N°. 12173
Maandag 30 October»
A0. 1899
feze jouraat wordt dagelijksmet uitzondering
van (Zon' en feestdagen, uitgegeven.
Haar Stiefmoeder.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER GOTJRART»
Voor Lelden per 8 maanden.
Pranco per post
Afzonderiyke Nommers
■9 «c
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRUS DER ADVERTEKTIËCÏ:
Van 1—0 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17£. Grooter^
letters naar plaatsruimte Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.06 berekend.
Derde Llad.
R»-K. Patroons-Gildeuboud.
Gisteren had te 's Gravenhage in h t Zuid-
Uoliandsch Koffiehuis een algemeene ver
gadering plaats van de R.-K. Patroonsver-
eeniging „Gildenbond".
Nadat des vooruoiddags eenige onderwerpen
van huishoudelgken aard waren afgedaan,
kwamen in de namiddagvergadering de meer
belangrijke vraagpunten aan de orde, en wel
in de eerste plaats van de afdeeling Rotter
dam: Hoe moet de verhouding zijn van den
R.-Katholieken patroon tegenover de Neutrale
Patroonsvereeniging
Dit vraagpunt werd ingeleid door den heer
A. Van Schaik, architect te Rotterdam, die
ten slotte drie conclusion stelde, waarvan de
eerste en de derde na eenige discussie werden
aangenomen, luidende als volgt: lo. Katholieke
patroons-vereenigingen zyn in onzen tyd nood
zakelijk; 30. samenwerking van katholieke
patroonsvareenigingen met niet-katholieke is
niet gewenscht, tenzij voor bijzondere gevallen,
nader te onderzo=ken. De tweede conclusie
werd daarna eveneens aangenomen en was
van den volgenden inhoud: door toetreding
tofc neutrale patroonsvereenigingen voldoen
wij niet aan onze verplichting tot medewerking
aan oplossing der sociale quaestie in den geest
der Encycliek van Paus Leo XIII.
Daarna kwam in behandeling de vraag van
de afdeeling Gouda: Kan het feminisme, in
zooverre het bedoelt de vrouw arbeid te doen
verrichten, welke als niet specifiek vrouwe
lijke arbeid is te beschouwen, onze goedkeuring
wegdragen? Zoo niet, welke middelen zijn dan
daartegen aan te wenden? Inloider: Z. E.
Heer Pastoor G. W. Konings, adviseur van
het Centraal Bestuur. Na ten korto uiteen
zetting stelde inleiier de volgende motie voor:
„De „R. K. GilJenbond," de richting, die de
vrouw doet optreden in arbeid, oie niet specifuk
vrouwelijk is, en haar zoo tot een gewone
concurrentie maakt van den man, afkeurend,
betreurt ten zeerste, dat deze richting, door
Staat cn Gemeente wordt in de hand gewerkt;
erkent echter, dat in bijzondere omstandig
heden, waar levensonderhoud voor zich of
anderen dit eischen, de vrouw ook niet spe
cifiek vrouwelijk werk verrichten kao; maar
geeft dan als zijn gevoelen te kennen, dat do
p..troon geon gebruik van haar arbeid voor
minder loon mag maken." Hoewel bi) de
discussie werd gewezen op de moeilijkheid,
om uit te maken wat specifiek vrouwelijke
arbeid is, werd de motie evenwel in beginsel
bij acclamatie aangenomen.
Het derde vraagpunt (van het Centraal-
Bjstuur) was: Indien de Ongevallenwet,
zooals zU door de Regeering thans bij de
Tweede Kamer in behandeling is gesteld,
•wordt aangenomen, zullen aan de voordooien,
welke daardoor den werklieden worden toege
kend, geëvenredigd zijn aan de lasten, waar
mede in het bijzonder de kleine industrie zal
worden bezwaard? In hoeverre kan het be
ginsel, door dr. Kuyper in zijn amendement,
betreffende de Bedrjjfsvereenigingen neerge
legd, voor de kleine in ustrie aanbeveling
verdienen? Inleider de heer J. N. Hendrix.
In een met groote belangstelling gevolgde
voordracht beantwoordde spreker de eeratge-
stelde vraag ontkennend, terwijl by meende,
dat de bedrijfsverenigingen ook voor kleinere
industrièelen open moeten staan, bijv. die
met 10 personen werken. Voorts betoogde
spreker de wenscheljjkheiJ, dat in het wets
ontwerp zoo.anige veranderingen werden ge
bracht, dat bet vrije initiatief niet worde ge
dood, en ten slotte uitte spreker den wenscb,
dat in ons land toch nooit de Staat Alverzorger
worde. Besloten werd in den geest van de
inleiding een motie uit te spreken en in ver
band daarmede een adres te richten tot ce
Tweede Kamer.
Door een lid van de afdeeling Amsterdam
zou nog worden ingeleid de vraag„Waar
door kunnen de winkeliers zich beschermen
tegen de nadeelen eener oneerlijke concur
rentie? Zijn de zgn. Spaarboos- of Rabat
zegelstelsels in ieder geval als oneerlijke con
currentie te beschouwen? Bedoelt lid was
evenwel verhinderd tér vergadering tegen
woordig te zijn. De Voorzitter, de heer Jos.
Th. J. Cuyptrs, meende evenwel, dat, nu
deze quaestie juist in de jongste nummers
van „De Volksbanier" (orgaan van den Ned.
R.-K. Volksbond) in een paar artikele i uit
nemend is uiteengezet, de zaak voor de ver
gadering voldoende was voorbereid. Met de
conclusie van bedoelde artikelen in genoemd
blad („Mogen de winkeliers toch wakktr
worden en ia eendracht macht zoeken tegen
ce parasieten, die hun bestaan ondermijnen 1
Daarom roepen wij nogmaals uit: Winkeliers,
vereenigt uverklaarde de voorzitt.r onder
applaus der vergadering zich te vereenigen.
Aan het einde der vergadering werd nog
medogedeeld, dat de Gildenbond binnen weinige
dagen haar eerste lustrum zal kunnen vieren
en stelde men zich voor cit feit aan den na
don afloop dier vergadering to houden gemeen-
schappelijken maaltijd te heruenken.
Een brief uit Johannesburg van 1 Oct jl.
Een ingezetene van Alkmaar, die vier zoons
in de Transvaal heeft, gaf aan de „Alkm.
Crt." welwillend onderstaanden brief van een
hunner ter lezing. De schrijver, ambtenaar
der Ned. Zuid Afr. Spoorwegmaatschappij te
Johannesburg, geeft zulk een levendige en
enthousiaste beschrijving van betgeen ht),
kort vóór de oorlogsverklaring, aldaar bij
woonde en waarnam, dat ook wij de ver
zoeking niet kunnen weerstaan den brief in
zijn geheel af te drukkeD, overtuigd dat onze
lezers dien met onverdeelde aandacht zullen
volgon.
Johannesburg, 1 Oct. "99.
Beste Ouders!
Misschien is deze de laatste brief, welke
door U gelezen wordt vóór de oorlogsverkla
ring. Ik heb U derhalve zeer veel te vertellen.
Verleden Vrijdag, hot is thans Zondag,
xieeg ik van mijn Chef het volgende brioijo:
„Poets je geweer op, want de boel loopt mis."
Nauwelijks ontving ik dat schrijven, of ik
snelle naar het kantoor van den veldkomet
om een nieuw model Mauser Carabyn te halen,
welke mij, als Burger, dadelijk werd over
handigd. Met mijn geweer op schouder en
kogölbandelier met 100 patronen het kantoor
verlatende, hoorde ik drie schoten van bet fort.
Dj veldkornet riep toen uit: „Goddank, de
Boeren worden gecommandeerd om naar de
grenzen te trekken." In mijn kantoor aan
gekomen, vond ik den boekhouder druk bezig
met zijn geweer schoon te maken, terwijl op
mijn tafel een hoopjo telegrammen was neder-
gelegd van de Directie voor directe opzending
van wagens, paarden en muilen naar Pretoria.
U kunt begrijpen, wat een drukte voor mij,
's morgens om 11 uur ontving ik de tele
grammen en om 2 uur had ik een extra trein
klaar staan, gevuld met 15 wagens, 120 muil
ezels en 4 paarden.
Nauwelijks hiermede gereed zijnde, klopte
mij iemand op den schouder; ik draaide mij
om, en herkende den veldkornet, die mij aan-
zjgde binnen 3 uur gereed te zijn om op
commando naar de grenzen te trekken. Een
instructie van de regeering luidde echter, dat
ik voorloopig niet weg mocht en op mijn
post moest blijven en na eenige telegraphische
informatie kon ik tehuis blijven. O, ik huilde
b|jna van spijt, enfin, mijn betrekking mag ik
als getrouwd man er niet aan wagen en ik
ben de regeering thans ook nuttig.
Ten 2.30 verscheen waarlijk reeds de eerste
trein met Boeren van Krugersdorp. O, wat
een enthousiasme, de Afrikaanders en hun
vrouwen aan de stations kwamen de gecom
mandeerde Boeren allen één voor één de
hand drukken, terwijl de Boeren zeiven
kalmpjes hun pijpie rookend, verbaasd, glim
lachend die geestdrift aanzagen.
Een commando-trein bestaat uit de volgende
samenstelling: Twee machines, 4 goederen
wagens met proviand, 4 salonrytuigen 1ste
klasse voor de Boeren, 6 platte wagens,
waarop boerenkarren zijn geladen en dan de
noodige veewagens met gezadelde paarden.
Aan weerszijden van den trein waaien de
Transvaalsche vlaggen. (Commando-vlag.)
De Engelschen te Johannesburg vluchten
als een troep opgeschrikte kraaien en de
ellende, door hun eigen natie veroorzaakt,
bezorgt m(jn vrouw vaak tranen in de oogen.
Het is dan ook droevig om te zien, wat een
paniek onder het Engelsche publiek heerscht.
Evenals in den Jameson tijd vlucht elke
vrouw en kind van Engelscho afkomst, de
maatschappij heeft geen wagens genoeg om
de monschen te vervoeren, en op het station
te Johannesburg komen de vluchtelingen
reeds 's morgens om 9 uren, die 's avonds
om 7 uren moeten vertrekken. Vertrekken,
ja, maar hoe? In open kolenwagens, als
paarden, worden mannen, vrouwen en kinderen
(70 in één wagen) alles door elkander gepakt,
doodsbenauwd voor de Boeren. En die vol
gepropte massa menschen in een kolenwagon
moeten dan 28 uren rijden, zonder dekkiDg
boven hun hoofd, dikwijls geschroeid door de
zon of kletsnat van den regen. Dórg-.lu*-^
menechen jammeren over bun lot en ver
vloeken thans de politiek van Chamberlain.
Te laat helaas! Hoor! daar knallen geweer
schoten, luide hoera's klinken door do lucht.
Een tweede trein met 600 Boeren van Kerks-
dorp is in aaütocht. Een paniek ontstaat op
het station, 500 vrouweD, kinderen en man
nen verdringen zich voor het loket om een
plaatsbewijs te bekomen, de politie komt
tusschenbeide, want een paar vrouwen zyn
bijna doodgedrukt. Schreeuwtnde moedors,
die haar kinderen zoeken; van angst bijna
krankzinnige ChineezeD, Kaffers en Russische
Joden, die slagen en trappen van de politie
trotseereD, trachten door het commando-politie
heen te breken. 01 Ellende, ellende, Chamber
lain, zie hoe thans de Engelschman verdrukt
wordt en, gelijk gesteld met een Kaffer, moet
smeekeD om een zit- of staanplaats in een trein.
Hedenmorgen vertrok een trein naar Natal,
bestaande uit 2 personen-rijtuigen, 3 beesten
wagens, 2 goederenwagens en 30 open kolen
wagens, geheel gevuld met vluchtelingen,
manneD, vrouwen, Kaffers, Joden, Chineezen,
alles door elkander, totaal 2000 menschen.
En elk biljet kost toch minstens f 24, ge
middeld berekend.
Het aantal vluchtelingen van 1 week be
droeg 22,000. Bravo, hoe meer van dat
Engelsche gespuis zich ruïneert, hoe beter.
Gelijk ik u reeds schreef, werden Vrijdag
de Boeren commando's opgeroepen. Tnans
liggen 24,000 Boeren in het lager over de
grenzen verspreid. Zelfs een Engelschman
verklaarde mij: „That is the first time I see
a Boer smart." (Dat is de eerste keer, dat
ik een Boer vlug bij de pinken zie).
Elk rechtgeaard mensch wil gecommandeerd
zijn, alle hooggeplaatste Hollanders als prof.
Molengraaf, de secretarissen van binnen- en
buitenlandsche zaken, zijn op commando ge
gaan, van Kruger zyn 2 zonen en 7 klein
kinderen, benevens 2 achterkleinzoons van
Wolmerans en 3 zonen van Staatssecretaris
Reitz op commando. O, alle kantoren zijn
haast leeg en vaders van huisgezinnen loopen
door Johannesburg met een geweer op
schouder, hunkerend naar het oogenblik, dat
ook z(j aan de beurt zyn.
Helaas, eerst als het vêrvoer van troepon
ophoudt en de spoorwegen vernield zijn, kan
het spoorwegpersoneel ook op commando
gaan. Ik heb echter niets met den loopenden
dienst te maken, dus als al mijn wagens en
muilen gecommandeerd zijn, dan ben ik een
van de eersten, die kan gaan.
Ik kan echter niet stilzitten en heb een
formo Burgerwacht van Hollanders georgani
seerd, sterk 250 man, van dat korps ben ik
een van de commandanten. De stadspolitie is
bereden politie geworden en zal waarschijnlijk
ook naar de grenzen trekken. Ik neem duo
met m(jn troepje Hollanders voorloopig de
bewaking des nachts en overdag van Johannes
burg op mij. Heden, Zondagmiddag, heb ik
mijn plannen ter goedkeuring voorgelegd aan
den commandant van politie, die mij herhaal
delijk bedankte voor de gewenschte hulp.
Mijn huis is thans een soort politiebureau
geworden, waarschijnlijk begint aanstaanden
Woensdag de burgerwacht haardisnsten to doen.
De burgerwacht wordt sterk bewapend. Net
een kolfje naar de hand van onze Hollandsche
jongens, die thans nog niet noodig zgn en op
de tweede commandeering moeten wachten.
Ik denk, beste ouders, dat Engeland weer
eens een geducht pak slaag krijgt. De Boeren
zijn razend en het ergste wordt gevreesd, als
de commando's de Engelschen in het gezicht
zullen krijgen.
Reizende van Pretoria naar Johannesburg
met een commando-trein, heb ik genoeg
gehoord om te begrijpen, dat, als de Boeren
de Engelsche troepen zien, zg dadelijk zullen
beginnen te schieten. Het stormregent tbans.
Arme Engelsche vrouwen en kinderen, die
thans in opon wagens kletsnat den nacht
moeten doorbrengen. Goddank regen, zeggen
de Boeron, nu hebben onze paarden kost op
het pad. Helaas regen, denkt de commandant
van de Engelsche troepen, want nu onder
vind ik groote moeilijkheden met de beken,
die ondoorwaadbare rivieren zijn geworden.
O, als de Boeren den eersten slag winnen,
dan drinken mijn vrouw en ik de Champagne
op, die nog van onze bruiloft is overgebleven.
Voor ik eindig of het vergeet, een klein
staaltje van verlangen der Boeren om „Rooi-
nekken" te schieten.
Een commando-trein stoomde Johannesburg
station binnen en achter op den buffer van
don trein zat een kleine Boerenjongen van
13 jaar met één hand zich vastklemmend en
met de andere hand een geweer tegen zijn
lichaam drukkend. De stationchef rukte hem
van zijn zitplaats af en vroeg, waarom hy
achter op den trein was geklommen. Het
kleine ventje had nog niet geantwoord, of
daar kreeg hg van een z waren forschen Boer
een flink pak ransel, terwijl hem toegevoegd
werd: „jou ondeugend jong, pa bet gezegd,
dat jij thuis moet blij; niemand is tehuis om
die vrouwens op te pas." Snikkend smeekte
het ventje om toch mede te mogen gaan om
een Engelschman te schiet, er bijvoegend,
dat ma toch ook wel met die geweer kon
schiet en de rondloopende Kaffers wel van de
boerderij zou afhouden. Toen kuste de oude
vader zijn zoon en zeide: „nou schelm, ga
maar by jou andere 4 broers zit, maar pas
op, als een Engelschman jou raak schiet,
want dan mag jy nooit meer met pa op
commando saamgaan.
Nu, beste ouders, dit is voorloopig de laatste
mailbrief, die Dog verzonden kan worden,
want de volgende week loopen waarschyniyk
de treinen niet meer. Als u van Eugelsche
overwinningen leest, geloof er zoo heel spoe
dig niet aan, doch wacht eerst op bevestiging.
Nu als ik kans hob, schryf ik oogeubllk-
keiyk, woest dus volstrekt niet ongerust.
Alles zal reg koml
Vele groeten van myn vrouw en de broers
en u de overtuiging gevend, dat uw zoons
hun plicht zullen doen, als zg daartoe gelegen
heid hebben, biyf ik, na in gedachten u allen
omhelsd te hebben, Uw Zoo».
1T)
„En dat moet gy dan ook doeD," beval
de oude Coney haar aan. „Ik denk niet,
dat bet geopend sal worden vóór de begra
fenis."
„Maar wacht een oogenblik", bracht de
predikant in het midden. „Maakt Gen huwe-
lyk een later huweiyk bedoel ik een
testament niet ongeldig?"
- „Hemelsche goedheid, neen; dat zou niet
zeer rechtvaardig zyn", beweerde de oude
Coney, die evenveel van de wet afwist als
de maan.
En mr. Tanerton zeide niets meer; by
was er niet zeker van en veronderstelde, dat
de oudere man met zgn meerdere ervaring
wel gelgk zou hebben.
„En nu, kindlief", zeide de pachter, toen
zg aanstalten maakten om heen te gaan,
„wanneer gy mg noodig hebt, of ik kan Iets
voor u dosn, dan stuurt gy Sally maar en
ben ik hier in een oogwenk."
„Het is zeker te Timberdale, nietwaar?"
fluisterde Herbert TanertoD, toen by Anne
de hand gaf.
Anne wist, dat hg op de begrafenis zin
speelde, en het bloed steeg haar naar het
gelaat, toen zy antwoordde:
„Ik weet het niet. Het was wel myn vaders
▼erlangen; hy wenschte by zgn broeder te
rusten. Maar mrs. Lewis daar komen zy
aan, geloof ik."
Zg kwamen binnen met besneeuwde hoeden
en roode neuzen, terwgl zy de modder van
hun voeten stampten. Het was een heel eind
van het station. Mrs. Lewis had gedacht daar
een rytuig te vinden; gewoonlyk stond er
eenmaar iemand was uit don trein gespron
gen en bad er zich van meester gemaakt
vóór zg er beslag op kon leggen. Dat had
haar uit haar humeur gebracht; zy keek zoo
zuur als azyn.
„"Wat een ellendige boell" begon zyopeen
verontwaardigden toon; doch by het zien van de
heeren werden haar gelaat en haar stem zoo
zacht als olie. Zg verzocht hun weer te gaan
zitten, maar zy zeiden, dat zy juist van plan
waren heen te gaan.
„Wg spraken juist over de begrafenis,"
merkte de pachter op. „Zal hy te Timberdale
begraven worden?"
Mrs. Lewis bracht haar zakdoek by haar
oogen. „Ik denk het niet, mr. Coney. Crabb
zal betor zyn."
„Maar hy wenschte te Timberdale begraven
te worden."
„Crabb zal zooveel goedkooper zyn en
minder omslachtig", antwoordde de weduwe
met een snik. „Wy moeten onnoodige onkosten
vormyden."
„Goedkooper 1" riep de oude Coney, terwyi
zyn gelaat purper werd van verontwaardiging.
„In het geheel niet goedkooper. Duurder
duurder, mevrouw. Er moeten in elk geval een
ïykwagen en een rouwkoets zgn: en Herbert
Tanerton zal voor het loon der dragers zorgen,
wanneer het te Timberdale gebeurt."
„O, juist zooals gg wilt, waarde mr. Coney.
En wanneer hij het verlangde 1 Ja, ja; Tim
berdale, natuurlgk."
Zy verlieten de kamer vóór zy haar oogen
gedroogd had of beweerde dat te doen.
Julia en Fanny haalden daarop een paar
hoedendoozen binoeD, welke zoolang in de
gang hadden gestaan. Mrs. Lewis vergat haar
tranen en deed haar mantel af.
„Welke is vaa Anne? O, die..." zeidozy,
torwyi zg een der doozen uitpakte. „Den myne
zullen zo my morgenavond zenden. Ik heb
voor u een zeer eenvoudigen gekocht."
De hoed, welken zy Anne overhandigde,
was wel zeer eenvoudig. Eenvoudig en alle-
daagscb, van het goedkoopste materiaal ge
maakt; een hoed, welken een dame niet gaarne
op haar hoofd zou zetten. Julia en Fanny
stonden voor den spiegel om haar hoeden op te
passen. Vrooiyke hoeden, glinsterend van
zwarte gitten en zwarte bloemeD. De rekening
lag open op de tafel en Anne las depryzen:
haar eigen, twaalf shillings; de andere twee
elk drie en dertig shillings. Mrs. Lewis greep
naar de rekening en stak die In haar zak.
„Ik wist, dat gy gaarne een eenvoudigen
had," zeide zy. „Voor werkeiyken rouw ia het
altyd gepaster geen te kostbare dingen te
hebben."
„Dat is waar," stemde Anno toe, „maar
goed moeten zy, dunkt me, toch zyn."
Hot kwam haar voor, dat zg, door dezen
hoed te dragen, al zeer weinig eerbied voor
den doode zou toonen. Zg nam zich ia stilte
voor om een beteren te koopen, zoodra zy
daartoe in de gelegenheid was.
Wat het weer betrof, het was daarmeo op
den dag der begrafenis al zeer treurig gesteld.
Hagel, sneeuw, regen en wind. De Squire
was ongesteld, hg kon niet meegaan, en de
oude Couey kwam met veel beweging binnen
om ta zeggen, dat ik dan zyn plaats moest
iünemen. Anne zou gaarne zien, dat Johnny
Ludlow meeging, voegde hg er bg; haar vader
had hem gaarne mogen lyden, maar er was
voor hem geen ruimte in de koets geweeq^
anders had zy het reeds eerder voorgesteld.
„Ja, ja," riep de Squire. „Johnny natuuriyk.
Trok spoedig zwarte kleeren aan, jongen."
Het was vinnig koud, toen wg in de oude
rouwkoets achter den ïykwagen aanreden:
mr. Coney en de neef van de Podds, een
advocaat uit Birmingham, aan den eenen
kant; ik en Cole, de dokter, daartegenover.
De hagel kletterde tegen de raampjes, de
wind floot ons in de ooren. De advocaat trok
rillend de schouders op en zeide, dat hy kou
in het hoofd had gevat, en keek even stuursch
als by by het huweiyk had gedaan.
Het was spoedig afgeloopen. Horbert
Tanerton sprak een enkel woord by het graf
en wy keerden naar Maythorn-Bank terug.
Cole had ons verlaten; hy had de koets
onderweg laten stilhouden en was dwars
bet veld overgestapt om een patiënt te
bezoeken; maar mr. Coney trok my achter
den advocaat het buis binnen.
„Wy gaan ook naar binnen," zside hy
fluisterend. „Het arme meisje heeft geen
bloedverwant of vriend om haar ter zyde te
staan en ik wil bg haar zyn, wanneer het
testament wordt voorgelezen."
Mrs. Lewis, mot een weduwonkap op, zoo
groot als een huis, en de twee meisjes met
schitterende zwarte gitten kettingen, zatei^,
parade. Aüne kwam in het laatste oogenblik
met een bleek gelaat en roode oogen binneD.
Wg gingen allen zitten; en eenige seconden
keken wy elkaar zwggend als even zooveel
stommen aan.
„Moet er een testament voorgelezen worden?
Ik heb gehoord, dat er een bestond," zeide
de advocaat, die, zooals Faony my influisterde,'
thuis een gvöb stuurscbe vrouw had als hyzell.
was. „Wanneer dat het geval is, wil het dan
dadeiyk vertoonenik moet met don volgenden
trein weg."
„Ja, er is oen testament," antwoordde de
oude Coney, die zich verheugde, dat Anne,'
zooals hg veronderstelde, van dat feit had
gewaagd. „Miss Lewis heeft dat in haar
bezit. Wilt gy hot krijgen, lieve?"
Anne ontsloot den lessenaar op het buffot
en stelde mr. Coney het testament ter band.
Zonder te zeggen met uw verlof of wanneer
gy het goedvindt, verbrak hy do zegels en
zette zyn bril op.
„Wat is dat?" vroeg mrs. Lewis, die op
de canapé zat»
Wordt vervolgd.)