JVieawe Voorstellingen PERSOVERZICHT. Van heden af weder: in de Mutoscopen, waaronder zeer interessante. De Haagsche correspondent van de Arn- hemsche Courant heeft het gehad over onze militaire manoeuvres. Hy ziet blijk baar daarvan het mooie niet in. Ik hoop, schryft hy, dat men mij niet voor een vaderlandsliefdelooze houden zal, als ik de stille gedachte niet terughoud, dat er bedroefd reinig aan verloren zou zijn, behalve voor onze spoorwegmaatschappijen, die een heel aardig duitje uit die militaire vervoeren van duizenden manschappen en paarden ge slagen hebben. Voor de subalterne officieren zijn die manoeuvres letterlijk niets waard. Zij kunnen van de onderstellingen, die uit min of meer fantastische staf hersens voort komen, zoowat niets waarnemen; zij mar- cheeren zuid- of noord-, oost- of westwaarts, stormen of chargeeren tegen elkander in, omdat dit er zoo bij behoort, maar zonder dat z\j, van hun weinig hooggeplaatst standpunt, het waarom van al die drukte kunnen snap pen. Waar de officieren niet bij machte zijn den loop der manoeuvre te controleeren, kunnen de manschappen dit natuurlijk nog veel minder. Zij mogen zoo vol vaderlands liefde wezen als zy willen, en dus vol toe wijding de hun opgelegde taak volbrengen,— welke die taak hier inderdaad is, blijft voor hen ten eenenmale een raadsel. Somtijds zien z(J een ander troepje naderen, dat hun als „de vijand" wordt aangeduid; dan gevoelen zij denkelijk hetgeen de dichter aldus schildert: Daar staat hy dan met zijn stoppelpaard En knevels aan als een borstel, En roept: Kom, vijand, val me maar aan, Om te zien hoe'k voor't vaderland worstel I Wat let me daarom, onverlaat, U op de ziel te spelen, Zoo je op dit dierbaar plekjen grond Nog langer confusie komt tolen? Daar deze dreigende vraag gewoonlijk onbe antwoord blijft, loopt het in den regel zonder bloedvergieten af en komen onze soldaatjes met geen andere wonden dan een paar door- geloopen voeten thuis. Zy, die wat aanleg voor rheumatiek hebben, worden misschien later nog aan hun, zooal niet zegevierenden, dan toch natten veldtocht herinnerd door kleine naweeën, die zich in hun spieren en gewrichten openbaren. Degenen, die derhalve alleen voordeel uit de manoeuvres heeten te trekken, zijn de hoogen, de aanvoerders, die de kunst van den oorlog op het veld van hun toekomstigen roem komen leeren. Zouden de lezers der Arnhtmsche Courant inderdaad naïef genoeg z(jn te gelooven, dat de kanst van den oorlog daar werkelyk geleerd wordt? Dat de aanvoerders wel kunnen overzien het spelletje, dat daar wordt afgespeeld, is niet onwaarschijnlijk. Zy vernemen welke planne tjes er gemaakt zyn en op welke wijze men deze denkt uit te voeren. Dit hebben zij op een bataljons-, of compagniesof eskadrons- commandant voor. Hetgeen den kinderkens niet geopenbaard wordt, wordt voor hen wellicht ontsluierd. Maar dat zij hier heusch te zien krijgen, hetgeen de werkelijkheid (die de Hemel ons besparel) zou opleveren, dat gelooven wijzelven geen oogenblik. De vruch ten van al de inspanning der deelnemers en van al de offers der schatkist zijn dan ook bitter klein, zelfs onder een loupe nauwelijks zichtbaar, en de vraag is gewettigd of men maar jaar op jaar hetzelfde moet biy ven doen, dat zoo weinig waarde heeft. Zoo ja, dan mogen zeker df de getroffen voorbereidingen df de uitvoering daarvan vrjj wat verbeteren. De klachten over de ellendige voeding van een groot deel der manschappen zijn dit jaar èn talrijk èn ernstig. Dat by de maaltyden in quaestie de grootste eenvoud moet heerschen, spreekt wel vanzelf, maar de spuzen moeten behoorlyk toebereid en goed zyo. Dit komt den jongens, die onder de wape nen staan, toe en waar dit grof wordt ver zuimd, zooals ditmaal voor sommige troepen- deelen, daar moet m6t kracht tegen zoo'n gebrekkige regeling worden geprotesteerd. En de onzinnige en zeer zeker schadeiyke o verdry ving by de vermoeienissen, die men van den soldaat gevergd heeft, moet mede niet stilzwygend worden voorbygegaan. Dat er honderden langs den weg bleven liggen, prou- veert niet tegen den soldaat, maar wel tegen don aanvoerder. Sedert jaar en dag erkent men, dat onze miliciens in goeden wil en volharding niet te kort schieten. Worden zy op humane wyze gecommandeerd, zooals ge lukkig ten onzent regel is, dan kan men zeer veel van hen gedaan krygen. Maar met marsch- orders als nu voor meerdere bataljons werden uitgevaardigd, in verband met de voor jonge soldaten te zware bepakking, overschrydt men de grens van het kunnen. En daarvoor zyn de hoogeren, de aanvoerder en zyn stafoffi cieren, verantwoordelyk. Hoezeer hot my voor onzen braven en eer- ïyken Minister van Oorlog spyten zou, als men hem in do Kamer het leven zuur ging maken, er behoort toch een hartig woord ge- sprokon te worden, opdat onze generaals het vernemen, dat, al neemt men gaarne hun goede bedoelingen aan, hun beleid toch aan ernstige critiek onderworpen is en men niet schromen zal rekenschap te eischen, waar het schynt, dat aan een of aan meerderen hunner op goeden grond iets, dat zeer sterk op plichtverzuim gelykt, kan worden verweten. Do Amsterdamsche Courant behandelt ook een militair onderwerp: de militaire rechtspleging. Zy betoogt, dat ook by ons de boklaagde voor den krygsraad een voldoende mate van rechtszekerheid mist. „Stel, dat eerig militair beklaagd wordt van een misdryf. De eersto maatregel is dan gewooniyk, dat de beklaagde voor zooverre by geen officier ii in de politie kamer wordt opgesloten, welke wy om niet al te realis tisch te schynen een cel zullen noemen met heel weinig licht en heel weinig lucht. Er wordt een klacht opgemaakt en de gar nizoenscommandant benoemt een commissie van onderzoek, gewooniyk bestaande uit een kapitein en twee luitenants, waarvan de jongste als secretaris. „Morgen te uren in de kazerne raad van informatie in zake vanbeschul digd van waarin zitting zullen nemen de kapitein en do luitenants luidt het dan in de garnizoensorder, waarna de hier genoemde officieren zich den volgendon morgen vereenigen en meestal zonder in de gelegenheid te zyn van de zaak eenige studie te maken den beklaagde en de getuigen (onder eede) hooren. De hiervan opgemaakte 8chrifteiyke stukken gaan daarna v i a den garnizoenscommandant naar den auditeur militair, den ambtenaar van het openbaar ministerie. Deze nu beslist op die stukken of de beklaagde in de militaire wereld nog altyd „beschuldigde" geheeten voor den krygsraad zal worden terecht gesteld. Natuur- lyk zal de auditeur-militair niet tot die terechtstelling besluiten, wanneer hy niet van de schuld van den boklaagde is overtuigd, doch de van die schuld overtuigde ambte naar moet niet alleen optreden als openbaar aanklager, maar ook.... als verdedigerl In Frankryk mag de militair althans de hulp inroepen van een verdediger, doch hier te lande niet. Wel kent de wet aan de nabestaanden van den beklaagde het recht toe om op schrift al datgene in het midden te breng6D, wat tot ontlasting van dien be klaagde kan dienen, maar die nabestaanden weten nauwelyks hoe de beschuldiging luidt, van de détails hooren of zien zy niets. Stel byv., dat een der getuigen - ter goeder trouw zich vergissende heeft verklaard„Op St.- Nicolaasavond heb ik den beklaagde gezien, gaande naar, enzdan zal de bloedver want, die weet, dat de beklaagde op dien St.-Nicolaasavond Diet door den getuige kan zyn gezien, van die wetenschap geen gebruik kunnen makeD, om de eenvoudige redeD, dat het getuigenverhoor hem geheel onbekend biyft. Nog erger: in de meeste gevallen hoort noch ziet de krygsraad een of meer der ge tuigen, want gewooniyk worden de getuigen alleen gehoord door de straks genoemdo, zoo fluks op een morgen by elkaar getrommelde officieren com missarissen. Maar de beklaagde wordt verdedigd.ja wel, door den persoon, die hem aanklaagt, door denzelfden persoon, die hem voor den krygsraad daagde 1 want die auditeur - het kan niet genoeg worden herhaald is ver dediger en aanklager tevens, is bovendien griffier en.de eenige rechtsgeleerde in den krygsraad. Uit dit laatste heeft men N.B. de voortref- feiykheid van ons militair recht willen dis- tilleeren. In Frankryk toch is de openbare aanklager een officier, bier te lande is het een gestudeerde, een meester in de rechteD, doch deze eenige rechtsgeleerde in het collego van acht personen is juist de aanklager, terwyl in Frankryk daarentegen de verdediger een rechtsgeleerde, de aanklager een officier is. Elke controle van de pers of het groote publiek wordt in de berechting door de krygs- raden gemist, want de terechtzittingen hebben in het geheim plaats; wel wordt het vonnis in het openbaar voorgelezen, doch tot heden is het slechts heel weinigen gelukt een af schrift van een dergeiyk vonnis te bemachtigen. Als eenig lichtpunt in deze haast middel- eeuwsche bereching kan gelden de bepa ling, dat alle vonnisseD, door de krygsraden gewezen, moeten worden goedgekeurd door het hoog militair gerechtshof, waarin naast militairen ook rechtsgeleerden zitting nemen. Maar dit hooge rechteriyke college krygt meestal slechts de schrifteiyke bescheiden onder de oogen, hoort noch ziet dan den beklaagde en evenmin de getuigen, en zelfs is het gebeurd, dat een beklaagde, die in hooger beroep recht heeft op een verdediger, dien rechtsgeleerden raadsman niet te zien kreeg, omdat deze meester in de rechten na inzage van de stukken het niet noodig vond den beklaagde persoonlyk to hooren 1 Yergelykt men nu weer onze militaire rechts pleging met die der Franschen, zoo blykt het, dat onze kryg9raden verplicht zyn hun vonnissen te motiveeren, terwyl in Frankryk de militaire rechters als juryleden slechts een schuldig of onschuldig uitspreken, waarby echter niet mag worden vergeten, dat een dergeiyko jury-bsrechting by onze Zuidelyke naburen inheemsch is en door velen werd verkozen boven die, welke wy in onze (bur- geriyke) strafvordering kennen. In hoeverre onze mili aire vonnissen al of niet behoorlyk gemotiveerd worden, valt moei- ïyk te zeggen, aangezien de heeren auditeurs militair geiyk hierboven reeds werd mede gedeeld zoo bescheiden zyn om slechts by uitzondering van de door hen geredigeerde vonnissen afschriften verkrygbaar te stellen. De sluier der geheimzinnigheid en der ge heimhouding, welke onze geheele militaire rechtspleging omhult, schynt alzoo ook door de heeren auditeurs te worden beschouwd als onmisbaar, en juist die geheimzinnigheid, dat in het geheim vonnissen, dient in de aller eerste plaats te verdwyneD, waarby de Neder- landsche burgera wel hebben te bedenken, dat jaariyka meer dan zevenhonderd hunner zonen voor de krygsraden worden terecht gesteld. Morgen kan de beurt komen aan uwen zoon Waar wy dan ook in deze dagen niet uit gepraat raken over Dreyfus, hebben wyindo eerste plaats te zorgeD, dat onze zonen en brooders, die als militair den lande dienen, voldoende rechtszekerheid verkrygen, welke zy thans missen." Een enkel woord wydde mr. J. Kruseman in het Sociaal Weekblad aan het ingediende wetsontwerp betreffende de volkshuis vesting (Woningwet). In een uitvoerige bespreking wil by niet treden. Wie zelf ge durende verscheiden jaren geyverd heeft voor het bekomen eener wettelijke regeliog geheel in den geest als thans wordt voorgesteld, is, zegt hy, niet de aangewezen criticus, om het ontwerp nauwkourig en juist te beoordeeleo. Intusschen mag z. i. een woord van warme hulde aan de Regeering niet achterblyven voor de principiöale wyze, waarop zy het vraagstuk der volkshuisvesting heeft behandeld. Wat hier bovenal treft is het duidelyk streven, een volledige regeling van het onderwerp te schenken. Vooral blykt dit hieruit, schryft mr. K. dat naast bepalingen betreffende de eigenlyke woningpolitie, en de onteigening ten behoeve der volkshuisvesting, ook de mogelykheid is geopend om het Staatskrediet tot Z9kere hoogte dienstbaar te maken aan de oplossing van het woningvraagstuk. En dit wel in een zeer oorsproDkeiyken vorm. Tot dusverre was steeds gepleit voor verruiming van het beleg- gingsgebied der Rykspostspaarbank of andere 8oortgeiyke maatregelen, in den geest van hetgeen in België eo Duitschland wordt aan getroffen, tor verkryging van voorschotten tegen matige rente ten behoeve van woning bouw. De Minister van Financiën schenkt echter de voorkeur aan de uitgifte van speciale RyksschuldbrieveD, waardoor een kapitaal zal worden gevormd, uit hetwelk voorschot ten voor woningbouw zullen worden verleend. De moeilykheid, voor welke de Minister zich geplaatst zag, was de omstandigheid, dat de aldus aan bouwkapitaal te helpen vereoni- gingen (vooral als zy optreden in verband met een ondernomen onteigening of aankoop van oude huizen in bestaande stadswyken) minder rente zullen kunnea opbrengen dan voor de geplaatste schuldbrieven zal moeten worden betaald. De oplosiing is nu hierin gezocht, dat èn de gemeente èn de Staat een deel (en wel in den Agel een geiyk deel) van de te kort schietende rente en aflossing voor haar of zyn rekening neemt. Kan de bouwvoreeniging slechts een annuï teit van 2ya pCt. opbrengen, en wordt 4'/, pCt. vereischt, zoo stelt de Minister zich voor, dat het Ryk (en eveneens de gemeente) 4 2 1 pCt. voor zyn rekening neemt. Laat een zoodanige transactie loopen over een millioen gulden, af te lossen in veertig jareD, dan kost dit in de bovenvermelde onderstelling aan het Rijk en aan de betrokken gemeente gedurende dit tyd8verloop f 10,000 per jaar. Door enkele tonnen gouds op de Staatsbegrooting uit te trekken, kunnen langs den weg, door den Minister van Financiën aangegeven, inder daad belangryke bedragen ten behoeve van woningbouw beschikbaar worden gesteld. De Provinciale Groninger Courant spreekt volgenderwys haar oordeel uit over de Woüingwet: De indruk, dien een eerste kennismaking oproept, is een alleraangenaamste. Het wets voorstel zit uitmuntend in elkaar, en over het geheel is gelukkig party getrokken van de volledige voorbereiding, die aan hot onder- werp is te beurt gevallen door zyn behande ling, sedert jaar en dag, in tydschrifteD, rapporten en vergaderingen. Als laügs den weg, door de Regeoring aangewezen, het vraagstuk op te lossen is, mag de ontworpen regeling in het algemeen de geldelyke mede werking en de wyze van opruiming der moei- lykheden, uit de toepassing der bestaande wetgeving gerezeD, scbynen ons aanvankeiyk minder te zyn geslaagd gelukkig heeten en wèldoordacht. A1 s, zeggen wy, omdat wy wel eenige „scrupules" hebben tegen het eerste deel van het ontwerp: den op de kwaadwillige Gemeentebesturen te oefeneD dwang. Of ons Staatsrecht gedoogt ten aanzien van deze stof aan de gemeenton verordeningen op te dringen en haar verordening makende bevoegdheid aan hoogere goedkeuring te bindeD, is geenszins boven twyfel verheven. Het zou ons hierom niet verwonderen, als by de godachtenwi8seling tusschen Kabinet en Vertegenwoordiging ook leden voor den dag kwamen, die daarin een zwaar hoofd hebben. De Regeering heeft hot bezwaar voor zien en getracht het weg te cyfeten met de stelling, dat hier niet het gebied der gemeente- ïyke huishouding betreden wordt, maar of daarmede weer haar eigen beginsel, dat het woning-vraagstuk voorwerp van aanhoudende zorg voor de Gemeentebesturen is, in har monie kan worden gebracht, staat ook te bezien. Het is niet anderswy zyn niet geheel zeker, dat de regeling, geiyk zy wordt voor gedragen, in alle opzichten het licht der Grondwet verdragen kan en aan den geest van ons Staatsrecht getrouw is. Maar zelfs zoo dit bleek niet het geval te zyn, en de dwang op dit gebied achterwege moest biy- ven, zou er nog ruim genoeg overblyven. Irz.ko do Ongevallenwet ditmaal het volgende, in aansluiting met hetgeen wy in ons vorig Overzicht aan De Nederlander ont leenden: Geiyk wy zagen, zou De Nederlander de geheele regeling willen opdragen aan het ge wone burgcrlyk recht. De Staat, d. w. z. de Overhoid, heeft er volgens dit blad niets mee uit te staan. Maar dan moet er nevens de reeds genoemde óók een bepaling zyo, die „te gemoet komt aan de onzekerheid omtrent de gegoedheid van den tot vergoeding verplichte". M. a. w.Welken waarborg geeft de door De Nederlander gewenschte regeling, dat do getroff ne ook aan zyn geld komt? Als de werkgever zich eons niet verzekert, of zich verzekert by eon insolide Maatschappy wat dan? Waarom, vraagt De Nederlandermoet de Staat orgeu, clat de werkman aan zyn geld komt? D w. z., dat iemand, die by oen par ticular werkt, aan het bedongen loon of aan zekere bedongen geldelyke uitkeeringen komt, terwyl do financiöele omstandigheden van alle andere particulieren hem koud laten? Er zyn zooveel ellendlgen, bedrogenen, tobbers, die hun geid deponeeren, byv. by een nog wel door „den Staat" aangesteldeD, maar met de noorderzon verdwynenden notaris; zooveel Maatschappijen en vennootschappen, wier fail lietgaan duiz nden meesleept in hun onder gang, en toch bekommert geen wetgever er zich om of kan er zich om bekommeren. Waarom moet de werkman alleeD, wegens hetgeen zyn patroon hem schuldig is, een vordering hebben op den Nederlandschon Staat? Daarby komt, dat het bezwaar overdreven is. De meest werkgevers zullen zich uit eigen belang verzekeren, willen zy zich niet 6lk oogenblik blootstellen aan een actie, die zy noodzitkylyk moeten verliezen. Gaf nu de wetgever den arbeider eenvoudig preferentie voor zyn vordering, - zooals reeds het geval is voor de uitbetaliog van het loon dan zullen de tekortkomingen van den werkgever op dit gebied zeldzaam zyD. Een enkel slacht offer zal or vallen in den eersten tyd. Maar daar staat tegenover, dat, by invoering van het Regeeringsstelsel, zeer grooto groepen van belanghebbenden nog langen tyd van alle kans op vorgoeding zullen verstoken biyven: alle landbouwers, alle zeelieden, alle dienst boden; allen kortom, die'niet in een door de wet aangeduid bedryf werkzaam zijn. In ons stelsel, zegt De Nederlanderkrygen deze allen terstond recht. M.iar hot bezwaar der onsolide maat- schappyen?De weigever kan, zelfs zon der eenigermate het verzekeringsbedryf aan banden te leggen, bepalen welke waarborgen een particuliere maatschappy moet geven om te worden opgenomen onder de erkende maatscbappyenvoorts, dat, als een werk gever zich by eon maatschappy heeft ver zekerd, by gerechtigd is zyn aansprakeiyk- heid daarop over te dragen. Dan zullen allo maatschappy en wel zorgen onder de erkende te worden opgenomen. Natuuriyk behoort de Staat niet in te staan voor de solvabiliteit eener maatschappy; maar by goede regeling kan de wetgever, zelfs zonder overdreven eischen to stellen, de kans op failleeren tot een minimum herleiden. Het zou or anders voor de aandeelhouders, die toch ook niet gaarne hun geld verliezen, al zeer droevig uitzien 1 Voorts wil De Nederlander een Raad in het leven geroepen hebben, die alle schadeloos stellingen heeft vast te stellen en door wiens hand allo uitkeeringen plaats hebben; een Raad, aan wien de arbeider een natuurlijken beschermer zou hebben tegenover inhalige werkgevers of maatscbappyen. Het stelsel van De Nederlander is het Deen- sche. Ook déar beproefde men eerst het Duitsche stelsel in te voeren; doch toen het voorstel daartoe verworpen was, heeft men in 1871 het stelsel ingevoerd, dat De Neder lander wil. Invoering van het Deensche stelsel heelt voor, dat men, als het niet doelmatig blykt, er eiken dag op kan terugkomen. Maar dat kan met het Regeeringsstelsel niet. TWEEDE HAMER. Het afdeelingsonderzo.k van de Indische begrootiDg is gist ren, den eersten dag, be- eincigd. De vergadering der afdealingen, die op Dinsdag a. 8. te elf uren byeenkomen, zal by het onderzoek der wetsontwerpen onderstaande volgorde in acht nemenStaatsbegrooting voor 1900 (hoofdstukken I, II, VII A, XI on wet op de MiddeleD); id. (hoofdstuk III); wyzi- giDg art. 4 der wet vau 18 April 1874 (ver laging van het recht van de nationaliteit in den Levant); goedkeuring dor add. overeen komst tot de internutioDale overeenkomst van 14 Oct. 1S90 omtrent goederenvervoer op spoorwegen; goedkouriDg overeenkomst van handel en scheepvaart met Rumenië; goedkeuring eener wyziging van het „Regle ment Sanitaire Général" der sanitaire con ventie van Venetië van 19 Maart 1897; Staatsbegrooting voor 1900 hoofdstuk IV; nadere wyziging van art. 1 der wet van 9 April 1877 (uitbreiding personeel der recht bank te Rotterdam); naturalisatie van E. Aechten e. a.; wyziging der Justitietegroo ting voor 1898; Staatsbegrooting voor 1900 hoofdstuk V; wyziging der begrooting voor binn. zaken voor 1898; Staatsbegrooting 1900 hoofdat. VI; id. hoofdst. VUB; onder- handsche verkoop van grond onder Clinge; Staatsbegrooting voor 1900 hoofdst. VIII; overeenkomst met de gemeente 's-Hertogen- bo8cb; Ve8ting-begrooting voor 1900; Staats begrooting voor 1900 hoofdst. IX; wyziging der waLrstaatsbegrooting voor 1898; Staatsbe grooting voor 1900 hoofdst. X; en rekeniDf? van Suriname over 1896. Adres van Antwoord. Het wederantwoord van H. M. de Koningin op het Adres van Antwoord op de Troon rede luidt: Mijne Heeren l „Ik betuig U Myn.n dank voor dit Adres van Antwoord. „Het is My aangenaam van U de ver zekering te ontvangeD, dat do Tweede Kamer der Staten Generaal naar haar beste krachten hoopt te beantwoorden aan het vertrouwen, dat Ik stel in- haar yver en haar toewy Ing voor de taak, die haar wacht." Personeele belasting. Eindverslag is uitgebracht over het wets ontwerp, houdende nadere bepalingen omtrent de personeele belasting. De Commissie van Rapporteurs verklaart akte te nemon van de toezegging van den minister van financiën, dat ic de M. v. T. eener eerlang in te dienen wetsvoordracht zal voorkomen da beantwoording van hetgeen in bet voorl. verslag is opgemerkt omtrent de wenachelykheid van wyziging der wet op het personeel op de verschillende in dat vor- slag genoemde punten. Invoerrecht van alcoholische dranken. Aan de Tweede Kamer is ingediend e n w. o. tot goedkeuring van de op 8 Juni 1899 te Brussel ook door Noiirland onderteekende conventie tot herziening van het minimum- invoerrecht op alcoholische dranken in de coq- ventioneele zón9 van Afrika. Op deze Intern. Conferentie werd van Brifc- sche zyde voorgesteld het onderwerpslyke invoerrecht op fr. 100 per HL. van 50 graden stekte te breigen voor een nieuw tyo'perk van 6 jaren, waar tegenover de Nederl. ge delegeerde de moeniog ontwikkelde, dat een recht van fr. 50 gedurende 3 jaren voorshands voldoende scheen. Door de Conferentie werd daarop fr. 70 aangenomen voor een tydperk van 6 jaren, by welk besluit de Nederl. Regetring gemeend heeft zich te moeten nederleggen. De Con ventie bevat nog oen bepaling betreffende de proportioneele vermeerdering en vermindering van het recht voor eiken graad boven en beneden de 50 graden Bterkte van het in te voeren gedistilleerd. Wijziging van het VlUste Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1898. Het is gebleken, dat de bedrageD op eenige artikelen der begrootiDg van het departement van oorlog over het dienstjaar 1898 njet toe reikend zyn geweest, om in de behoeften van den dienst te voorzien. Het thans inge iende wetsontwerp hoeft tot strekking om de geble kt n tekorten op die artikelen aan te vullen uit overschotten, op anderen artikelen dier bcgrooting aanwezig. Aangevuld moeten worden de artikel.n „Generale staf," „Aankoop van brood, enz.", „Scbeeps- en wagenvrachten", „Solay, enz. voor het wapen der marechaussee" en „Werf- kosten". Andere artikelen konden daarentegen ver mindering ondergaan. CORRESPONDENTIE. Ingezondenstuk ken of mededeelingen, waarvan de inzenders hun naam niet aan de Redactie bekend maken worden ongeplaatst ter zyde gelegd. Burgerlyte Stand. HAZERSWODDE. Bovallcn: B. P. Van Gorkum geb. Van Rooyen D. N. C. Zin tol geb. Vrijenhoek D. J. Vos geb. Kleiboer Z. J. Akerboom geb. Kozijn D. N. Francken geb. Bakhuizen D. P. Zandvliet geb. Van Leeuwen D. KOUDEKERK. Bevallen: M. Noordervliet geb. Vftn Doyvenbode Z. M. Do Jong geb. (Jpnelaar D. J. Van Heiningen geb. Verhagen D. ZOETERWOUDE. Geboren: Maria Jacoba, D. van G. Van Velzen en M. Zandbergen. Adri- anus, Z. van B. Hulsbos on L. De Vos. Ondertrouwd: F. Rodenburg 37 jaren, wo nende te Alkemade, en A. C. v. d. Valk 25 jaren, wonende alhier. 1. H. 91. de Koningin ontvang! bloc, men voor liet Lidmntcnhnlti op de Hotersloot te Rotterdam 9 Juni 1899. 2. Bloemen-corso te Haarlem. 3. Parade te Nieuw York. 4. Vermakelijk gevecht tusschen een Honi en een Geit. 5. Hoe Kinderen hun Woensdagmiidag doorbrengen. O. Aankomst der lieden der Vredeg. Conferentie te Haarlem op A Jenl j. 1. 7. Een reisje van Dover naar Calaie. 8. Spoorwegtunnel bi) Londen. Dagelijks te bezichtigen in onze Vestibule.. Vyf cents per gtnk. Voor iederen penning, dien men koopt, ont. vangt men een lot. Hoe meer Mutoscopen men dus bezichtigt, des te meer kansen heeft men om een prijs te trekken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 14