JVieawe Voorstellingen
PERSOVERZICHT.
Van heden af weder:
in de Mutoscopen,
waaronder zeer interessante.
De Haagsche correspondent van de Arn-
hemsche Courant heeft het gehad over onze
militaire manoeuvres. Hy ziet blijk
baar daarvan het mooie niet in.
Ik hoop, schryft hy, dat men mij niet voor
een vaderlandsliefdelooze houden zal, als ik
de stille gedachte niet terughoud, dat er
bedroefd reinig aan verloren zou zijn, behalve
voor onze spoorwegmaatschappijen, die een
heel aardig duitje uit die militaire vervoeren
van duizenden manschappen en paarden ge
slagen hebben. Voor de subalterne officieren
zijn die manoeuvres letterlijk niets waard.
Zij kunnen van de onderstellingen, die uit
min of meer fantastische staf hersens voort
komen, zoowat niets waarnemen; zij mar-
cheeren zuid- of noord-, oost- of westwaarts,
stormen of chargeeren tegen elkander in,
omdat dit er zoo bij behoort, maar zonder dat
z\j, van hun weinig hooggeplaatst standpunt,
het waarom van al die drukte kunnen snap
pen. Waar de officieren niet bij machte zijn
den loop der manoeuvre te controleeren,
kunnen de manschappen dit natuurlijk nog
veel minder. Zij mogen zoo vol vaderlands
liefde wezen als zy willen, en dus vol toe
wijding de hun opgelegde taak volbrengen,—
welke die taak hier inderdaad is, blijft voor
hen ten eenenmale een raadsel. Somtijds zien
z(J een ander troepje naderen, dat hun als
„de vijand" wordt aangeduid; dan gevoelen
zij denkelijk hetgeen de dichter aldus schildert:
Daar staat hy dan met zijn stoppelpaard
En knevels aan als een borstel,
En roept: Kom, vijand, val me maar aan,
Om te zien hoe'k voor't vaderland worstel I
Wat let me daarom, onverlaat,
U op de ziel te spelen,
Zoo je op dit dierbaar plekjen grond
Nog langer confusie komt tolen?
Daar deze dreigende vraag gewoonlijk onbe
antwoord blijft, loopt het in den regel zonder
bloedvergieten af en komen onze soldaatjes
met geen andere wonden dan een paar door-
geloopen voeten thuis. Zy, die wat aanleg
voor rheumatiek hebben, worden misschien
later nog aan hun, zooal niet zegevierenden,
dan toch natten veldtocht herinnerd door
kleine naweeën, die zich in hun spieren en
gewrichten openbaren. Degenen, die derhalve
alleen voordeel uit de manoeuvres heeten te
trekken, zijn de hoogen, de aanvoerders, die
de kunst van den oorlog op het veld van hun
toekomstigen roem komen leeren. Zouden de
lezers der Arnhtmsche Courant inderdaad
naïef genoeg z(jn te gelooven, dat de kanst
van den oorlog daar werkelyk geleerd wordt?
Dat de aanvoerders wel kunnen overzien het
spelletje, dat daar wordt afgespeeld, is niet
onwaarschijnlijk. Zy vernemen welke planne
tjes er gemaakt zyn en op welke wijze men
deze denkt uit te voeren. Dit hebben zij op
een bataljons-, of compagniesof eskadrons-
commandant voor. Hetgeen den kinderkens
niet geopenbaard wordt, wordt voor hen
wellicht ontsluierd. Maar dat zij hier heusch
te zien krijgen, hetgeen de werkelijkheid (die
de Hemel ons besparel) zou opleveren, dat
gelooven wijzelven geen oogenblik. De vruch
ten van al de inspanning der deelnemers en
van al de offers der schatkist zijn dan ook
bitter klein, zelfs onder een loupe nauwelijks
zichtbaar, en de vraag is gewettigd of men
maar jaar op jaar hetzelfde moet biy ven doen,
dat zoo weinig waarde heeft.
Zoo ja, dan mogen zeker df de getroffen
voorbereidingen df de uitvoering daarvan vrjj
wat verbeteren. De klachten over de ellendige
voeding van een groot deel der manschappen
zijn dit jaar èn talrijk èn ernstig. Dat by de
maaltyden in quaestie de grootste eenvoud
moet heerschen, spreekt wel vanzelf, maar
de spuzen moeten behoorlyk toebereid en goed
zyo. Dit komt den jongens, die onder de wape
nen staan, toe en waar dit grof wordt ver
zuimd, zooals ditmaal voor sommige troepen-
deelen, daar moet m6t kracht tegen zoo'n
gebrekkige regeling worden geprotesteerd.
En de onzinnige en zeer zeker schadeiyke
o verdry ving by de vermoeienissen, die men
van den soldaat gevergd heeft, moet mede niet
stilzwygend worden voorbygegaan. Dat er
honderden langs den weg bleven liggen, prou-
veert niet tegen den soldaat, maar wel tegen
don aanvoerder. Sedert jaar en dag erkent
men, dat onze miliciens in goeden wil en
volharding niet te kort schieten. Worden zy
op humane wyze gecommandeerd, zooals ge
lukkig ten onzent regel is, dan kan men zeer
veel van hen gedaan krygen. Maar met marsch-
orders als nu voor meerdere bataljons werden
uitgevaardigd, in verband met de voor jonge
soldaten te zware bepakking, overschrydt men
de grens van het kunnen. En daarvoor zyn
de hoogeren, de aanvoerder en zyn stafoffi
cieren, verantwoordelyk.
Hoezeer hot my voor onzen braven en eer-
ïyken Minister van Oorlog spyten zou, als
men hem in do Kamer het leven zuur ging
maken, er behoort toch een hartig woord ge-
sprokon te worden, opdat onze generaals het
vernemen, dat, al neemt men gaarne hun
goede bedoelingen aan, hun beleid toch aan
ernstige critiek onderworpen is en men niet
schromen zal rekenschap te eischen, waar
het schynt, dat aan een of aan meerderen
hunner op goeden grond iets, dat zeer sterk
op plichtverzuim gelykt, kan worden verweten.
Do Amsterdamsche Courant behandelt ook
een militair onderwerp: de militaire
rechtspleging. Zy betoogt, dat ook by
ons de boklaagde voor den krygsraad een
voldoende mate van rechtszekerheid mist.
„Stel, dat eerig militair beklaagd wordt
van een misdryf. De eersto maatregel is dan
gewooniyk, dat de beklaagde voor zooverre
by geen officier ii in de politie kamer wordt
opgesloten, welke wy om niet al te realis
tisch te schynen een cel zullen noemen
met heel weinig licht en heel weinig lucht.
Er wordt een klacht opgemaakt en de gar
nizoenscommandant benoemt een commissie
van onderzoek, gewooniyk bestaande uit een
kapitein en twee luitenants, waarvan de jongste
als secretaris.
„Morgen te uren in de kazerne
raad van informatie in zake vanbeschul
digd van waarin zitting zullen nemen
de kapitein en do luitenants luidt
het dan in de garnizoensorder, waarna de
hier genoemde officieren zich den volgendon
morgen vereenigen en meestal zonder in de
gelegenheid te zyn van de zaak eenige studie
te maken den beklaagde en de getuigen
(onder eede) hooren. De hiervan opgemaakte
8chrifteiyke stukken gaan daarna v i a den
garnizoenscommandant naar den auditeur
militair, den ambtenaar van het openbaar
ministerie. Deze nu beslist op die stukken of
de beklaagde in de militaire wereld nog
altyd „beschuldigde" geheeten voor den
krygsraad zal worden terecht gesteld. Natuur-
lyk zal de auditeur-militair niet tot die
terechtstelling besluiten, wanneer hy niet van
de schuld van den boklaagde is overtuigd, doch
de van die schuld overtuigde ambte
naar moet niet alleen optreden als
openbaar aanklager, maar ook....
als verdedigerl
In Frankryk mag de militair althans de
hulp inroepen van een verdediger, doch hier
te lande niet. Wel kent de wet aan de
nabestaanden van den beklaagde het recht
toe om op schrift al datgene in het midden
te breng6D, wat tot ontlasting van dien be
klaagde kan dienen, maar die nabestaanden
weten nauwelyks hoe de beschuldiging luidt,
van de détails hooren of zien zy niets. Stel
byv., dat een der getuigen - ter goeder trouw
zich vergissende heeft verklaard„Op St.-
Nicolaasavond heb ik den beklaagde gezien,
gaande naar, enzdan zal de bloedver
want, die weet, dat de beklaagde op dien
St.-Nicolaasavond Diet door den getuige kan
zyn gezien, van die wetenschap geen gebruik
kunnen makeD, om de eenvoudige redeD, dat
het getuigenverhoor hem geheel onbekend
biyft.
Nog erger: in de meeste gevallen hoort
noch ziet de krygsraad een of meer der ge
tuigen, want gewooniyk worden de getuigen
alleen gehoord door de straks genoemdo, zoo
fluks op een morgen by elkaar getrommelde
officieren com missarissen.
Maar de beklaagde wordt verdedigd.ja
wel, door den persoon, die hem aanklaagt,
door denzelfden persoon, die hem voor den
krygsraad daagde 1 want die auditeur - het
kan niet genoeg worden herhaald is ver
dediger en aanklager tevens, is bovendien
griffier en.de eenige rechtsgeleerde in
den krygsraad.
Uit dit laatste heeft men N.B. de voortref-
feiykheid van ons militair recht willen dis-
tilleeren. In Frankryk toch is de openbare
aanklager een officier, bier te lande is het
een gestudeerde, een meester in de rechteD,
doch deze eenige rechtsgeleerde in het collego
van acht personen is juist de aanklager,
terwyl in Frankryk daarentegen de verdediger
een rechtsgeleerde, de aanklager een officier is.
Elke controle van de pers of het groote
publiek wordt in de berechting door de krygs-
raden gemist, want de terechtzittingen hebben
in het geheim plaats; wel wordt het vonnis
in het openbaar voorgelezen, doch tot heden
is het slechts heel weinigen gelukt een af
schrift van een dergeiyk vonnis te bemachtigen.
Als eenig lichtpunt in deze haast middel-
eeuwsche bereching kan gelden de bepa
ling, dat alle vonnisseD, door de krygsraden
gewezen, moeten worden goedgekeurd door
het hoog militair gerechtshof, waarin naast
militairen ook rechtsgeleerden zitting nemen.
Maar dit hooge rechteriyke college krygt
meestal slechts de schrifteiyke bescheiden
onder de oogen, hoort noch ziet dan den
beklaagde en evenmin de getuigen, en zelfs
is het gebeurd, dat een beklaagde, die in
hooger beroep recht heeft op een verdediger,
dien rechtsgeleerden raadsman niet te zien
kreeg, omdat deze meester in de rechten
na inzage van de stukken het niet noodig
vond den beklaagde persoonlyk to hooren 1
Yergelykt men nu weer onze militaire rechts
pleging met die der Franschen, zoo blykt
het, dat onze kryg9raden verplicht zyn hun
vonnissen te motiveeren, terwyl in Frankryk
de militaire rechters als juryleden slechts een
schuldig of onschuldig uitspreken, waarby
echter niet mag worden vergeten, dat een
dergeiyko jury-bsrechting by onze Zuidelyke
naburen inheemsch is en door velen werd
verkozen boven die, welke wy in onze (bur-
geriyke) strafvordering kennen.
In hoeverre onze mili aire vonnissen al of
niet behoorlyk gemotiveerd worden, valt moei-
ïyk te zeggen, aangezien de heeren auditeurs
militair geiyk hierboven reeds werd mede
gedeeld zoo bescheiden zyn om slechts by
uitzondering van de door hen geredigeerde
vonnissen afschriften verkrygbaar te stellen.
De sluier der geheimzinnigheid en der ge
heimhouding, welke onze geheele militaire
rechtspleging omhult, schynt alzoo ook door
de heeren auditeurs te worden beschouwd als
onmisbaar, en juist die geheimzinnigheid, dat
in het geheim vonnissen, dient in de aller
eerste plaats te verdwyneD, waarby de Neder-
landsche burgera wel hebben te bedenken,
dat jaariyka meer dan zevenhonderd
hunner zonen voor de krygsraden worden
terecht gesteld.
Morgen kan de beurt komen aan uwen zoon
Waar wy dan ook in deze dagen niet uit
gepraat raken over Dreyfus, hebben wyindo
eerste plaats te zorgeD, dat onze zonen en
brooders, die als militair den lande dienen,
voldoende rechtszekerheid verkrygen, welke
zy thans missen."
Een enkel woord wydde mr. J. Kruseman
in het Sociaal Weekblad aan het ingediende
wetsontwerp betreffende de volkshuis
vesting (Woningwet). In een uitvoerige
bespreking wil by niet treden. Wie zelf ge
durende verscheiden jaren geyverd heeft voor
het bekomen eener wettelijke regeliog geheel
in den geest als thans wordt voorgesteld, is,
zegt hy, niet de aangewezen criticus, om het
ontwerp nauwkourig en juist te beoordeeleo.
Intusschen mag z. i. een woord van warme
hulde aan de Regeering niet achterblyven
voor de principiöale wyze, waarop zy het
vraagstuk der volkshuisvesting heeft behandeld.
Wat hier bovenal treft is het duidelyk streven,
een volledige regeling van het onderwerp te
schenken.
Vooral blykt dit hieruit, schryft mr. K.
dat naast bepalingen betreffende de eigenlyke
woningpolitie, en de onteigening ten behoeve
der volkshuisvesting, ook de mogelykheid is
geopend om het Staatskrediet tot Z9kere
hoogte dienstbaar te maken aan de oplossing
van het woningvraagstuk. En dit wel in een
zeer oorsproDkeiyken vorm. Tot dusverre was
steeds gepleit voor verruiming van het beleg-
gingsgebied der Rykspostspaarbank of andere
8oortgeiyke maatregelen, in den geest van
hetgeen in België eo Duitschland wordt aan
getroffen, tor verkryging van voorschotten
tegen matige rente ten behoeve van woning
bouw.
De Minister van Financiën schenkt echter
de voorkeur aan de uitgifte van speciale
RyksschuldbrieveD, waardoor een kapitaal
zal worden gevormd, uit hetwelk voorschot
ten voor woningbouw zullen worden verleend.
De moeilykheid, voor welke de Minister zich
geplaatst zag, was de omstandigheid, dat de
aldus aan bouwkapitaal te helpen vereoni-
gingen (vooral als zy optreden in verband
met een ondernomen onteigening of aankoop
van oude huizen in bestaande stadswyken)
minder rente zullen kunnea opbrengen dan
voor de geplaatste schuldbrieven zal moeten
worden betaald. De oplosiing is nu hierin
gezocht, dat èn de gemeente èn de Staat een
deel (en wel in den Agel een geiyk deel) van
de te kort schietende rente en aflossing voor
haar of zyn rekening neemt.
Kan de bouwvoreeniging slechts een annuï
teit van 2ya pCt. opbrengen, en wordt 4'/,
pCt. vereischt, zoo stelt de Minister zich voor,
dat het Ryk
(en eveneens de gemeente) 4 2 1 pCt.
voor zyn rekening neemt. Laat een zoodanige
transactie loopen over een millioen gulden, af
te lossen in veertig jareD, dan kost dit in de
bovenvermelde onderstelling aan het Rijk en
aan de betrokken gemeente gedurende dit
tyd8verloop f 10,000 per jaar. Door enkele
tonnen gouds op de Staatsbegrooting uit te
trekken, kunnen langs den weg, door den
Minister van Financiën aangegeven, inder
daad belangryke bedragen ten behoeve van
woningbouw beschikbaar worden gesteld.
De Provinciale Groninger Courant spreekt
volgenderwys haar oordeel uit over de
Woüingwet:
De indruk, dien een eerste kennismaking
oproept, is een alleraangenaamste. Het wets
voorstel zit uitmuntend in elkaar, en over
het geheel is gelukkig party getrokken van
de volledige voorbereiding, die aan hot onder-
werp is te beurt gevallen door zyn behande
ling, sedert jaar en dag, in tydschrifteD,
rapporten en vergaderingen. Als laügs den
weg, door de Regeoring aangewezen, het
vraagstuk op te lossen is, mag de ontworpen
regeling in het algemeen de geldelyke mede
werking en de wyze van opruiming der moei-
lykheden, uit de toepassing der bestaande
wetgeving gerezeD, scbynen ons aanvankeiyk
minder te zyn geslaagd gelukkig heeten en
wèldoordacht. A1 s, zeggen wy, omdat wy
wel eenige „scrupules" hebben tegen het
eerste deel van het ontwerp: den op de
kwaadwillige Gemeentebesturen te oefeneD
dwang.
Of ons Staatsrecht gedoogt ten aanzien van
deze stof aan de gemeenton verordeningen
op te dringen en haar verordening makende
bevoegdheid aan hoogere goedkeuring te
bindeD, is geenszins boven twyfel verheven.
Het zou ons hierom niet verwonderen, als
by de godachtenwi8seling tusschen Kabinet
en Vertegenwoordiging ook leden voor den
dag kwamen, die daarin een zwaar hoofd
hebben. De Regeering heeft hot bezwaar voor
zien en getracht het weg te cyfeten met de
stelling, dat hier niet het gebied der gemeente-
ïyke huishouding betreden wordt, maar of
daarmede weer haar eigen beginsel, dat het
woning-vraagstuk voorwerp van aanhoudende
zorg voor de Gemeentebesturen is, in har
monie kan worden gebracht, staat ook te
bezien. Het is niet anderswy zyn niet geheel
zeker, dat de regeling, geiyk zy wordt voor
gedragen, in alle opzichten het licht der
Grondwet verdragen kan en aan den geest
van ons Staatsrecht getrouw is. Maar zelfs
zoo dit bleek niet het geval te zyn, en de
dwang op dit gebied achterwege moest biy-
ven, zou er nog ruim genoeg overblyven.
Irz.ko do Ongevallenwet ditmaal het
volgende, in aansluiting met hetgeen wy in
ons vorig Overzicht aan De Nederlander ont
leenden:
Geiyk wy zagen, zou De Nederlander de
geheele regeling willen opdragen aan het ge
wone burgcrlyk recht. De Staat, d. w. z. de
Overhoid, heeft er volgens dit blad niets mee
uit te staan.
Maar dan moet er nevens de reeds genoemde
óók een bepaling zyo, die „te gemoet komt
aan de onzekerheid omtrent de gegoedheid
van den tot vergoeding verplichte".
M. a. w.Welken waarborg geeft de door
De Nederlander gewenschte regeling, dat do
getroff ne ook aan zyn geld komt? Als de
werkgever zich eons niet verzekert, of zich
verzekert by eon insolide Maatschappy
wat dan?
Waarom, vraagt De Nederlandermoet de
Staat orgeu, clat de werkman aan zyn geld
komt? D w. z., dat iemand, die by oen par
ticular werkt, aan het bedongen loon of aan
zekere bedongen geldelyke uitkeeringen komt,
terwyl do financiöele omstandigheden van
alle andere particulieren hem koud laten? Er
zyn zooveel ellendlgen, bedrogenen, tobbers,
die hun geid deponeeren, byv. by een nog wel
door „den Staat" aangesteldeD, maar met de
noorderzon verdwynenden notaris; zooveel
Maatschappijen en vennootschappen, wier fail
lietgaan duiz nden meesleept in hun onder
gang, en toch bekommert geen wetgever
er zich om of kan er zich om bekommeren.
Waarom moet de werkman alleeD, wegens
hetgeen zyn patroon hem schuldig is, een
vordering hebben op den Nederlandschon Staat?
Daarby komt, dat het bezwaar overdreven
is. De meest werkgevers zullen zich uit eigen
belang verzekeren, willen zy zich niet 6lk
oogenblik blootstellen aan een actie, die zy
noodzitkylyk moeten verliezen. Gaf nu de
wetgever den arbeider eenvoudig preferentie
voor zyn vordering, - zooals reeds het geval
is voor de uitbetaliog van het loon dan
zullen de tekortkomingen van den werkgever
op dit gebied zeldzaam zyD. Een enkel slacht
offer zal or vallen in den eersten tyd. Maar
daar staat tegenover, dat, by invoering van
het Regeeringsstelsel, zeer grooto groepen van
belanghebbenden nog langen tyd van alle
kans op vorgoeding zullen verstoken biyven:
alle landbouwers, alle zeelieden, alle dienst
boden; allen kortom, die'niet in een door de
wet aangeduid bedryf werkzaam zijn. In ons
stelsel, zegt De Nederlanderkrygen deze allen
terstond recht.
M.iar hot bezwaar der onsolide maat-
schappyen?De weigever kan, zelfs zon
der eenigermate het verzekeringsbedryf aan
banden te leggen, bepalen welke waarborgen
een particuliere maatschappy moet geven
om te worden opgenomen onder de erkende
maatscbappyenvoorts, dat, als een werk
gever zich by eon maatschappy heeft ver
zekerd, by gerechtigd is zyn aansprakeiyk-
heid daarop over te dragen. Dan zullen allo
maatschappy en wel zorgen onder de erkende
te worden opgenomen.
Natuuriyk behoort de Staat niet in te staan
voor de solvabiliteit eener maatschappy; maar
by goede regeling kan de wetgever, zelfs
zonder overdreven eischen to stellen, de kans
op failleeren tot een minimum herleiden. Het
zou or anders voor de aandeelhouders, die
toch ook niet gaarne hun geld verliezen, al
zeer droevig uitzien 1
Voorts wil De Nederlander een Raad in het
leven geroepen hebben, die alle schadeloos
stellingen heeft vast te stellen en door wiens
hand allo uitkeeringen plaats hebben; een
Raad, aan wien de arbeider een natuurlijken
beschermer zou hebben tegenover inhalige
werkgevers of maatscbappyen.
Het stelsel van De Nederlander is het Deen-
sche. Ook déar beproefde men eerst het
Duitsche stelsel in te voeren; doch toen het
voorstel daartoe verworpen was, heeft men
in 1871 het stelsel ingevoerd, dat De Neder
lander wil. Invoering van het Deensche stelsel
heelt voor, dat men, als het niet doelmatig
blykt, er eiken dag op kan terugkomen. Maar
dat kan met het Regeeringsstelsel niet.
TWEEDE HAMER.
Het afdeelingsonderzo.k van de Indische
begrootiDg is gist ren, den eersten dag, be-
eincigd.
De vergadering der afdealingen, die op
Dinsdag a. 8. te elf uren byeenkomen, zal by
het onderzoek der wetsontwerpen onderstaande
volgorde in acht nemenStaatsbegrooting voor
1900 (hoofdstukken I, II, VII A, XI on wet
op de MiddeleD); id. (hoofdstuk III); wyzi-
giDg art. 4 der wet vau 18 April 1874 (ver
laging van het recht van de nationaliteit in
den Levant); goedkeuring dor add. overeen
komst tot de internutioDale overeenkomst
van 14 Oct. 1S90 omtrent goederenvervoer
op spoorwegen; goedkouriDg overeenkomst
van handel en scheepvaart met Rumenië;
goedkeuring eener wyziging van het „Regle
ment Sanitaire Général" der sanitaire con
ventie van Venetië van 19 Maart 1897;
Staatsbegrooting voor 1900 hoofdstuk IV;
nadere wyziging van art. 1 der wet van
9 April 1877 (uitbreiding personeel der recht
bank te Rotterdam); naturalisatie van E.
Aechten e. a.; wyziging der Justitietegroo
ting voor 1898; Staatsbegrooting voor 1900
hoofdstuk V; wyziging der begrooting voor
binn. zaken voor 1898; Staatsbegrooting
1900 hoofdat. VI; id. hoofdst. VUB; onder-
handsche verkoop van grond onder Clinge;
Staatsbegrooting voor 1900 hoofdst. VIII;
overeenkomst met de gemeente 's-Hertogen-
bo8cb; Ve8ting-begrooting voor 1900; Staats
begrooting voor 1900 hoofdst. IX; wyziging der
waLrstaatsbegrooting voor 1898; Staatsbe
grooting voor 1900 hoofdst. X; en rekeniDf?
van Suriname over 1896.
Adres van Antwoord.
Het wederantwoord van H. M. de Koningin
op het Adres van Antwoord op de Troon
rede luidt:
Mijne Heeren l
„Ik betuig U Myn.n dank voor dit Adres
van Antwoord.
„Het is My aangenaam van U de ver
zekering te ontvangeD, dat do Tweede Kamer
der Staten Generaal naar haar beste krachten
hoopt te beantwoorden aan het vertrouwen,
dat Ik stel in- haar yver en haar toewy Ing
voor de taak, die haar wacht."
Personeele belasting.
Eindverslag is uitgebracht over het wets
ontwerp, houdende nadere bepalingen omtrent
de personeele belasting.
De Commissie van Rapporteurs verklaart
akte te nemon van de toezegging van den
minister van financiën, dat ic de M. v. T.
eener eerlang in te dienen wetsvoordracht
zal voorkomen da beantwoording van hetgeen
in bet voorl. verslag is opgemerkt omtrent
de wenachelykheid van wyziging der wet op
het personeel op de verschillende in dat vor-
slag genoemde punten.
Invoerrecht van alcoholische dranken.
Aan de Tweede Kamer is ingediend e n
w. o. tot goedkeuring van de op 8 Juni 1899
te Brussel ook door Noiirland onderteekende
conventie tot herziening van het minimum-
invoerrecht op alcoholische dranken in de coq-
ventioneele zón9 van Afrika.
Op deze Intern. Conferentie werd van Brifc-
sche zyde voorgesteld het onderwerpslyke
invoerrecht op fr. 100 per HL. van 50 graden
stekte te breigen voor een nieuw tyo'perk
van 6 jaren, waar tegenover de Nederl. ge
delegeerde de moeniog ontwikkelde, dat een
recht van fr. 50 gedurende 3 jaren voorshands
voldoende scheen.
Door de Conferentie werd daarop fr. 70
aangenomen voor een tydperk van 6 jaren,
by welk besluit de Nederl. Regetring gemeend
heeft zich te moeten nederleggen. De Con
ventie bevat nog oen bepaling betreffende de
proportioneele vermeerdering en vermindering
van het recht voor eiken graad boven en
beneden de 50 graden Bterkte van het in te
voeren gedistilleerd.
Wijziging van het VlUste Hoofdstuk der
Staatsbegrooting voor 1898.
Het is gebleken, dat de bedrageD op eenige
artikelen der begrootiDg van het departement
van oorlog over het dienstjaar 1898 njet toe
reikend zyn geweest, om in de behoeften van
den dienst te voorzien. Het thans inge iende
wetsontwerp hoeft tot strekking om de geble
kt n tekorten op die artikelen aan te vullen
uit overschotten, op anderen artikelen dier
bcgrooting aanwezig.
Aangevuld moeten worden de artikel.n
„Generale staf," „Aankoop van brood, enz.",
„Scbeeps- en wagenvrachten", „Solay, enz.
voor het wapen der marechaussee" en „Werf-
kosten".
Andere artikelen konden daarentegen ver
mindering ondergaan.
CORRESPONDENTIE. Ingezondenstuk
ken of mededeelingen, waarvan de inzenders
hun naam niet aan de Redactie bekend maken
worden ongeplaatst ter zyde gelegd.
Burgerlyte Stand.
HAZERSWODDE. Bovallcn: B. P. Van
Gorkum geb. Van Rooyen D. N. C. Zin tol geb.
Vrijenhoek D. J. Vos geb. Kleiboer Z. J.
Akerboom geb. Kozijn D. N. Francken geb.
Bakhuizen D. P. Zandvliet geb. Van Leeuwen D.
KOUDEKERK. Bevallen: M. Noordervliet
geb. Vftn Doyvenbode Z. M. Do Jong geb.
(Jpnelaar D. J. Van Heiningen geb. Verhagen D.
ZOETERWOUDE. Geboren: Maria Jacoba,
D. van G. Van Velzen en M. Zandbergen. Adri-
anus, Z. van B. Hulsbos on L. De Vos.
Ondertrouwd: F. Rodenburg 37 jaren, wo
nende te Alkemade, en A. C. v. d. Valk 25 jaren,
wonende alhier.
1. H. 91. de Koningin ontvang! bloc,
men voor liet Lidmntcnhnlti op de
Hotersloot te Rotterdam 9 Juni
1899.
2. Bloemen-corso te Haarlem.
3. Parade te Nieuw York.
4. Vermakelijk gevecht tusschen een Honi
en een Geit.
5. Hoe Kinderen hun Woensdagmiidag
doorbrengen.
O. Aankomst der lieden der Vredeg.
Conferentie te Haarlem op A
Jenl j. 1.
7. Een reisje van Dover naar Calaie.
8. Spoorwegtunnel bi) Londen.
Dagelijks te bezichtigen in onze Vestibule..
Vyf cents per gtnk.
Voor iederen penning, dien men koopt, ont.
vangt men een lot.
Hoe meer Mutoscopen men dus bezichtigt,
des te meer kansen heeft men om een prijs
te trekken.