MENGELWERK. Oudejaarsavond op !Ze©. Het was donker op de uitgestrekte water vlakte, waarop de statige driemaster laDgzaam voortdreef. Een vochtige, koude mist hing over het water. Het was nauwelijks te zien, dat het schip zich voortbewoog. Het wiegelen op de bolle golfjes was de eenige beweging, die m3n kon waarnemen. In den mast staat eenzaam en onbeweeglijk een scheepsjongen. Hij staart en tuurt over het watervlak om te kunnen waarschuwen zoodra een schip of boot in de nabijheid komt en men het mistslgnaal moet doen hooren. Het is eenzaam en somber daar boven in den mast bij het mistige en donkere weder, maar nog somberder zijn de gedachten van den scheepsjongen, die op den uitkijk staat. Het is oudejaarsavond, doch op zee bemerkt men daar niet veel van. Geen plechtig klokgelui noodigt hier de menigte om op den laatsten dag des jaars in het bedehuis den verloopen tijdkring met dank aan God te besluiten. Geen vriendelijke, gezellige huiskamer biedt daar plaats aan alle leden van den familie kring, die zich om het vrooltjk flikkerend haardvuur vereenigen. Het eenige, wat de scheepsjongen in den grooten mast van den oudejaarsavond be merkt, is, dat het onder de matrozen en het scheepsvolk wat rumoeriger toegaat dan op andere avonden. Droevig staart hij voor zich uit. De ge dachte aan de kleine, gezellige en vroolyk verlichte huiskamer zijner ouders, waar op dien avond altijd een knappend vuurtje brandde en waar na thuiskomst uit de kerk meestal iets heerlijks om to eten en te drinken door moeder op tafel gezet werd, deed hem het gure en onaangename van dezen laatsten avond des jaars in den mast dubbel gevoelen. Ofschoon er geen tranen vloeien langs zijn wangen, toch doet de sombere uitdrukking van zijn gelaat veronderstellen wat er in zijn gemoed omgaat. Hoe gaarne zou hjj dien avond ODgemerkt even in den gezelligen kring zijner familio zijn binnengeslopen. Het kleinste hoekje bij het gezellig knappend vuur zou hem welkom zijo geweest. In een vroolijke, bijna opgewonden stem ming bad hij weinige maanden te voren hot ouderlijke huis verlaten. Slechts noode hadden zijn ouders hem zien vertrekken. Menigmaal had zjjn moeder hem vriendelijk en dringend verzocht, hem bijna gesmeekt, om toch aan wal te blijveo, maar niets had gebaat. Hjj moest en zou naar zee. Bijna ruw en onvrien delijk had bij zich bij het vertrek uit de teedero omarming zijner moeder losgerukt. Ternau wernood had hij naar de vermaningon zijns naders geluisterd en nu zwierf hij reeds veel weken op zee. Yeel van zijn illusiën waren ver loren gegaan en met onweerstaanbare macht werd hij met zijn gedachten naar de ouderlijke woning getrokken. In de ouderlijke woning zag het er juist zoo uit als hy het zich voorstelde. Vriendelijk en licht was het in do kleine buiskamer en de oude kachel snorde en braDdde, dat het een lust was om het te hooren en te zien. Nieuwsgierig en vol van goede verwachting richtten zich de blikken van zijn broertjes en zusjes naar de dampende lekkernij, die op tafel stond; doch vaders gelaat stond ernstiger dan gewoonlijk en moeder wischte zoo nu en dan, als ze meende, dat vader en de kinderen het niet opmerkten, een traan van de wangen. Het was voor haar geon gewone oudejaars avond, nu baar oudste lieveling er niet was, en ze zag het wel aan vader, dat ook zijn gedachten bij hun oudsten jongen toefden. Het was goed, dat ze haar Hendrik niet kon zien bij dat sombere, mistige weder boven in den mast. Zij zou hem te veel beklaagd heb ben; het zou het moederhart pijn gedaan hebben. Voor Hendrik was die plaats op oudejaars avond echter nog zoo kwaad niet. Hy had nu gelegenheid om na te denken, om eens met zichzelf te spreken, om eens recht tot zichzelf te komen. Met zichzelf spreken, tot zichzelf komen is stilstaan op den weg, en dat kan nooit kwaad. "Wij hebben dan gelegenheid den blik eens te richten op het doel van onzen tocht. Lezer, laat die gelegenheid nooit ongebruikt voorbijgaan en vergewis u af en toe er van of uw levensscheepje den rechten koers houdt. Vooral: Vergewis er u van op den oude jaarsavond 1 Ondejaarsavond. Lüidt, klokken, luidt bij 't buiig weer, En onder noordervlagen, luidt! Het jaar ligt op zrjn sterfbed neer; O, laat het stcrvon! Luidt hot nit! Luidt uit het onde, en 'tnienwe weor in! 'tJaar sterve vrij, zoo 't sterven moet Luidt van do hooge torentin Wat kwaad is nit, en in al 't goed'I Lnidt nit den strijd, die vrede bant, En weerzijds 'thart in vlammen zetl Lnidt in een eedier levenstrant, Met zachter zede en milder wet! Lnidt nit bederf en smet en vlek, Met zonde-kweekende eigenmin! i Lnidt nit dit rijmen vol gebrek, En luidt een beter zanger in! Luidt nit do drift naar goud en geld, Met wat ze al kwaads ontkiemen deê! Luidt nit des oorlogs wreod geweld; Luidt duizend jaren in van vreè! Lnidt in den vrijman, kloek en braaf, Wiens hart den dienst der deugd behoort! Lnidt uit den boozen zondeslaaf; Luidt in den Christen naar Gods Woord! Gemeenteraad vaa Zoetenvoude. Lnidt nit den trots bij heer en knecht, Do kwade tong met booze roênl Lnidt in den zin voor wet en recht, Deo lust voor 1 goede in iedereen! De Voorzitter opent de vergadering in tegen woordigheid van 10 leden. Afwezig de hoerA. RjjDsburger. De notalen der vorige zitting worden gelezen •n onveranderd vastgesteld. Ter tafel worden gebracht: Een schrijven van Ged. Staten, toezendende een uittreksel uit het Koninkl. besluit, houdende goed keuring van het Raadsbesluit tot beffing van Secretarioleges; van hetzelfde college een schrijven, waarbij de begrooting voor het dienstjaar 1900 door ben is goedgekeurd in outvang9t en uitgaaf •p 29004.62alsmede een schrijven inhondende dat op beden 30 Dec., voor deze gemeente als 4de termijn van 1899 zal worden betaalbaar gesteld het verschil tusschen het over 1899 verschuldigde ingevolgo art. 1 der wet van 24 Mei 1897 (Stbl. 166) en het over do eerste drie kwartalen van het jaar vooiloopig uitgekeerde bedrag, zijnde voor deze gemeente 2938.28*. Een schrijven van Ged. Staten, toezendende een uittreksel uit het Kouinkl. besluit van 11 Dec. 1899, waarbij Rijkssubsidie is toegekend in do ver pleging van do krankzinnige J. M. v. d. Mark, terwijl tevens door Ged. Stuton een provinciaal subsidie is toegekend. Een missivo van Burg. en Weths. van Leidon in zake bet opheffen van banwerken, den afkoop van bottingen enriemtalen eu erfpacht der Vronwon- vaart, inhoudende dat het treffen van nadere maatregelen in doze wegons de daaraan verbonden kosten, niet wenschelijk is, omdat deze gemeento door de betaling der afkoopsom van 1692.66* in zake erfpacht van de Vrouwonvaart en de interessen der bottingen en riemtalen aan de gemeente Leiden, ten allen tijde kan bowijzen, dat aan die besluiten uitvoering i3 gogeven. Een rapport van nu wijlen den heer Van Rijn, gemeente-opzichter, hetwelk hij dus nog Yoor zijn overlijden had ingediend, betreffende het maken van een losplaats in don Vliet, hetzij aan het zooge naamde „bankje" hetzij aan den Vlietweg hij Lam- mebrug, waaruit blijkt, dat zeer weinig van de losplaats wordt gebruik gemaakt, zoodat 13. en W. den Raad adviseeren, vooralsnog geen losplaats te maken, omdat de noodzakelijkheid daarvan hun nog niet is gebleken. Al deze stukken worden daarna voor kennis geving aangenomen. Daarna besluit de Raad tot het doen van af- en overschrijvingen uit den post voor onvoorziene uitgaven der begrooting voor het dienstjaar 1899 tot een bedrag van 1500 op andere posten dier begrooting, welko te laag zijn geraamd en waarbij reeds bij de begrooting zelve machtiging is ver leend, alsmedo tot betaling uit den post van onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1900 van een bedrag van ƒ1692.665 aan de gemeente Leiden als afkoopsom der interessen van bottingen on riomtalen en der erfpacht van de Vrouwen vaart. Ten slotto besluit do Raad naar aanleiding der ingediende reclames tegen den aanslag in den hoofdelijken omslag don aanslag van J. Vellekoop te brengen van ƒ3.50 op ƒ1.50; dien van H. A. J. Kruger van ƒ10 op 8, alzoo beiden to vermin deren met ƒ2, en den aanslag van G. v. d. Nieuwen- dijk to royeeren. De Voorzitter sluit daarna de vergadering. Gemeenteraad van Leiderdorp. Alvorens de werkzaamheden aan te vangen, deelt de heer Van Leeuwen mede dat van den Burgemeester bericht is gekomen, dat ZEdAo. door ziekte verhinderd is de vergade ring by te wonen, dat alzoo op hem, als oudste wethouder, de plicht rust deze ver gadering ts leiden en spreekt hjj oen wensch uit, dat de ziekte spoedig zal zjjn geweken, zoojat do Burgemeester weldra zjjn werk zaamheden kan hervatten. Na opening der vergadering mot gebed, lezing en goedkeuring der notulen, wordt mededetling gedaan van eenige ingekomen stukken, die voor kennisgeving worden aan genomen. Een ver2oek van de directie dor Koninklijke Nederl. Grofsmedery te Leiden, om ver gunning tot het plaatsen van een stoomwerk tuig in de nieuwe fabriek in de Waard onaer aeze gemeente, worJt, ter afdoening, gesteld in handen van Burg. en Wethoujers. Aan den beer J. C. Spaargaren, visch- handelaar te Oegstgeest, worafc ondersbands ln pacht gegeven bet visebwater der gemeento voor de eerstvolgende vyf jaren tegen be taling van f 72 per j'aar, behoudens het be paalde by art. 194e der gemeentewet. Aan de benoeming van een geneesheer, belast met do vaccinatie voor bet jaar 1900 (wien B. en Ws. tevens het verrichten van ce doo'schouw zullen opdragen), gaat een bespreking vooraf, waaraan byna alle leden deelnemen. Op verzoek van don Voorzitter maken de heeren Van der Stoel en Verkley het bureau van stemopneming uit. Na verschillende stemmingen wordt de beer T. F. Tbyssen, arts alhier, met het lot, daar voor aangewezen. Hierna worat tot een bedrag van f 21.65 vastgesteld bet kohier van het schoolgeld over het 4de kwartaal 1899. Vervolgens stelt de Voorzitter aan de orde het onderzoek van den geloofsbrief, ingezonden aoor den heer T. Rynsburger, die den 21sten dezer tot lid dezer vergadering is gekozeD. Tot commissie van onderzoek worden benoemd do boeren J. Boot en J. Moraal. De commissie brengt schriftelijk rapport uit en adviseert, wQ) de stukken in orde zjjn bevonden, tot toelating, waartoe met algemeene stemmen wordt besloten. Op voorstel van den Voorzitter wordt, met hot oog op de afwezigheid van den burge er, met algemeene stemmen besloten niet ln behandeling te nemen de aan vrage om concessie tot stichting van een watergasfabriek. De vergadering wordt daarna veranderd in een met gesloten deuren. Na heropening wordt het suppletoir kohier van den hoofdelyken omslag, dienst 1899, mbt algemeene stemmen, vastgesteld tot oen bedrag vaa f 46.46. De byeeDkomst wordt daarna gesloten. INGEZONDEN. Oud moedertje. Leidsch schetsje. 't Is 's morgens om 'n uur of tien. 's Nachts heeft bet gesneeuwd; de straat ligt overal vol, terwyi een ploeg sneeuwruimers bezig i3 haar schoon te maken. Terwyi ik even in den winkel voor de ramon naar de sneeuw ruimers sta te kykeD, nadert een paar huizen vorder oen kleine groep, 't Zyn slechts drie personen; 'n „minneman", 'n „minnevrouw" en een suppoost met 'n koperen bus. Da twee eersten zjjn in 't gewone goed van 't „huis" gekleed; de laatste zit warm in jas en bouf fante. Strompelend naderen de twee oudjes; by aan den overkant, zy aan deze zjjde. 't Is een echt besjestyps. Erg schutterig scharrelt ze tusschen de byeengeschepte hoopjes dool- sneeuw heen; met hoogopgetrokken, beverig- koud-krampachtig vastgehouden rokkeD, die de nat-modderige trypen pantoffels en zwarte kousen zien en voor den kouden wind onbeschermd laten. Als ze voorbtjscharrelt, houden de werklui even op met scheppen en zeggen iets tegen elkaar. Wat dat is, kan ik niet verstaaü, maar 't zal wel geen loftuiting geweest zyn, ten minste naar den blik te rekeneD, dien ze op den warmgedasten suppoost werpen. Maar „hartig" was het zeker well Zoo is ze dan tot aan de stoep (nat, glad en koudl) genaderd, ze scharrelt naar de deur, biy, dat ze den deurknop kan vastgrepen. Ik opsn zacht de deur, ze blijft op de stoep staan, in haar trypen pantoffels op de koude steenen. „Kom maar biDneD, moeder, het is buiten zo") koud op de stoep 1" Het mensch kykt even, verwonderd-schuchter op, als is ze zoo iets niet gewoon, draalt nog even, maar scharrelt dan toch naar binnen. My wordt oen gedrukt „wenschje" in de hand geduwd, en daarna komt er schuchter, als een van buiten geleerd lesje, dat or eigeniyk nog niet goed „in" zit een: „Mijnheer, de mannen en vrouwen uit het Mmnenhuis wen- Bchen Uwó een zegenrijk nieuwe jaar!" 't Gaat oud moedertje af als een klein kind, dat voor 't eerst een versje opzegt. Oud moedertje is dan ook feitelijk nog oon kind iD haar tegenwoordig leven; baar zyn van minnevrouwtje. Toen haar minnehuis- leven intrad, was dat andere, vorige leven meteen geheel afgesloten. Nu bedelt moedertjewant wat is het anders, dat machinaal uiten van den wensch, die (in hoofdzaak althans) binnen eDkele dagen ook door allerlei ruwe, naar jenever stinkende, vieze mannen en vrouwen zal worden uit- gebazeld? Maar in dat vorige leven vaD oud-moe dertje dan? O, 'tis, als zag ik haar tien, twaalf jaar vroeger; wel reeds grys, maar toch nog Hink; als zei ze toen tegen me: „Met God en met eere, menheer, hebben me man en ik ODze acht kinderen netjes groot gebracht. We z\jn nooit onder de lage poort aan de Nieuwsteeg door geweest, meneer, en we hebben, GoddaDk, nooit behoeven te bedelen!" En nu loopt moedertje met zegenwenschen op trypen pantoffels in de koude dooisneeuw, ze is tien jaar ouder geworden maar ze is nu ook miunevrouwtje, ze heeft een ander leven dan toenl Komt, jeugdigen onder de heeren predikan ten; komt, regenten, diakeneD, kerkmeesteren en wie oios meer zy; komt, trekt gy uw warme jassen, uw goede, dichte laarzen (geen trypen pantoffels) aan, doet Uw warme dassen om, en ga gy nu voortaaa, met dien suppoost mede en spreekt den wensch uit, uit naam van de oude menschtnl Jaagt hen niet als een soort meölywekkend reclame-artikel de besneeuwde straat op; hun plaats is, by-goede verzorging, by zulk een weder, in een lekker warme kamerI Ge hebt, na zooveel Zondagen preekens en Iui3teren8, wel wat fnssche lucht noodig; laat nu op liefde-prediken ook liefde-werk volgen Is dit 8om3 Uw decorum to na? Waarlyk, dat geloof ik toch niet! Uw daad zou eeu daad van liefde zyn, en daarvoor zyt ge toch, waar ge zyt? Laat oud-moedertje on oud-vadertje het volgende jaar thuisblyven, heuach, de opbrengst der collecte zal er niet minder om zynl Silenroo. Nleawjaarsvcrzoek. De ondergeteekendon komen met een drin gend verzoek tot al hun medeburgers: op Nieuwjaarsdag geen alcoholhoudende of be dwelmende dranken aan te bieden en te gebruiken. Waar men op 1 Januari elkander te gemoet treedt met heil en zegenwenschen voor het begonnen jaar, daar behoeft dat niet vergezeld te gaan met het aanbieden van een drank, die zoo onnoemeiyk veel onheil teweegbrengt. Wil men op Nieuwjaarsdag meer dan anders gastvry zyn en gul, boe veel middelen staan 008 buiten den onheilbrengenden drank daartoe niet ten dienste. In bet belang van zooveel Jonge menschen, voor het welzyn van zooveel zedeiyk zwakken, volwassenen, mannen en vrouwen, vragen wy u, geen bedwelmend vocht op 1 Januari te schenken, niet te schenken aan uzelf en aan uw medemenschen. Laat ons onze verantwoordeiykheid voor elkander op 1 Jan. 1900 eens dieper dan anders boseffen en door oas toedoen niemand in gevaar komen. Hot behooft geen betoog, dat by het nalaten van het gobrnik, het mis bruik niet kan komen. Mogen velen aan onze roepstem gehoor geven en 1 Januari 1900 niet zooveel toonee- len van liederlykheid en dronkenschap te aan schouwen geven als anders. Het klinkt hard, maar het blyft waar, dat de matige drinkers de verleiders zyn; dit geldt van aanbieders en drinkers. Namens de Zuid-Holl. Prop. comm. der Nod. Ver. tot a. v. St. dr. K. Sijtsma, Voorz,, Leiden. D. Hos, Söcrt., Doa Haag. De oorlog tussclion Engeland en Transvaal De „Köln. Zt." wyst er op, dat het verreweg belangrijkste bericht van de laatste dagen is, dat de Zuid-Afrikaansche paardtnziekte ls uit gebroken ondor de paarden te velde. De eer- ets telegrammen sproken weliswaar van een soort van influenza, maar do „Times" heeft waarschyniyk geiyk met te vermoeden, dat men met ce Zuid-Afrikaanscbo paardenziekte (oeiema mycosis) te doen heeft. Volgens do jaarverslagen van het bacteriologische instituut te Grahamstad, waar uitgeoreiie onderzoe kingen zyn ingesteld over deze verwoestende ziekte, i6 de oorzaak van ae ziekte een microbe in den vorm van een tonnttje, die men onder den microscoop in het bloed van het zieke oier kan waarnemen. De ziekte is niet rechtstreeks besmettelyk; zy ontstaat by paarden, die in de open lucht overnachten en voor zonsopgang blootgesteld z(jn aan de uit wasemingen van den bodem of die bedauwd gras eten. Overdag maakt de zon en 's win ters de vorst de ziektekiem onschadelyk; de ziekte breekt meeBt uit tegen Nieuwjaar en auurt tot begin Mei. Het meest zyn de dieren er aan blootgesteld, die in valleien en pannen weiden, terwyi hoogvlakten zooveel veiligheid bieden, dat ce Boeren in die maanden slechts hooggelegen weideplaatsen uitzoeken. M^n onoerscheidt twee soorten van de ziekte: by oe esrste, die de Boeren eenvou dig paardziekte noemen, woruen boofd- zakelyk de longen aangedaan; de andere: dikkopziekte, onderscheidt zich in de eerste plaats door bet opzetten van het hoofd, de keel en de tong. In beide gevallen valt na ongeveer acht dagen sterke verbooging waar te nemen, en na 12 tot 14 oagen volgt do dood; de dieren blyven echter tot weinige minuten voor hun dood eten. Door inentlog roet het bloed van gestorven of genezen diereu beeft men geen immuniteit kunnen verkrygen; wel kan men door inenting met besmet ezelbloed een zacbteron vorm van de ziekte veroorzaken, en door herhaalde inen tingen van dezen aard scbynt men den dieren een voldoend weerstandsvermogen te kunnen verschaffen. Paarden, die de ziekte eens gehad hebben en te boven zyn ge komen, zyn immuun; de Boeren noemen deze kostoare dieren „gezouten" paarden. Het beste voorbehoedmiddel is het kiezen van hooggelegen weiplaatsen, waarop ae paarden als in eeu kraal nauw bijeengedreven worden. Zoowel paarden als muildieren en ezels zyn aan de ziekte onderhevig, maar terwyi gemid deld 95 percent van de zieke paarden en muildieren 6terven, komen do ezels er met een lichte ziekte af. Do eer9to epidemie ondor de paarden is in 1768 waargenomen; aan een van de latere epidemieën stierven niet minder dan 70,000 paarden en muildieren. Men begrijpt, van boe groottn invloed daarom hei-uitbreken van deze ziekte op het beloop van den veldtocht kan wezen. Ongetwyfeld zullen ook de Boeren er oneer )y en, maar zy zullen zeker bytyds hun maatregelen genomen hebben door zoo veel mogeiyk „gezouten" dieren te gebruiken. De versch aangevoerde en niet aan het kli maat gewende paarden en muilen van do En- gelsche tro- pen, dat zich nu reeds zoo sterk laat gevoelen, zal dientengevolge aldoor toe nemen; en als de ziekte ditmaal een groote uiter iding krygt, wat volstrekt niet oowaar schyniyk is, ten gevolge van ce groote opeen- hooping van ry- en trekdieren, wordt voor de Engelscben de afloop van den geheelen veld tocht hoogst twyfelachtig. De „Standard and Diggers' News" beeft een brief uit het lager by Laoysmitb, van 16 November, waarin al melding gemaakt worat van een typhus-epinemie. De lijken van gestorven paarden en ossen lagen dagen lang op straat, omdat zy wegens het vuur van de Boeren slechts met moeite konden weggehaald worden. Vier uit Ladysmith ge deserteerde EDgelsche onderofficieren hebben onder eede verklaard, dat het grootste ge deelte van do Engelsche troepen wilde capi- tuleercn, en zelfs vele officieren, maar generaal White, dr. Jameson (volgens een nog altyd niet bevestigd beriebt zit deze reeds in Enge land), kolonel Rhoces en Sir John Willoughby verzetten zich er tegen. De gezondheidstoe stand van de belegeraars ls, volgens den cor respondent van de „Diggers' News", goed, maar alleen hebben ze gebrek aan kleeren en schoeisel, daar de intendance in sommige lagers te wenschen laat Maar dit is gemak- kelyk te verklareD, daar de Boeren voor het eerst op zoo'n groote schaal vechten. De correspondent van de „Times" te Maftf- king schreef den llden o. a.: „In de laatste dagen is de oorlog meer met pen en inkt gevoerd, dan met kogels en kruit. Commandant Snyman boschouwt het feit dat de Baralongs onlangs in een gevecht op de Boeren geschoten hebben, als een ver*, raderlyke daad, aangezien de inboorlingerf1! beloof j hadden zich onzydig te houden. M iar de Kafferboofden beweren en kolonei 1 Baden-Powell acht die opvatting gerechtvaar digd dat do Boeren nooit de verplichtingen der onzydightid ln acht hebben genomen, maar hun vee geroofd, hun kralen verbrand, hun vrouwen weggevoerd en hun kinderen gedood hebben, toen ,üe oorlog uitbrak. De inboorlingen zeggen, dat zy alleen uit zelf verdediging gehandeld hebben, en het vee, dat hun reeds toebehoorde, uit het lager der Boeren hebben teruggenomen en dat zy hun stad verdedigd hebben, toen de Boeren Mafekhig gingen aanvallen. Deze moaning wordt gedeeld door kolonel Baden-Powell. Op deze brief wisseling volgde weer een andere, zoudafc laatsteiyk de parlementaire vlaggen onophou- deiyk tusschen de twee kampen heen en weer gedragen werden. Aan de „Evening News" wordt uit Kaap stad gemeld, dat men daar een samenspanning van Boeren op het spour is gokuiuen, dio ten doel had geuurenue de foestjagen uo magazynen te vernielen en personages van iuvlosd te ontvoeren. Uit Bloemfontein wordt van 7 November gemeld, dat de rtgeenng de vletscapryzen als volgt gezet h=elt: ossen van 700 p^nd 18 pd. st. en schapen van 40 ponu 1.3 pd. sU Aan de „Times" wordt uit ChieveJey go-, seind, dat oe Boeren dag en nacht waken aan het verueteren hunner ioepgraven. Z(J bouwen eveneens een oomvryen gang van de kopjes ten Nooruon van Coleaso, w.»ar de meeste kanonnen staan, naar den weg naar Ladysmith, aio beschut ls voor ons geschutvuur. Hierdoor verkrygen zy een weg om er langs terug te trekken van ai hun eerste vuurlinie. Behalve dat zy hun versterkingen Oost waarts aanloggen, heuben ae Boeren nog kanonnen opgestela op den Hangwau e-neuvol. De Nieuw-Yorksche bladen verlangen, naar aanleiding van de in beslag-neming van Ame- rikaansch meel, aat voa Dolagoaoaai bestemd was, krachtige maatregelen. De „Sun" en do „Worla" noüüjea het optreuen van Engeland geheel on gerechtvaar jigd. Het lyk van den markies van Winchester, den majoor der Coljstream-garde, uie to Magertonteih gesneuveld is, worat naar Enge land overgebracht. Boven de slagvelden in Zuid-Arika azen veel gieren, die in grooten getale van uo Draktnsoergen in vlakten by Ladysmith en Culenso zyn neergestreken. Het moec voor komen dat deze roofvogels zelfs half «,oojo gewondtn, die m hun knaki uniformen nieb opgemerkt zyn door de mannen van de am bulance, als prooi kiezen. De ramingen van de troepenmacht, die Engeland Doooig zal hebben om den oorlog in Zuid-Afrika tot een goed einde te brengen, zyn steeds klimmenoe. De „Liverpool Couri6l" komt thans in een studie over de voor- en nadelige kansen van de Engelschen en de Boeren in den stryd, tot de slotsom, dat de Boeren, als men allee in aanmerking neemt, kansen van allerlei aard in hun vooraeel hebben, die 't noodig maken om minstens vier Engelschen tegen over één Boer te stellen. Wauneer dus de bei ie Zuid-Afr kaansche repu lieken 80,000 man in het veld hebban gebracht, dan heeft Engeland er minstend 320,000 noodig om met eenige kans op ouccea tegen hen te stryden. De „Temps," van 23 Dec., schryft: De nederlagen der Engelschen hebben ook in Italië een grooten indruk teweeggebracht. De Italiaansche pers verhief tot heoen hemel hoog alles wat van Engeland kwam, doch de rollen zyn thans omgehaald en de bladen beginnen zich openiyk tegen Engeland te verklaren. Zy raden zelfs Engeland aan liefst tot eiken prys en zoo spoedig mogelyk den vrede to sluiten en geven te gelyk lucht aan hun ver wondering, gewekt door overwinningen der Boeren. De „Corrioro della Sera," die tot beden Engelschgezind was, geeft zelfs in dithyram- bische termen zyn bewondering te k<nnen voor de Boeren en constateert dat de Engelscho sympathieën zeer verminderd zyn in Italië. Byzondere aandacht heeft getrokken een artikel in de „Mattino," die Engeland herinnert aan het feit, dat het Italië geweigerd heeft, door een bekrompen jaloerschheid gedreven, tfidens den oorlog met Abesslnië, troepen to ontschepen te Zeila, ten einde het leger vaa Menelik in de flank te kunnen aanvallen, waardoor Engeland toentertyd van Italië een trouw en machtig bondgenoot Bad kunnen maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6