N°. 12216
Dinsdag December.
A». 1899
feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
De geest van den overledene.
LEIDSCÏÏ
DAG-BLAD.
PRIJS CESSER COURANT i
Toot Lelden per 8 maanden:
Franco per post
Afsonderlyke Nommers
».lö.
1.40.
0.05..
PRIJS DER ADVERTEN TlÜtf:
Van 1—0 rogels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17|. Grooter^
letters naar plaatsruimte Voor het incasseeren buiten de etad
wordt f 0.06 berekend.
Tweede Blad.
De oorlog tusschen Engeland en Transvaal.
Vao generaal Clery en zjjn troepen, die in
Natal oprukten om Ladysmith te ontzetten,
werd in geen t[jd iets vernomen. Volgens
Engelsche bladen meenen de Boeren, dat hy
v <n plan is ten Noorden van Springfield, dat
ton Zuid-Zuid-Westen van Colenso is gelegen,
de Tugelarivier over te trekken. Z$j hebben,
indien dit zoo is, natuurlek gezorgd, dat er
manschappen genoeg zyn, om dit plan te
doen very leien. In Engeland is men over
het uitbleven van ty dingen van dezen generaal
'niet erg op zijn gemak.
1 Het woord „vonnist", dat zoo dikwyis in
officièele Engelsche telegrammen wordt aan
getroffen, is een woord met zeer rekbare be
tekenis. Het kan beteekenen, dat soldaten
gedood zijn, zonder dat hun ïyken gevonden
•verden, eveneens, dat zy gevangbn werden
genomen, ook dat zy deserteerden, eveneens
kan het beteekenen, dat zy van de hoofdmacht
afgeraakt en daarna verdwaald zyn.
In het Engelsche leger heeft alt „vermis
sen" van manschappen wel eens meer een
groote rol gespeeld. Wellington schreef byv.
na den slag by Victoria: „Ik weet niet wat
ik moet doen met de kwytgeraakte soldaten.
Gisteren hadden wy 12000 man minder onder
de wapenen dan vóór den slag by Victoria.
Zy bevinden zich niet in het hospitaal, zyn
niet gedood en ook niet in handen van den
vyand gevallen. Ik geloof, dat zy zich in do
dorpen in het gebergte verborgen hebben".
Dit verbergen beteekent niets anders dan
deserteereo. En evenzoo kunnen wy het woord
„vermissen" uit de officiëele oorlogstelegram
men veilig vervangen door het onofficieel®
woordje „deserteeren." (Hbl.)
Aan het „Deutsch Med. Wocbenschr."
wordt uit Londen geschreven, dat men zich
niet behoeft te verwonderen, wanneer spoedig
typhus onder de bezetting van Ladysmith zal
aitbreken. Het garnizoen van Ladysmith
heeft sedert 1897 meerdere ernstige typhus-
epidemieën doorgemaakt en ook nu loopen de
Iroepen door het drinken van slecht rivier
water, groot eevaar.
De briefschryver, dr. Zum Busch, heeft het
ook over de geneeskundige verzorging van
)het Engelsche leger, die allesbehalve roos
kleurig moet zyn. Alle beschikbare artsen
bevinden zich reeds op h6t oorlogsterrein,
ïoodat de troepen, welke nog in het vader
land zyn, van geneeskundige bulp verstoken
blyven, en het zeer moeilyk zal zyn, de
verdere divisies van een voldoend aantal
'geschoolde militaire artsen te voorzien.
Uit de Zuid-Afrüiaansche Mail.
By Elandslaagte.
Aan de „Rand Post" van 31 October zyn
de volgende byzonderheden van den slag by
Elandslaagte ontleend:
Generaal Koek had opdracht ontvangen
po.sitie te nemen ten noorden van het station
Waschbank, het eerste station van Glencoe,
alwaar goed contact was met verschillende
commando's. Op den ochtend van Yrydag
kwam de generaal aldaar aan en zond hy
een sterke patrouille uit om den spoorweg en
de tclograafiyn verder zuidelyk onbruikbaar te
maken en het terrein te verkennen. De
patrouille, onder veldkometten Pienaar en
Potgieter, een goede dertig man sterk, trok
veel verder dan in de bedoeling lag, tot by
Elandslaagte, in de nabyheid van Ladysmith.
Zy ontdekte een trein, die naderde, en nam
dien trein, met proviand, drank en kleine
wapens geladen, in bezit. Dit werd gerappor
teerd aan het Hoofdlager by Waschbank.
Groote drang werd uitgeoefend op den
generaal om naar Elandslaagte te vertrekken
en aldaar dezen proviandtrein te bergen
en andere te komen treinen te nemen.
De generaal is gezwicht voor de argu
menten, die vóór zulk een zelfstandige onder
neming pleitten. Te Elandslaagte heeft hy de
patrouille, of een groot deel daarvan, aange
troffen in een toestand, die duideiyk aantoonde
dat oe mannen voor de verleiding van don in den
trein geborgen wyn en whisky bezweken waren.
De generaal heeft toen dadelyk allen nog voor
handen drank doen vernietigen. Zaterdag
ochtend waren allo mannen frisch, alleen de
patrouille-menschen „op een manier".
In den vroegen ochtend is een niet ernstige
aanval op het Commando gedaan. Nadat de
onzen een weinig geschoten hadden, trokken
de Engelschen af.
Het Commando Koek was op twee koppen
gelegerd; op den een bevonden zich de
artillerie met twee stukken, op den ander
de Duitschers onder Schiel en graaf Zeppelin
en de Johannesburgers onder Yiljoen.
In den vroegen namiddag naderden En
gelsche gepantserde treinen hoofdzakeiyk
geschut aanvoerende; terwyi de Engelsche
legermacht voortdurend versterking ontving.
De onzen waren niet sterk genoeg dén vyand
aan te vallen en te verdryven en moesten
die ontlading van geschat lyaelyk toezien,
Tegen vier uren vielen de Engelschen aan.
eerst door zwaar artillerie-vuur. Het aantal
hunner kanonnen kan niet met zekerheid
gemeld worden maar most tusschen tien en
twintig bedragen hebben. Het vuur had echter
weinig uitwerking, behalvo dat een kanon
vernield werd.
Tusschen 5 en 5.30 viel de infanterie aan;
aanvankeiyk bewoog zy zich in gesloten
massa's. Ons eenig kanon bad op hen een
zeer goede trefkans, de afstand was niet meer
dan 1500 yards en had een duideiyk waar
neembare ernstige uitwerking. Nadat de
Engelschen de tirailleurs-gevechtsorde aan
namen, werd dit natuurlyk minder en gaande
weg vielen er enkelen der onzen.
Dr. Coster is onder andere in dit gevecht
door een kogel in het hoofd getroffen.
De artillerie en hot Hollander Corps hielden
echter flink stand. Of enkelen van dit Corps
echter vroeg zyn uitgeweken, weteo wy
niet; doch we), dat eenige Johannesburgers
zéér ontijdig zyn gevlucht. Op beide kopjes
hield de groote massa echter flink stand en
moet toen vooral met doodeiyke uitwerking
op den vyand geschoten hebben. De Lanciers
maakten terzelfuertyd omtrekkende bewegin
gen en bestookten onze menschen in de flanken.
Dit scbynt hot teeken te zyn geweest voor een
vry algemeene vlucht, waarby nog velen zyn
neergeveld. Indien de Lanciers vertrouwd
waren geweest met het ryden tusschen de
klippen, zouden er veel meer der onzen ge
vallen zjjn. Vooral de invallende duisternis
was een groote bondgenoot voor ons.
Tydens de bestormiDg van het kopje, waarop
de Transvalers positie genomen hadden, speelde
de muziek der Engelschen „God save the
Queen."
Het is volkomen waar, dat verscheidenen
der onzen, die krygsgevangenen waren, ont
snapt zyn dooroafe de Engelsche wachten
beschonken waren.
Aan „De Volksstem" van 4 November is
nog het volgende ontleend:
De begrafenis van generaal Koek.
Gistermiddag te drie uren precies reed het
galarytuig van Z.H.Ed. den Staatspresident
voor het huis van wylen generaal Koek, waar
reeds veel familieleden, hooggeplaatste ambte
naren en vrienden van den overledene waren
byeengekomen.
Voor het huis zelf stond een maximkaDon,
bespannen met acht zwarte paarden, die aan
den toom geleid werden door vier stukryders,
onder bevel van een stuk-commandant.
Verder in de straat stond het vierkleurkorps
onder commandant Jordaan geschaard. Daar
naast Holland's Mannenkoor met de omfloerste
banier en ten slotte een detachement van
elke wyk der speciale politie.
Voor het stuk geschut stond het vuur-
peletoD, viertiea' raan sterk, onder aanvoering
van den wachtmeoster en voorop het fanfare
korps „Onder oas" van de Centrale Werkplaats
der ZA.S.M.
Nadat Z.H.Ed. en de leden van het corps
ciplomatique, die uit persooniyke vriendschap
voor den afgestorvene in uniform verschenen
wareD, hun innige deelneming aan de weduwe
hadden betuigd, sprak ds. Postma, alvorens
de kist, die met de Transvaalsche vlag bedekt
was, het huls werd uitgedragen, een indruk
wekkend gebed naar aanleiding van Psalm
116: „Kosteiyk is in het oog des Heeren de
dood zyns gunstgenoots."
Hierop zongen de aanwezigen Psalm 89:
„Die den slaap des doods niet in zal sLpon",
waarna de dragers de ki6t naar buiten droegen
en op bet voorstuk van het kanon plaatsten.
De dragers waren de heeren F. W. Reitz,
staatssecretaris, J. C. Smuts, staatsprocureur,
N. S. Malherbe, thesaurier-generaal, I. Van
Alphen, postmeester-generaal, my ncommissaris
Van Heidelberg en de hoer P. G. W. Grobler,
onder staatssecretaris.
Te 3.20 verliet de stoet het huis en tegelyker
tyd dreunde het eerste doffe kanonschot van
het artilleriekamp.
En terwyl de plechtige stoet zich langzaam
voortbewoog onder de statige, indrukwekkende
tonen van Chopin's treurmarsch, klonken met
groote regelmaat om de minuut de schoten
van het kamp.
By het kerkhof aangekomen, werd de kist
weder door de dragers van het kanon ge
nomen en onder het salvo van het vuurpeloton
naar het graf gedragen.
In menig oog blonk een traan en velen
weerhielden slechts met moeite hun snikkken
to8n het bevel van den wachtmeester klonk:
„Presenteert het geweer", en langzaam met
een dof geluid de kist in de groeve daalde.
Ds. Postma nam hierop het woord, terwyl
allen met ongedekte hoofden rondom het graf
stonden geschaard. Onze predikant wees er
op, hoe de mond thans zweeg, die zoovele
malen gesproken had, hoe de krachtige hand
machteloos ter neder lag, die in vroegere dagen
en ook in dezen strijd nog het zwaard heeft
opgevat, in het geloof in den Hoer, Zyn God.
Hy was trouw tot ia den dood en zyn trouw
is ons tot voorbeeld. In de dagen van stryd
die wy nu beleven, kunnen wy oveneens elk
oogenblik opgeroepen worden onze trouw in
den Heer te bewijzen,
Mogen wy het dan gevoelen, dat dit graf
ons toeroept om voort te gaan in dezen stryd
in het betrouwen op den Heer, ons leven niet
dierbaar achtend; wy strijden in de kracht
des Hueren. Laten wy dan altyd bereid zyn
te toonen, dat wy niet alleen stryden onder
de banier van ons dierbaar vaderland; maar
dat wy ook klaar staan te vallen onder de
banier van Christus.
De Staatspresident, die zichtbaar aangedaan
was, doch wiens krachtige figuur meer dan
ooit zyn geloof in onzen heiligen stryd uit
drukte, wees op het leven van generaal Koek,
cie op 12 jarigen leeftyd reeds met zyn vader
by Boomplaats had gestreden, later weer by
Zwartkopjes en in den Vryheidsoorlog van
'80 ook onze vechtgeneraal was geweest op
Potchef8troom.
Het oude Staatshoofd wees er op, dat hy
generaal Koek van zyn jeugd af had gekend
als iemand, nooit bevreesd om zyn leven te
geven voor de onafhankelykheid.
De gryze President herinnerde er dan aan,
dat van het begin dtr wereld af een stryd is
gestreden door den boozen geest tegen het
ryk van Christus en dat in dien stryd velen
gevallen zyn. Doch nooit zal het ryk van
Christus vergaan.
Generaal Koek had dien stryd gestreden
voor het ryk van Christus, en Diet alleen voor
zichzelf was hy gevallen, doch ook voor het
nageslacht.
ZHEd. wees dan op het leven hiernamaals,
dat allen zal geworden, die in Christus geleefd
hebben. Dit is de troost.
De Heer alleen zal beslissen. Hy is de be
velhebber over hemel en aarde, vraagt dus
Hem, riep spreker ten slotte uit, ons wysheid
te geven en kracht, en de overwinning zal
daar wezen, zoodat de duivel en de heelo
wereld zal erkennen, dat God het zwaard in
de hand heeft.
Ds. Postma deed hierop een kort gebed, en
dankte alle aanwezigen voor de e6r den over
ledene bewezen en vooral ZHEd. den Staats
president voor zyn treffende belangstelling
Nog werden twee salvo's over het graf ge
lost en allen keerden huiswaarts, diep geroerd
over zoo treffend een plechtigheid.
De kist was overdekt met kransen van hier,
van Johannesourg en van het gebeele land.
Van alia zyden waren deputaties afgevaar
digd, van ver in Natal, den Vrystaat en de
Kolonie, doch ook ver over zee in Europa en
Amerika hebben menschen met ons meege
leefd in het zware verlies, dat de Z.-A. R.
heeft getroffen.
Het was een treffend gezicht aan de groeve
van Generaal Koek, onze gryze staatsman met
bewogen 6tem te zien spreken en de zooqs
van den overledene, mannen die op het slag
veld den dooi onverschrokken in het oog
hadden, te zien steunen op elkander on
schreien als kinderen.
Een van de zoons verliet, geleund op den
arm van een deelnemend vriend, gebroken
van smart, het kerkhof.
Het graf van Generaal Koek Is gelegen la
de nabyheid van dat onzer andere voortrek
kers, gesneuveld in den stryd tegen denzelfden
vyand, die rusteloos ons tracht te vernietigen.
Terwyl de ïykstoet zich langzaam voort
bewoog en de droeve tonen van den treur
marsch opstegen en van het kamp de doffe
schoten dreunden, wilde het toeval, dat de
Engelsche officieren, die de overgave verkozen
hadden boven den heldendood, dien ook Gene
raal Koek gestorven was, van de „Race course"
naar een betere behuizing in de Staatsmodel-
school trokken.
Wy vragen ons af, hoe of zy gevoeld zullen
hebben.
INGEZONDEN.
Mijnheer!
Gelieve onderstaand in uw veelgelezen blad
te plaatsen als waarschuwing.
Gisteravond om zes uren werden vier kleine
meisjes op de Oude Vest aaogesproken door
een heer van middelbaren leeftyd (lage hoed en
gouden bril op) en werd hun verzocht hem in een
donkere poort te volgen, met belofte dan ieder
een dubbeltje te krygen. Twee voorbygaand#
personen, dit verdacht vindende, gingen op
onderzoek uit, waarop de bewuste heer de
vlucht nam in de richting van de Haarlem
merstraat. Hoogachtend,
UEd. dw. Dienaar
Leiden, J. Crama.
18 Dec. 1899. 134 Waardgracht.
[Niet alle, maar wel veel ingezetenen zullen
vermoeden welke persoon in bovenstaand
schry ven wordt bedoeld. Ook de politie zal dit
zeer zeker niet onbekend zyn en wy hopen en
rekenen op haar hulp om dergelyken prak
tijken den kop in te drukken.
Maar laten ouders bovendien hun kinderen
inprenten onder geen voorwendsel, onder
geen beloften met andere personen mode to
gaan. Red.]
19)
,Nu, kyk eens aan! Dat ia immers de
mooiste tüd voor reizen 1 Eerst wellicht een
paar weken in Midden-Duitschland, de Harz
of zoo iots. Dan zeker naar een hooger
klimaat. Ik zon dat zeer aanbevelenswaard
Tinden, al roeit gy u ook weer geheel
hersteld. Het hindort nooit, wanneer men
oen nakuur zoo lang mogeiyk rekt."
"Willibald luisterde nauweiyks meer naar
hom. Zyn levendige verbeelding was den ge
beurtenissen reeds vooruit gesneld. Hy zag
zichzelven, sprakeloos van zaligheid, alleen
met Flandrine in de coupé; hand in hand met
haar, die het geluk zyns levens uitmaakte, de
heerlykste natuurtafereelen doorstoomen.
Hg daDkte den geneesheer in onsamen
hangende woorden. Dokter Hichaelis wenschte
hem alles goeds en verzocht hem ongeveer
bi het midden van Juli eens te schryven, hoe
4e hooge lucht hem beviel, daar zich ook
verschyn8elen konden voordoen, dio een ver-
blUf aan zee wenscbelyker maakten. Dat was
W«1 niet waarschyniyk maar voor elk ge-
'al
Willibald Menz beloofde dat, drukte den
loktcr nogmaals de hand en giDg heen. Het
Mt zwol hem in zyn binnenste van onge-
tenüo.i levenslust. In de half donkere spreek
kamer, waar de gordynen waren neergelaten,
bad hy het niet langer kunnen uithouden.
Hy deed nog eenige inkoopeD, voor het
meerendeel geschenken voor zyn verloofde,
pakte alles haastig in en reed vervolgens naar
het hoofdstation. Zyn ouden schoolkameraad,
dokter Gesenius, had hy, tegen zyn gewoonte,
ditmaal niet opgezocht. Een onoverwinlyke
schroom weerhield hem daarvan. Hy wilde nu
met het gelukkig overwonnen verleden niets
te maken hebben, on dokter Gesenius was
daar meer moe vereenzelvigd dan iemand
anders.
Met don laatsten trein kwam Menz te Ober-
loszberg aan. De gryze Noll haalde hem met
den kleinen jachtwagen af. Men reed om bet
dorp heen, waarvan de pannen daken in het
licht der afnemende maan blonkeD. De nevel
boven het elzenboscbje en de wit glinsterende
weilanden maakten een kouden, onbehaaglyken
indruk. Willibald had daarvoor evenmin oog
als gevoel. Hy hulde zich dichter in zyn over
jas en ademde met wellust de koude, vochtige
nachtlucht In, zonder zich door zyn knecht,
die af en toe een opmerking maakte, in zyn
aangename gedachten te laten storen, welke
zich uitsluitend met zyn toekomst en zyn
Flandrine bezigbieldon.
XIX.
Thuisgekomen, vond Willibald alles verlicht.
Juffrouw Plöhm begroette hem met onmis
kenbare vreugde. In de eetzaal was de tafel
gedekt. Willibald at en dronk met grooten
eetlust, ofschoon het reeds by twaalven was.
Juffrouw Plöhm moest by hem komen zitten
en een glas Ungsteiner drinken. Hy was
minstens negen uren lang op de been ge
weest en voelde toch geen spoor van ver
moeidheid. Hy sprak steeds over zyn ver
loofde, over de heerlyke dagen in Rome en
Napels, over zyn aanstaande schoonouders en
over de nieuwe, kostbare inriebting van de
beide kamers aan den zuidkant van het huis,
welke het byzonder eigendom van de jonge
slotvrouwe zouden worden.
„O ja, dat wilde ik nog zeggen, juffrouw
Plöhm: gy biyft toch by one? De oude Noll
heeft my zoo Iets gezegd, alsof gy van plan
waart uw biezen te pakken 1 Praat er niet
overl Ik ken dat. Men maakt zichzelve wys,
dat zoo iets niet gaat, dat men nu toch over
bodig is, enz., enz., terwyl in waarheid.
Och wat! Leer myn lieveling maar eerst eens
kennen. En te dosn is er toch meer dan
genoeg.Wy spreken er nog wel eens
nader over.
Juffrouw Plöhm was aangedaan. In zulk
een rooskleurige stemming en zoo spraak
zaam had zy mynheer Meoz in laog niet
gezien. Zy nam zich voor maar eerst eens
af te wachten boe de zaken liepen. Dat moest
wel een byzonder lief schepsel zyn, dat zulk
een invloed op den anders zoo io zichzelven
gekeerden man,had 1
Van tafel opstaande, begaf Willibald zich
naar zyn studeervertrek en pakte daar de
verjaring8geschenken voor zyn verloofde uit.
Den eersten Mei werd Flandrine negentien
jaar. Hy ging onder de hanglamp zitten en
liet de kostbare cadeaux met heimeiyke vol
doening door zyn handen glydea. Het was
een prachtige kaDten waaier en een mat
gouden armband, geheel met parelen bezet.
Willibald Menz speelde daarmee als een
lachende schoolknaap. Hy trachtte den arm
band aan te doen, wat niet gelukte, hield
hem in alle richtingen tegen het licht en
borg hem daarna weer voorzichtig in den
met donkerrood fluweel beklesden étui. Don
waaier sloeg hy op do wyzo van een coquet-
teerendo baldame open en toe en vond er een
kinderlyk genoegen in den eigenaardigen glans
van de paarlemoeren staven met bun ingelegde
figuren van zilver te bewonderen.
Ten laatste begon hy te dichten. Hy schreef
by den waaier zoowel ale by den armband
een paar verliefde coupletten, die van het
standpunt van een dilettant volstrekt niet
kwaad waren.
Willibald had zich nooit ook niet als gym
nasiast aan de lyriek bezondigd. Doch nu
welden deze versregels als vanzelf by hem op
en vervulden hem met verbazing over de ge
lukkige, luchtige stemming, die voor oon
oogenblik in staat was een prozalacben land
bouwkundige tob een mededinger van Rückert
en Geibel te maken.
Willibaid logde ds beide gedichten in zyn
vloeiboek. Vóór Bi' de verzen in het net schreef,
wilde hy hier en dair nog een kleine verbete
ring aanbrengen. En daartoe was het nu
reeds te laat; het was kwart voor éénen.
Hy begaf zich naar het midden d?r kamer.
De deur naar de eetzaal stond open; eveneens
die, welke van de eetkamer naar bet eerste
salon leidde. Alle drie kamers waren verlicht.
By dezen aanblik overviel Willibald Menz
plotseling een onaangenaam, raadselachtig ge
voel. Hy herinnerde zich met groote levendig
heid de slawiscbe legenda van het middag-
spook, dat in tegenstelling met de nacht
geesten van bet Duitscbe volksgeloof in den
verzengenden middaggloed rondwaart, wanneer
alles onder den druk der zonnehitte bedwelmd
en gestorven echynt. Als bet tooneel van dit
verwoostend middagspook kwam bem nu do
reeks vertrekken in het licht der onmerkbaar
flikkerende lampen voor. En nu meende hy
ook een gonzen en Buizen te booren, geiyk
aan het geheimzinnige piepen der krekels,
waarvan men niet weet van welke richting
het komt en of het ver af of dicht by is.
Da adem van bet middagspook in het
nachteiyk uur
Het gonzen en zingen nam toe, zonder
evenwel luider te worden. Daar tusschen
klonk het nu ook mat en afgebroken, alsof
oen paar menschen aebter een geluid dem
penden muur aan het twisten waren. En
opeens hoorde Menz vlak naast zich een
kermen en fluisteren, dat ten laatste in half
luid gemompelde woorden overgiog: .Het
gaat nietl Het gaat niet 1'*
(Sfoi volgt.)