Beurs van Amsterdam. MENGELWERK. BO* alles roede, en de veine heeft het hem ge daan. Maar gedaan is het, en nu bidden wy u, in den vervolg© van het maken van be- zware n af te zien. Desnoods mogen zelfs de concentratie-mannen met welgevallen op hun twaalfjarige bestandperiode terugzien, maar z(j zullen dan zeker tevens goedvinden, dat die roomvolle tyd thans als voorgoed verladen wordt beschouwd; te liever, wanneer zy zieD, dat Atjeh thans me9r geld in de schat kist brengt dan ooit te voren, terwijl de uit gaven niet meer bedragen dan in den tyd van het twaalfjarig bestand, en terwyl boven dien in het gewest zelf tal van nuttige en noodige zaken (wegen, enz.) op kosten der bevolking worden tot stand gebracht, welke men in de temporiseer-periode ad calendas graecas verschoof." De schrijver dringt er dan op aan, dat men de pacificatie van Atjeh nu op deze wijze late doorwerken: „Dat wij op dez9 wijze tot het doel komen, ia thans buiten discussie voor allen, die den toestand werkelijk kennen, want van de ver kregen resultaten is niets aan verschillende waardeering onderhevig. Immers niets daar van is afhankelijk van don goeden wil of de 'betrouwbaarheid van Atjehache vrienden of bondgenooten, maar alles in den vollen zin des woords van ons eigen. Daarom is het van 'belang, dat velen, liefst allen, die een woord mede te spreken hebben, zich de moeite ge troosten van zich ernstig op de hoogte te stellen van den st3at der zaken, opdat niet gebeurtenissen, die geheel voorzien en in samenhang met het af to werken programma noodwendig zijn, den indruk maken van ach teruitgang of tegenspoed. Want er staat nog heel wat op het programma, dat afgedaan moet worden, en de beschikbare middelen zijn zeker voldoende om dat af te werken, maar alles kan niet ineens geschieden." Bij dat afwerken kan nog wel eens iets van onrust worden vernomeD, maar daarop dient men te rekenen. De schrijver noemt een voorbeeld: „Mocht nu eerlang de gouverneur van Atjeh er toe overgaan om het zulverlngswork ter Westkust weer eens duchtig ter hand te nemen, dan kan men zeker zjjn, dat daar do thans rustenden den nog lang niet ultge- putten voorraad van hun vroeger van bestuurs- iwege verstrekte patronen zullen aanspreken en dat op verschillende plaatsen onrust zal ontstaan, onrust, die door onze troepen wordt 'opgewekt, omdat wij met een rust, die buiten ons gezag staat, niet tevreden mogen zyn. 'Men denke er dan aan, dat die onrust geen teeken i3 van een minder gunstigen toestand, maar een noodwendig middel om tot vesti ging van een beteren staat van zaken, tot schepping van werkelijken vrede orde en veiligheid te geraken. En omtrent denuitslag make men zich evenmin bezorgd als al die genen, wier vereende inspanning van krachten het werk moot volvoeren en die dat doen met volle verzekerdheid en vertrouwen." De overtuiging, in deze artikelen op zoo goede gronden gebouwd, wordt langzamer hand al meer de overtuiging van ons volk, dat inmiddels toch blijft verlangen naar den (dag, waarop ook in Atjeh het zwaard in de scheede koeren zal, zegt De Standaard. Over het lot der Ongevallenwet zegt 'De Nederlander: Dat de Ongevallenwet met groote meerder heid zou worden aangenomen, was te voorzien ook dat velen, die zelfs op de meest krasse wijze de beginselen der wet hadden bestredeD, als het op stemman aankwam, voorstem mors zouden worden. Of niet, als men toch eindigt met principi •êele tegenstanders mee te gaaD, het passender ware zich wat minder sterk tegen het begin&el uit te laten, dat laten wy anderen ter be- oordeoling over. Maar hoe is het mogelijk, dat mannen, die toch zoo gaarne hnn beginsel boven alles stellen, ten slotte helpen tot stand brengen wat lyurecht daarmee atrydt, on dat doen huns ondanks, al pruttelende en zich verontschul digende wegens de uit te brengen stem? Is het niet het gevolg van de stembus beloften Let op wat nu met de Ongevallenwet is geschied. Men heeft zoo dikwijls den werklieden beloofd te zullen meewerken ter wegneming van misstanden; zullen zjj tevredon zyn, als men verwerpt wat immers voor hun welzjjn bedoeld is? En vormen die werklieden niet een machtig deel van het kiezerscorps? Zóó spreekt menigeen en buigt, ondanks alle protest, het hoofd. Niet, alsof men beloften had afgelegd; verklaringen slechts. Maar toch 1 Wy begrypen de kracht der reuenooring volkomen. Mdar wordt niet het anti-revolutionair be ginsel, dat recht gaat boven macht, dat niet de wil der meerderheid, maar het rechts beginsel den doorslag moet geven, op die wjjze miskend en ter zjjde gesteld? Hat zyn de kiezers, die, nog vóór dat zy in staat z(jn het vóór en tegen, en de billijkheid 'van alle verlangens te beoordeeleü, by meer derheid van stemmen vaststellen wat z ij zeiven verlangen. Dd gekozene, eenmaal voor het wetsontwerp geplaatst, tracht nog wel te redden wat te redden valt; hij poogt wel aller belang te eerbiedigen; maar hl) is in zijn stemmen niet vry. By do behandeling in de Kamer is hi) gebonden aan den partijleider; bij de eind stemming aan de kiezers, door wier hulp hij gekozen is. Het wordt dan ook steeds meer onnoodig, in de Kamer to debatteeren over beginselen, vermits elke stem reeds te voren vaststaat, en men elkaar dus toch nooit kan overtuigen. Evenals nu reeds in de internationale ver houdingen uitsluitend macht en eigenbelang den doorslag geven, zullen ook in de volks vertegenwoordigingen steeds meer slimheid, berekening en macht de hoofdrol gaan spelen. Maar het beginsel, dat, door vrfje manneü, vrijelijk geoordeeld en vastgesteld wordt over wat aan ieder naar recht en billijkheid toe komt, opdat de wetgever zich daarnaar regelo, gaat verloren. s En de stem van den echten anti-revolutionair wordt steeds meer al3 de stem eens roependen In de woestijn. De Nieiaoe Hotterdamsche Courant schrijft omtrent de openbare behandeling der wet: „Naar waarheid mag gezegd worden, dat dit groote stuk wetgevende arbeid in korten tijd verricht is en daartoe alle factoren hebben samengewerkt: vaste leiding van de Bogeormg, standvastige medewerking van de Kamer en aan weerskanten de wil om een gewichtig onderwerp van wetgeving op dergelijke wijze te behandelen." Eu verder nog: „De nauwkeurige zaakkennis van don Minis ter van Waterstaat, gerugsteund door de rechts kundige adviezen van dien van Justitie en ge dekt door het wetenschappelijk gezag van den heer Fierson, die zelf zich in het debat, met één uitzondering, niet heeft gemengd, is geen oogenblik in gebreke gebleven. Op onder geschikte punten werd toegegeven; op do hoofdlijnen van het ontwerp is geen inbreuk toegelaten; aan het publiekrechterlijk karakter der verzekering en aan de grenzen, dia do Begeering zich voor dezen eersten stap op het gebied der arbeidersverzekering gesteld had, is onwrikbaar vastgehouden. Indien de detailkennis van den Minister Lely ons genoodigd heeft tot een woord van waardeering, die van dr. Kuyper, wiene geestes arbeid een zooveel ruimer veld om vademt, verdient geen kleiner hulde. Erkend behoort eindelijk te worden, dat de Kamer door haar zelf beheersching het spoedig volbrengen van dezen arbeid in booge mate bevorderd heeft. Gaat men na, hoe weinige van de honderd Kamerleden zich door dit uit lokkende onderwerp tot spreken hebben laten bewegen, en hoe zakelijk de meeste vertoogen waren, dan zou men kunnen gedroegen wor den tot de erkentenis, dat, welke ook de gebreken van ons Parlement zijn, praatziekte niet daartoe behoort. De bakens, by den aanvang der beraadsla gingen gezet, werden hy het einde daarvan stlptelyk gevolgd. Geiyk de Minister van Finan cien nog by de algemoene beraadslaging over de Staatsbegrooting gezegd heeft, was het doel der Begeering, dat het recht van den arbeider op geldelijke schadeloosstelling voor bedrijfsongevallen werkelijk en onvoorwaarde lijk verzekerd moest worden. Dat het wets ontwerp aan dit doel beantwoordt, is niet voor tegenspraak vatbaar. Ter wille dd&rvan heb ben veel Kamerleden, die, zoo het eenigszius mogelyk ware geweest, aan de bezwaren der groot mdustrióelen voldoening verschaft en aan de particuliere verzekering een plaats gelaten zouden hebboD, hun bedenkingen tegen het ootwerp tot zwygen gebracht. Dit werd, uit naam van hun politieke vrienden, vóór de eindstemming verklaard door de hoeren De Beaufort, Kuyper, Dobbelmann en Jansen." „Het moet," zegt het Handelsblad„voor den beer Lely een groote voldoening zyn geweest, dat de voordracht, door hem en de Ministers van Justitie en van Financiën ontworpen, maar door hem vooral met liefde verdedigd, een zoo aanzienlyke meerderheid heeft ver worven. Een deel van den lof komt echter aan de voorgangers toe uit het Kabinet-Yan Bouten, die het eerste ontwerp hebben samengesteld, waarop thans is voortgebouwd. De gevallen beslissing is van met geringe beteekenia. Zy is een eerste stap op den weg van wettelijke arbeidersverzekering hier te lande en zal ongetwyfeld door andere worden gevolgd." De Telegraaf acht het niet noodig, thans in beschouwingen te treden over de betee- kenis van de tot-stand-koming van dit eerste stuk sociale wetgeving. Maar, meent zy, een woord -van hulde mag by deze gelegenheid den Minister van Waterstaat niet onthouden worden, want al hebben er kleine strubbelingen plaatu gevonden, niemand zal kunnen ontken nen, dat de heer Lely zijn werk met groot Ulent verdedigd heeft. De Telegraaf zet naar hulde op de volgenao wijze voort: „Werd ook reeds vroeger aan zijn bekwaam heid als vakman niet getwyfeld, thans is duidelijker dan te voren uitgekomen, dat Ly volstrekt maar niet een vakminister is, zooj ais aan het hoofd der meer technische depar tementen veelal plegen op te treden, maar een man van groote en veelzijdige bekwaam heden, met buitengewonen aanleg voor het hsnteeren van wetsartikelen, geboren jurist (soms misschien wat veel tot juridische over- acherpzlnnigheid geneigd), kortom de man, die, op den voorgrond tredend, juist m een tyd nu het Departement van Waterstaat niet meer alleen de groote directiekeet der geza- menlyke Bykswerken is, maar meer en meer begint te worden het eigenlyke departement ▼au de sociale wetgeving, voor die dubbele taak, deels van technisch en, deels van sociaal- economischen en juridischen aard, volkomen berekend is. W^nt al li&d do beer Lely dit maal voor do hoogoro juristory en de bovenste boven-acono j io de heer Gort van der Linden aan zyn zijde, dat hy dezen ook de kunst gauw genoeg af zal kijken, is niet. aan twyfel onderhevig. Ook in iast debat ontwikkelde de haai- L:-ly oen vroeger nog niet zóó aan het licht gekoroea vaardigheid. Dat -deze wel oev.s tot te groote slagvaardigheid oversloeg en hy zyn tegenstan ders wel eens op een wat al te k nas sa manier te lyf ging, sems ook wat te kort af op zyn stuk bleef staan, was vermoedelijk grooteik- deels ongowoonte, onwillekeurig gevolg van de noodzakelijkheid otn zyn Vdn nature juist nogal zachtzinnig optreden meerdere forsch- heid by te zjttan. By een volgende gelegen heid zal do heer Lely naar alle waarschynlyk- heid er in slagen, om, nht minder krachtig op zijn stuk staande dan thans, te zorgen, dat zyn tego party zich Liet stoeien kan." 15 Dec. 1899. Staats taenlRfin. pov Fed., Cert Nat W. Schuld 2% dito Obl. dito8 dito Gert dito. .3 Ooatear., ObL Pap. MeLNoT. S dito Zilv. Janl'JulL 5 Portugal, ObL 136311364 mat ticket l 100 .8 Rusland, Binncnl. 1891. 4 dito I860 bi) Rothschild Rb.fi85 4 dito Hopa&Co. 1SS990 Rb. <326 4 Spanje, Porp. Schold BaltenL 4 •."ttrkije, Gap. Conv. L 1890 .4 dito Douane ObL 1883. .5 dito Cecoov. Lceoiug Sazls D dito dito O Moxico, Binuaolandaeh. .4 Drarili?, ObL 1SS94 Ind. en Fin. Ondernemingon koloniale Baak Aand. N.-L Handbk. Aand. Ned. Handeltn. Aand. Soot. Bank H. lea. A.ObL Tat>3i(Sond9memlngM. Amict. Doli-Comp. Aand. dito Certificaten Arendsburg Certifleatan. Dcil Batavia-Mpjj. Aand. dito Certificaten dito Cnltuur-Mpi]. Aand. Deli-&laaUohappi) Aand. dito Certificaten d° Langk. C.v.A. Nom. gar. kap. Medan Tabak-Mpfl. Aaod.. Rotterd. Deli-üpi] Aand. Senemb.-tb-Mpij. Aaodeelea. dito Cert, van Aand. Fabrieken. Delft. Diet. Gist- en S.-FabcJL Elcctra Aan doelen. dito ObligatHïn N. Venn. Glasf. on Kolenm. A. K. N. Briercch Bierbr. ObL 4 Kon. Mpg. do Schelde ObL 4% Ned. GJat- A Spiritaufabr. A. dito dito OhUg. 4% 8toomb.Dr. 't Haantje Aand. Weetcr Suikerrafflnad. Aand. Z.-H. Bierbr. Hyp. Oblig. 6 8cheepvaart-MaaUeh. Kon. Ned. Slb.Mp\j. Aand. dito dito Obligation 4 Kon. Palcctvaart-Mpij. Aand. dito dito Oblig. 4 Kod. Wcst-lDd. Maild. Aand. dito dito Oblig. 4 Nod. Amer. Stoomv.-MpQ. A. dito dito ObL 4 Rotterd. Lloyd Aandeden dito dito Obligation 4 Btoomv.-Mpj). NederL Aand. dito dito Oblig. 6 dito dito dito 4 Stoomv. Zeeland Aand dito dito dito prei dito Stoom-v. Zcolcnd Oblig.. Petroleum. Doidtaohe Pctr. Mij. Prat A. dito dito Obög. 4% Maatschap „Panolan" Cert. f Elzasaor Petroloom-Mpj). A. Petrole urn-Mf). „GalioiA" A. Holl. Rum. Potroleom- W- A. Kon. Ned. MQ. t Ex. Peö. kr. A. dito dito Ccrt van dito dito dito Obligstièn dito „Moeara Knlm" Aaod. M.t. Ex.Ollebr.ln Flanno»at,A. NederL Petroleum-Mp{J. A- dito Rom. PetroL-Mg. A> dito Sumatra Palemb. A Mijnbouw. Kwandang Scemalata Lobaann Asphalt -« Ned,-lnd. ExpL M|) n bouw Noord Ooiebes Mfinb. MJjj. .Soemalata" k. i TJenako SVMfJ Vor. koers. S014 S-Ve WH 2-H 68 Gk;* WH l/i LSJi W# Bd 1 «H Góö 60S 2-0/, 4U4 1-0 Mp|. Kxasnapolaky Aai. dito dito OhUg. 4 Wink.-MS .Eigen Hulp* A. SpoorwegleenJngM. Holl [3aeran-8pw.-MS. Aand. Obl kto8Jtf li. t. ExpL V. 8t 8pw. Aand. Itaüé, ZL-ItaL 8pw. OM. A-B 8 Polen. Waza.-Weenen Rb.Ob 4 RnaL, Balt. 8pw.-AaaA. 8 Fast. Spw.-MS Aaod. .8 Weiohael ZR. Aand.. .8 WUdikawkaa ObL RA 188 .8 Amerika. Atchison TopAJuA. Prei Aand. dito i dito Alg Hyp. ObL.1 Adjnstm. ObUg. .4 Oeutral Padflo Aand. *4 Denver Rio Grand* O» At Brt*-8p.-MS- Aaod. i Ckto k Rrt* U Hyp OW. i Kaaa. City B«lt-eban* J IamWv. Baatov. Oert. I mt Mte. Kaaa Tasaa a W A. J Union Pao. O. A. 119 193 loO 10L>a 16? IWA 103H niH 1Q13Ó 179 103H 21H Ui 123H au 93 68 269H 269 96 122H 60 14 40 66 78 £7 83H 97 217 80 105 111 97% 107 55 ioo% 20* 63 95 80% 18% 1U* 79 46% 111 93 Koers lieden 80% 81 98* 08% 28% as* -0% iLSli 053 22-J 410 löl lüi 131* 05 283 270 1UM MX £034 18)4 ïajj 81 4734 91)4 iooüè 3934 109)4 £»)4 38)4 - wan de Ltmpon-ll<Uelaa> dit. £U.«? /üu.öó phiix itk; i B^rL,et~l AimgMpatit TaitC". I.Mlnc IS90 4 Spanje, Madrid 1868,8 pet. C»u/>ouMtteervij» «94/ctl Ooeiunr>k, l'apldc 30.36 Fran&clie f 47.40 Dïvareo fiUkamark /63.50 Goud oobsu f 130 .duo ln ZUveroa Roebelt 136. Amerikaan sou* Good Dollar* /&4<j. Beleenine 4 pCt. Om een vrouw. „Och, er zyn goen ernstigo duels moer," zeide een van ons. „Men krabt elkaar een beetje, drie droppels bloed on dan to zamen eeu goede lunch." „Het duel is tegenwoordig bespottelijke onzin I" „Ea *veikeerdl" Dokter Gariól, die, zonder aan het gesprek deel t9 nemen, had zitten luisteren, wat niemand verwonderde, want hy was nooit erg spraakzaam zeide: „En ik zeg u, dat er nog zeer ernstigo duels plaats hsbben; dut een inensch gedood kan worden; dat hy, ofschoon tot een goede familie bebooremd, ofschoon hy vriondoa heeft en zelfs met politiebeambten omgaat, voor immer kan verdwyneo, zonder dat iemand weet, wat er van hem geworden is." „Maar zyn ljjk moet toch ergens zijn?" „Natuuriyk." „Wfl zien aan uw gezicht, dat g|j ons een tragische geschiedenis hebt to vertellen; laat gtj ons niot wachten zooals deromanschryvers," zeide een van ons. „Luistert dan," sprak de dokter. „Hoelang het geleden is, kan ik u niet zeggen; ik horinner het my niet meer; maar lang, zeer hng is het geleden. Waar het gebeurd is? Middsn in Frankrijk, in een dorp in denaby höid van een universiteitsstad. In de bewuste stad etudeerden twee jonge- lieden, van ongeveer geiyken leeftijd, die als broeders met elkaar omgingen, y vorig werkend om den doctorsbul te erlangen, waarvan zy alles schoons verwachtten. Hun laaUto studiejaar liep ten einde; glans rijk waren bun examens afgeloopen; nog .slechts óón poging on het doei was bereikt, het diploma was verworven, waarna zy practiseh voor het monschdom werkzaam zouden kunnen zijn. Ik druk er op, dat zij vrienden waren. Hod kwam hst un wel, dat dio vriendschap op een goeden dag m gloeiendon haat veranderita Hos kwam bot, dat zij, dia den vorigen dog nog zoo vriendschappelijk omgingen, bitter© vijanden w^rdon? Em scherp waarnemer heeft gezegd: „Zoekt do vtouw," 6n zooal3 altijd, was ook Lier do vrouw do schuld. Wie zij was? O; zy zooveel lisfdo vordiendo? Wat komt er dat op aan? Em vrouw ia voor hen, die baar beminnen, altyd de oor3te onder allen. Een grimmige haat kwam in de plaats van d9 vroegere vriendschap; maar met weder- keerig goedvinden vorborgen zy dit voor aller oog cd. Als vroeger zag men hen ook nu te zamen; zij gingen naar het laboratorium en dö kliniek. Op zekeren dag wondden zy zich tot vier l-uunn^r mede-studonten met do volgende ver- kllaring: Zj haatten elkaar doodelyk; niemand behoefdo da reden to weten; een van hen beiden moest van do aarde verdwijnen on zy waren besloten te duelleerea op leven en dood. Juist in dien tyd was de vervolging tegen dö dnsllistoa zeer scherp, wat, zooals gy weet, v,.n tijd tot tiid voorkomt. De beide jonge mannen, die de tegenW6r- péngon dor getuigen vreesden, hadden hierin voorzien door de bepaling, dat zy op een plaats zouden duclleeren, waar gesn onbs- schoidon getuigen to vrcezen waren, boven dien moest liet lijk, want men was er zeker van, dat een van beiden op de plaats zou blyvon, voorgoed verdwynen, zonder dat het gerecht to v/eton kwam, waar de porsoon goblaven was. De vrirDden stemden toe. Op oen winternacht, 's morgens tegen twee uren, verlieten do zes jonge mannen de kleine stad zonder dat Iemand hen bemerkte. De getuigen droegen onder hun lange jassen voor werpen, dia geen degens waren. Men sloeg eenzame paden in, waarop mon met zekerheid wist niemand tegen te zullen komen, en bereikte eindelyk het dorpje A. Men bevond zich voor den kerkhofmuur. De jongelieden waren goede gymnasten en in korten tijd was men op het kerkhof. By het eerste krieken van den dag traden de jonge mannen als geesten uit den nevel te voorschijn. Men koos een plek, waar in den eersten tyd goen begrafenis zou plaats bobben. Toen men de plek had uitgekozen, haalden de vier getuigen onder hun jassen spaden vandaan om een graf te delven. Na een halfuur flink doorgewerkt te hebben, was eon graf van twee meter lengte en een meter breedte gereed. De beide vyanden wezen elke poging tot verzoening van de hand en gaven ieder aan do getuigen een brief, die eerst na hnn dood geopend mocht worden. Nu ontkleedden zich de tegenstanders tot op bet middel; er mochten goen bebloedö kleedingstukken overblyven. Toen gaf men aan elk der twoe een gelyk mes en zy eproQgen in het graf. Zy vlogen op elkander af, omarmden elkaar als waanzinnigen, door woede verblind, en poogdon c-Ikaar met hun mess.n in het hort te stöken. Lang hield do kamp aan; kleine wonder, niot doodoiyk, maar de woedö prik kelend, weiden toegebracht, tot eindelijk een van beiden met rochehndo stom uitstiet". „Hy is doodl" „Hy" was do andere. Hy waB de overwinnaar; was levend, terwyi de aDdere in een pla3 bloed in het pas gedolven graf lag. Deze moest verdwijnen. Km der stndenten constateerde den dood; htfc lyk werd in don kuil uitgestrekt on do aaTde er over hoon geworpen; de grond werd vastgetTeden en men keerde naar de stad terug. Den volgenden dag ontviDgen de ouders van den doode een brief, waarin btj mede- doelde, dat hy sedert lang den wensch had gekoesterd, vreemde landen ta bereizen, dat hy naar Brest was vertrokken om zich naar Amerika in te schepen. Na zyn aankomst zou bij terstond bericht zenden. Da arme ouders ontvingen het natnuriyk nooit." Do toehoorders woran bleek geworden. „Maar de andere?" vroeg oen van ons. „De andere, die in leven is gebleven," ant woordde de dokter ernstig, „ben ik." „En de vrouw?" „Zy was een nietswaardige. Ik heb haar nooit weergezien 1" j INGEZONDEN. Stormberg. „Hier!" spreekt de Dood eo rammelt luid,! „Hier zamel ik myn oorlogsbuitl 't Is geene levensmoede bent, Die myn vriend Mars naar my toezendt, Maar levenslustig jeugdig volk, Dat werpt by in des afgronds kolk! Dan lacht hy met een saterlach En juicht: vandaag, een schoone dag." „Voor my is 't heden ook een feest Zooals 't in lang niet is geweest. Wy houden heden doodendans! Dank zy kanon èn zwaard èn lana, Dank zy vooral aan het geweer 1 Hoe heerlyk toch zoo'n repeteerI Heel 't leven legt het eenmaal af. 'kYergader alles in het graf." 15 Dec. '99. H. Din gaan sd ag. Deze „Waterloodag" der Transvaalsche Boeren, die el-ken 16'den December godsdienstig gevierd wordt, zal heden onder byzondere omstandigheden worden herdacht. De betee- kenis van dezen herinneringsdag is de vol gende: Nadat de Boeren onder Hendrik Potgieter en Piet Uys den wreeden Kaffervorst Mo86le- katse over de Limpopo-rivier hadden gedreven, vestigde zich een deel der trekkers in het zuidwesten der Transvaal, waarzy hun eerste dorp Potchefstroom (naar Potgieter Chef) stichtten. Een ander deel der Boeren begaf zi:h onder Piet Retief over het Drakengebergte en drong Natal binnen. Hier heerschte de Zoeloevorst Dingaan, van wien Piet Retiof een stuk land kocht. Toen de koning evenwel Betief en 70 van dims makkers tot een afscheidsbezoek ongewapend uitgenoodigd had niembnd mocht den vorst gewapend naderen liet Dingaan coor 10,000 zyner Zoeloes een krygsdans uitvoeren en op een gegeven teeken de argelooze Boeren ver moorden. Ook het nabygelegen lager der Boeren werd overvallen, en daar de niets kwaada vormoedende mannen byna allen ter jacht waren, richtten de Zoeloes onder de vrouwen en kinderen een waar bloedbad aan. De naam Weenen herinnert nog aan het trouwelooze gedrag der Zoeloes. Doch de wraak zou niet uitblijven. De dappere Andries Wessel Preto- j rius, aan het hoofd van een nieuwen trek j uit de Kaapkolonie gekomen, rukte met 450 mannen Natal binnen en raakte op Zondag 16 December 1838 slaags met 20,000 Zoeloes. Na vier salvo's uit het Boerer.lager sloeg de voorhoede der Kaffers op de vlucht, waarop dö veldkornet Bart Pretorlua met 7 man den vyand tot op een steenworp naderde en hen tot den stryd uitJaagde. Opnieuw ontstond er een verwoed gevecht, dat met de vlucht dör Zoeloes eindigde. Meer dan 6000 Kaffers lagen aan de „Bloedrivier" dood of stervende op het slagveld, terwijl Dingaan naar de grenzen vluchtte en zyn hoofdstad in vlammen opging. Wel beproefde de Zoeloevorst zyn ver loren gebied te hernemen, maar de Boeren joegen hem thane naar Amazwaziland, waar by door de hem vijandelijke Kaffers werd vermoord. Gemengd Nieuws. 1 Te Lekkerkerk ie een knaapje van drie en een bal'jaar in e-?n byt verdronken. Zoo als ons te<r oore kwam, schrijft de „Dordr. Ct.'\ be9ft zich te Dordrecht een geval van bloedvergiftiging voorgedaan met noo:lottigen floop. Zekere juffrouw Y. had een wondje aan den bal^s bekomen. Ondanks de waarschuwing van een familielid knoopte i zaj zich een gekleurde zyien das om den hals, waardoor vermoadelyk -e blo a i vergiftiging is ontstaon. Na verloop van zeer enkele aagen is zy gisterun overly.en. Op den Duivelsberg nabj] Berg en Dal wer i M.;an lag in staande houding, leunen Jo tegen oen Loom en met den anderen arm uitgestrekt, gevomen h<;t bevroren lyfc oener damp, uie Zater.ag te voren in gjj nabijheid datrvaa den weg gevraagd had naar den Duivelsberg. Het lyk Wc-TJ te WyLr begraven. Tegenwoordigheid van geest tener Cdineesche vrouw. Op oen eenzaam bergpad, liep, naar de Oost-Azi.tischo Lloyd belicht, geheel in Zou lags; racht etn jonge Cbinvesche boerin, ciie in een twej uren ver verwyderd dorp bjj familieleden een forstje, zon ty wonen. Plotseling trerdt bij een krom- ming van don weg otn roover haar in don W).jg, cie met een oud verroest geweer de doodelyk verschrikte vrouw toeschreeuwt, j alles over te geven wat zy voor moois by zich had. De vrouw maakt haar armbanden los, neemt haar zilveren oorhaDgerB en haar| zilveren haarsieraden en reikt alt alles den bandiet over. „Ik zie, je draagt ook een fraaie j gestrikte japon coe uit." „Dan wilt uj misschien wel even zoo goed zijn en u omkeeren, terwijl ik mü van myn kleed out- j doe," ztide op een schertsachtigen toon de{ jonge boerin. De man draaide zich om en in! ditzelfde oogenolik nam de vrouw een naast' haar liggende rotssteen en veroryzelde met een slag het hoofd van den roover. Kalmi nam zy daarop haar sieraden weder terug en vertelde de Heden van het dorp, dafc zy op de hoogte een roover gedood had» (O. D$

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6