N°. 12231
Zaterdag 6 Januari.
A0. 1900
ff
$eze <Qo\irant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
IDSCH
•PELTS DEZER COUBAKTl
Voor Leldon P» 8 maanden.- i I.IÖy
«"K 1.40a
0.05a
Franco per post ri>
Afzonderlijke Nommer9
PBUS DEB ADVEBTEHTDSiliB
Van I—O rogels 1.05. Iedere regel moer f 0.17$. QrooSsro
letters naar plaatsmimte Voor het incasseeren buiten do et&é
wordt f 0.06 berekend.
Derde Blad.
Financieel© Kroniek.
"Wij schrijven dan nu 1900! Wat zal dit nieuwe
jaar, of, als men wil, deze nieuwe eeuw ons gevon?
Wjj weten het niet en dat is wellicht zeer geluk
kig, want wie weet, welke teleurstellingen het
ons baren zal. Dit is althans zeker, dat het einde
der negentiende eeuw ons het bewijs heeft geleverd,
dat wij nog niet zeer veel in de beschaving zijn
vooruitgegaan. Moge men al ver gevorderd zijn
op bet gebied van kunst, werktuigkunde en indus
trie, reeds voor eeuwen was men ook zeer ver ge
vorderd op dit gebied, al is de kunst dan ook voor
een tijd verloren gegaan en de monsch terugge
keerd tot een tijd van barbaarsebbeid. De getuigen
van die vroegere beschaving zijn zeer vele. Aan
schouw de piramiden van Egypte en de opgegra
ven kunstwerken van Herculanum en Pompeji,
om van zeer vele andere niet te spreken. Doch
wat de meer edelo beschaving des geestes betreft,
zjjn wij helaas niet veel beter dan de menscb
onder gunstige omstandigheden ten allen tijde ge
weest is. Laat ons echter hopen, dat deze nieuwe
jaarkring ons ook daarin vooruit mag brengen De
geldmarkt hoeft, als men hot goed beschouwt, ook
tnog niet veel verandering ten goede ondergaan,
al was het ook, dat men, door het vrijkomen van
groote bedragen van de Januari-coupons, op wat
meer gemakkelijkheid rekende.
Geld blijft schaarsch, hetgeen men een vreemd
verschijnsel mag heeten, daar er toch zooveel
goud en zilver wordt gevonden en aangemunt.
Sommige bevoegden beweren zelfs, dat deze aan
munting overeenkomstig de behoefte geschiedt.
Men moet dus tot de conclusie komen, dat deze
achaarschte schijnbaar is, hetgeen zeer waar
schijnlijk wel de rechte conclosie is. Doch wan
neer wij de oorzaak hiervan eens zouden willen
nagaan, en deze weder aan de gevolgen toetsen,
dan zouden wij daarvoor meer dan do ons beschik
bare ruimte noodig hebben en wellicht toch een
weinig dankbaar werk hebben verricht. Wij blij
ven dus voor het feit staan, dat geld nog duur
is, en het heel waarschijnlijk nog wel een poos
zal blijven en zijn invloed op de fondsenmarkt
doen geldon. Dit zal nog erger zijn, indien, wat
wij niet hopen, do arbitraire wijze van handelen
van de Engelsche scheepsbevelhebbers er toe gaat
leiden, dat het Britsche rijk in conflict zal koinen
met Europeesche mogendheden. Wij hopen het
niet, doch eorlijk gezegd, wij zien er in, dat dit
op den duur onvermijdelijk zal zijn. Hoe meer
ioch do Engelschon met tegenspoeden te kampen
hebben in Zuid-Afrika, hoe meer hun trots ge
prikkeld zal worden en hoe meer zij, ook langs
ODgcoorloofdon weg, hnn doel zullen trachten te
bereiken.
Men is dan ook in Engeland niet kieskeurig;
laat de geschiedenis getuigen, en getuigen ook de
artikelen in de Globe" en de .Standard" met
betrekking tot de Delagoa-baai en het opbrengen
van do „Bnndesrath". Het zal niet lang meer
duren, of Engeland zal ook ter zee daden van
ruw geweld gaan plegen, en dan, ja dan zal de
tijd daar zijn, dat de brand, in Zuid-Afrika ont
stoken, zal overslaan op gansch Europa. Er is
echter nog dén hoop, nl. dat do weidenkenden
onder de Britsche natie, niet verblind door kwalijk
begrepen patriotismo, te vinden zullen zijn tot
het sluiten van een vrede, welke, zoowel voor
beide strijdende volken als voor Europa, een zegen
zou zijn.
De Beurs verkeerde onder den indruk van de
verschillende berichten, welke achtereenvolgens
tot ons kwamen. Was Londen eerst zeer willig
op de tijding, dat generaal French succes behaald
had te Colesberg, wat ten slotte niet zulk eon
groot succes bleek te zijn, al spoedig deden de
geruchten van dreigende Europeesche verwikke
lingen, haar oorsprong vindend in het opbrengen
van Dnitsche mail- en koopvaardijschepen door de
Engelschon en het bezetten van Herat door de
Rassen en het uitbreken van een opstand in
Engelsch-Indiö, den toon der Beur3 omslaan.
Wy merken echter hierby op, dat de beide
laatste berichten nog niet bevestigd zijn.
Groote verkoopen voor| Londensche en Duitsche
rekening dreven do koersen te Nieuw-York omlaag
en men scheen daar tegen dien dubbelen aandrang
niet bestand, en het was dus niet te verwonderen,
dat wij hier ook onder dienzelfden druk leden. Over
het algemeen waren de Europoescho Staats
fondsen zwak. Qollandsche Staatsfond
sen iets lager. Russen daarentegen waren vast
en beter in prys. Spanje was lager en Oosten
rijkers werden voor binnenlandsche rekoniDg
aaugeboden.
De Z u i d-A merikaansche waarden waren
bijna alle iets williger. Mexicanen echter lager.
In Petroleumwaarden bestond deze week
nogal eenigo handel. De opbrengst over do maand
December, zoowel van de Koninklijke als van de
Sumatra-Palembang, wjjst een grooten vooruitgang
aan; respectievelijk 36000 en 19500 Units meer
meer dan in Novembor.
Van do Mijnaandeelen werden Noord-Celebes en
Ned.-Ind. Mijnbouwaandeelcn tot beter prijs ge
vraagd, hoewel de Noord-Celebe3 zich op haar
hoogstcn koers niet handhaven kon.
Eerstdaags Avordt de inschrijviog opengesteld
op de aandeelen der Mijnbouw-Maatschappij
Granplacer, welke Maatschappij haar ontstaan
dankt aan de overneming van een goudhoudend
terrein, behoorende tot de coficessio der Maat
schappij Suriname. Do A merikaansche Spoorweg-
aaudeelen hadden het hard te verantwoorden en
hoewel er op oeconomisch gebied geen reden voor
bestaat, zal het niet onwaarschijnlijk zijn, dat de
drang der politieke omstandigheden een horhaling
hiervan nog wel eenige malen te voorschijn zal
roepen. Toch komt hot ons voor, dat zij, die hun
fondsen behouden kunnen, verstandig doen,
niet aan tijdelyko daling te storen, doch stil te
behouden wat men heeft.
Gevaar voor depreciatie der Amerikaanscbe
waarden, uitgaande van toestanden in de Unie
zelf, bestaat thans niet, doch slechts de terugslag
van verwikkelingen in Europa doet zijn invloed
gelden. - ïiijnlandsche Bank.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur
In uw blad van Zondag 31 Dec. komt het
verslag voor der uitvoering, gegeven door het
„Katwyksche Harmonie-gezelschap".
Het is my gebleken, dat de verslaggever
dezer uitvoering geen rekening heeft gehou
den met den toestand der Vereeniging.
Schrijver zegt: Vervolgens bleek, dat de
„Harmonie" met den kapelmeester den heer
Huppkens krachtiger is, dan bij diens afwe
zigheid."
Dit toch is zoer begrijpelijk en zal bij ieder
corps wel zoo zijn;
„dat de „Harmonie" nog geen burgerrecht
gekregen heeft, ten gevolge waarvan nog veel
zetels onbezet bleven."
Dat de Harmonie nog geen burgerrecht
heeft verkregen, is waar, maar de schrijver
weet ook wel, hoe reeds zeer in hot begin de
leden niet als „brave jongens" werden aan
gezien. Gelukkig is dit het laatste jaar ver
anderd en kon zich de Vereeniging verheugen
in een veel grooter aantal bezoekers, dan bij
de vroeger gegeven uitvoeringen. Er waren
volgens den kastelein 130 a 140 personeD,
en kwamen er stoelen te kort. Veel zetels
waren dus niet onbezet.
Wat hot tooneelspelen betreft, moeten zich,
naar het oordeel van sommigen, er onder
de leden bevinden, die hun rollen kranig
gespeeld hebben.
Men moet niet vergeten, dafc, het jongens
ziln, die als het ware zoo van den akker
worden opgeraapt, en dan moet men den heer
T. bewonderen, dat deze het den jongens zoo
netjes kan inpompen.
Ook de muziek, in aanmerking nemende
dat do uitvoering door 12 nieuwe leden voor
het eerst werd meegemaakt, was goed. Vooral
No. 7 „Doux Mystères", waarover slechts drie
weken werd gestudeerd, was voor hen uit
stekend.
Het verslag was dan ook geenszins be
moedigend en tevens onrechtvaardig. Wil men
ergens verslag van_geven, dan moet men
toonen daarover te kunnen oordeelen. De
Verslaggever heeft getoond dit niet te kunnen,
anders waren al deze omstandigheden in aan
merking moeten genomen worden.
Da „Katwyksche Harmonie" verzoekt daarom
beleefd van zulk een criticus verschoond te
blijven.
Dankzeggend voor de door U verleende
plaatsruimte, M. de Redacteur,
Katwijk, J. v. Beelsn,
2 Jan. 1900. oud-lid dor Harmonie".
Gaarne maak ik onder dankzegging gebruik
van de aangeboden gelegenheid om in zake
het bovenstaande eenige inlichtingen te ver
schaffen en wil daartoe het togezónden stuk
op den voet volgen.
lo. maakt de inzender de opmerking, dat
ieder corps zwakker is zónder dan mèt den
directeur, iets wat ik gaarne toegeef; is dit
echter overal in diemate als'by de.„Harmonie",
dan behoefde zy zich dit niet aan te trekken;
2o. noemt by als reden, dat het gezelschap
nog geen burgerrecht verkregen heeft en de
loden in het begin niet als „brave jongens"
werden aangezien. Zyn ze dit nu wel en
vroeger niet, iets wat mü onbekend is, dan
zyn ze vooruitgegaan en zouden zich in ieders
belangstelling mogen en kunnen verheugen.
Da inzender zal echter weten, waarom de
„Harmonie" in de allereerste plaats nimmer
de gegoede iDgezetonen onder haar geboor zal
aantreffea by uitvoeringen, (ten minste wan
neer zy in deze geen anderen weg inslaat);
weet hy dit niet, dan behoorde by in dezen
te zwygen;
3o. verzekert hy, dat er 130 a 140 personen
waren; ik heb ze niet geteld, maar zyn ze
er geweest, wat ik geen reden heb in twyfel
te trekken, dan biedt de zaal ruimte voor
ver over de 200 personen en handhaaf ik
myn bewering, dat vele zetels onbezet waren
4o. zegt by, dat by het toonoelapel, naar
het oordeel van sommigen, enkele leden hun
rol kranig hebben gespeeld; ik zou liever
zeggen „aardig". Anderen, waaronder ook ik,
verzekeren, dat er nog o zooveel aan ontbrak.
Ik wil de „Harmonie" niet afbreken, anders
zou ik hier een andere uitdrukking gebruiken.
Zyn de leden zoo vau den akker opgeraapt
en moet de heer T. (niet door my genoemd)
bewonderd worden, voor zyn inpompen, dan
kan men toch niet zeggen, wanneer er veel
ontbreekt, ook by goeden wil: „het ging best";
öo. wil hy in aanmerking genomen zien,
dat de uitvoering door 12 nieuwe leden voor
het eerst is medegemaakt; eerlyk verklaar
ik, dat dit getal 12 mij wel wat hoog voor
komt; doch dit daargelaten, vraag ik den
inzender op den man af: wa3 de muziek van
dien aard, dat iemand, die nu niet komt om
waar zulks niet gevoegiyk is, pluimpjes uit
te deelen, een verslag kon geven, zonder aan
merkingen te maken als voorkomen in het
nummer van jl. Zondag.
Dat het verslag geenszins bemoedigend was,
zie ik nog niet in. Of is do inzender een
vijand van het welbekende spreekwoord: „een
vriend die my myn feiten toont enz."?
Onrechtvaardig was het nog minder, en zal
door ieder onpartydig beoordeelaar moeten
worden beaamd.
Wenscht de Katwyksche Harmonie ver
schoond te biyven van criliak, zy houde
dan geen uitvoeringen, die voor het publiek
toegankeiyk zyn, of spele zóó, dat geon ge
gronde aanmerkiügon kunnen worden gemaakt.
Eindigende maak ik de woorden van den
inzender gewijzigd tot de myne: "Wil men
ergens op antwoorden, dan moet men toonen
te kunnen lezen; de inzender heeft getoond
dit niet te kunnen, anders was het ingezonden
stuk door hem niet geschreven.
Hoogachtend,
Uw dw. Dn.
Katwijk. De Verslaggever.
Gemeenteraad Tan Zoetermeer.
Tegenwoordig zyn alle raadsleden.
Na lezing der notulen van de vorige ver
gadering, welke worden goedgekeurd, wordt
mededeeling gedaan van de volgende inge
komen stukken:
Brief van Ged. Staten, waarby goedgekeurd
wordt teruggezonden het kohier van het
schoolgeld over het 3de kwartaal 1899.
Brief als voren, waarby wordt goedgekeurd
het in de vorige vergaderiog genomen besluit
tot ondeihandsche verhuur vaQ gemeonte-
eigendom.
Brief, waarby goedgekeurd wordt terug
gezonden de begrooting dezer gemeente voor
het dienstjaar 1900.
Bericht dat over het laatste kwartaal van
1899 aan deze gemeente door het Ryk zal
worden uitgekeerd een bedrag van f 798 21.
Proces-verbaal van kasopneming, waaruit
blykt dat op 3 Jan. 1900 in kas was een
bedrag van f 55,68.75s.
Al deze stukken worden voor kennisgeving
aangenomen.
Hierna wordt vastgesteld het kohier van
de schoolgelden over bet vierde kwartaal van
1899, bedragende f 37.10.
Daarna wordt aangeboden een ontwerp-
raadsbesluit tot wyziging der gemeente-be
grooting voor 1899, hetwelk met algemeens
stemmen wordt vastgesteld.
Niets meer te behandelen zynde, sluit do
voorzitter de verga ering.
Gremengd Nieuws.
Te '8-Gravenhage zyn gestolen
verschillende antieko voorwerpen, waarvan
een deel in beslag is genomen. De verkooper
er van is vermoedeiyk een Belg, ongeveer
40 jaar. Hy geeft op te wonen te Leuven en
handelaar te zyn in schilderyen. HQ geeft
blyken van geen verstand te hebben van
antiquiteiten. Hy spreekt Hollandsch met een
Vlaamsch accent. De commissaris van politie
der 2de afd. te 's-Gravenhage verzoekt op
sporing, aanhouding en opzending.
Te Veenhuizen werd een kot,
voor de slachtbank bestemd, hoorn woo t en
daar men het beest, d t zich losgerukt had,
niet wist te vangen, besloot men het neer
te schieten. Een der omstanders, zekere M.
Koot, posteerde zich achter een deur, ooch
werd daar ongelukkigerwyze door den kogel
in den schouJer getroffen. Aanvankelijk
vreesde men voor het leven van den getroffone,
die veel bloed verloren had; thans is bet
levensgevaar geweken, hoewol do patiënt
veel pyn lydt.
Een ingezetene van Ne w-Haren
(V. S.) is bezig op Noach's voorbeeld een ark
te touwen op een heuvel by de stad.
Hy beweert een openbaring te hebben
ontvangen, volgens welke er een nieuwe
zondvloed wegens de ongerechtigheden der
menschheid aanstaande is en met hem slechts
een twintigtal personen zullen behouden
blyven.
Zyn ark zal echter den vorm hebben van
een bedendaagscb jacht. Of en welke dieren
hy inscheept meldt het bericht evenmin ala
wie do bevoorrechte twintig zyn, of hoe de
man zyn „openbaring" met de twee laatste
verzen van Genesis VIII doet rymen. Ver
moedelijk heeft men hier met een onachade»
lyken krankzinnige te doen of met een
april visch, even vooriyk als de dezer dagen
vermeLe Heemsteedsche ooievaar.
Eerst kook cn koffie. Op eon
boutverkooping te Knype (Fr.), waar veel
koopers aanwezig waren, vro;g de oudste
boutbaas na bet voorlezeu der verkoop-voor-
waardon „of naar oud gebruik de verkoop^ra
niet tracteerden op koffie en koek". De notaris
antwoordde ontkennend. De oudste hontbaas
verliet daarop de herberg on de andore hout-
bazeo eveneens. Zy gingen nu naar een nabu
rige horberg en t leven daar afwachten d«
dingen, die komen zouden.
De oproeper van dea notaris kwam na
ruim een uur roededeelen, dat koffie en koek
verstrekt zouden worden. Maar de boutbazen
hadden ieder een dubbeltje iu de herberg
verteerd en met Friesche etyfkopplgheid
eischten ze ook dit terug. De notaris verklaarde
zich ook daartos geneigd en toen gingen do
houtbazen naar het verkoop! okaai, waar
spoedig koffie en kook op tafel kwamen. Het
oude gebruik werd dus gehandhaafd.
Een Eogelscliman over de Kaap en de
Kapenaars.
2)
De Kaap8cbe Hollander of Boer, zooals we
hem noemen, is een langzaam, goedgehumeurd
man, die niet veel aan politiek doet, die zich
meer bezighoudt met zyn godsdienst en zyn
byzondere zaken, en die, als hy, met wat toe
geeflijkheid voor zyn gewoonten en meoDingen,
aan zichzelf overgelaten was, sinds lang zyn
onafhankeiykheid zou hebben vergeten, in het
onvermydoiyke zou hebben berust en do meest
conservatieve en de minst revolutionnaire van
Barer Majesteits onderdanen zou geworden
zyn. Eq het Ministerie van Koloniën zou, als
het vry kon handelen, reeds lang een ver
zoenende politiek gevolgd hebben. Maar
Ministers van Koloniën moeten denken aan
hun party in het Parlement, on leden van
het Parlement moeten denken aan hun kiezers
en aan do publieke opinie.
De emancipatie der slaven was de speciale
glorie vin het Engelsche volk en er was geen
zekerder weg tot de politieke gunst dan
degenen, die in deze grootste van alle quaesties
niet „zuiver" waren, te behandelen als waren
zy de aandacht niet waard. De Boeren hadden
of meenden te hebben een lyst van grieven,
groote en kleine, even lang als do Ieren, en
zij, die onrecht ïyden, hebben beter geheugen
dan zy, die onrecht toebrengen. Ongeduldig
over een juk, dat de laster ondraagiyk maakte,
pakten veel duizenden in 1835 en 1836 hun
goederen in hun wagens, verzamelden hun
kudden en trokken naar de onbekonde wilder
nissen ten noorden der Oranje-rivier. De
verhuizing deed de familiebanden niet breken.
Iedere familie zond éón of meer vaD haar
jongere leden. De geschiedenis van deze
emigranten is de herhaling van onze eigen
geschiedenis, waar wy ons ook gevestigd
hebben, en moet do geschiedenis zyn van
alle landverhuizers in nieuwe landstreken, die
reeds door een lager ras bewoond zyn.
Vóór zij gingen, traden zy in onderhan
deling met verschillende stammen, die er in
toestemden hen te ontvangen. Zy waren
welkom by sommige, niet welkom by andere.
Er ontstonden twisten over land en gestolen
vee. Er kwamen botsingen en verraderlyk
genoemde bloedbaden, gewroken door oorlogen,
en nieuwe aankoopen van grond, tot zy
de bezitters werden van al het land, nu
bekend als de Oranjo-Vrystaat, Transvaal en
Natal.
In Engeland werd het voorgesteld alsof zy
de onschuldige inboorlingen te vuur en te
zwaard vernietigden. Als andere stammen
verdrukt werden, vonden wy het jammer,
maar konden stilzitten. Maar in de slechte
behandeling van eon neger is iets, dat
Engelsch bloed in vuur zet. Wy besloten,
dat de Boeren onze onderdanen bleven, al
gingen zy uit de Kolonie. Wy vervolgden ze,
verdreven ze uit Natal, vielc-n in den Oranjo-
Vrystaat, leverden gevechten met onvoldoende
rosultaten, kregen zeiven twist met de
inboorlingen, in het byzonder met de Basuto's,
waardoor wy de ondervinding opdeden, dat
deze stelsellooze expedities geen voordeel
opleverden en govaarlyk konden zyn. Ten
slotte kregen wy genoeg van ondernemingen,
die noch tot eer noch tot vrede leidden, en
besloten in 1852 Boeren, Kaffers, Basuto's
en Zoeloe'8 aan zichzelven over te laten en
de Oranjerivier te maken tot de grens van
Britsche vorantwoordelykheid.
Wy sloten formeele verdragen met de
twee Hollandsche staten, verbonden ons niet
meer tusschenbeide te komen tusschen hen
en de inboorlingen, en lieten ze aan zich
zelven over, hetzy om ze te hebben als een
slagboom tusschen ons en het binnenland van
Afrika, hetzy, wat als het waarscbynlykste
beschouwd werd, zo te zien ondergaan in een
ongelyken stryd met de oorlogzuchtige stem
men, by welke zy verre minder in getal
waren. Van hun zyde beproefden zy niet weer
de slaverny in te voeren, en zoo lieten wy
ze aan zichzelven over.
Mot ééne uitzondering, die ik aanstonds zal
vermelden, werden deze verdragen gehouden
gedurende zeventien jaar, en „het land rustte"
van zyn rampen. Onze eigen grensgeschillen
hielden op. Da Kolonie was rustig en bad
geen geschiedenis. De nieuwe Staten gingen
niet te niet, maar bloeiden. Do Boeren ver
spreidden zich over een gebied zoo jroot als
Frankryk. Zy beslechtten hun geschillen met
de inboorlingen haast zonder vechten. Iu de
Transvaal leefde eon mülloen inboorlingen
vreedzaam in hun midden, met en voor hen
werkende.
Verreweg da bloeiendste inboorlingen-neder
zetting, die ikzelf zag in Zuid-Afrika, was
dicht by Pretoria. De Boeren zyn een 2eer
godsdienstig volk, die hun kerken en bun
predikanten onderhouden mot buitengewone
vrygevigheid. Daar bun huizen wyd uiteen-
staan, kunnen zy hun kinderen niet naar
school zenden en hebben gewooDiyk huis-
onderwyzers voor hen. Godsdienstige voor
schriften worden in hun huisgezinnen nauw
keurig nageleefd. Van alle menschelyke wezens
die nu op deze planeet zyn, beantwoorden
de Boereu van Zuid-Afrika het meest aan
Horatius' beschryving van de Romeinsche
boerensoldaten, die Pyrrhus oq Hannibal ver
sloegen. Daar alleen zult ge gehoorzaamheid
aan de ouders vinden zooals onder de oude
Sabynen; de severa mater, wier zoons halen
en brengen op haar verzoek; die, als deze
zoons ten oorlog trekken voor hun land, hun
de geweren zal ovorhandigen en hun zal ver
zoeken met de wapeüs in de hand terug te
koeren of - in het geheel niet.
Zy regeeren op hun eigon manier. Zy ver
bieden ledigloopen en verfoeien landloopery.
Zy overreden en, als zy kunnen, dwingen de
zwarten om den grond te bebouwen en vlytig
te zyn. Zy geven hun geen stem voor den
Volksraad. Zy staan hun zelfs niet toe land
in eigendom te bezitten, tenzy onder borg
stelling van blanken, opdat zy niet weer hun
oude levenswyze in stammen zullen invoeren
en den Staat ia verwarring brengen. Maar
over het geheel is hun behand-ling niet zonder
succes geweest. Er zyn geon opstanden vau
zwarten tegen blanken geweest in Transvaal.
Het gezag is er staande gehouden zonder
panieken on zonder strengheid. Tooneolen als
de vernietiging van Langalabalele's stam in
Natal zyn in de Hollandsch© onafhankeiyka
Staten met voorgokomen. Toch konden zy zich
het vertrouwen van hot Engelsche Gouver
nement niet verwerven.
Misschien was hun onverwacht succes oen
beleediging. Er werdea verhalen in omloop
gebracht onwaar over het algemeen, maar
niet geheel zonder grond van Boeun op
de Transvaalsche grenzen, die kinderen van
inboorlingen stalen of ze kochten van plun
derende stammen en ze grootbrachten als
slaven zoo het heette als leerlingen. Ge-,
streng en met succes onderdrukte het Trans
vaalsche Gouvernement deze handelingen. Ik
zeg met succes, omdat in de jaren, dat
Transvaal weer een Engelsche provincie was,
gevallen van dezen aard aan het licht gebracht
zouden moeten zyn, als ze hadden bestaan,
en geen enkel kind word in den beschreven
toestand ontdekt. Toch werden deze praktyken
naar Engeland overgebracht als welbevestigda
feiten, en getrouwelyk geloofd. Men meende,
dat do Boeren hun belofte hadden verbroken,
en veel uitstekende manoen onder ons hielden
staande, dat we onzen plicht verzuimden, al/ï
we ze zonder contróle lieten.
(Wordt vervolgd