IK 12205
Woensdag O December.
A*. 1899
<§eze <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven*
Meiiandsch Zuid-Afrikuanscho
Vcroeniging.
f G207.50.
SINTERKLAAS.
Leiden, 5 December.
Feuilleton.
De Sint-Ricoïaas-logé.
IISCH
PRIJS DEZER GOtTEAHT»
Voor Lelden per 3 maanden. j 1.10.
Franco per post, 1.10.
Afzonderlgke Nommers 0.05,
PRIJS DHR ADVERTHNTEËNl
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regol meer f 0.17J. Qrootere
letters naar plaatsruimte Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.06 berekend.
Tofc hedenmiddag drie uren was ons, met
het gisteren vermelde, op verschillende in-
teekenbiljetten een bedrag toegezegd van
Onnoo Jig byna om mee te deelen, dat w\) ons
voortdurend voor de toezending van ingevulde
biljetten blijven aanbevelen.
Blanco inteekeni iljetten liggen aan odb
Bureel ter beschikking.
Wordt er nooit aan gedacht, hem af te
schaffen? Den ouden Sint, den held van in
onzen t^d weinig passende bakersprookjes,
zün congé te geven? De rechten van het ge
zond verstand te heroveren op de overwel
diging van zijn terrein door een kinderlijke
fantaisie?
De vraag zou gesteld kunnen worden, en
dan ook wel eenigszins overeenstemmen met
zekere hedendaagsche wenschen en gevoelens.
Er bestaat een duidelijk merkbare zwenking
naar den kant van een realisme, dat feiten
rangschikt en cijfers groepeert, maar met
legenden en verdichtselen geen raad weet.
't Is zoo, op deze beweging wordt minstens
even sterk gereageerd, en de menscheiyke
begeerte naar doorgronding van hetgeen voor
zinnelijke waarneming niet bloot ligt, laat
zich ook niet onbetuigd. Doch met geen van
beide zoozeer van elkander afwijkende rich
tingen bemooit zich de Goed-Hoiligman; zijn
jeugdige vereerders zijn in voldoende mate
realiteitsmenschen, om zijn goode gaven kalm
in ontvangst te nemen, hebben aan den
anderen kant genoeg respect voor het myste
rieuze en wonderbaarlijke, om de verhalen
der jaarlyksche luchtreizen zonder ballon op
den koop too te aanvaarden zonder er zich
aan te ergeren.
Wie zou ook willen afschaffen, of liever,
wie zou het wagen een voorstel te doen?
Heel, heel lang geleden, toen in Holland de
beschreven vaderen vreeselyk naijverig waren
op het stuk van afwijkingen van de kerkleer,
is er eens een tijd geweest, dat vanwege de
„Superstitiën" en misbruiken, waartoe zij
aanleiding gaf, de feestviering werd verboden.
Dat is natuurlijk hot begin van een herleving
geworden, en het duurde maar heel kort, of
de regenten van de hoofdstad, van het machtig
Amsterdam, dat nog wel onder het patronaat
van Sint-Nicolaas tot zijn toestand van bloei
is gekomeD, kregen ondanks hot verbod druk
bezoek van troepen scholieren, die op de ge
bruikelijke wijze onder het zingen of liever
lollen van Sinterklaas-liedekens, onder deze
telde men en zODg men met niet gering wel
behagen zekere proeven van Volkspoëzie, bij
welker samenstelling niet de allerfijnste taal
was gebezigd, om wat geld kwamen vragen,
dat later gemeenschappelijk werd omgezet in
koek on bier.
Wat de toenmalige magistraat niet ver
mocht, dat zou een hedendaagsch bestuur
waarschijnlijk nog minder kunnen. Doch het
geval is denkbaar, dat een maatschappelijke
bewoging ook dit feest ging bedreigen even
als zy de kermis tot het mikpunt harer aan
vallen heeft gekozeD, en dat Sinterklaas dan,
zonder dadeiyk te bezwijken, eerst een poos
een kwijnend bestaan ging voortslepen om
vervolgens als een nachtkaars uit te gaan,
geiyk de bestemming schynt te zyn van meer
instellingen, de schutterij byvoorbeeld.
Toch gelooven wij, dat Sinterklaas do ker
mis en de schutterij nog lang zal overleven.
Onze jeugd is bij de zaak betrokken, en in
die soort van dingen heeft zy nogal iets in
te brengen. Verdere belanghebbenden zyn do
lui, die niet meer tot de kindertjes zyn te
rekenen, en die geen heerlijker gelegenheid
weten dan den avond van den 5den December,
om in tastbare vormen zekere gevoelens te
vertolken, jegens iemand van vanne hun
kennis zullen we maar zeggen, gevoelens,
van welker bestaan zy nog niet lang geleden
de ontdekking deden.
Dan zyn er nog een massa anderen, die
stellig als Transvaalsche Boeren de wapenen
zouden opvatten als er ooit sprake kon komen
van den Sinterklaas naar een museum van
oudheden te verbannen. Natuurlijk roker.on
wy daar ook onder onze brave, ijverige leve
ranciers, winkeliers, magazynhouders, die in
deze dagen wonderen van goeden smaak, van
practiscben zin, van gevoel voor comfort over
ons Nederlandsch wereldje uitstorten, en ze
zoo aardig, zoo aanlokkeiyk weten uit te
stallen, bestraald door een zee van licht, dat
men des avonds, door de straten gaande, een
feeërie meent te zien. Het is mogeiyk, dat die
heeren en dames zich al die moeite niet
geven uitsluitend uit liefde voor de kunst;
er zal by hen ook wel een beetje eigenbe
lang onder schuilen, want wie onzer is daar
geheel vry van? Maar in elk geval, het even
tueel afschaffingavoorstel wordt door de leüeu
van den winkelstand sekuur afgestemd.
Waar zouden ook de vaders en moeders,
mitsgaders de grootouders, naar toe moeten,
als er geen Sinterklaasavond was, waarop zy
einds de vroegste tijden gewoon zyn de kin
deren eens met buiteogewone feestelykheid
om zich heen te verzameleD, ook met het
doel om zeiven weer eens het genot te smaken,
klein te zyn met de kleinen, opnieuw te door
leven wat daar ia een hoekje van de schat
kamer der herinneringen wordt bewaard en
evenals het ouderwetsche zilver slechts by
plechtige gelegenheden wordt voor den dag
gehaald, 't Is zoo, men zou daar ook een
anderen dag voor kunnen bestemmen, byv.
als een der kinderen jarig is of, naar Duitschen
trant, het kunnen vastknoopen aan de Kerst
viering. Maar een feest te willen verplaatsen
is even bedenkelijk als een geiyke operatie
toepassen op een markt of op het nest van
een zwaan. Men is aan de oude plek gehecht
en van de nieuwe niet gediend. Mogeiyk erg
doelmatig, we zullen het niet tegenspreken,
maar toch, we bedanken er voor. Het feest
volgt wel de slingeringen van de mode en
van den tydgeest; het neemt vormen aaü, die
het voorheen niet kende, en doet afstand van
vroegere manieren, dus staat het niet buiten
de evolutie-kringen van het hedendaagsch
maatschappeiyk leven; maar het laat zich
niet van zyn eigen plaats verdringen, waarop
het sinds eeuwen aanspraak had. Van die
veranderingen in den vorm woten we allen
mee te spreken. Kon voorheen de Sint, als
hy verscheen in een huiselyke omgeving, waar
hy wist, dat wel iets op te knappen viel, be
hoorlijk opspelen tegen delinquenten, die op
dat oogenblik de in angst uitgesproken belofte
van „heusch niet weer doen" volkomen ernstig
meenden om ze morgen weer schandeiyk te
vergeten, de moderne huisvader zou zyn
zenuwachtig knaapje, dat misschien al aan
eeD sigaretje zuigt als het naar school gaat,
noch met die dwaasheid het verstandf!) en
evenmin met die opwinding de zwakke her
sentjes of zenuwtje8 in de war willen brengen.
Laten we maar geen vergelykingen maken
tusschen oude vormen en nieuwere, dat
geeft toch niets. De meer bejaarden onder
ons weten zich nog best te herinnereD, hoe
zy, op dien avond, met zekere spanning,
vanwege het niet volkomen smetteloos zyn
des gewetens op het punt van ongehoorzaam
heid of guitenstukjes, de komst zaten te
verbeiden van den bezoeker uit de verte en
do hoogte; en als hy dan kwam, na een
paar vragen zich voldaan betoonde en de
uitdeeling begoD, dan liep het alles nogal los.
Van zenuwtoevallen by zulke plechtige ge
legenheid hebben we geen last gehad, even
min vernomen, dat het by anderen tot zulk
een crisis was gekomen.
Maar wat wy allen, jaren daarna, tot op
den dag van hedeD, ons levendig herinneren,
dat is de glans van welbehagen, de echt
fee8teiyke stemming, het vrooiyk zyn door
elkanders vreugde, waaraan het „heeriyk
avondje" zoo ryk was. De huiskamer was
de schoonste feesttempel, dien men zich kan
voorstellen; en in latere jaren, als wy de
wereld in moesten om een eigen werkkring
te zoeken, als wy ons soms bowegen moosten
langs ruwe paden, als teleurstellingen ons
niet gespaard werden, dan blonk nog heel
in de diepte van onze levensgeschiedenis dat
vriendelijk licht van de feesttafel, en ver
rezen voor onze verbeelding, gegroepeerd op
dezelfde wyze van toen, de gestalten onzer
geliefden, die ook al de wereld zyn ingetrok
ken om hun eigen pak te dragen en hun
eigen vreugd te smakeo, of wellicht reeds
het einde hadden bereikt van een loopbaan,
waarop wy hen een eind weegs mochten
vergezellen.
Dat is het vooral, wat aan het eenvoudige,
kinderiyke feest een hooge wydiDg geeft.
Het is de verheerlijking van den huiselyken
haard. Het is misschien een toevallig samen
treffen van gedachten, dat men den „bisschop
uit SpaDje" uit den schoorsteen laat komen;
gij weet wel, uit die ontzagiyk wyde schouw,
die zich als het ware beschermend uitstrekte
over het knappend haardvuur, rondom het
welk in den ouden tyd de familie zich schaarde
wanneer de dagtaak was afgeloopen. Inder
daad, uit dien schoorsteen kwam het geluk;
wanneer men genoodzaakt was, zich uit zyn
omgeving voorgoed te verwyderen, ontbrak
er iets, dat op geen andere wyze was terug
te krygen, dan wanneer men zelf oen gezin
had gegrondvest en een nieuw geslacht een
plaats kwam vragen aan den nieuwen haard.
Er is, zooals men weet, in onze dagen zeer
veel, dat den zin voor huiselykbeid, een der
krachtigste factoren in de volkeopvoeding,
met verzwakkiDg bedreigt. Het openbaar leven
vraagt onze medewerking. Onze tegenwoor
digheid op plaatsen, waar algemeene belangen
worden besproken, en dan nog sterker
behoefte naar verstandeiyke ontwikkeling,
naar vermeerdering van onze kennis, benevens
verlangen naar kunstgenot of naar andere
genietingen van minder nobelen aard, die we
elkander als noodzakelijke ontspanning afschil-'
deren, trokken ons weg van de plaats, waai
het haardvuur brandt 1 Laat het zyn, dat wy
aan den tydgeest geen weerstand ku mtn
bieden; dat wy geen recht hebben ons te
onttrekken aan de verplichtingen, welke de
gemeenschap van ons oiseht, dat we, door
buiten het dagelyksch kringetje te treden, nu
en dan den geest verfrisschen moeten. Dat
alles is misschien moeiiyk tegen te spreken.
Doch, wanneer wy recht doen wedervaren
aan hetgeen ons het huis uit trekt, laten we
dan toch ook zorgen, dat de eigen woning
altyd biyft ons geesteiyk hoofdkwartier, bin
nen hetwelk wy hebben verzameld al wat
het leven der onzen kan veredelen, een veilig
toevluchtsoord als daar buiten de strijd scherp
wordt. En, mot dankbaarheid voegen wy er
by: dat alles brengt het feest ons weer in
de gedachten.
Dus, vrienden, het is afgesproken. Een
motie tot afschaffing van Sinterklaas wordt
verworpen met algemeene stemmen, die des
voorstellers daaronder begrepen.
In „Het Leidsche Volkshuis" trad gister
avond voor een breede schare als spreker op
onze geachte stadgenoot de heer C. J.Loendertz.
In het begin zyner voordracht wees spreker
op landkaarten de ligging onzer voornaamste
koloniën aan en den weg om er uit ons land
te komen, alsmede de drie lynon, langs wtlke
telegrammen uit Indiö ons bereiken. Daarbij
vestigde spr. nog de aandacht op het feit,
dat al die lynen in handen van oe Eogelschen
zyn. Het bezwaar van zulk een bezit wordt
thans ondervonden met den oorlog in ZuiJ-
Afrika. "Wy zyn van de Engelschen afhankolyk
om nieuws te erlangen van het oorlogsterreia.
Zy kunnen achterhouden wat zy willen. Het
ware zeer wenschelyk, dat aan zulk een macht
over de telegraaf een einde kwam.
Verder deed spr. eenige mededeelingen
omtrent grootte en bevolking onzer Oost-
Indische bezittingen en van enkele onder
deden daarvan en liet eenige voorwerpen,
als couranten en zeer eigenaardige brieven
van inlanders, zien.
Zyn Interessante mededeelingen omtrent
woningen en gewoonten op Sumatra en elders,
aangaande plantengroei en vorbouwing van
gewassen, over byzondere personen, onz deed
de heer Leendertz vergezeld gaan van licht
beelden, op een doek door middel van kalk-
licht geprojecteerd.
SM)
Vóór zy de kamer verliet, kwam zij nog
even dicbt by den beer Ludenbor3t om bom
fluisterend iets te vragen, terwijl zij van de
gelegenheid gebruik maakte om den bezoeker
nog eens op te nemeD, die, van zijn kant,
bescheiden in oen andere richting keek. De
vraag betrof het soupor.
„Och ja, neem naar je goed dunkt."
Geen kwartier daarna wa6 Frits voorgesteld
aan den beer Roodbaan en zjjn dochter, en
zat het viertal aan de speeltafel. Al spoedig
bleek bet, dat de neef zeer goed whistte,
veel beter dan Monbeld, die do zwakste van
de drie heeren was, en Cato speelde ook met
meer ambitie dan gewoonlijk. Zoo'n jeugdige
medespeler Bcheen haar meer belangstelling
iu het spel te geven en toen Cato in sans-
atout onder de aas van baar partner haar
beer legde, zoodat Frit3 aan den trek bleef
en daarop vrouw, boer, tien en negen maakte,
kon by niet nalaten baar toe te voegen: ,U
speelt magnifiek."
Cato bloosde van genoegen; zoo iets was
nog nooit tegen haar gezegd; zelfs Luden-
horst gaf zyn goedkeoring-fe- kennen door
te zeggen: .Dat zou Monbeld nooit gedaan
hebben." ,Cato anders ook niet," voegde de
majoor er by: die boudt van kleintjes. De beide
oude heeren lachten ondeugend tegen elkander
en Cato achtto bet het best over het onderwerp
te zwygen. Anders bad zy misschien erkend,
dat zy meende den heer sec te hebben, waar
door de magnifieke zot verkeerd was, cn
tevens zou zyn gobleken, dat juffrouw Rood
baan niot zoo inconsequent was geweest en
haar beginsel bad losgelaten, om altyd lage
kaarten to spelen voor de hoogs. INy verdiend
of onverdiond, do lofspraak van Frits Luden-
Lorst deed juffrouw Cato goed on zy vond
het een allerprettigst avondje. Nu hy gezegd
had, dat zy magnifiek spoelde, rees by de
beide andere heeren de gedachte, dat zy baar
misschien toch wel wat te streng beoordeelden
en dat zy het partytje niet zoo geheel on
waardig was.
Daar Frits' spel onberispeiyk was, amu
seerdon ook zy zich uitaemend on het was
al een balf uur over den tyd, toen de majoor
met tegenzin do vraag deed, of men bet by
dezen robber maar niet zou laten."
Ludenborst baalde zgn horloge eens uit.
,'t Is balftwaalf," zeide hy en mgn neef
moot nog naar zyn logement. ."Waar lo
geer je?"
.Eigenlijk heb ik nog geen logement."
,Je dacht toch niet, dat ik je bier een
kamer kon geven?" vroeg oom, en er kwam
iets terug van de stugge onvriendelijkheid,
waarmede by zgn gast ontvangen bad.
„Volstrekt niet, oom, maar ik had niet
kunnen vermoeden, dat ik het genoegen zou
bebben zoo vriendelyk ontvaogen te worden
en zoo lang bg u te blyven. Ik heb een
alleraangenaamsten avond gehad, een van de
prettigste, die ik in den laatsten tyd beb
beleefd."
By deze laatste woorden zag hy juffrouw
Cato aan, die heel vriendelyk glimlachte.
Zy vond dien neef bepaald een charmant
jongmenscb.
„Ik boop, dat je nog een onderkomen zult
vinden," zeida oom.
„Ocb, de menschen zullen nog wel op zgn.
't Is Sint-Nicolaas."
„Je kunt toch niet in een schoen kruipeD,"
sprak de majoor, om zgn eigen aardigheid
barteiyk lachende, waarmede de drie anderen
instemden.
Cato, die voorzag, dat zg Ludenborst, als
by zoo straks was heengegaan, wel nooit
meer terug zou zien, kwam opeens op een
idee, dat zy haar vader aan de band deed.
Zy trok bom een weinig ter zyde en fluis
terde hem een vraag too, waarop de majoor
onmiddellgk fluisterend antwoordde en daarop
tot den neef zeide:
„Als gy met een eenvoudig kamertje tevre
den zyt, kunnen wy u van nacbt wel bergen."
„Al te vriendelyk, majoor, dat mag ik wezeo-
ïyk niet aannemen," zeide Frits aarzelend,
ofschoon hem de uitnoodiging zeer aanlachte,
daar een nachtverbiyf in een hotel zeker veel
duurder zou uitkomen dan het logeeren by
den beer Roodbaan. „Ik mag u zooveel last
niot bezorgen."
„Als je maar niet met den eersten trein
heengaat," zeide Roodbaan; „aan dat vroege
spoken in myn huis beb ik een hekel."
„Ik zal uw orders afwachten, majoor."
„'t Is niets geen moeite; de kamer is
vacant," voegde Cato er by. „En morgen gaat
u toch nog niet weg. 't Is Zondag en u kunt
dan revanche krygen."
„Wel zeker, wel zeker," zeide de oude heer
Ludenborst, die zicb al verheugde, dat by ook
den volgenden avond zyn vierden man aan
het wbisttafeltje zou hebben. „Je kunt wel
by my eten, als je lust hebt."
Frits wilde niets liever; by zou nu zeker
gelegenheid hebben nog eens over zyn solli
citatie met zyn oom te spreken en nader
kennis met hem te maken. De brug was nu
gelegd voor een toenadering en hy zou trach
ten juffrouw Cato voor zich te winnen: vrou
wen weten wol een weg, waar mannon geen
uitkomst zien. Den volgenden dag zou hy
wel gelegenheid bebben haar over zyn toestand
te spreken.
Deze gelegenheid vond by in ruimer mate
dan by zich had kunnen voorspellon. Eet was,
geiyk in ons land vaak gebeurt, na den regen-
acbtigen dag van gisteren, dien Zondag beider
weer, en Cato, die wiet, dat haar vader niet
bield van praten in de ochtenduren, sloeg den
logé een wandeling voor, om hem do nieuwe
wgken eene te laten zien. Frits was dadelyk
bereid en al wandelende ging de tyd voorby,
zonder dat zy er op letten. Hy vertelde zyn
leven en zyn vaak machtelooze pogingen om
een positie in de wereld to krygon on zy vond
het achreeuwend onrechtvaardig, dat een jonge
man met zooveel lust en zooveel uitnemende
boedanigheden tot dusverre niot geslaagd was.
Zyn oom moest wat voor hem doen. Zy zou
er den ouden heer Ludenborst eens over spra
ken en zy vleide zicb, dat het wel in orde
zou komen. Juffrouw Cato bad bepaald sym-
patbie opgevat voor den jongen man, om zyn
ongelukkigen toestand, vrouwen zyn mede-
lgdend van natuur niet om zgn persoon, daar
was zy ts oud voortoch kon zy bet ge
voel niet gebeel van zich zetten, dat zy zelve
min of moer betrokken was by het slagen van
den jongen Ludenborst. Het was of zyn zaak
de bare was geworden en toen eenmaal dat
ongemotiveerde gevoel in haar was ontwaakt,
brodeerde zy er op voort en vanzelf ontstond
nu do gedachte aan de mogelgkheid, dat zijn
oom ook wel eens haar oom zou kunnen
worden. Dat zou wel aardig zyn, en dat
denkbeeld lachte haar zelfs sterk aan.
De oude Ludenhorst was zeer ryk, naar zy
van haar vader gehoord bad, en Cato, die
altyd wel op een legaatje had gehoopt, ver
deelde nu al zyn nalatenschap en het legaatje
groeide in haar verbeelding tot het deel van
een erfgenaam. Waarom niet? En al viol bet
erfdeel niet mee, met betgeeD zy bezat en
mettertyd krygen zou, en met bet inkomen
van Frits zou zy toch met dezen wel kunnen
leveD.
Juffrouw Roodbaan was dien dag zeer opge
wekt en al bemerkten de oude heeren
het niet, voor den Sint-NicoIaas-logé, zooals
da majoor hem betitelde, was zy zoo jong en
levenslustig, alsof zy nog oen jong meisje
was. Hoe was het mogelyk dat zoo'n meisje
nog geen man bad gekregen I Alsof de jaren-
lango dagelyksche omgang met een oud man
volstrekt geen invloed heeft op bet karakter
en de levensopvatting van een jonge vrouw.
De logé had op die stemming een heilzamen
invloed en toen des avonds het viertal weer
aan de whisttafel zat, scheen het of er geen
vier tevredener en gelukkiger menschen te
vinden waren. Evenals ds slaap zoo weldadig
op 's menschen gestel werkt, omdat hy tydeiyk
hen voor de zorgen en kwellingen van het
leven ongovoelig maakt, oefent ook een partytje
whist, dat de hartstochten niet gaande maakt
en do narigheden van het dagelyksch leven
vergeten doet, een vreedzamen invloed op de
spelers uit en ook oom Ludenborst, die ter
eere van don Zondag door Cato een paar fijne
fle8schen uit zyn welvoorzienen kelder had
doen halen, verkeerde in een gemoedelyke
stomming, en toeu juffrouw Roodbaan, onder
bet geven door, heel kalm hem de vraag deed;
,U zal wel wat voor uw neef doeD?" ant
woordde hy: „Als u dat pleizier k»n geven,
wil ik er morgen wel eens me» tem over
praten.... wat doet u?"
„Met u, harten troef."
„Met mij moest u geen harten troef maken.
Ik bon boven de jaren."
„Je moet je spel niet verraden, Ludenhorst,"
zoi do majoor vermanend.
De boeren lachten, Cato bloosde, maar het
spel word voortgezet, en toen Ludenborst negen
trek vóór zich bad neergelegd, erkende by,
dat zy wel alleen bad kunnen spelen.
„Dat moet je in de harten nooit doen,"
merkte de majoor op; „dat doet men in het
leven ook niet. H6t whiBten is precies het
leven."
„Behalve, dat men er geen misère in heeft,"
voegde Frits er by.
„Kom, mynbeer Luüonhoisl, uw oom beeft
immers gezogu, dat hy daarover met u spreken
wilde," sprak Cato troostend.
Den anderen morgen sprak oom met bom;
zg moosten er samen eens op uit, even naar
Don Haag; in oen dag liep het niet af en
dien avond zat men weer aan de whisttafel
en de beide volgendo avonden ook, want de
heer Monbeld werd niet beter en er vertoonden
zicb ook geen verschynselen van beterschap.
Integendeel, hy moest hulp bebbeu iu zyn
zaken, en daar de neef van den heer Luden
horst vrg was en van alle markten thuis,
werd deze in tgdelgken dienst genomon.
HU nam nu trouw eiken avond zyn plaata
aan het whisttafeltje in, totdat do laatst»
robber was gespeeld.
Daarna speelden de majoor mot zyn dochter
en zyn scboonzoon des avonds hun parti
trois en herdachten nog verscheidene jaron
dien Sint-Nicolaasavond, toen Cato die surprise
in baar schoon kreeg, welke de dood van oom
Ludenhorst veel grooter maakt» dan sy ooi»
had durven verwachten.