N°. 12237
Zaterdag 13 Januari.
A0. 1900
feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
LEIDSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT a
Voor Leiden per S maanden, «44./ 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.-
PRUS DER ADVEETENTIËNt
Van 1—0 regels f 1.05. ledero regel meor 0.17J. Grootore
lettere naar plaatsruimte Voor het incasseeren binten do 6tad
wordt f 0 06 berekend.
Tweede Blad.
Over Onze spoorwegen en onzo
onafhankelijkheid heeft het Sociaal
Weekblad een artikel. Gaarne erkent het S. W.t
dat zelfs by een onberispelijke toerusting
onzer spoorwegmaatschappijen onder zoo ab
normale omstandigheden als er voor eenige
•weken waren, vertragingen in het vervoer
van personen en goederen niet hadden kunnen
worden vermeden. Maar het S. W. gelooft,
dat onze door de voorstanders van de bestaande
regeling der spoorweg-exploitatie zoo hoog
geroemde spoorwegmaatschappijen er mede
schuld aan hebben, dat de verwarring zóó
groot was als zij was. De onvoldoende toe
rusting onzer spoorwegmaatschappijen een
toerusting, die, meent het <S. TV., zelfs op
normale omstandigheden niet behoorlijk is
berekend - maakt dat zij bij een buitengewoon
groot vervoer veel spoediger en veel erger in
de knel raken dan bij goede toerusting het
geval wezen zou.
Het wagenpark van onze spoorwegmaat
schappijen is te klein, zy hebben een niet
voldoend aantal rijtuigen en wagens voor het
vervoer, dat z|j hebben te bezorgen. Dit geldt,
zegt het S. TV., voor beide maatschappijen,
doch voor de S.-S. het meest. Het S. TV.
geeft eenige cijfers uit de winst- en verlies
rekeningen van beide maatschappijen, waaruit
blijkt, dat elk onzer twee groote spoorweg
maatschappijen aan andere spoorwegdirecties
meer hebben te betalen voor wagens, die zy
van die andore spoorwegdirecties in gebruik
bebbeD, dan z'y hebben te ontvangen voor
wagens, die andere spoorwegdirecties van hen
in gebruik hebben. Zij doen dus, vooral de
S. S., hun exploitatie voor een niet onbe
langrijk deel mot vreemd materieel.
B(J de H. S. M. bedroegen de onderhouds
kosten van de eigen rijtuigen en wagens over
1898: f 653,686.27, tegenover eon nadeelig
saldo van de rekening van wagenhuur van
f 259,415.96. Bij de S. S. was de verbouding
van beide bedragen over 1898: ƒ1,196 07S.401,
tegenover f 846,178.61s. De H. S.-M. had over
1898 voor een goederenvervoer (zondtr bagage)
van 2,985,497 ton eon totaal aantal goederen-
w gens van 4030, of 1 wagen per 741 ton.
De S. S. bad over 1898 voor een goederen
vervoer van 6,286,540 ton een totaal aantal
goederenwagens van 7746 of 1 wagen per
812 ton.
Geen dezer beide vergelijkingen geeft een
zuiver beeld van de grootere mate, waarin
S.-S. dan H. S.-M. bij haar exploitatie steuot
op vreemd materieel, maar dat zy dit in
grootere mate doet, wordt, meent het S. W.t
door die vergelijkingen toch wel buiten twijfel
gesteld.
Onzo beide maatschappijen lijden, meont
het S. W. te kunnen zoggen, aan een onvol
doende toerusting. Zjj steunen voor een niet
onbelangrijk deel barer exploitatie op materieel
van buitenlandsche spoorwegen. Dit acht hot
blad een ongezonden toestand onder normale
omstandigheden; „onder abnormale omstan
digheden wordt die toestand zelfs gevaarlyk.
Die abnormale omstandigheden kennen wij
gelukkig, maar dan ook periodiek weerkee-
rend, alleen in den vorm van feestdagen en
dicht water."
0Men vrage zich echter eens af," zegt het
S. TT., „hoe het met onze spoorweg-exploitatie
gesteld zou zyn, als ten gevolge van buiten
landsche verwikkelingen onze spoorwegen ge
durende langoren of kortoren tyd niet op het
gebruik van Duitsche wagens konden rekeneD.
En dan bedenke men, dat de voiyverige voor
standers der particuliere exploitatie deze vooral
verdedigen op grond der noodzakelijkheid van
het waken voor onze onafhankelijkheid tegen
over het buitenland bij de exploitatie onzer
spoorwegen. Nu, dat onze onafhankelijkheid
tegenover het buitenland voor zoover dat
mogelyk is met zorg moet worden bewaakt,
daarover zyn voor- en tegenstanders van
Staats-exploitatie onzer spoorwegen het eens.
Als de voorstanders der particuliere exploi
tatie echter zich de moeite willen getroosten
van de feiten kennis te nemen, in stede van
zich te verlustigen in verouderde theorieën,
zullen zy wel, met ons, tot de conclusie
moeten komen, dat het bewaken oüzer onaf
hankelijkheid tegenover het buitenland hij
onze spoorwegmaatschappijen niet in goede
handen is.
Als onze spoorwegmaatschappen eens geen
leentjebuur konden spelen bij Pruisen, zouden
wy by open water en normaal reizigersver-
voer op eens en dan voor langen tyd in een
oven onregelmatigen toestand verkeeren als
in de donkere Spoorwegdagen vóór Kerst
mis 1899.
Zoo onafhankelijk is ons spoorwegvervoer,
dat, als Pruisen er voor bedankt ons meer
wagens in huur te geven, dan het van ons
in huur ontvangt, het ons heele spoorweg
verkeer in de war stuurt."
Dr. A. W. Bronsveld bespreekt in zijn
Kroniek in de jongste aflevering van Stem-
men voor Waarheid en Vrede de goadkeuring
van de Ongevallenwet.
Voor den minister Lely en zyn ambtgenoot
Cort van der Linden, is, zegt by, do aanne
ming van dit ontwerp door de Staten Gene
raal een niet geringe voldoening. Zy hebben
beiden met talent zich gekweten van bun
taak en niet 'gedoogd, dat de economie van
hun ontwerp werd verbroken. Tegen het bin
nenlaten van heterogene bestanddeolen hebben
zy zich met kracht on geweld verzet
De krachtige poging van dr. Kuypsr, om
by wyze van „amendement" het ontwerp van
wet een eenigszins gewijzigd karakter te geven,
of er althans een minder centraliseerend be
ginsel in te doen opnemon, is rrislukt. De
ministers bleven op hun stuk staan, en wat
zy wilden of moesten toegeven, was van weinig
ingrypenden aard.
Wy achten ons Diet bevoegd op stelllgen
toon te spreken, maar verzwijgen tóch onze
vrees niet, dat wy door deze wet te ver ge
stuurd worden in socialistische richting. Al
willon wy Stöcker's woord overnemen, dat
ook de Christenen in onze dagen sociaal moeten
denken, wij meenen daarom niet, dat wij hoe
langer hoe meer, aan handen en voeten ge
bonden, moeten overgeleverd worden aan den
Staat.
"Wy achten verzekering tegen ongevallen
een goede zaak, maar hadden gewenscht, dat
de Staat den werkgevers zou gelasten het te
doen, en dus hetgeen nu enkele particulieren
reeds deden, voor een iegelijk verplicht zou
maken. Ia dit opzicht staan wy geheel aan
de zyde van den heer De Savomin Lohman.
Maar het heeft niet zoo mogen wezen. En
indien het nu by dezen eersten stap in sociale
richting bleef, zouden wy minder ongerust
wezen; maar hot is een eerste schrede, die
door andere staat gevolgd te worden.
Het heeft ons daarom wel. teleurgesteld,
dat vele oud liberalen, die toch niet tot de
radicalen en socialen gerekend willen worden,
ten slotte hun stem aan het ontwerp hebben
gegeven.
Wy weten wel, dat het dilemma: „of deze
wet of niets" een zekere macht uitoefent,
en beklemmend werkt; maar moest dit dilemma
worden gesteld? En zoo ja moet men dan
niet meer acht geven op het principiis obsta
Wanneer de oud-liberalen op de sociale wateren
afdryven, dan worden zy smakeloos geworden
zout, dat tot niets nut is.
Wy brengen daarom onze hulde o.a. aan
de cbristeiyk historische afgevaardigden, die
den moed hebben gehad, om tegen te stemmen.
Van meer dan één zjjde heeft men zich
verbaasd over het" voor van dr. Kuyper. De
Standaardook hier gevolgd -door de geheele
antirevolutionaire pers, heeft het ontwerp by
zyn indieniDg begroet, gelyk de Boeren een
Britsche battery begroeten. En toen dr. Kuyper
z\jn „groot" amendement had ingediend, ver
klaarde een orgaan, waaraan het Kamorlid,
de heer De Waal Malefijf, ^ist vreemd is,
dat de Minister nu niet beter kon doen dan
plaats maken .voor „den meester", voor dr.
Kuyper.
Het groot? amendement is verworpen; nog
een andero poging tot wyziging van het cen
traliseerend karakter der wet trof hetzelfde
lot, en dr. Kuyper eindigt met vootbetont
werp te stemmen. De gronden, die by voor
deze zonderlinge houding aanvoert, zyn zóó
zwak, dat iedereen terstond heeft gevoeld
hier 6cbuilt iets achter. En wat ken het zijn?
De heer Troelstra komt nu te Utrecht, om
de hb. Bastert en Vein Kamebeek, die tegen
stemden, voor te stellen als conservatieven,
terwyi dr. Kuyper dit heeft weten af te wenden
van zich en de zyneo. Komt bet by een ver
kiezing tot een horstemming, dan kan de anti
revolutionair rekenen op de stemmen der
s c alisten.
Komt dr. Kuyper nu met de hand op het
hart verklaren, dat niets verder van hem ver-
wyderd is dan zulke overleggingen, dan moeten
wy vragen: waarom hebt gy er ons Dooit aan
gewend uw stem te geven aan een voorstel
van een vyandig ministerie op gronden, die
zelfs ow talent geen kracht kon byzetten.
De Maasbode zegt, dat er een noodkreet
in Nederland opgaat; een wraakgeschrei van
minvermogenden en middenetand tegen de
uitbuiting, waarvan zy de slachtoffers zyn,
door de coöperatie van het moderne groot
kapitaal.
Het blad heeft hier het oog op een kolen-
syndicaat en laat zich daarover aldus uit:
Tegen het petroleum-ayndicaat, als zynde
een buitenlaudsch, viel weinig te doen. Wat
er gedaan kon worden, verrichtte onze minis
ter van Koloniën tegenover de Moeara EDim;
en meer dan ons land alleen is hem daarvoor
erkentelyk.
Maar het kolen-syndicaat is een inlandscbe
combinatie en valt dus binnen het bereik
onzer wet.
Vyf groote Nederlandsche kolenfirma's con
tracteerden met de Duitsche mynen, dat deze
hier te lande geen half mudje leveren zullen
tenzy door hun bemiddeling. Dit vyftal koopt
voordeelig en kan by den verkoop eiken prys
bedingen, dien het goeddunkt.
Ieder weet, wat sommen het eischt.
Ieder weet niet, dat het syndicaat het
eerste jaar zes, het tweede jaar acht ton
gouds, het derde jaar ruim een miliioen ver
diende, en dit jaar misschien twee miliioen
winst maken zal en meer.
Kan men dit toslateD? Mogen vyf ver
mogende mannen zich meer en meer verryken
door de ongerechte exploitatie van gansch
een volk?
O as volk kryt om onderdrukking van het
syndicaatwezen, minstens op de artikelen van
eerste behoefte.
Een regeering, die zich plaatst op het stand
punt der socialo rechtvaardigheid, mag zich
niet doof toonen voor dien kreet.
In - het Nieuws van den Dag bespreekt
dr. G. W, B. de oprichting van Staats-
apotheken. Het is bekend, dat in den
laatsten tyd herhaaldelijk de aandacht is ge
vestigd op het feit, dat de Staat aan den
eenen kant examens en allerlei verplichtingen
oplegt aan hen, die de artsenybereidkunst als
bedryf wenschen uit to oefenen, terwyi aan
den anderen kant de verkoop van genees
middelen ongestoord plaats vindt by allerlei
soorten van winkeliers.
Dit laatste is onaangenaam voor de apotbe
kers en zal dikwyls scbadelyk zyn voor de
algemeene gezondheid. Op het congres voor
openbare gezondheid,te Maastricht gehouden,
is dan ook van verschillende zyden er op
aangedrongen, om by het toezicht op den
verkoop van geneesmiddelen, dat algemeen
noodig werd geacht, een stap verder te gaan
en deze levering geheel over te geven in
handen van den Staat: ©en denkbeeld, dat
in pharmaceutische kringen reeds vele jaren
ernstig is overwogen.
Over de oprichting van Stadsapotheken
schryft dr. B. nu o. m.:
In deze apotheken worden voor behoeftigen
en hen, die moeilyk kunnen betalen, de ge
neesmiddelen kosteloos verkrijgbaar gesteld;
voor minvermogenden tegen den ko3tenden
prys en voor meergegqeden tegen bepaald tarief.
Zulk oen regeling, indien zy tot stand komt,
is in werkelykheid, althans in beginsel, minder
ongewoon dan het den schyn heeft. In Duitsch-
land en Oostenryk en overal, waar ziektever
zekering als ta..k der overheid is aangenomen,
ontvangen millioenen ingezetenen kosteloos
geneesmiddelen of tegen geringo botaling,
geüvenredigd naar de bydrage, die zy in de
ziekenfondsen storten.
Alle militairen hier te lande, zoowel do
genoraal met zyn gezin als de eenvoudigste
waschbaas met zyn kinderen, ontvangen kos
teloos geneesmiddelen uit de militaire Staats-
apotbek in Iod:ë wordt aan do bevolking
van Rykswege geregeld en kosteloos cbinine
uitgereikt, en bij epidemieën bier te lande,
zooals by het heerschen of naderen der cholera,
worden gewooDiyk bepadde geneesmiddelen
en dranken voor elkeen beschikbaar gesteld.
Ook by dollehondsziekte en by pokkenvaccioo
kennen wy hier de Staatatusschenkomst.
Het gaat natuurlijk niet, de bijzonderheden
van zulk een regeling van Staatsapotheken
in één dagbladartikel uiteen te zetten, doch
het is gemakkelijk aan te geveD, b09 do
overgang zou kuDnen geschieden. Evenals by
meer andere takken van dienst worden do
apotheken in verschillende klassen verdoeld
en in evenredigheid daaraan traktementen
vastgesteld voor hen, die aan het hoofd ge
plaatst worden. Evenals de tegenwoordige
militaire en gemeeDte apothekers hebben zy
geen belang by den prys der middelen en
zullen dus altyd zorgen het zuiverste en
meest werkzame ia voorraad te hebben on
af te leveren.
Alle govestigde apothekers, die in staats
dienst wenschen over te gaan, kunnen zich
aanmelden; de overigen kunnen hun bedryf
op don teganwoordigen voet voortzetten, mits
zich onderwerpende aan moer nauwlettend
toezicht dan tegenwoordig, terwyl allo open
bare besturen en stichtingen, dio van over
heidswege ondersteuning ontvangon, verplicht-
zyn hun geneesmiddelen te betrekken uit do
Staatsapotheken.
Nieuwe particuliere apotheken mogen natuur-
lyk niet meer worden opgericht, terwyl even
min de bestaande in andere handen kunnen
overgaan, tenzij oveneens als StaaUapotbekon.
Van vele zyden wordt ook in ons land
aangedrongen op wettige regeling dor zieken
fondsen en verzekering tegon ziekto; by bet
tot stand komen daarvan, in de meeste naburige
landen trouwens reeds bestaande, zal het
oene bet andero gemakkciyk in de hand
werken. Eigeulyk is het gohot-1 slechts een
quaostie van organisatio, met inachtneming
van goed doordachte overgangsbepalingen en
eenigo jaren van voorbereiding, ten ekidoz*o
min mogelyk! schokken te weeg to bresgen
on te kort te doen aan bestaande rechten of
gebruiken. Zooals hierboven gezegd is, l*t
zou te ver voerèn daarover hier in bijzonder
heden uit te weiden.
Het publiek klaagt, dat het dikwijle p#-
dwongen wordt geneesmiddelen, die het nwitt
noodig te hebben, duurder te betalen d*n
volstrekt noodzakelyk is; de apothekers kl*g«r,
dat hun uitsluitend recht tot uitoefenio^ è»r
Droeve dagen.
5)
„Het was de waarheid, heer graaf; doch
niet do geheele waarheid."
„Gij bemint Madeleine?"
„Meer dan myn leven, en ik ben hier om
haar hand te verzoeken."
,S.a op, Charles. En Madeleine?"
„Zy was met myn voornemen bekend en
heeft my daartoe aangemoedigd."
„Waar is zy thans?"
„Ik heb haar zoo9ven, vol vrees en ver
wachting, in de balkonkamer achtergelaten,
waar zy bevend uw antwoord wacht."
„Laat ons dan tot haar gaan, Cbarles."
De burggraaf stond op en ging met den
jonkman in de kamer terug, waar by inder
daad zyn dochter aantrof. Zy had biykbaar
geluisterd en was reeds bekend met het onder
houd der beide mannen.
Thans vloog zy op haar vador toe en viel
hecd weenend om don hals.
„Madeleine," fluisterde haar vader haar
zacht in het oor, „bemin je hem? Bemin je
hem werkeiyk?"
Een sidderende zucht ontsnapte haar borst.
„En wil je hem volgen? My verlaten?"
„Nimmer, vader," snikte het jonge meisje
teeder, „nimmerl Gy gaat met ons, of wy
biyven by u. Nietwaar, Charles?"
„Zooals gy het beveelt, Madeleine."
Langzaam maakte de oude edelman den
arm zijner dochter van zyn bals lo3, greep
haar hand en legde die sprakeloos in die
van den jongen graaf. Hy zag beiden diep en
innig in de oogen, en eerst na een lange poos
zei hy met bewogen stem en met traneD in
de oogen:
„Graaf Charles, gy bewyst myn huis een
eer, die myn hart goed doet. Ik ken u. Gy
zijt een man van eer en karakter, maar ook
oen braaf, goed menscb, en daarom vertrouw
ik u het geluk van myn kiDd to9. Zjj is myn
eenige, Cbarlesl Weet gjj, wat dat beteekont?
Zy is de zorg van een lang levon, de steun en
vreugde van myn ouderdom. Noem gjj haar
tot u; maak u het vortrouwen waardig;
biyf immer, wat ge tot nu toe waart: een
edelman in den besten zin des woords, en gy
zult myn kind gelukkig maken."
„Vader! Vader!" riep de jonkman snik
kend en kuste onstuimig de handen van den
burggraaf. Hy kon van ontroering en dank
baar geluk geen woord meer uiten.
In andere tyden zou men met luidruchtige
feestelykheden, met vrooiyk vermaak en uiter-
lyken glans een gebeurtenis hebben gevierd,
die twee der oudste, rykste en invloedrijkste
familiëa zoo nauw verbond. Toans was dit
anders. Da toestand van het land lag als een
ban op de bewoners en deed de vroolykheid
en de uitgelatenheid der feeststemming plaats
maken voor ernst en ingetogenheid.
De zon neigde ten ondergang en de drie
menschen zagen in sprakeloozo ontroering,
hoe zy, gloeiendrood, langzaam wegzonk, toen
men plotseling een verward geluid van vragen
en wilde vloeken op de slotplaats vernam.
„Voor den duivel!" klonk er een gebiedende
stem van beneden. „Wilt ge ons voor den
gek houden? De valbrug neer, of ik laat de
touwen door myn manschappen stukschieten."
Madeleine slaakte onwillekeurig een kreet.
Graaf Charles sloot haar ridderlyk in zyn
armen, alsof hy haar tegen de gansche wereld
wilde beschermen.
Snel en krachtig stapte de burggraaf naar
een venster, van waar hy den slottuin en de
valbrug, die aan de noordzyde het kasteel
met de vlakte verbond, kon overzien. Voor de
thans nog opgehaalde valbrug zag hy soldaten
staan. Hy kon niet zien hoeveel er wareD,
wyl kreupelhout en boomgroepen hen voor
een deel verborgen; doch hot konden er licht
een honderd zyn en wol moer ook.
„Gy moet geduld hebben, burgerkapitein,"
hoorde hy nu zyn slotvoogd zeggen, „tot ik
onzen heer naar bevelen gevraagd heb."
De burggraaf werd iets bleek er, maar ging
met vasten tred in de kamer terug.
„Luister goed, Charles, naar hetgeen ik u
thans z9g," sprak hy ernstig en met nadruk
tot den jongen graaf. „Ik weet nog niet,
wat dit te beteekenen heeft en wien dit be
zoek geldt; maar in geen geval mag men u
hier vindenNeeD, spreek niet tegen,"
voer hy haastiger voort, „want de oogenblikken
zyn te kostbaar, om lange onderhandelingen
te vooren."
Toen begaf by zich haastig naar den muur
der tameiyk groote en hooge kamer en 6choof,
op den achtergrond dor kamer gekomen, de
gobelins, die als behangsel dienden, uiteen,
waardoor er een van ouderdom zwart gewor
den houten bsschot, waarmee de geheele
muur was bekleod, zichtbaar weid. Aan dat
beschot was niets te zien, doch plotseling ging
er, toen de burggraaf er zacht tegen aan
drukte, een kleine deur open, waarachter een
smalle wenteltrap naar een lager gelegen
ruimte voerde.
„Ga hier in, Charles! Gy zult in een ruimte
komen, juist groot genoeg, dat ge u er kunt
neerleggen om te slapen. Gy zyt daar vol
komen voilig en ligt er in elk geval gemakke-
ïyker dan in de conciergerie te Parys. Uit deze
ruimte komt gy niet weder te voorschyn,
voordat ik u persoonlijk kom halen. Hebt ge
dat begrepen?"
„Mynheerzei de jonge man dralend.
„Geen woord! Niet voordat ik u kom
halen. Hebt ge dat verstaan? Wat hier ook
moge gebeuren, ja, al valt en kraakt alles om
u heen, gy verroert u niet, tot ik of Madeleine
u komt balen. Wilt ge my dat beloven?"'
„Mynheerwanneer er gevaar dreigt
wilde Charles moedig tegonwerpen.
„Geen woord meer! Naar beneden. Ik hoor
reeds menschen komen. Gy zyt myn gast; ik
ben het uw vader, myn dochter, myzelf
verschuldigd, u to beschermen. Gy kwetst
myn eergevoel, wanneer gy myn gastvrijheid
onraogeiyk maakt door ontydig gedruisch.
Beloof my, dat gy het daar uithouden wilt,
tot ik of Madeleine u haaltI"
„Ik beloof het."
„Vooruit dan! Naar beDeden. Gauwl'
Het volgende oogenblik was de graai ver
dwenen; zacht viel de deur toe, soedir imt
m$n de plaats onderscheiden koD, waar z|
was; toon liot de graaf er de gobelin» weder
overheen vallen.
Terstond daarop trad de slotvoogd binnen.
De oude burggraaf stond roeds wed»r
raidden in de kamer, een weinig bleeker den
te voren, nochtans het hoofd fier opgericot,
met strak en vastberaden gelaat.
„Wat ia er benedon aan de hand, Philippe
Truchon?" vroeg hy streng afgemeteD.
„De burger kapitein Simon Nadet staat
mot tweehonderd soldaten by do valbrug
en verlangt in naam der Republiek binnen
gelaten te worden."
„Wat wil hy?"
„Hy wil u spreken, mynheer 1"
„Ik ben tot zyn dienst. Laat hora binnen,
Philippe Truchon; doch hem alleen en geen
soldaten. Verstaat gy? Ik ben," voegde de
burggraaf er eenigszins langzaam en zeer
nadrukkelyk aan toe, „op zoo'n groot bezoek
Diet ingericht."
De slotvoogd ging hoon en de burggraaf
trad nu op zyn dochter toe, die, door schrik
overmand on bleek als de dood, op een stoel
neergezegen was.
„Troost u, kind; wy leven in oen ernstigen
tyd, on aan dezen ernst kan en mag niemand
zich onttrekken. Ga naar uw kamer, Madeleine.
Wellicht worden hier toonoolen afgespeeld^
die gy niet verdragen kunt. Gal"
{Wordt lenxdqdj