w.xzzn
Zaterdag 24 Februari.
A0. T900
feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fZon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
LEIDSCH
DAGBLAD.
'5Ï0J3 DHEBB «RCBAHX»
Toot lalden per 8 maanden: 1.10.
Franco per post., t e 1.40.
Afzoaderiyke Nommorp o 0,05.
V PRIJS DUB AjJtyjsit'jPJSTlTtËÏTt
Van t*~6 regëla l.Qfi; legere regel meer 0.17}. Grooter^
i tettêrs naar plaatsruimte Year hot fticasseaQO 4e
wórdt O.,06 berekend.
Naar aanleiding van wat geschreven werd
over onbetaalde rekeningen eerst
door dr. J. H. Gunning, te Utrecht, in Pniélt
en daarna door C. Vlaanderen K.Pzn., te
'Hilversum, in Dt Nederlanderwordt nu nog
,*an laatstgenoemd blad door iemand (X) te
Botterdam geschreven;
Ir is nog een andere zijde aan de quaestie
„onbetaalde rekeningen", die óók al niet in
bet voordeel van den crediteur komt.
lenigen tijd geleden heeft men in een der
flaagsche couranten kunnen lezen, hoe een
ambtenaar, die van een niet zeer groot
inkomen loven moest en niet in schulden
wilde egraken, den wtJzen maatregel invoerde
om alles, wat gekocht werd ook hetgeen
noodig was aan dageltyksche behoeften voor
het gezin - contant te betalen. Maar de man
heeft bet niet kunnen volhouden.
Omdat hij of zjjn vrouw meer wilde koopen
dan by betalen kon?
I D..t zou voor de hand liggen, maar niet
aldus. Nadat do dienstbode al uit meer dan
(tón winkel de boodsohap had mede gekregen
j.pf mevrouw niet liever „op een boekje"
kocht, wat steeds werd geweigerd kreeg
4e meid op zekeren dag van den kruidenier
„boodschap" mede, dat de vaste klanten
éllen een boekje hadden en dat ieder fat-
'ÉOeniyk gesin niet anders kochtl
i En welk gesin wil nu by zijn kruidenier
▼Dor onfatsoenlijk doorgaan?
Dit is ten slotte slechts een voorbeeld van
fcooren seggeo en „vom hören sagen, lügt
man viel". Maar mftzelf is overkomen, dat
ik mijn apotheker heb moeten dreigen nooit
te zullen betalen, indien hU bö het brengen
van de medicijn niet op het geld liet wachten,
jom gedaan te krijgen, dat h« zich voegde
naar mijn wensch om by hem geen jaar
rekening te maken.
Die Haagsche ambtenaar en ik zullen wel
niet alleen staan.
De zaak schyot te zyn, dat men gesteld
is op „een mooi boek", om aan het einde
van het jaar lange rekeningen te kunnen
schrijven. Ook acht men alleen hen, die
„rekening maken", vaste klanten en, het
aar.tal vaste klanten bepaalt de „standing"
vau de zaak.
Ook weten de winkeliers zeer wel, dat
iemand, die niet dadelijk betaalt, veelal
meer koopt dan hy, die dat wol doet.
Toch blijft het onbegrijpelijk waarom de
winkeliers niet da handen ineenslaan 6n
slechts a contant levereD. Voor alle partyen
zou bot beter zyn; niemand zou kunnen
leven boven zyn stand, en zuinigheid, overleg
en spaarzaamheid zouden opnieuw boginnen
te behooren tot meer algemeen beoefende
deugden.
Voorts gaf het schrijven van dr. Gunning
aanleiding tot het volgende hoofdartikel in
De Nederlanderonderteekend W. Van Nee:
Wat dr. J. H. Gunning J.Hzn. in Pniêl
zegt over onbetaalde rekeningen is vooral in
dezen tijd van het jaar m. i. voor velen
zeer behartigenswaard en geeft gereede aan
leiding om er mede in verband een kleine
beschouwing te geven over de oorzaak van
het ontstaan dier rekeningen, want hoewel
het uitstellen van betaling een zsor grove
fout is, geloof ik niet aan de verbetering of
de wegneming van den misstand, zoolang het
stelsel in zwaDg blijft, dat het „maken" van
rekoningen bevordert; terwijl het mü tevens
van het hart moet, dat de nist-betaler wer-
keiyk niet de eenige schuldige is, ik zeg
niet in de gevallen, in Pniël genoemd, maar
in het algemeen gesproken.
De winkelier geniet gewoonlyk een beperkt
krediet, beperkt vooral in tijdgewoonlyk
koopt by op 3 maanden. Waar hy nu, die
3 maanden geniet, langer dan 3 maanden
verleent, ontstaat uit den aard der zaak
een ongezonde toestand en elke ongezonde
toestand heeft nadeelige gevolgen voor de
personen, die willens of onwillekeurig in dien
toestand komen. Een radicaal middel, om die
gevolgen te voorkomen, is het wegnemen van
de oorzaken van den toestand. De winkelier,
die niet in moeiiykheden wil komen, moet
weigeren langer krediet te geven dan
hijzelf geniet. Weigert hy niet, dan is hyzelf
medeschuldige, wanneer zyn Ünanción in het
ODgereede garaken.
„Hy kan niet altijd weigeren", zal men
zeggen en wie onze winkeliers kent, is zeer
geneigd toestemmend te knikken by dit ge
zegde. Doch, een toename in kordaatheid
en vasthouden aan gezonde beginselen is toch
niet onmogeiyk, zou ik meenen, vooral, waar
iu de laatste jaren inderdaad eenigen het
bewijs geleverd hebben, dat zelfs het weigeren
van alle krediet mogelijk is, wanneer slechts
de pryzon er op berekend zyn. Mj zjjo groote
firma's, met verbazingwekkendeu omzet, bs-
kend, die eenvoudig Diet anders afleveren dan
met q u i t a n t i e, die geen cent korting
toestaan en wier devies onverbiddelijk luidt:
„Borgklanton geef ik aan anderen".
Ik geef toe, dat hot in veel gevallen
onmogeiyk zal zyn ineens te breken met het
geheele stelsel van verkoopen op krediet;
maar een flink, degeiyk winkelier moet toch,
dunkt my, wel op zyn nota durven zetten,
dat over drie maanden gedisponeerd zal
worden, tenzy vroeger betaald wordt.
Hierdoor zou niet alles, maar toch veel
gewonnen zyn.
Maar ik vermoed, dat de winkeliers wel
durven, maar niet willen, en ik ga even
uitleggen, welke reden fk heb voor dat
vermoeden en tevens, waarom ik niet zoo'n
alles beheerschend medeiyden heb met de
^winkeliers.
Ik sprak boven van het krediet, dat de
winkelier verleent. Dit veronderstelt
natuurlijk een voorafgegaan verzoek. Maar
hoe vaak gebeurt hot niet, dat de winkelier
opdringt. Zou men dezen wiDkelier voor
byzondor onnoozel moeten houden of zou men
dichter by de waarheid zyD, indien men hem
verdenkt van een bedoeling te hebben met
dat opdringen? Ik geloof het laatste. Hy
wil en dit is het meest vergeeflijk den
kooper aan zich verbindeD, maar hy wil ook
duurder verkoopen, dan noodig zou zyn als
hy geen krediet gaf, en ten slotte wil hy
men vergete dat vooral niell den kooper
verleiden tot het doen van inkoopon, die hem
onmogelijk zouden zyn, indien hy geld by de
visch moest geven.
De natuurlyke, gezonde weg, waardoor de
winkelier den kooper aan zich bindt, is goede
waar voor weinig geld te leveren, accurate
bediening, beleefde behandeling en bescheiden
houding.
Dit zyn natuuriyk middelen, die eiken
winkelier ten dienste staan, en de concurrentie
doet naar andere middelen omzien. Wanneer
nu de verkooper zulk een middel meent te
vinden in het toestaan van krediet, dan komt
hy er toe, dat krediet op te dringen, en
wanneer daaruit eventueel schadeposten voor
hem ontstaan, is hy de eerste schuldige:
die schadeposten zyn verkeerd
gemaakte exploitatiekosten. In
den regel zyn ze dat, daar hy door het geven
van krediet, als middel om klanten te krygen
of te behouden, vry willig en met voorbedachten
rade een ander vry wat degelijker middel,
het leveron tegen geringe pryzen, loslaat. Ik
zeg niet te veel, wanneer ik zeg, dat het
leveren op jaarrekening een vc-rhooging van
den prys met 25 pCt. meebrengt; waar die
verhoogiDg niet gelegd kan worden op den
prys, wordt zy gevonden door vermindering
van qualiteit. Het geven van krediet berooft
den wiDkelier van het meest solide exploitatie
middel. Ebd winkel, waar op krediet gelevord
wordt, heeft meer kans te verloopen, dan een,
waar dit stelsel niet wordt toegepast. Qu'y
faire? Ta l'as voulu, George Daudiul
En ten slotte de schade voor den kooper?
Schade door het te duur betalen en door het
toegeven aan de verleiding orn cc koopen, wat
men niet betalen kaD, ten minste niet dadelijk!
Dit is het ellondigste, waartoe de menach
vervallen kan, en de wiDkelier, die er toe
verleidt er zyn er velen l wel, het is
hard om het te zeggen misschien en zeker
is het onchristelyk om er naar te handelen,
maar hy verdient niet beter dan de gevolgen
te dragon van zyn verleiding: het onbetaald
biyven van zyn rekeningen! Ik raad niemand
aan den winkelier op die wyze te straffon,
want men kan het niet doen zonder zichzelf
te onteeren; maarik zou wel willen voor
stellen aan ieder, die viel, en aan ieder, die
nog niet viel als slachtoffer vao opgedrongen
krediet, om eiken winkel te vlieden, waar dit
stelsel geldt.
De winkelier, die goede waar wil leveren
voor het minst mogeiyke geld en zelf drie
maanden krediet geniet, kan niet langer dan
drie maanden krediet geren, moet het liefst
heelomaal nalaten enzal zeker zonder
voor den kooper nadeelige redenen daarvan
niet afwijken. Men zy dus op zyn hoedel Maar
ook.... vergete men niet, dat het
onredeiyk is meer van hem te
vragen. Wie langer krediet vraagt, moet
extra betalen, voor onthouding van bedryfs-
kapitaal.
De kredietgever rekent natuuriyk uit, hoe
veel schade hy ïydt door het missen van zyn
bedryfskapitaal en laat meer betalen. Dit is
billik tegenover den kredietnemer; maar...,
de menschen, die in denzelfden winkel koopen
zonder krediet te nemen, betalen dezelfde
pryzen en zijn in waarheid de eenige dupes
van het verfoeilyke kredietstelsel. En het i«
vooral in hun belang, dat m. i. onmiddellijk
gebroken moet worden met het stelsel en zy
zyn het m. i., die den winkelier zullen en
kunnen dwingen om er mee to breken, zoodra
zy slechte inzien, dat zy moeten boeten voor
de fouten der trage betalers. Het is daarom op
hen, op de eeriyke, vlugge betalers, dat ik
een beroep doe om dezen misstand uit den weg
te ruimeD; vermijdt de winkels, waar op krediet
verkocht wordt, en bezoekt ze eerst dan weer,
wanneer het kredietstelsel, of wilt ge liever het
8telsel der jaarrekeningen met eenige jaren
wachtens op betaling is afgeschaft. Inder
daad, do winkelier, die nu den naam heeft,
hot vlugst to bedienen, wie het slechtst betaalt,
zal dan zyn beste klanten leeren kennen en
waardeeren en dubbel buigen, als gy weer
binnenkomt.
De Vaderlander bevat een artikel over het
gebeurde in de weesinrichting te
Neerbosch, „die dez6r dagen met de
rechtbank in aanraking is gekomen, wegens
een afkeurenswaardig feit, het mishandelen
van een ziek kind, dat nu, misschien ten
gevolge daarvan, is gestorven."
„Wy houden", zegt het blad, „hoe achteruit-
strevend dit voor velen ook klinken mogo,
gedeeltelijk herstel van lijfstraffelijke rechts
pleging (d. w. z. een behooriyk, niet te kras
pak slaag de maat zou door een dokter
gecontroleerd kunnen worden) voor gewenscht
en meer menschlievend uit zedelijk oogpunt,
dan do tegenwoordige opaluitery, die vaak
meer verderft dan verbetert.
Wat het toezicht to Neerbosch aangaat,
wy gelooveD, dat de woesinrichting te groot
geworden is, en dat naar decentralisatie moet
gestreefd worden. Zolfstandige onderdoelen
van het groote geheel moeten worden ge
vormd, aan welker hoofd bevoegde eminente
mannen worden geplaatst, die ieder de ver
antwoordelijkheid voor hun afdeeling dragen,
maar ook kunnen dragon. De heer Van'tLin-
denhout, de stichter, blyve directeur van het
geheel. Het bestuur worde gereorganiseerd.
Zulk een hervorming zou kostbaar zyD, maar
de naam van de weesinrichting zou er by
winnen. Geschiedenissen als de tegenwoordige
zouden voorkomen worden. Voorkomen wor
den zou ook de aanraking met de rechtbank,
die ieder ernstig en menschlievend gevoe
lend hart pyn doet.
Van plaatsiDg onder Staatstoezicht, waar
naar vroeger de wensch al eons uitgesproken
is, waaraan de president der rechtbank nu
ook herinnerde, verwachten wy weinig uit
komst. De Rijksopvoedingsgestichten te Alk
maar en Doetinchem leveren zeiven te veel
klachten op, dat daaraan werkeiyk eerst wel
eens een eind mag komen, alvorens de Staat
zijn vleugels over anderen gaat uitbreiden,
en men daarvan met grond heil zou kunnen
hopen."
Over de geruchtmakende prooedure in zake
Neerbosch' weesinrichting wordt aan de
Zutfensche Courant het volgende geschreven:
De tweede zitting der arrondissements
rechtbank te Arnhem ter behandeling der
reeds uitvoerig beschreven zaak van mishan
deling door den suppoost Lak en de verpleeg
ster Drektraan in de weesinriebting te Neer*
bosch gepleegd, bracht verrassingen. In do
eerste plaats, dat de doctoren niets met zeker
heid verklaren, ja, nog weifelender zyn dan
in de instructie, en verder, dat de dokter der
inrichting een geheel verkeerde diagnose ge
steld had. Dr. Blocourt heeft nl. indertyd
opgegeveD, dat de jongen gestorven was aan
een koud abces en ten gevolge daarvan had
de rijksveldwachter Sybrandi aan den officier
van justitie geschreven, dat allo geruchten
omtrent mishandeling op jongenspraatjes be
rustten. Het parket stelde dientengevolge
geen onderzoek in en deed dit eerst, toen
ds. Drost, uit Angerloo, met een meer feite
lijke beschuldiging kwam. Toon waren echter
reeds drie wekon verloopen; wei werd het
ïyk opgegraven, maar het verkeerde reeds in
zóó gevorderden staat van ontbinding, dat de
hersens onkenbaar waren geworden en een
anatomische afwijking onmogelijk bemerkt
kon worden.
Dit heeft de beklaagden voor een orn6tige
straf behoed, maar bun daad blijft er niet
minder om, want onze zoo bekwame medicus
dr. Renssen heeft beslist verklaard, dat de
ziekte van den jongen alleen niet den dood
zou ten gevolge hebben gehad en het slaan
daartoe heeft meegewerkt. En toen de ver.
dediger, deze verklaring willende verzachten,
hierbij vorgeleek een boordevol gta> water,
dat echter eerst overloopt, wanneer er een
druppel by komt, antwoordde de deskundige,
dat deze vergeiyking niet opging, omdat in
casu het glaa niet vol was eo er meer dan
éón druppel by meeat, met andero woorden,
dat or heelwat geslagen meest geworden zyn,
voordat slaan zulke ernstige gevolgen had.
De officier van justitie, mr. Hu;enpoth tot
Aerdt, liet dan ook in zyn zoer scherp requi
sitoir de bezwarende aanklacht, dat de dood
van het slaan een gevolg was, vallen. Nu do
deskundigen weigeren een positieve verkla
ring te gevon, mag ik deze beschuldiging niet
staande houdeo, en hy vervolgde: „De be
klaagden kunnen zich hiermede geluk wen-
schen. Nu deskundigen niets pertinent kunnen
verklaren, bebooren de beklaagden van dood
slag te worden vrygospreken. Zy kunnen
echter de overtuiging hebben, dat naar de
grootste mate van waarsohjjniykheid het aan
hen te wyten is, dat de jenge Tiecken ge
storven is. Dat mogen zy van deze zitting
meenemen."
Hard, onverbiddeiyk werden deze vreese-
lyke, maar juiste woorden aan de beide nog
jonge menschen teegeslingerd. Geen wonder,
dat de tweede beklaagde, juffrouw Drektraan,
Feuilietoo.
Oorlog en Vrede.
19»
XV.
By het aanbreken van den dag was
Cbütillon in handen van ds Franscben, wier
hoofdmacht nu nader rukte en de Duitschera
terugdreef. De omtrek werd nu, in plaats
van door Duitsche troepen, geheel door
Fransche bezet.
Ben troepje cavaleristen reed het hek van
,St.-Agathe" binnen.
„WO krijgen inkwartieringI" riep De Par-
menlier, en spoedig snelde hy zelf naar
bniten, waar een officier van het paard
steeg en, beleefd groetend den heer des
huizes naderde.
Joanne 3chrikte hevig, zoodra li) dien
•fficier zag.
„Wat schoeit je, kind?" vroeg haar moeder
bezorgd.
„Ziet u dien jongen officier, mama?"
„Ja. Ken je hem?"
„Dat isVictor Hoffer."
„Hél Is h\j dat? Welk een merkwaardig
toeval 1"
Mevrouw Ds Parmentier legde Jeanne's
ontroering geheel verkeerd uit; zy bracht
ï:e in verband met de planneD, welke
Voeger tussohen de wederzydache ouders
/argil besproken.
Fr scboat nu geen tijd over voor verdere
opmerkingen. Reeds trad De Parmentier met
zyn gast de kamer binnen.
Victor werd aan de vrouw des buizes
voorgeBteld en begroette haar eenigszins
theatraal; hy wilde dit by Jeanne herhalen;
doch het meisje zag hem zoo kalm en
ernstig in de oogen, dat hy zich bepaalde
tot een zachten handdruk. Hy blooade eveD,
en Jeanne, die nu haar zstfbeheereching
volkomen terug had, bemerkte, dat hy zenuw
achtig en verlegen wae.
Do Parmentier ontving den zoon van zijn
ouden vriend zeer harteiyk, en weldra wae
een flink» ontbyttafel aangericht.
Victor moest nu vertellen, hoe hy te
Ch&tillon kwam.
Hy vertelde, telkens ter slniks Jeanne aan
ziende, dat hy van Pfalzburg uit langs sluip
wegen het Zuiderleger bad bereikt, waar hy
zeer welkom was, aangezien men behoefte
had aan cavalerie-officieren. Hy was geplaatst
aan het hoofd van een vrywillige ruiterschaar,
waarmee by geruimen tyd in deze buurt had
vertoefd en nu deelgenomen aan het ver-
dryven der Pruisen uit Cbatillon.
De troep bevatte slechts enkele soldaten,
die vroeger by een regiment hadden gediend.
Men zat nog aaD tafel, toen een sergeant
kwam om den luitenant rapport te doen over
een verkenning. De man werd binnengelaten
en vertelde, dat de Duitschers noordeiyk van
de stad infanterie, cavalerie en artillerie ver
zamelden en waarschyniyk een poging zouden
doen, om Cb&tilton to hernemen.
Victor sprong op.
„Pardon, dames! Ik moet bericht naar bet
hoofdkwartier zenden."
Hj) ging heen, en de sergeant wilde hem
volgen; doch De Parmentier hield hem terug,
om te vernemen, of deze maD, een oud
gediende, mogeiyk ook nadere inlichtingen
kon geven omtrent het lot van hun zoon.
Het bleek, dat de sergeant den elag by Sedan
had meegemaakt, en ook by deelde hun bang
vermoeden, dat de jonge officier in die alge
meens slachting het leven had gelaten.
De Parmentier ging met den soldaat naar
buiten, om zich te overtuigen, of er goed
voor de andere ingekwartierde manschappen
werd gezorgd. Mevrouw ging naar haar kamer;
Jeanne bleef in het eetvertrek.
Victor kwam weer binnen en kreeg een
kleur, toen hy tegenover het meisje etond.
Jeanne vroeg, of hy het vermoeden van
den onderofficier bewaarheid had gevonden en
of een hernieuwde aanval was te duchten.
„Ik geloof het wel," zei hy, „en ik ben
er biy om."
Zy zag hem verwonderd aan.
„Ja, ik ben biy, omdat ik dan onder uw
oogen vechten en myn eer heretellen kan."
Zy bemerkte in zyn oogen weer dat onheil
spellend vuur en trad een weinig terug. Zoo
kalm, ale de toestand het haar mogeiyk
maakte, sprak zy:
„Je maakt bet jezelven en my onnoodig
moeilyk, Vlctorl Beloof my kalmer te zijn;
beloof my niet meer aan bet verleden te
denken dan zal ik een goede vriendin
voor je zyn."
„Ik kan het niet, Jeanne 1 Ik kan het niet
vergeten. Niet je vriendschap, je liofde alléén
kan my geluk en vrede breDgon. Kan ik je
dan nooit verzoenen, JeanDe?"
„Je hebt my al verzoend door de beken
tenis tegenover je vader; en alles zal ver
geten zyn, nu je als dapper stryder voor je
valerland in het veld getrokken bent. Denk
niet aan my, denk niet aan liefde, denk alleen
aan het vaderland, dat al je krachten vraagt 1
Denk aan je oudere, aan je braven vader.
Verzoen je met hem, door sterk en dapper
te blyven en alle zelfzuchtige gedachten nu
ter zyde te stellen. Is het nu tyd, Victor,
om aan eigen leed te denken, nu het vader
land uit duizend wonden bloedt? Ondanks
alles, wat er is gebeurd, denk ik to hoog van
je, om je te rekenen onder degenen, die om
hun eigen klein geluk het welzyn van bet
vaderland kunnen vergeten 1"
Die woorden maakten werkeiyk indruk.
„Ik dank jo, Jeanne," riep hy uit; „ik
dank je oprecht; je geeft my de achting voor
myzelven weer. Ja, je hebt gelyk: wy mogen
ons eigen belang niet etellen boven het
vaderland. Jy hebt my eerst tot den rechten
stryder gemaakt. Nu gevoel ik eerst het
groote van den stryd; nu zal Ik, als het
zyn moot, met vreugde den dood ta gemoet
gaan."
Zy reikte hem êe hand en hy drukte die
zwygend.
Daar bromde buiten een kanonschot Victor
sprong op.
„De aanval begint al."
Geweervuur knetterde; een signaal werd
geblazen.
„Vaarwel, Jeannel Vaarwel 1 Dank,duizend
maal dankt
Hy wilde wegsnellen; maar zy stak hem
beide handen toe.
„Vaarwel, Vlctorl"
Hy zag baar aan, trok haar toen plotseling
naar zich toe, en zy duldde, dat hy een kus
op haar lippen drukte.
„Dank!" fluisterde hy en liep de kamer uit.
Jeanne bleef achter in een weemoedig-biyde
stemming. Zy wiet, dat zy Victor nimmer de
liefde kon Bchenken, die hy vroeg, en dat
smartte haar byoa; doch bet verheugde haar,
dat zy het waB, die hem tot inkeer had
gebracht.
Wie was de gelukkigste van ben: hy, die
kon sterven ia het bewustzyD, dat hy zyn
plicht had gedaan, gesterkt door een innige
liefde; of zy, wier liefde haast een misdaad
was jegens haar land?
Hy kon Btryden, overwinnen, sterven. Zu
moest leven en zichzelve minachten, omdat
zy een vyand van haar land beminde!
XVI.
Zooale voorheen op „Chiteau Pernette,"
kon Joanne nu op .Chateau St.-Agathe" den
stryd gadeslaan; den etryd, die weder nood
lottig dreigde te worden voor de Franscben.
Nog minder dan de ontzenuwde keizerlijke
troepen konden de haastig georganiseerde
repubiikeinsche soldaten den machtigen vyand
weerstaan. (Wordt wrvlfH.