Amusante Avond N°. T2304- Maandag 3 JLpril. A9. 1900 geze gousant wordt dagelijks, met aitzonderjng zon (Zon- en geestdagen, uitgegeven. Stads-Bshoorsaal. Ned. Zuid-Afrikaanscho Vereeniging. Feuilleton. OSVl ZIJN GELD. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. £6113 DBKBB CODBAHT» Toot LsldaO pïr S maandon. Franco per post. 4feoa4si{Uke Noqunfiif r i.ro. 1.40. 0.05, TRIJS DEB AUyUUTEKTlÜB t Vin I—6 regels f 1X1B. ted*» regel meer f O.H|. 6rooter» lettere naar ptaaUrulmt* wordt f O 06 berekend» m Voor bet incaaaeen» Mien do stad OP Woensdag 4 April. AANVANG TE HALF ACHT. Bet volledige Programma voor dezen avond is als volgt samengesteld: 1. Marsch. 2. Ouverture. 3. „Les Buziaux." The professor Swin- delaar and Page. 4. «The Richardini's." 6. Voordrachten van Mejuffrouw Louise Van Laar, Hollandsche Soubrette. 6. De Kunstwielrijder Heimei en zjjn August. 7. Corty and miss Robinson. Entrée comique excentrique. 8. Voordrachten van Solzer en Hesse. (Op verzoek zullen de „Amsterdamsche Straattypen" worden gegeven). PAUZE. 9. Orkest. 10. „Stoornis in een Hotel." (Panto mime). 11. „Een diner met hindernissen." 12. Voordrachten van Mejuffrouw Van Laar, Hollandsche Soubrette. 13. Jean et Nico. (Double Trapéze). 14. Finale. Toegangskaarten worden alléén afgegeven hedenavond, Dinsdag en Woensdag op het Bewijs, dat men op het Leidsch Dagblad geabonneerd, hetwelk in dit nummer is afgedrukt. Meer dan vier kaarten worden op óén Bew(js niet verstrekt, terwijl de afgifte der toegangskaarten geschiedt tot zoolang er zitplaatsen beschikbaar zyn. De prijzen zijn: Voor de eerste 10 rijen r 50 Cents. Alle overige plaatsen: 25 Cents. Plaatsbespreking10 Cents. Afdeeling Leiden en Omstreken. Ontvangen by den waarnemenden Penning meester: Door bemiddeling van verschillende heeren, verbonden aan het Natuurkundig Laboratorium, *van buitenlandsche geleerden en industriöe: 'lenf 224.74. Door bemiddeling van het Leidsch Dagblad: Gecollecteerd in de Kinderkerk, 'Bothl. Kerk) 18 Maart4.50 Ontvangen van diverse leerlingen 1.55 f 6.05 1.62s Door Koos gecollecteerd op verjaar- fuif van zyn Moe en Pa Voor het zingen van het Trans- vaal6ch Volkslied door JanenJansjo f 0.50 Op de verjaardag van nicht Anna, omdat Roberta niete aan Bloemfontein heeftn 0.36s Gecollecteerd door kleine Piet op een gezellige voordenmiddag bjj oom Piet onder het zingen van het Trans- vaalscho Volkslied0.55 Op een gezellig avondje van Jan0.80 Tweemaal gecollecteerd op de ver jaardag van Jaantje door langen Frans. 1.73s Op den 70sten verjaardag van onzo Grootvader Jan gecollecteerd 0.85 Van een gezellig avondje by oom Kees en Tante Mietje0.25 Bydragen kunnen worden toegezonden aan den Penningmeester, Rembrandtstraat 19, of aan het Bureel van dit Blad. Leiden, 2 April. In ons vorig nummer gaven wy verslag van het eerste deel der rede van ds. R. J. \V. Rudolph over Calvinisme en Socialisme. Hier volge thans het slot. Nadat spreker op beider historische be- teekenis en op de schynbare overeenstem ming, die tusschen beide bestaat, had gewezen, bepaalde hy zyn gehoor in de derde plaats by de scherpe tegenstelling, die tusschen beide wordt gevonden. Op alle gewichtige punten van wereld- en levensbeschouwing staan Calvinisme en Socialisme lynrecht tegenover elkaar. Het Calvinisme zoekt eerst en vooral do dingen, die boven zyn. De rechte Calvinist wandelt met het oog naar den hemel door dit leven. Het Socialisme zoekt alleen do dingen, die beneden zyn. De Socialist neigt steeds als het dier met hot hoofd naar do aarde. Het Calvinisme vindt stoeds op den bodem aller quaesties der wereld zondenschuld. Het Socialisme negeert het feit der zonde. Het Calvinisme beschouwt do inzettingen, die God aan de menschelyko samenleving heeft gegeven, zooals gezag, huwelyk en eigendom, als onmisbare voorwaarden voor haar bostaan. Het socialisme beschouwt deze ordinantiën Gods, inzonderheid den privaat eigendom, als hinderpalen der menschelyko ontwikkeling. Het scherpst is de tegenstelling tusschen deze beide in hun verhouding tot God. Volgens het Calvinisme moet het heele loven gods dienst zyn. De eoro Gods is voor den Calvi nist de spil, waarom zich het gansche leven moet bewegen. Het socialisme is feitelijk atheïsme. En voor den socialist is de menscho- ïyke buik het scharnier, waarom alles draait. Als vuur en water staan Calvinisme tegen over elkaar. Zy zyn elkanders geslagen vyanden. Dit wettigt het vermoeden, dat de stryd der toekomst tusschen dozo beide zal worden gestreden. By dien vermoedelyken stryd stond spreker ten slotte nog stil. Wat voor ons land en volk in de toekomst ligt verscholen, kan door niemand met zeker heid worden gezegd. De historie kan evenwel als profetesse worden beschouwd. En wat leert ons nu de jongste historie omtrent Calvinisme en Socialisme? Omtrent het Calvinisme, dat het was inge sluimerd, maar weer tot ontwaking is gekomen. In dr. Kuyper verscheen de prins, die de schoone slaaiw»f:r wekte; de petit Calvin", die het Calvinisme eerst doorleefde, daarna be studeerde en het vervolgens in ons land weer tot eere bracht. Onder zyn leiding heeft het Calvinisme zich in kerk on school, staat en maatschappy, vereeniging en pers op het heele, ryke menschenleven geworpen, en dingt het in ons land weer naar de hegemonie. Omtrent het Socialisme, dat het niet minder tot krachtige openbaring is gekomen. De kleine, maar energieke sociaal-democratische party wordt steeds meer de locomotief, die de groote anti-kerkeiyke party voorttrekt langs de baan van conservatisme tot liberalisme, van liberalisme tot radicalisme en van radi calisme tot socialisme. En ook dit socialisme eischt ons volk voor zich op. Als twee donderwolken gaan Calvinisme en Socialisme op elkander in. Waar wy dit zien, is iiet vermoeden ge wettigd, dat de stryd der toekomst tusschen deze beide zal worden gevoerd. Aan wie van beide zal de overwinning zyn? Men noemt het Calvinisme een baardeloozen herdersknaap. Het zy zoo. De Davidsmoed kan het echter niet ontzegd. Het Socialisme dyt, volgens hem, steeds meer uit tot een reus, een Goliath. Wy ontkennen het niet. Waar in Calvinisme en Socialisme, aldus eindigde spreker, David en Goliath tegenover olkander komen te staan, gelooven wy aan den triomf van het Calvinisme. Uit Leiden wordt door den zeoreerw. heer P. M. Bots aan „Het Centrum" het volgende geschreven Een woord van goed nieuws 1 Met vreugde kunnen wy berichten, dat onze wakkere spits broeder, de weled. gestr. heer mr. Aalberse, die aan longaandoening lydende is geweest, reeds zeer goed in beterschap vooruitgaat. Wellicht gevoelt zyned. reeds: gezond zijn is heerlyk, gezond toorden is overheeriyk! Onze wakkere spitsbroeder"zoo noemden wy daar zooeven den horstellenden advocaat. En dit deden wy met voordacht, opdat de bravo lui nog eens verder voor den heer Aalberse zullen bidden. Want op dezen man past hot schoone devies, dat iemand uit Vondels tyd gevoerd heeft. Men zag op het wapenschild van dien persoon een brandende waskaars, waaronder dez-woorden stonden aliis inserviendo, ipse consumer, i. nut anderen te dietien, word ik zelf verteerd. En zoo was het ook hier. By voorbeeld! Mr. Aalberse was bestuurslid der Leidsche Kiesvereeniging, en toen de Katholieken van Leiden nu by de laatste algemeene verkie zingen van leden der Tweede Kamer don heer Van Kempen tot candidaat hadden gestold, kwam de welbekende heer Levy by de liberalen een lezing houden ten gunste van hun candidaat. Die lezing of spreekbeurt was evenwel met debat. En wie was de man, die op dat vyandeiyk terrein het publiek debat durfde en het er glorieus afbracht? Dat was onze goede Petrus, zooals wy, Katho lieken, den heer Aalberse familiaar, maar vooral hoogachtend en vriendschappeiyk, plegen te noemen. Later kwam er een katholieke candidatuur open in den Leidschen gemeenteraad. De man, die weer aanstonds de eervolle, maar lang niet gemakkolyke taak te vervullen kreeg, om in het achtbaar college van Leidsche profes soren, rechtsgeleerden en groot-industriëelen onzo katholieke party waardig te vertegen woordigen, was alweder de heer Aalberse. Straks had de Roomsch-Katholieke Volks bond een rechtskundig adviseur noodig;natuur- lijk kreeg de heer Aalberse ook dat varkentje te wasschen. En zoo stoeds verder l Zoowel voor de R.-K. Studenten-vereeniging als voor de katholieke Pers, zoowel voor het houden van Katholiekendagen als voor het vermeer deren van spreekbeurten en lezingen, kortom voor alles, wat de Roomsche zaak betrof, deed mr. Aalberse zyn Petrusnaam eere aan en mag hy „optime meriltuheetenl En thans? Thans bracht Gods wysheid, wel is waar, een oogenblik schorsing in al dien roemvollen arbeid, maar menscheiykerwyze gesproken biyft de toekomst behouden. Eenige maauden volslagen rust, en daarna wat. gematigdheid en een of andere verwisseling van het werk, en weldra zal de wakkere advocaat weer in staat zyn om zyn exemplair leren in Leidon voort te zetten. In Leiden valt trouwens weinig te missen. "Weldra gaan twee zeer geachte Katholieke familiën henen en brengen hun Penaten naar Den Haag over, en nog onlangs verloor onze kiesvereeniging den wakkeren luitenant Van der Steen uit haar bestuur. Hy is die algemeen geachte yveraar, die aan Leiden's Katholieken de opvoeringen schonk van het heerlyk Elisabethen Abraham-Oratorium, die by iedere verkiezing zich zooveel moeite van administratie en van persooniyken rondgang getroostte voor het heil van stad en land, dio de Roomsch-Katholieke militaire vereeni ging jarenlang met zyn persoonlyk bezoek vereerde en den geestelijken directeur als ter rechterhand verstrekte. Moge de reden, waarom de heer Van der Steen bedankte, spoedig ver vallen! Voorzeker, wy mogen van niemand het onmogelyke vragen, maar anderzyds is het toch ook waar, dat de meerdere arbeid, aan den heer Van der Steen, krachtens zyn officiersambt van 's rijkswege toebedeeld, zyn- edele op den duur steeds lichter zal vallen. Hier blyven wy dus nog hopen enwachten Eindolyk geniet de groote man der matig heidszaak, onze mr. Ledeboer, ambtenaar by het openbaar ministerie, de vreugde, van zyn pogen steeds meer en moor te zien gewaar deerd, evenals zyn arbeid voor de bekende vereeniging: pro Juventutc. Wie zoude ook dozen edelen en onvermoeiden man niet gaarne dio voldoening gunnen? Naast den heer Aalberse, is hy met den president Schmier en luitenant Van der Steen, de ziel van het openbaar Katholiek leven in Leiden, iets wat des te treffender mag heeten, omdat mr. Ledeboer eerst voor weinige jaren tot de Katholieke Kerk is overgegaan. Gedurende de eerste helft der maand Maart zyn aan het postkantoor alhier en do daaronder behoorendo hulpkantoren bezorgd de volgende brieven en briefkaarten, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden: Brieven: L. Umbreet, J. Schriek, J. Schutte, Amsterdam; J. Menzaard, Gouda; Dr. Nyiand, Doetinchem; A. Rugeor, Jansen, Bruno, Den Haag; C. Molenaar, Haarlem M Huisde, Hoorn; A. Schouten, niet vermeld; A. Kuiper, LeidenMevr. du Rieu Timmermans, LeiderdorpA. Horen weg, Rotterdam J. v. d. Hulst, Winterswyk. Briefkaarten: v. Vetten Traai, Am sterdam; G. Bouman, Dordt; H. Kroonenburg, Den Haag; N. Boelee, Haarlem; A. H. Veen- hard, Kampen; J. Michel6, E. Hoofving, R. Boer, Bol, Rotterdam; J. Selio, niet vermeld; A. Jansen, niet vermeld; 2 briefkaarten zonder adres. Uit het buitenland terugontvangen. Brieven: L. D. Geathauf, Anvers; A. Heuser, Gum- menbach; S. P. Haak, London. Briefkaarten: A. Smetz, Aachen. Met ingang van heden is de gepensio neerde raatroos der lste klasse van de marine J. Beekma geplaatst in de betrekking van bediende by de Verificatie van 'sRyks Zee- instrumenten alhier. Aan het postkantoor Leiden en de, daar onder ressorteerende, hulpkantoren werd ge durende de maanden Januari, Februari en Maart 1900 in de Rijkspostspaarbank ingelegd f 130.721.64; terugbetaald ƒ106,971.19. Het laatste, door dat kantoor uitgegeven, boekje draagt het nummer 17640. Op 16 April 1900 wordt te Alfen aan den R<jn, in aansluiting met het plaatselijk telephoonnet aldaar, een intercommunaal Ryks- telephoonbureel voor het publiek verkeer geopend. De diensturen zjjn bepaald als volgt: op werkdagen van 7.50 uur voorm. tot 8.50 nam.; op Zon- en feestdagen, van 12.50 voorm. tot 1.50 uur nam. Voor het examen nuttige handwerken is geslaagd mej. G. Van der Zwart, van Oegstgeest, leerlinge van mejuffrouw E. C. M. Aewerdonk. H. M. de Koningin woonde gisteren de voormiddag-godsdienstoefening by in de Kloosterkerk, onder gehoor van ds. Karres. Onder veel bewijzen yan kameraadschap, vriendschap en hoogachting, zich openbarende in de togen woord igheid van tal van gepon- sionneerde vlag- en hoofdofficieren der zee macht en een deputatio der oudsri-ydersver eeniging „Hot Eereteeken", met banier, werd Zaterdagmiddag in het familiegraf op de Alge meene begraafplaats te 's-Hag® by gezet het stoffeiyk overschot van den oud-schout-by- nacht Van de Velde. De onderscheidings teekenen van zyn rang waren aan het ïyk- kleed bevestigd. De minister van marine, vergezeld door zijn adjudant, wyddo aan den ontslapene een woord van dankbare hulde als aan zyn oud-leermeester dien hij schetste als oen kundig, wetenschap- pelyk ontwikkeld en dappor zee-oifficier, zoowel aan de militaire academie, als op het slagveld en op het schip. Voorts huldigde hy in hem den inleider van het torpedowezen en den schryvor over verschillende marinehelangen. De heer Patyn heeft heden zyn ambt als Commissaris der Koningin in Zuid- Holland aanvaard. Hy vergaderde te één uur met Ged. Staten. Voor doze week is in de Tweede Kamer onder anderen aau de ordo het wetsontwerp tot regeling van het waterstaatsbestuur. De Eerste Kamer zal deze week, behalve het sectie-onderzoek van de Ongevallenwet, kleinere wetsontwerpen in openbare zitting afdoen. De „Res.-Bode" mededeelende, dat in den Haagschen gemeenteraad do heer Mouton „loyaal zyn excuus heeft gemaakt" over den vorm van de zgn. leerplichtbriof kaart, er by voe gende, dat er reeds een nieuwe vorm was gekozen, heeft een specimen van dien nieuwen vorm onder de oogen gehad, aldus luidende: „Op uitnoodiging van den Minister van Binnenlandsche Zaken wordt jaariyks door Burgemeester en Wethouders onderzocht om welke redenen kinderen van 6—12 jaren, wonende in de Gemeente, geen onderwys genieten. „Als geen onderwys genietende zouden moeten worden beschouwd alle kinderen, waaromtrent ten Raadhuizo niet is bericht, dat zy school gaan, of, dat zy huisonder wys genieten, welk bericht, krachtens art. 80 dor 13) tNeen, doe dat niet; ik lyd er immers niet zoo v. el by, als gy lyden zoudt." Met deze woo: len was zy den tuin ingegaan. Maar gegraven, gegraven had ook zy niet. Met een hoftigen ruk had zy de spade uit den grond getrokken, die Gottfried daar had gelaten, toen zyn grootmoeder hem van die plek had weggesleurd. .Sinds jaren had zich hier tusschen struik en boom ongestoord zooveel mestaarde kunnen vormen, dat Hélène daarmee den grond een heel eind kon ophoogen. Toen zij daarmede gereed was, plantte zy de nieuwe bloemen, waaronder zich ook twee prachtige rozenstruiken bevonden, in het nieuwe pork, en belegde de ontstane hellende vlakte met de graszoden, zoodat die een rand daar omheen vormden. Menige rilling ging haar daarby door het lichaam en menige traan bevochtigde de zwarte aarde, welke by het kleiige geel van haar omgeving voordoolig afstak. En toen Hélène eindelyk met haar werk gereed was, vouwde zy haar handen en bad. Het was goed, dat zy zich voor dat doel diep in de schaduw van de boomen had verscholen, want uit een raam van de boven woning van het naburige huis had een nieuwsgierige vrouw Hélène by haar werk gadegeslagen. Toen de viytige tuinierster zich naar huis begaf, was haar eerste werk, haar jongen zjjn vryhoid terug te geven. Gottfried uaarvan voor dien dag slee* oen bescheiden gebruik; hU keek wens sinds die voor hem onbégrype- J(jke uitbarsting ?an woede van zyn vader en zyn giootmoeder by zijn onschuldigste handeiingen schuw naar hen, want, evenals het onschuldige graven naar regenwormen hen in woede had ontstoken, kon immers elke andere handelwyzo ook hun toorn gaande maken? Tegenover zyn moeder alleen bleef de knaap onbevangen en zoo viel hem dan ook slechts van haar het afscheid zwaar, toen hy in den herfst naar een ver venvyderde plaats werd gebracht, waar hy als uitwonend leerling in een inrichting van onderwys zou komen. In het huis van den heer Winkelmann leefde men van nu af nog veel stiller dan anders en zoo de kooplui, by wie men zyn inkoopen deed, geweten hadden, aan wie zy hun waren leverden, zouden zy er zeker verwonderd over zyn geweest, hoe eenvoudig, ja zelfs armoedig zulke welgestelde menschen leefden. Gottfried alleen ontbrak het aan nietsvoor hem werd rjjkelyk betaald, en hy voelde er zich byzonder gelukkig over, dat hy zyn over moed nu niet aan zulke strenge banden behoefde te leggen als thuis. Hy, het eens zoo zwakke kind, dat in ellende zeker was omgekomen, groeide tot een krachtigen jongeling op. Hem doed dus die welgesteldheid goedhem alleen. Voor zyn bloedverwanten was die niets dan een kwelling geworden. Droefgeestig en stil leefden zy samen ensomtyds keek de oude heer uit het raam. IV. Sinds nacht, waarin de oude heer heimelijk in zyn tuin werd begraven, waren byna twintig jaren verloopen. De nieuwe stadswyk was reeds lang niet meer nieuw, maar dicht met huizen van drie en vier verdiepingen bezet, in wier beneden verdiepingen kooplui van den bescheiden middenstand en in welker hoogste streken de armen hun kwartieren hadden betrokken. Deze wyk bezat geen tuinen, ja, toch nog óén groen plekje: den tuin van den heer Winkelmann. Deze zag er nog altyd even bloeiend en mooi uit, want de bouwondernemers hadden hem in hun eigen belang niet van alle licht en lucht beroofd. Wel werd hy ook door twee tusschenmuren begrensd, doch overigens slechts door ruime binnenplaatsen omgeven, waaruit meer dan honderd vensteroogen wellicht nieuwsgierig, wellicht ook slechts verlangend in het groene loof van boom en struik, dat zich onder hen uitbreidde, neer keken. Meermalen waren de menschen, die achter deze ramen leefden, verwisseld en dus was voor de voorzichtige bewoners van den huizo Winkelmann geenerlei gevaar uit hun nabuur schap ontstaan. Nog steeds leefden de drie menschen daarin alleen. Gottfried, die in het geloof werd opgevoed, dat zyn grootmoeder somtyds niet goed by het hoofd was, was nooit weer thuis geweest en by was daar ook niet treurig om, want het stille, sombere leven déér had hem nooit bevallen en zyn ouders zag hy immers dikwyis. Na een tusschenpoos van eenige weken bezochten zy hem om beurten en zoo kon nooit by hem eenige twyfel aan hun liefde opkomen. Sinds twee jaar bevond hy zich echter zóó ver weg van hen, dat elke persoonlyke omgang had opgehouden. Gott fried studeerde aan een universiteit in de medicynen, en daar, zooals men hem had, wys gemaakt, zyn moeder nu nooit meer alleen met zyn grootmoeder kon blyven, vond hy het heel natuuriyk, dat ook zyn vader de verre reis naar hem niet maken en ook de vacanties niet moer, zooals vroeger, op reis met hem doorbrengen kon. Hans MüUer bezocht zyn zoon nooit, maar niet om do aan Gottfried opgegeven reden, doch wyl het hem pyniyk was, den jongen, verstandigen man in de somtyds onder zoekende oogen te ky ken. Gottfried had eenige vragen gedaan, waaruit zyn ontstelde ouders konden opmaken, dat hy over de eigenaardig heid van hun leven had nagedacht, en dat hy deze eigenaardigheid niet geheel aan de gekrenkte geestvermogens van zyn groot moeder toeschreef. Een vreeseiyk hard, maar ook rechtvaardig lot ontnam dus aan de beide ongelukkige echtgenooten de eenige reine vreugde, die het leven hun nog schonk, nl. het zoo zeldzaam samenzyn met hun kind, dat immers nooit mocht thuiskomen. Gottfried mocht immers niet vermoeden, dat nog steeds af en toe de ontzettende comedie van den ouden heer werd opgevoord en reeds daarom alleen was het huis van zyn familie voor altyd voor hem gesloten. Voor het kind had de comedie van den ouden heer geheim kunnen blyven, de jonge man echter kon het ieder oogenblik uit eiken mond vernemen, dat deze of gene den ouden heer had gezien, en wat dan volgen moest, dat wisten de drie schuldigen, die zich zeker zeiven reeds lang zouden aan gegeven hebben, wanneer de onschuldige Gottfried niet met hen had moeten booten. De daad kon nu echter eenmaal niet ongedaan gemaakt worden, en Gottfried alleen zou zoo was reeds lang besloten de vruchten daarvan genieten. Niet alleen wyl zy geenerlei genot van het zoo verkregen goed zouden gehad hebben, leefden deze drie menschen zoo sober, maar zy hadden daarby ook oen practische neven gedachte. Wat nagel- en spykervast zat, kon wel nimmer door hen te gelde gemaakt worden, maar de papieren van waarde, welke men in de kast van den ouden heer had gevonden en die een tameiyk groot vermogen vertegen woordigden, konden den toekomstigen jongen dokter te stade komen, om zich ergens in de verte een aangenaam bestaan to ver schaffen. Zy mochten dus niet aangeroerd worden en men moest het zoo inrichten, dat niet eens de renten daarvan geheel opgebruikt werden, want die moesten weer een klein kapitaal vormen, hetwelk tot het levens onderhoud der drie tot eenzaamheid gedoemde menschén moest dienen. Een goede zaak hadden de Möllers met het uit-den-weg-ruimen van den ouden heer niet gemaakt, want geheel afgezien van de inneriyke kwellingen, die zy zich daarmee op den hal3 hadden gehaald, leefden zij M bijna nog armzaliger dan vroeger. [Wmrdt «neig**

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1