N\ 12181
"Woensdag 8 November.
A0. 1899
l f 1.10.
a r -j 1.40.
0.05.
feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
JALOERSCH.
LEIDSCH
O
■PRIJS DEZER COUR AST 9
Voor Lalden per 8 maanden.
Franco per post
Afeonderiyke Nommors
PRUS DER ADVERTENTIES:
Van 1 0 regels f i.Oö. lodoro regoi moer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte Voor bet incasseoren bib ten de stad
wordt f 0.06 berekend.
Tweede Blad.
Generaal White en generaal Jonbert.
In de „Frankf. Ztg." komt een interessante
beschouwing voor van een Pruisisch oud
officier over deze beide generaals.
„Wanneer twee veldheeren tegenover elkan
der staan, waarvan de een er naar streeft om
zijn troepen te verdoelen, de ander er echter
op uit is om ze te concentreeren, dan is het
volgens de lessen van de krijgsgeschiedenis
der moderne tijden niet moeilijk te zeggen,
dat het succes aan de zijde van den concen-
treerecden veldheer zal zijn. Sir G. White,
de Engelscho opperbevelhebber in Natal, heeft
blijkbaar de krijgsgeschiedenis niet bestudeerd;
want hij heeft een heel gevaarlijke neiging
om zjjn troepen te versplinteren, en deze
neiging heeft tot de Engeland zoozeer com-
promitteerende gevangenneming van een deel
van zijn leger gevoerd. Op het eerste gezicht
zal den opmerker van de gebeurtenissen in
Natal wel is waar de toestand zoo schijnen,
alsof de Engelsche generaal integendeel er
naar gestreefd heeft zijn troepen te verzamelen,
omdat hij bevel aan de brigade in Glencoe
gaf zich met hem in Ladysmith te vereenigen.
Vergeten wi) niet, dat het Sir George White
was, die de brigade naar Glencoe gedetacheerd
haf, dat hij eerst op het allerlaatste oogon-
blik, dat wil zeggen toen de gevangenneming
van deze gedetacheerde brigade nog slechts
eon quaestie van tijd was, zich tot de con
centratie door de gebeurtenissen liet dwingen.
Maar nauwelijks had hij deze vereoniging van
zijn troepen niet zonder groote offers bewerk
stelligd, of daar zien wij hem weder zijn nood
lottig principe vaQ de verdeeliog zijner krach
ten volgen.
Er is geconstateerd, dat met den ongeluk-
kigen uitval van de Engelschen op 30 Octo ->er
geenszins een verkenning bedoeld was, zooals
generaal White naderhand wilde doen ge-
looven, doch men wil Je bij dezen uitval een
beslissenden slag doen plaats hebben. Maar
om tij een dergelijke bedoeling de aanwezige
troepen zoo te verdeelen, dat elk verband
tusschen de afzonderlijke deelen onmogelijk
is, is en blijft een kapitale fout. De eigenlijke
aanval moest door de detacheering van een
zesde van het gebeele leger belangrijk ver
zwakt worden en bet moet ook voor een leek
duideljjk zijn, dat een aanval van den be
legerde gunstige kansen biedt, dat hjj op een
enkel punt van den belegeringsgordel werken
kan, en daarom in staat is meer strijdkrachten
op een plek te verzamelen dan de belegeraar.
Dit voordeel ontzegde generaal White zich
geheel, en veroorzaakte daardoor zijn noodlot.
Aan het land zal bet tamelijk weinig troost
brengen, dat hij de schuld voor de foutieve
verdeeling openlijk erkent, hoewel men uit
de bekentenis van de fout zou kunnen
concludeeron, dat zij niet meer voorkomen
zal. Had generaal White z\jn troepen zoo
willen deelen, dat de verbinding niet was te
handhaven, dan bad b\j gerust ook de brigade
in Glencoe kunnen laten; want dan had zy
hem altijd nog gedurende een paar dagen
of zelfs weken het hoofdleger van de Boeren
van den hals gehouden, terwijl hy dit hoofd
leger door zijn concentratie natuuriyk tot
zich trok. Door de onverklaarbare, nieuwe
splitsing gaf b\j aan den vijand gelegenheid
de by Glencoe gevreesde nederlaag aan het
Engelsche leger toch nog toe te breDgen.
Toen Moltke in 1866 in verscheidene colonnes
Bohemen in marcheerde, was hy zich wel
bewust, welk gevaar hy liep, en het gevaar
zou er ook geweest zijn, wanneer de tegen
stander niet zoo vriendelyk geweest was, zich
eveneens overeenkomstig de colonnes der
Pruisen te verdoelen, en dezen daardoor
gelegenheid te geven, gelijkmatig op conver-
geerende linies op te rukken. Maar Moltke
wist zyn tegenstander juist te beoordetlen:
Sir G. Withe echter weet dit niet, en voert
tegenover de Boeren den oorlog op een wijze,
alsof deze Indische bergvolkeren waren.
Daarbij heeft by in generaal Joubert blik
baar met een militair begaafden tegenstander
te rekenen. Slim en terughoudend, nooit over
haastend, altyd er op bedacht den troep
byeen te houden en de nog verwyderde
troepen samen te trekken, eer by een be
slissenden slag waagt, zou deze man inderdaad
aan de Engelschen nog menige moeiiykheid
kunnen bereiden voor de „Engelsche banier
in Pretoria wappert". Met bewonderenswaar
dige rust neemt by de door de overhaastheid
van den onder-veldheer Meyer verydelde
bedoeling om bet garnizoen van Glencoe
onschadelijk te maken, weder op, in het niet
ongerechtvaardigde vertrouwen, dat de Engel
sche generaals de scbyr.zege van de Engelsche
troepen als werkelyke overwinning zullen
opvatten. Hy wacht de vervolgingstroepen af,
zonder door luide verkondiging van het
resultaat de Engelschen te waarschuwen; hy
reorganiseert de schynbaar geslagen leger-
afdeeling van generaal Meyer, en houdt haar
voortaan by zich, om alle verdere dwaasheden
te voorkomen, en werkeiyk zien de verbaasde
Engelschen in Glencoe zich plotseling tegenover
een gevaarlijken tegenstander. Zy moeten
zich haastig terugtrekken, en zonder over
haasting volgt Joubert hen met zyn hoofd
leger, terwyi by er overal op uit is, de ver
strooide afdeelingen tot zich te trekken, en
met zyn geheele strydmacht generaal White
te gemoet te kunnen treden.
Met dezelfde rust en zekerheid, die in ver
band met het feit, dat het op de zee dry vende
Engelsche hoofdleger nader en nader komt,
bewonderenswaardig scbynt, sluit by den
ijzeren ring om Ladysmith, het leger van de
Engelschen by den uitval plotseling in de
rechterflank grypend, zonder zyn troepen noode-
loos bloot te stellen, en krachtig onder handen
nemendf?) degenen, die terug trekken. Maar
waarom greep by de rechterflank van de
Engelschen aan? Omdat daardoor alle Engel
sche troepen uit de nabijheid van do gedeta
cheerde colonne afgeleid moesten worden, en
deze colonne daardoor aan het zekere verderf
werd blootgesteld. Zoo overwon hy, terwijl
hy zich terugtrok en den Engelschen tegen
stander in den waan bracht, overwinnaar te
zijn. Het zal den Engelschen generaal Buller
moeilyk vallen,, tegenover zulk een strateeg
een „wandeliDg naar Pretoria" te maken.
Intusechen loopen in Londen natuuriyk
allerhande geruchten. Op een tyd, waarop
groote behoefte aan nieuws wordt gevoeld,
is voor dagblad-correspon leoten en agont-
slhappen, die geen kostbaren goeden naam
op het spel hebben te zetten, de verzoeking
groot, het publiek met sensatiewekkende
berichten beet te nemen. De verkoop van
een dag op de straat levert reeds een aardige
som op, en den volgenden dag is de menigte
den brutalen zwendel reeds weder vergeten
en nieuwe scharen worden met nieuwe canards
beetgenomen. Zoo is onder meer dezer dagen
in Londen reeds het vermoorden van generaal
Buller en het in de-lucht-vliegen van het
Brit8che admiraalschip aan de Kaap 's avonds
op de straten met een gebrul aangekondigd,
alsof de courantenverkoopers zeiven in oirect
levensgevaar om hulp schreeuwden. Van
generaal White'6 verwonding of dood is reeds
al het interessante af, zoo dikwyis is dat
reeds uitgeschreeuwd.
Dat de insluiting van de Engelsche hoofd
macht voor Natal in Ladysmith Donderdag
namiddag voltrokken is, blykt uit het feit,
dat generaal Buller uit Ladysmith berichten
van Vrijdag ontving van White door middel
van eeD postduiven-dienst. In een schrijven
van J. B. Robinson aan de „Daily News",
spreekt ook deze ce meening uit, dat de
commandant van de Britsche troepen in Natal
rustig in Ladysmith zal blijven. „In aanmer
king nemende, dat hy daar omstreeks tien
duizend man heeft en veertig a vyftig kanon
nen, zal, wanneer by dat doet, de strydmacht
van de Boeren niet in staat zyn hem te
verdryven of de plaats te nemen. Het eenige,
wat generaal White te doen heeft, is, volgens
de meening van Robinson, aardwerken op te
werpen, en die voortdurend te versterken.
De groote en bosliesende slagen zullen toch
later worden gevochten op de vlakten van
Oranje Vrystaat en Transvaal, wanneer de
gebeele strydmacht van Buller aangekomen is".
Van tyd tot tyd zyn in de bladen berichten
voorgekomen, „dat de kanonnen van de Boeren
tot zwijgen werden gebracht en zy werden
teruggedreven". Dit is, zegt Robinson, een
gedeelte van hun tactiek. Dit alles wordt
gedaan met het doel om de Britsche troepen
over te halen ben te volgen, terwyl zy rege
lingen treffen, om groote troepen ruitery te
conceotreeren, die gereed staan om snel en
met succes ons in de flank aan te vallen".
Interessant ie, dat do Boeren het door hen
veroverde deel van Natal, ten noorden van de
Tugelarivier, ingelyfd hebben, wat ook ratio
neel is. Verder heeft men kunnen zien, dat
Ladysmith en Colenso met artillerievuur onder
handen zyn genomen. Het vuur van de Boeren
heeft natuuriyk weer geen schade aangericht.
Colenso schynt door de Engelsche troepen
ontruimd, ten minste het departement van
koloniën in Londen ontving het bericht, dat
de Engelsche troepen uit CoIodso zyn terug
getrokken, en zy zich meer zuiJelyk hebben
„geconcentreerd". Maar men moet zich toen
vooral niet ln den waan laten brengen, dat
hierdoor de toestand in Ladysmith eenige
Verandering heeft ondergaan. White zit er nog
in en de Boeren zyn er nog omheen. Daarom
is zoo onverklaarbaar het door de Londensche
bladen gepubliceerde telegram, dat het kamp
van de Vrystaters ty Bestors is genomen.
De Boeren zou Jen daarby „haastig gevlucht"
zyn, en „lieten een groot aantal dooden en
gewonden op den grond achter." „Het geheele
kamp, enz. viel in handen der Britten." Hoe
nu de Engelsche troepen zoo eensklaps by
Besterskamp, op vry grooten afstand van
Laiysmitb, gekomen zyn, is al zeer duister.
Zouden de Engelsche bladen nog niet genoeg
hebben geleerd en er maar weer geducht op
los zyn gaan liegen?
Daar reeds nu, maar vooral van 9 November
af, de Engelsche versterkingen in Kaapstad
beginnen a»n te komen, moeten de Boeren
trachten nog binnen 14 dagen een beslissiog
by Ladysmith uit te lokken.
Inmiddels wordt uit Londen aan de Parysche
„Temps" geseind, dat het bericht van de vol
komen ontruiming van Colenso door de
Engelschen en van de iniyving van het
omliggende district door den Oranje-Vrystaat
bevestigd wordt.
Het gerucht gaat, dat het garnizoen van
Ladysmith byna geheel zyn voorraad levens
middelen en munitie heeft uitgeput en dat
aan aanvulling van dien voorraad niet valt
te denken.
De Engelsche ministerraad zal Woensdag
byeenkomen.
De Londensche bladen ontvangen het be
richt van het voor de Engelschen zoo succes
volle gevecht van Donderdag by Laoysmith met
wantrouwen.
Men meldt, dat, ton gevolge van de be
schieting van Ladysmith en Colenso, de
Britsche batfceryen aan de Tugela-brug tot
zwygen zyn gebracht. De troepen, die de
stelling hebben verdedigd, moesten overhaast
terugtrekken.
Daar de Boeren de punten, die de terug
tochtslinie beheer8chen, bezet hebben, moes
ten de vluchtelingen den weg naar het zui
den nemen, die reeds door de troepen der
republieken was bezet. Het departement van
oorlog te Londen twyfelt er niet aan, dat het
detachement afgesneden en door de Boeren
gevangengenomen is, want er is van deze
afdoeling g09n enkel bericht te Durban ont
vangen.
De te Durban verschijnende „Natal Adver
tiser" meldt daarentegen, dat het garnizoen
van Colenso alle voorraden, tenten, uilrus
tingen, enzoovoort, in voiligheiJ heeft ge-
bracht. Do vyand was vyf duizend man i
sterk, waaronder een versch commando Vry-
staters. De gepantserde treinen bewezea uit-
stekende diensten, doordat zij een detache
ment van het Dublin regiment overbrachten,
dat het fort buiten de stad, waar vry willigere
lagen, kwam ontzetten.
Er zyn geruststellende berichten ontvangen
over de positie van Pietermaritz iurg.
Het departement van oorlog deelt verder
mede, dat geen bericht ia ontvangen, dat
het kamp van de Boeren by Besterbeuvel
zou genomen zyn.
By het lezen van die nadere berichten,
welke voor de Engelschen zoo minder gunstig
luiden dan de eerste door hen verspreide en
in ons Eerste Blad worden aaDgevuld, zou
men andermaal tot de conclusie komen, dat
die Britten to-.h onv.rbeteriyke leugenaars zyn.
Burgerlijke Stand van Leiden.
Eerste huwelijksafkondiging van 5 November.
J. C. A. Pont jm. 22 j en J. M. RosdorfF jA
23 j. G. K. Boot jm. 24 j. en W. Marlijn jA
25 j. W. Nagtegaal jm 24 j. en G. M. Kok
jd. 19 j. F. Robbers jm. 24 j. en M Stafleu jd.
23 j. W, N. Hannaart. jm. 22 j. en J. Boom j<%
22 j. J. A. Duffels jm. 24 j. en A. Mieremvt
jd. 20. W. F. Schneider jm. 31 j. en J. Limpers
jd. 26 j. H. Redel jm. 25 j. en J. Hansen
27 j. J. M. Doove wedr. 35 j. en A. Brous^B
jd. 33 j. J. B. Van Beek wedr. 34 j. en J.
Langezaal jd. 22 j. P. M. Van Oerle jm. 35
en A. A. Simons jd. 33 j. C. J. M. Yrijhoffjt».
25 j. en C. Beijk jd. 23 j.
HAARLEMMERMEER. Ondertrouwd: R.
G. Weyers en W. H. De Rijk. J. Van Andol
en A. D. Van Dien. L. Spaargaren en M. Boer.
Gehuwd:P. Zoeteman wedr. en G. De Kuijer.
P. De Jong en F. Veltman. K. Wartena en
G. Hunold. H. Kroom wedr. en C. Hogeboom.
Bevallen: G. Van dor Voet geb. TatesZ.
J. Mans geb. Van Herwijnen D. E. Mans geh-
Vreeken Z. P. Kemp geb. Van Tol D.
Van Staveren geb. Van der Hehn Z. J. Molmao
f;eb. Straathof D. A. Munsterman geb. Rijke-
ijkbuizen Z. G. Treur geb. Kraaij D.
Overleden: J. De Visser 35 j.
H1LLEGOM. Ondertro uw dP. Doos en C.
Bakker. D. Kriebel en A. Zifkamp.
Bevallen: W. Philippo geb. De Jong D.
J. S. Warmerdam geb. Beeriugs D.
Overleden: A. M. E. Lommerse 6 j.
NOORDWIJK. Geboren: Leendert, Z. vaa
N. v. d. Zalm en J. Raaphorst. Johanna, D.
van A. Duindam on J. v. d. Niet. Johannes
Petrus, Z. van F. v. d. Berg en M. P. Gerritsen,
Overleden: W. v. d. Berg 57 i., geb. met
P. De Winter. W. Alkemade 62 j., geh. met
E. Vink. L. v. d. Zalm 67 j., geh. met G. v.
d. Akker.
OEGSTGEEST. Geboren: Catharina Wilhel-
mina Elisabeth, D. van J. Van der Voet en T.
M. F Feun. Grietje, D. van J. Van Delft en
K. Van Kralingen.
WASSENAAR. G e b o r e nMaria \Yilhelmina.
D. van N. Bellekom en M. Zandvliet. Cent
Johannes, D. van W. Wagemaker en J. Noorlboek.
Overleden: W. Boezaard V. 80 j. C. Van
der Borg V. 32 j. J. G. B. Eikendal Z. 15 j.
33ericliten over Rij inland's boezem,
gedurende de week van 29 Oct.4 Nov. 1899.
ad Oct. 80 Oct. 31 Oct. 1 Not. 3 Nor. 3 Not. 4 Not.
8tand van den boezom to LoideD.
Idem te Oudo-WotoriDg
Werking dor etoomgsmalen
Waterloozing lange natuurlijken weg.
Waterinlatiog
Regenval in mM
60 60 46 60
60 15 45 60
Spaarndam 62Vs u., Halfweg
Spaarndam 2 u., Halfweg
Door de elnie te Gooda a.
23.8
67 61 62 om.-A.P,
66 59 66 om.—A.P.
i u., Gonda n., Katwjjk O»
Gonda o., Katwijk 18 u.
8)
Bleeker dan te voren maakte by zich Tan
zijn moeder Iob. Zy voelde byna hoe hy zich
van haar hart afscheurde en in tranen uit
batend, greep zy zyn handen.
„Erwin! Zie my aan! Wentel den last,die
je drukt, van je af en stort je hart by my
uit I Dit stilzwygen vermoordt jon en my."
Uet zacht geweld trachtte zy hem naast zich
te doen plaats nemen, doch hem scheen het
als stond hy weer geheel alleen in de duistere
W008tyn.
.Dring niet by my aan, moeder," sprak
hy haastig. .Het is my vandaag onmogelyk
daarover te spreken. Morgen zal ik u alles
vertollen, voordat ik wegga; want ik ga
weer op reis, zoo ver mogelyk. Misschien ge
lukt hot my dan te vergeten. Goeden nacht,
lieve moeder 1"
Uy drukte de hand, die in de zyne lag, on
wendde zich toen tot de deur.
Toen hy weg was, zonk de arme vrouw
snikkend op een stoel.
,Wie is de vyandin, die my door haar
onbarmhartigheid myn eenig kind ontrooft?
Nu zal ik hem woer jarenlang moeten missen,
ik most hem laten gaan, ziek naar lichaam
on geest. ErwinI Myn ErwinI"
Den volgenden morgen zat de barones aan
bet onlbyt, wachtend op haar zoon. Het sloeg
begon uren en nog wsb hy er niet.
„Zeker slaapt hy nog," zeide ze tot zichzelve.
.Ik heb den armen jongen dan ook tot laat
in den nacht op en neer hooren loopen
maar als hy eens ziek was, niet in staat om op
to staan
Haastig trok zy aan de bel. Een bediende
trad binnen.
„Is myn zoon op?"
,Ik weet het niet zeker, mevrouw; maar
ik geloof, dat mynheer de baron nog Blaapt.
De zonneblinden zun nog gesloten."
„'t Is goed. Indien Filip niet by myn zoon
is, zend hem dan by my."
Weinige minuten later trad de kamerdienaar
van Erwin binnen.
.Mynheer de baron slaapt nog," antwoordde
hy op de vraag zyner meesteres. ,Ik ben
zooeven aan zyn kamer geweest. Allee is
nog stil."
De onrust der baronee steeg van oogenblik
tot oogenblik.
„Zend Jerome by me," beval ze kortaf.
„Ik maak mezelve belacheiyk als ikzelve
naar boven ga. Jeröme zal my helpen. Hy ia
eigeDiyk de eenige in buis, met wien men
een vertrouwelyk woord spreken kan. Hy is
zeer aan Erwin gehechtWat anderen
niet opgemerkt hebben, ie hem misschien
niet ontgaan."
Het duurde tameiyk lang, voordat Jeröme
binnentrad. Hy bleef aan de deur staan, zonder
op te zien.
„Kom eens hier, Jeröme."
Nog nooit was het den ouden man zoo
moeilyk gevallen een bevel zyner geliefde
meesterea op te volgen. Zóó langzaam was
zgn tred, dat de barones onmiddeliyk begreep,
dat er iets gebeurd was.
„Wat scheelt je, Jeröme?" vroeg ze bevend.
„Je bent zoo bleekJeröme?" kreet ze.
„Er ie een ongeluk gebeurdErwin is
ziek!Dood?l"
„God verhoede dat!" sprak do oude man.
„Maar spreek dan toch! Waar ie myn zoon?
Hy slaapt niet! Is hy weg? Hy sprak gis
teren van een reis
„Ik ontmoette vanmorgen in de vroegte
den jongen baron in den tuin. Het zal zoo
ongeveer vyf uren geweest zyn. Hy kwam
naar my toe en zei heel kalm: „Jeröme, ala
ik om tien uren nog niet terug bon, bezorg
dan deze brieven aan hun adres," Hot waren
er drie, een was aaQ den notaris."
.Geef my de brieven," zeide do barones
byna onhoorbaar.
Do oude man wierp een blik op de pendule.
„Het is nog geen tien uren," antwoordde
hy. Toen wierp hy zich plotsoling voor zyn
meesteres op de knieön en riep:
„Ik kan het niet langer verzwygen! Hy
duelleert I"
De barones uitte een kreet van smarttoen
zonk zy bewusteloos in elkaar.
Jeröme knielde by haar neer.
„Hoe kon ik zoo onhandig zünl" riep hy.
,'t Ia immers niet zeker, dat juist hy zal
vallen I Hy komt stellig terug. Het is ook
nog geen tien uren
Hy stond op om de kamenier der barones
te roepen. Daar klonk de hoefslag van een
paard. In vollen galop kwam een ruiter op
het kasteel aanryden. Het was de bosch
wachter.
„Die brengt een treurige boodschap," dacht
Jeröme.
Toen de barones aan do zorg harer kame
nier was toevertrouwd, ging hy den bosch
wachter te gemoet. Hy kwam hem op de
trap tegen.
„Ia hy dood?" vroeg hy.
„Nog niet," antwoordde de boschwachter;
„ze hebben by my in huis hot eerste verband
aangelogd. Hy ia bewusteloos; ze brengen
hem nu hier."
„Komt de doktor moe?"
„Ja. Wat een verachrikkeiyk dingl"
De dokter had in plaata van één, twee
patiënten, die beiden evenzeer zyn hulp noodig
hadden.
Baron Bergen was nog steeds bewusteloos.
Do kogel was in den schoudor gedrongen en
had een sterk bloedverlies voroorzsakt. Do
mogelykheid bestond, dat hy edele deelon
gekwetst had; waa dat niet het govai, dan
was herstel niet uitgesloton.
De toestand der barones was niet minder
zorgwekkend.
Radeloos liep baron Hans, die van oen
naburig kasteel, waar hy de gast var. een
vriend was, in allejyl gebaald was, van het
oene ziekbed naar bet andere. Het iydon van
twee hem zoo dierbare menschen te moeten
aanzien, zonder iets te kunnen doen, maakte
hem byna waanzinnig. Zoo liefdevol en zacht
had zyn omgeving den anders somberea,
stuggen man nog nooit gezien.
Toen zgn beide ouders gestorven ware*
en hem elochts een klein vermogen achter
lieten, had baron Bergen, de vader van Erwin,
zyn kleinen neef Hans Bergen tot zich ge
nomen. De knaap bezat geen byzondere geestes
gaven; hy had een stug karakter en hét
duurde lang voordat de goedheid en zaoht-
b.eid zyner tante het jeugdig hart deed on*
dooien. De arme jongen kon bet vsrdrM
over het verlies van het ouderiyk Mnis niet i
zoo spoodig vergeten. Hy misto do liefkoo.
zingen zyner lieve moeder, de vrieDdetyko
atom van 2yn vader, hoe goed velen ook
voor hem waren. Maar langzamerhand wos
zyn tante zyn vertrouwen, en toen by rok
eenmaal aan haar bad aangesloten, aanbod
hy haar. Toen werd Erwin geboron »n »p
hem droeg hy oen deel der liefds ovor. It
het geheel bestondon er voor Hans drie pe»^
eonen, voor wie by zyn leven zou gegeven
hebben: dat waren zyn tante, »un neef&wtn
en later Renata. Van kind af had hy met
haar getwiBt, dikwyis was hy boos op hasr
goweest of had hy haar met zyn plageryon
gekrenkt. Hy behandelde haar steeds met
zekere ruwheid, opdat zy niet bemerken zou,
hoezeer hy haar in het diepst van zyn ge
voelig jongenshart liefhad. Niemand maakte
hy deelgenoot van zyn liefde, zelfe niet zyn
tweede moeder. Hy wiet immers, dat hy
noracb, onvriendeiyk en leeiyk was en mot»
had te hopen 1
(Wordt vervolgd.)