NM222S A°. 1899 feze fourant wordt dagelijks, met uitzondering van (iZon- en (feestdagen, uitgegeven. Vierde Blad. Feuilleton. Zondag; 3t December. LEIDSCH DAG-BLAD. PBJJS DEZER CQURAUT* Voor Lddoo pér 8 maanden, j i 1.10. Franco per post •••>%- rr P l .40. Afzonderlijke Nommers r 0.05> PRUS DER ADVERTENTEEITs Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Oróoterq lottere naar plaatsruimte Voor bet incasseoren buitoD de stad wordt 0.06 berekend. Vereeniging tot beiordering der Bouwkunst te Leiden. Een-en-dertigste vergadering, gehouden in het üutsgebouw. Aanwezig waren 26 leden en één introducé. Door de bekwame hand des heeren W. Van Vcïu was het gezellige Nutszaaltje voor deze laatste vergadering des jaars wederom keurig versierd met fraaie plantengroepen, terwgl de heer J. P. De Koning door het welwillend afstaan van het prachtwerk „La Brique ordi naire au point de vue dócoratif' er voor gezorgd had, dat de aanwezigen ook op kunst gebied konden genieten. Wegens uitstedightid van den heer C. R. Van Royven, vervulde de heer L. v. d. Laan diens plaats als voorzitter en opende met een hartelijk woord deze ver gadering. De notulen werden, behoudens een kleine opmerking van den heer P. Da Wilde Pz., goedgekeurd. Het momentvan den avond bestond in het feit, dat de architect Jan De Quack, van 'e-Gravenbage, een boeiende en schoone voor dracht hield. Hoewel deze spreker reeds onderscheidene malen in de Bouwkunstver- eeniging heeft gesproken en dan steeds be handelde wetenschappelijkeleerrijke onderwer pen op practisch en theoretisch gebied, dit maal verga»tte hi) zg'u talrijk gehoor op twee 7iovellen van zgn welversneden pen polderjongens''' en B Bureau-spoedwerk"twee mooie en goedvertolkte grepen uit het volle menschenleven; uit het leven van den een voudigste en uit dat van den meer ont wikkelde. Ja, by had ze mooi en knap getypeerd zgn sujetten. Zyn polderjongensdie hg reeds in de verte in het kille morgenuur ziet aan komen, op weg naar hun werk, beschrijft by als volgt: „Ze wisselen geen woord, zg, op weg naar hun heiwerk 1 Stram, bot, zielloos staren ze recht-vooruit; 't hoofd vóórover, nauwelijks achtgevend op hun eigen voetstap; elk voor zich onbewust met hoevelen zo zijn. „De ruige handen, groot, breed en sterk gespierd, hangen over de spade nog juist als toen ze er een uur geleden overheen gegooid waren. „De ochtendkoude heeft geen invloed op het bruinruwe oppervel er van. „Zóó zwoegen ze voorwaarts, vermoeid van tred, éven vermoeid als die zyn zal, wanneer de avondzon hunne lange schaduwen zal af- teekenen; want zoo ze al gerust hebbeD, zoo zyn ze nog vermoeid van den vorigen dag en zullen morgen weer vermoeid zyn van het beden. „De rust schenkt hun geen veerkracht. Alle spanning is eruitl Zo zijn gelijk een dommekracht, mathematisch bewegend onder den druk van een enkele hand Ze bestaan] maar dat bestaan is als ondanks henzelf. Ze liepen tien jaar geleden juist zooals nu ze dachten tieh jaar geleden, óvenals nu aan niets. Zóó toonen ze zich zóó schui ven ze, schokkend, dóórzalend, voorwaarts, totdat de poort des werks zich voor hen ont sluit, en ze werktuigiyk als één man, spade, drinkbus en boterhammenzakje Döarviyen aan den voet van de aannemerskeet. „Daar gaat de bel D^n volgt een mooi brok leven, rijk aan kleur en goed geteekend in boeiende trekken hier en daar dramatisch dan weer hilarisch in het geheel mensch- en zielkundig juist. Da verwikkeling geeft aanleiding tot het optreden van een zeer welgesteld familielid van een der polderjongens, die hem en zija kameraden aardig vooruithelpt. Dit familielid was Oom Willem. De geheele strekking der novelle ligt als 't ware in 't slot opge sloten, waar de begaafde spreker zegt: „Oom Willem had véél pleizier van het door hem verrichte goede werk. Eq dat pleizier beleefde hg aan Polder j on geris Zeker 1 in die eenvoudige, onontbolsterde zielen, in die gemoederen, waarin zoo menig plat en triviaal h6i-mopje een zanger had gevonden, om weergaloos materialistisch to worden vertolkt ten aanhooren van de geheele wereld; in die harten niet bezwangerd met den vunzen geest van speculatie en bijoogmerk, eenvoudig te voorschyn tredend met een: „hier zyn m'n handen, hier mijn kracht, hier myn gereedschap, wat betaal je voor myn arbeid!?' in die meDSchen bleef by voortduring óóo groote waardeering en één innige dankbaarheid"." „Hoeveel „oom Willem'a" bestaan er, die honderdmaal rgker dan onzen oom Willem, oen honderdste doen, van 'tgeen hij deed?" Maar hij, ook hij had reden tot dank en vreugd. Hg had voldoening van zyn gave! Hy had gegeven aan weinig bekende harten aan onbeschaafden aan polderjon gens!"." Do tweede novelle „Bureau-Spoedwerk" was een aardige episode uit het Bureauleven een stukje van wangunst, van werkkracht van bureauverhoudingen ook héél mooi, als naar '1 leven geteekend! Staat de heer De Quack bekend als een zee bekwaam vakman weinigen zullen hem kennen als schrijver. Het bovengeciteerde moge een blik doen slaan in zgn helder waarnemings vermogen en op zyn talent van het te vertolken. Waarlgk, waar de eeno gave zóó aan de andere de hand reikt, kan het niet uitblyven of de technische literatuur zal eerlang ver- rykt worden met veel origineels en schoons 1 Di voorzitter dankte langdurig en recht harteiyk don gevierden spreker en een oor- verdoovend applaus van alle aanwezigen moge den heer De Quack bewezen hebben, dat ook hij heeft gesproken voor dankbaren. De hoer J. A. Verhoog gaf, mede namens den heer W. Kok, verslag van den toestand der financiën en van het gehouden beheer en bracht hulde aan den penningmeester, den heer I. v. d. Kamp. De hoer Verhoog knoopte aan zgn verslag nog de moening vast, dat bet wenscheiyk zal zgn den penningmeester voortaan in Februari af te doen treden om zoodoende een zuiver overzicht over de reke ning van het afgeloopen jaar te hebben. Dit punt zal in de Januari-vergaderlng ter sprake komen. By de begrooting voor 1900, die nu volgde, maakten enkele heeren de opmerking om den post, uitgetrokken voor den Arbeidsraad, te doen vervallen en liever nog een leerling op „M. S. G." te plaatsen. De heer De Quack doelde mede, dat er nog verscheidene Vereonigingen de Arbeidsraden steunen, alhoewel het Rgk deze zaak in han den begint te nemen. Ook dit punt zal in de Januari-vergadering nader worden besproken. De heeren H. J. Jesse en J. A. Verboog werden als bestuursleden gekozen, terwyi de heeren I. v. d. Kamp en L. v. d. Laan de gelederen moesten veriaten en van den secre taris een hartelgk afscheidswoord medekregen. Op voorstel van den heer P. De Wilde Pz. werd onder luid applaus by acclamatie tot voorzitter benoemd de heer C. R. Van Ruy ven. Voor het lidmaatschap bedankten de heeren K. De Boer, J. Engels en H. Paul, terwyl als donateur toetrad de heer J. De Lange. De secretaris zal trachten te doen exposeeren de ontwerpen, ingekomen op een prysvraag van een gebouw voor de Levonsverzekerings- bank „Rotterdam". De heer J. A. Verboog wekte nog op tot een trouwer bezoek der vergaderingen, waarna de heer v. d. Laan de vergadering sloot. F. A. W. Noordwyk. Uitgaande van de R. K Kie3- vereeniging „Kiesrecht is Kiesplicht" werd op twee achtereenvolgende avonden (Woens dag en Donderdag dezer week) dcor haar voorzitter, dr. A. Kervel, in café „Flora" oen lezing over Transvaal gehouden. De belang stelling was groot: men schat het aaotal aanwezigen op belde avonden op ruim 400. De zeereerw. pator R. De Groot S. J., van Oudenboscb, had -bereidvaardig op zich ge nomen, de fraaie lichtbeelden te vertooneD, die de platen waren, zooals reeds gemeld is, cie van den heer J. A. Wormser door Drumonds-kalklicht verlicht, een uitstekend effect maakten. Voorts had de spreker zich verzekerd van ce welwillende medewerking van de dames J; Kortmann (alt) en C. Düllmann (sopraan), uit Leiden, en de heeren Spenoel bas) en Ots (viool en piano), uit Katwijk. De krachtige stem van den heer Spondel opende den avond met het Ouo-Wilhelmua en daarna het Transvaalsche volkslied, cie staande wer den aangeboord en op verzoek later door het publiek werden meegezongen. Op dezelfde vaderlandsche wyze werd aan het slot ook bet Wien Neeriandsch Bloed ten gehoorege bracht. Nu de lezing, de eigenlyko Transvaal avond Spreker had ze in twee deelen gesplitst: in het eerste gedeelte schetste hy ons de wor dings en lydensgescbiedenis van de zuster republieken, onze stamverwanten aan gene zgde der linie; In het tweede maakten wy, geleid door sprekers vaardige hand en tyge- licht door de duidelijke beelden, een rondreis door Zuid-Afrika, van uit Lorengo-M rquez door de Transvaal en den Vrystaat tot Natal, met bier en daar een uitstapje links of rechts. Dit allGs, voorgebracht op de eigen, flinke wfize, die wy van onzen dokter kennen, vooral wanneer hy voor de een of andere goede zaak in vuur komt, sleepte allen mede en dat ook veel platen en uitdrukkingen (waaronder treffende anekdoten ei bijzonder- heden niet vergeten mogen worden) luide geestdrift verwekten, behoeft wel niet gezegd evenmin, dat menigeen getuigde, thans eerst iets eigeniyks omtrent „land en volk", zijn bestaan en bezigheid te weten gekomen te zyn. Ook een op groote schaal geteekende kaart van Z.-Afrika bewee3 daarbij goede diensten. Spreker sloot met «en herinnering aan Paul Krugers vertrouwvolle belofte: „Alles aal reg koml" en met een variant op de Monroe leer, den kreet: „Afrika voor de Afrikaanders!" beide in groote letters op het doek geworpen. De rede werd herhaaldelgk door gejuich onderbroken en aan 't slot met daverend handgeklap beloond. Eu nu.... nu mogea de dames zangeressen bet ons vergeven, dat wy haar niet eerder noemden, maar de overvloed van stof dwong ons geleideiyk te werk te gaan. Ook zy echter mogen zich beroemen op een groot gedeelte van het succes van dien avond, en welver diend waren de bloemruikers, die haar door de jongedames Adr. De Groot en A. Van der Meer werden aangeboden. Heerlyk hebben we genoten van die frissche stemmen, van een zang, als waarmee wy bier niet verwend zyn. Vooral noemen wy we spreken thans enkel van het programma van den tweeden avon i cn zonder den anderen Dummers te kort te willen doen Avond en Morgen, van R. Hol (alt), Sérónado du passant, van Massenot (sopraan), Waldandacht, van Sieber (duo), ter wyl de heer Spendel nog gaf Van een Konings- vrouwe en Vereenigd Afrika van Am Spoel, en het aardige Gloeiend gesmeed, van dr. E. Peizel We mogen ook niet vergeten de fraaie Romance, voor viool, door den heer Ots, ge accompagneerd door mej. Kortmann. Het was in 't geheel een succesvolle avond, of liever avonden, en wanneer het totaal der gehouden inzamelingen, gevoegd by de op brengst der toegangskaarten, bekend zal zyn, dan zal wel biyken, dat hot doel: ook wat te doen voor de strydende of betor de lydende Boeren, en voor liefdadige instellingen onzer eigen gemeente, bereikt is. Met een hartelgk woord van dank, door den heer C. J. L. Van der Meer, als president van de Centrale Kiesvereeniging en het St.- Jeroensgilde on door wien de zaal een passende versiering had ontvangon, gericht tot den spreker en tot allen, die tot het welslagen van deze lezingen hebben bijgedragen, werd de zeer geanimeerde byeenkomst gesloten. Aangaande de lezing, die op denzdfden Donderdagavond in het „Hof van Holland" gehouden werd door den heer H. J. Moll, oud-onderwijzer in de Transvaal, ontvingen wy eenigo mededeelingen, waaraan wy htt volgenle ontleenen. Alle beschikbare plaatsen waren verkocht, zoodat de zaal een gezelligen aandik bood, bovendien door de goede zorg van den weleerw. heer ds. S. Verboeff op kwis tige en keurige wyze versierd met groen en gedrapeerd met de vaderlandsche, Transvaal sche en „Vereenigd Afrikaansche" vlaggen en verdere trope ën en attriouten. De lezing was meer een causerie over het onderwerp, oio, voorgedragen door iemand, met die landstre ken van naby bekend, en opgeluisterd door lichtbeelden, een voorstelling gaf van toe standen, bedryven, enz. der Boerenbevolking. Het gescbi-.d- en aardrykskuodige goaeelt® werd daardoor niet zoozeer op den voorgrond geplaatst. De spreker had de medewerking verkregen van de dames J. Weys, uitLeino (sopraan), en B. Baart de la Faille, uit Amstal- veen, die het overige van den avond met haar irachtige voordrachten aanvulden. Er waa 8ltchts één roep over den zang oer eersto, over de heerlijke pianotonen der tweede dame. Da uitgebreidheid van het program.ua laat niet toe in bijzonderheden te treden. Ook dezen dames werden bloemruikers aangetogen coor ce jonge dames Veruoeff. De opbrengst voor de Zuid-Afrikaansche Veree; iging oeoroeg am totaal (toegangskaarten, verkoop pro gramma's en geboudtn collecte) de som van ruim 152. Donderdag werd ten gemeentehuize aan besteed het verrichten van eenige vernieu wingen en herstellingen aan en het onder houden van gemeentewerken gedurende bet jaar 1900. De uitslag daarvan was: Perceel I (timmerwerk enz. te Noordwyk aan Zee): Jb. Verloop ƒ223. A. Verloop ƒ141. N. Den Hollander ƒ119.80; A. B. Van der Boon ƒ117.— (gegund). Perceel II (schilderwerk te Noordwyk aan Zee): J. Baaluergen ƒ60; H.'Meyers 44.90; M. Van der WeyJen 36; C. Admiraal 26. (gegund). Perceel III (smidsw6rk te Noorlwyk aan Zee): J. Van Kan ƒ46; A. Mooyekinl 44 (gegund). Perceel IV (timmerwerk enz. te Noordwijk- Binnen): J. Passctiier Nz. ƒ318.50; A. B. Van der Boon 239.50; A. De Bes 160 (gegund). Perceel V (idem): A. B. Van der Boon 80; J. Passchier Nz. ƒ68.50; A. De Bes 55.—, (gegund). Perceel VI (schilderwerk te Noordwyk- Binnen): C. Admiraal ƒ112.50; M. Van der Weyden ƒ44 50 (gegund). Perceel VII (smidswerk te Noordwyk-Bln- nen): J. W. Verstege 132; F. J. Versteeg® 126.50; G. F. A. Van Went 125.25. Perceel VIII (loodgieterswerk enz.): B. A. Eymer 108; H. Reekers 107. Hollandercorps. Te Sneek is naar men aan de „Zw. CL" meldt onverwacht gearriveerd de heer L. De Waard, commandant van het Hollander corps te Pretoria. De beer De W. verblyft in ons land 3 maan den en hoopt dien tyd zich bier ten nutte te maken in het belang, naar men zegt, van zyn gouvernement. Aan allen in den lande verzoekt De W. mee te doelen, dat hy zich gaarne disponibel stelt, om inlichtingen te verschaffen betreffende de personen, die by zyn corps dienen. Uit de herinneringen van een Franscli scheepskapitein. 1, i Vi)t en twintig jaren lang had ik op 09n Oost-Indie-vaarder gediend, en gedurende de laatste tien jaren had ik het commando over de „Belle", een zoo mooie bark, als er destUd3 maar één de golven doorkliefde. Den 20sten October 1851 kreeg ik bevel, mU gereed te maken, om naar Cayenne uit te loopen. Ik zou 75 soldaten en een tot verbanning daar heen veroordeelden politieken misdadiger transporteeren. Den laatste moest ik, volgens een uitdrukkelijk bevel, onderweg heel goed behandelen, en in den brief van mUn supe rieuren, waarin mU dit bevel werd mede gedeeld, was nog oeo tweede, met oeo zeer groot, rood zegel gesloten brief, dien ik echter oerst tusschen den 27aten en 28sten graad ■Westerlengte d.w.z. kort voordat wU den .equator zouden passeeren mosst openen. In elk geval moest ik dezen brief goed bewaren, daarom bevestigde ik bem onder het glaa eener oude, kleine klok, die aan den wand myner kajuit aangebracht wae. Ik was daar juist mee bezig, toen de balling mot zgn rrouw, wie men toegestaan had, hem te vergezellen, myn kajuit binnentrad. De vroirtv kon ongeveer zestien jaar oud zUn en was schoon als een engel. De man had een verstandig uiterlgk en was o.n zoo voorname verschUning, dat men hem eer voor alles andera dan voor een „misda diger" zou hebben gehouden. Om bet maar dadeljjk te zeggen, zjj ver meld, dat zUn „misdaad" bierin bestond, dat hg honderd jaar te vroeg tor wereld gekomen wae. Met eenige andere geestverwanten had hy getracht iete op touw te zetten, wat de wetten „hoogverraad" noemen en mot dood straf bedreigen. Het verwonderde my dus niet weinig, dat hy onder myn byzondere bescher ming gesteld werd; doch hierover later. Nog voordat de eerste maand voorbygogaan was, beschouwde ik bet mooie paartje reeds als mgn kinderen. Eiken morgen baalde ik hen in myn kajuit. Op een goeden dag, toen wy weer zoo by elkaar zaten, zeideik: „Vindt gg niet, jongelui, dat wy bier een heel lief familie- tooneel vormen? Ik zal geen onbescheiden vragen doen, maar ik zou byna willen bewereD, dat gU beiden ook niet veel geld over hebt. Ook is bet voor u, naar myn meening, te j immer, om in do brandende zon van Cayenne te graven en op bet veld te arbeideo, gelyk menig ongelukkige véér u moest doen. Het ie een slecht land, gU kunt my gerust gelooven, en heel slecht land. Ik, die in mUn leven in wind en weer, regen en zonnescbyn zoo ver bard ben, dat myn huid zoo taai ale die van een rhinoceros geworden is, zou het daar wel kunnen uithouden, maar gy?Ik heb werkelyk medelijden met u." Zy antwoorden er niet op, maar keken elkandc ernstig aan. Eu na een pauze sloeg het vrouwtje haar armen om myn hal. en schreide als een kind. „Maar," riep zy eensklaps uit, „u hebt nog niet eens naar den brief met bet groote, roode zegel gekeken." „Ja, de duivel hale hem," riep ik uit, ,dat beb ik geheel en al vergeten 1" Verschrikkelyk opgewonden ging ik naar de kajuit, om te zien, waar wy waren. Ik vond, dat wy nog een paar dagen moesten reizen voordat wy den lengtegraad bereikten, waarop ik den brief moest openen. Wy waren nu tn de nabyheïd der Kaap- verdische eilanden; de „Belle" liep met een snelheid van tien myien in het uur. Wy hadden een van die prachtige nachten, zooals men ze alleen in de tropen beleeft. Ik zat in dezen heerlyken nacht op het dek, rookte myn eigaar en liet myn blikken over de zee waren. Alles was stil en alleen de voetstappen van den wachthebbenden officier, die op het dek op en neer ging, verbraken de nachtelyke rust. Ik houd van rust en orde ik haat alarm en verwarring. Op dit uur moesten alle lichten op het schip uitgemaakt zyn; maar toen myn blik op een gegeven oogenblik op het scheeps dek viel, meende ik een smalle hchtlyn juist onder mgn voeten te herkennen. In elk ander geval zou ik daarover vertoornd zyn geworden, maar daar ik wist, dat bet licht uit de kajuit myner lievelingen kwam, nam ik my voor te zien, wat zy zoo laat nog uitvoerden. Ik behoefde slechts naar beneden te kyken; door het lichtvenater kon ik heel goed in de kajuit zien. Daar zaten zg, elkander teeder omstren gelend als duiven, en praatten op zachten toon. „Ach, lieve Laurette," zeide de jonge maD, ,ik kan het niet helpen; hoe dichter wy by Amerika komen, des te angstiger word ik. Ik weet niet waarom maar ik vermoed, dat deze reis de gelukkigste tyd van ons leven was." „Ook Ik heb doze gewaarwording," ant woordde zy. ,Ik wou, dat de reis eeuwig duurde." De kleine sloeg haar ronde, blanke armen om zyn hals, streelde zyn voorhoofd, zyn oogen, lachte daarby verrukkelijk en fluisterde een menigte lieve woorden. „En bovendien zyn wy altijd nog zeer ryk," zeide zy, terwyl zy in een bartelyken lach uitbarstte. „Zie eens in myn beurs, nog een heele gouden Louie d'or, myn geheel aardsch bezit." Ook hy moest lachen. „Ja, lieve, ik heb myn laatsten frank uitge geven. Ik gaf hem aan den man, die onzen koffer aan boord bracht." „Ach, arme! Maar wat kan het schelen. Niemand is zoo vrooiyk als hy, die in bet ge- heel niets heeft. En ik beb bovendien nog twee diamanten ringen, die myn moeder my gaf; ze zullen hun dieneten wel bewyzen. Als het jou goed is, kunnen wy ze verkoopen, en ten slotte ben ik ook overtuigd, dat de kapitein het goed met ons meent, en ik geloof ook, dat hy heel goed weet, wat er in den brief staat." „Waarschgnljjk een aanbeveling aan den gouverneur van Cayenne." „Misschien! Wie kan het weten?" ging ds schoone, jonge vrouw voort. „Onmogeiyk is het niet. Jy bent zoo goed, dat ik overtuigd ben, dat de regeering je maar voor oen korten tyd verbannen heeft ik weet, dat men jon niet slecht gezind is." Het was intusschen boog tyd geworden, dat de lichten uitgeblazen moesten worden; ik stampte op den vloer en liet de lampen uit maken. Toen ik, weinige dagen daarna, des morgens ontwaakte, was ik zeer verwonderd niet ds geringste beweging van bet schip te bespeu ren. Verschrikt ijlde ik naar het dek, om daar to con8tateeren, dat het volkomen windstil was. Het schip bevond zich toen op 1 graad Noorderbreedte en tusschen 27 en 28 graden Westerlengte. Ik wachtte tot den avond, ging toen in myn kajuit en opende daar den brief. Ik hield den adem in, terwyl ik het groote, roods zegel verbrak, en lae: „Kapitein Lafontaine. De balling Antoins Sinclair is veroordeeld wegens hoogverraad tegen het keizerryk. De regeering beveelt daarom, dat by op open zee zal worden dood geschoten, en gy zyt aangewezen er voor te zorgen, dat dit bevel stipt uitgevo3rd wordt" Ik las den brief van voren en van achteren en ylde toen naar het dek. Hier vond ik ze, zy de zee aanschouwend en hy met onuit- sprekelyke teederhoid zyn vrouw bewakend, (Sief volgt)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 13