit
bevallen en zyn ouders zag hy immers
dikwyis. Na een tusschenpoos van eenige
weken bezochten zy hem om beurten en zoo
kon nooit by hem eenige twyfel aan hun
liefde opkomen. Sinds twee jaar bevond hy
zich echter zóó ver weg van hen, dat elke
persoonlyke omgang had opgehouden. Gott
fried studeerde aan een universiteit in de
medicynen, en daar, zooals men hem had,
wys gemaakt, zyn moeder nu nooit meer
alleen met zyn grootmoeder kon blyven, vond
hy het heel natuuriyk, dat ook zyn vader
de verre reis naar hem niet maken en ook
de vacanties niet moer, zooals vroeger, op
reis met hem doorbrengen kon.
Hans MüUer bezocht zyn zoon nooit, maar
niet om do aan Gottfried opgegeven reden,
doch wyl het hem pyniyk was, den jongen,
verstandigen man in de somtyds onder
zoekende oogen te ky ken. Gottfried had eenige
vragen gedaan, waaruit zyn ontstelde ouders
konden opmaken, dat hy over de eigenaardig
heid van hun leven had nagedacht, en dat
hy deze eigenaardigheid niet geheel aan de
gekrenkte geestvermogens van zyn groot
moeder toeschreef.
Een vreeseiyk hard, maar ook rechtvaardig
lot ontnam dus aan de beide ongelukkige
echtgenooten de eenige reine vreugde, die het
leven hun nog schonk, nl. het zoo zeldzaam
samenzyn met hun kind, dat immers nooit
mocht thuiskomen. Gottfried mocht immers
niet vermoeden, dat nog steeds af en toe
de ontzettende comedie van den ouden heer
werd opgevoord en reeds daarom alleen was
het huis van zyn familie voor altyd voor
hem gesloten.
Voor het kind had de comedie van den
ouden heer geheim kunnen blyven, de jonge
man echter kon het ieder oogenblik uit
eiken mond vernemen, dat deze of gene den
ouden heer had gezien, en wat dan volgen
moest, dat wisten de drie schuldigen, die
zich zeker zeiven reeds lang zouden aan
gegeven hebben, wanneer de onschuldige
Gottfried niet met hen had moeten booten.
De daad kon nu echter eenmaal niet
ongedaan gemaakt worden, en Gottfried
alleen zou zoo was reeds lang besloten
de vruchten daarvan genieten.
Niet alleen wyl zy geenerlei genot van het
zoo verkregen goed zouden gehad hebben,
leefden deze drie menschen zoo sober, maar
zy hadden daarby ook oen practische neven
gedachte.
Wat nagel- en spykervast zat, kon wel
nimmer door hen te gelde gemaakt worden,
maar de papieren van waarde, welke men in
de kast van den ouden heer had gevonden en
die een tameiyk groot vermogen vertegen
woordigden, konden den toekomstigen jongen
dokter te stade komen, om zich ergens in
de verte een aangenaam bestaan to ver
schaffen. Zy mochten dus niet aangeroerd
worden en men moest het zoo inrichten, dat
niet eens de renten daarvan geheel opgebruikt
werden, want die moesten weer een klein
kapitaal vormen, hetwelk tot het levens
onderhoud der drie tot eenzaamheid gedoemde
menschén moest dienen. Een goede zaak
hadden de Möllers met het uit-den-weg-ruimen
van den ouden heer niet gemaakt, want
geheel afgezien van de inneriyke kwellingen,
die zy zich daarmee op den hal3 hadden
gehaald, leefden zij M bijna nog armzaliger
dan vroeger.
[Wmrdt «neig**