N#. 12147
Vrijdag 3d September.
A0. 1899
$eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
Een moedige vrouw.
DAGBLAD.
PKIJS DEZEB QOOCrEAUT»
Voot Lohian per 8 maanden: «c t g t 110.
Franco per post *,9 ....'.ac.. 1.40.
Afzonderlijke NommerS 0.05.
RHUS DEB ADVEETEinXËirt
Van 1-0 regels f 1,05. Iedere regel meer f 0.17|. «- Qrooters
letters naar plaatsruimte - - -
wordt f 0,05 berekend.
Voor het incasseeren buiten de etad
Tweede Blad.
Oranj ebock*
Evenals ten vorigen jare is als een b(jlage
tot hoofdstuk buitenlaodsche zaken der Staats-
begrooting een Oranjeboek verschenen, be
vattende diplomatieke bescheiden over ver
schillende aangelegenheden.
Daaruit blijkt, dat de internationale com
missie voor de grensregeling op Timor een
verslag heeft uitgebracht, dat thans in onder
zoek is by de verschillende by deze aange
legenheid betrokken autoriteiten.
Omtrent de ongeregeldheden op Timor, ten
aanzien waarvan het vorig jaar verschillende
stukken zfjn medegedeeld, wordt thans de
correspondentie medegedeeld, tusschen de Por-
tugeesche en Nederlandsche Regoering gevoerd,
eindigende met de mededeeling dd. 17 Januari
1899 van den Portugeeschon gezant te
's-Gravenhage, dat zijn regeering aan de
Portugeescbe grenscommissie op Timor beeft
bevolen met de Nederlandsche commissie in
overleg te treden, om te zamen een nieuw
onderzoek naar die ongeregeldheden op de
greDzen in te stellen.
De uitkomsten van het ingestelde onder
zoek z|jn thans in overweging.
Ten opzichte van de terugbre7iging van
minderjarigen is met BMgiö van gedachten
gewisseld om door uitwisseling van nota's
Zich te verbinden de noodige maatregelen te
nemen. België heeft echter op het laatste
schreven niet geantwoord, blijkbaar van
oordeel, dat ook zonder nadere wisseling van
nota's de terugzending door aanvragen, van
parket tot parket gericht, op afdo nde wijze
plaats vindt, althans in de laatste jaren is er
van geen moeilijkheid gebleken.
Nieuwe uitleveringsverdragen met Groot-
Britannië, Brazilië en Zwitserland z£jn afge
kondigd. Zoodanig verdrag met Chili werd op
8 Februari 1899 geteekend. Onderhandelingen
over dergelijke verdragen zijn aanhangig met
Griekenland, Japan en Mexico.
Omtrent de quae6tie der Mapta-eilanden
wordt medegedeeld, dat op 22 Maart 1897
de Spaansche gezant aan de Nederlandsche
RegeeriDg een nota zond omtrent het bezoek
van een Nederlandsch oorlogsschip aan de
eilanden San-David en het byschen van de
Nederlandsche driekleur als teeken van inbezit
neming. In die nota werden die eilandeD
San-David of Freewill als Spaansch territoir
betiteld. Den 4den Sept. 1897 betoogde de
Nederlandsche Regeering, dat de Nederlandsche
.vlag geheacben was in plaats van de Ameri-
kaansche, welke de radja had geheschen
omdat een vroeger hem ter hand gestelde
Nederlandsche vlag was versleten, en dat die
eilanden behoorden tot Nederlandscb-Ihdië
'en 25 jaar lang als zoodanig te boek stonden
als onderhoorigheid van Tidore. Voor de
rechten van Nederland wecden verschillende
jbewijzen aangevoerd.
I Terwijl de Spaansche Regeering denl3ien
November 1897 verklaarde de rechten van
J Spanje op die eilanden niet op te geven en
de noodigo bewijsstukken te verzamelen, ver
zocht de Nederlandsche Regeering in Juni
1899 aan Spanje, door middel van onzen
gezant, de gewisselde stukken te willen mede-
deelon aan de Duitsche Regoering, omdat
inmiddels was gebleken van een overeenkomst
tusschen Spanje en Duitschland tot afstand
der Carolinen aan laatstgenoimd rijk. B\j
schrijven van 30 Juni 11. verklaarde de Spaan
sche Regeering, dat zij, wenschende aangenaam
te zijn aan de Nederlandsche Regeering, zich
beijverd had om de Duitsche Regeering in
kennis te stellen van de feiten, zeker zijnde,
dat de Duitsche keizer in zijn besluiten
zich zal laten leiden door de gevoelens van
vriendschap, welke hij aan het Nederlandsche
volk en aan de Nedtrljndsche RegeeriDg toe
draagt.
Sedert de inwerkingtreding der wet van
6 December 1898, krachtens welke aan de
Koningin is voorbehouden om zonder goed
keuring van de Staten-Generaal toestemming
te verleenen tot verlenging der gemengde
rechtbanken in Egypteis tot dusver twee
malen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt:
lo. voor de goedkeuring der verlenging voor
den tijd van één jaar tot en met 31 Januari
1900 en 2o. voor de goedkeuring van een
ontwerp-besluit der Egyptische Regeering, be
vattende een nieuwe regeling van het recht
van voorkoop in de wetboeken van het ge
mengde rechtswezen.
Ten aanzien van hot Internationaal Privaat
recht wordt geconstateerd, dat de akten van
bekrachtiging van het verdrag van 1896 door
alle toegetreden Staten zijn neergelegd.
Alle Staten, tot wie de uitnoodiging gericht
was, tot het houden eener derde conferentie
van algemeen privaatrecht, hebben toegezegd
daaraan te zullen deelnemen en de voorbe
reiden 1e arbeid der Conferentie is, op den
grondslag van het door de Nederlandsche
Regeering ontworpen voorloopig program,
algemeen met groote toewijding en grondig
heid ter hand genomen. In de eerste helft
van 1900 zal de Conferentie zich, naar de
Regeering hoopt, kunnen vereenigen.
De onderhandelingen over een tractaat van
handel en vriendschap met de Zuid-Afrikaan-
sche Republieli zijn zoover gevorderd, dat het
binnenkort gesloten zal kunnen worden.
Wegens h».t voorkomen van mond- en
klauwzeer hier te lande was bet niet moge
lijk nieuwe concessiën voor onzen veeuitvoer
te bedingen, doch de uitvoer naar België bleef
geregeld doorgaan. Van 1 Januari tot 1
September werden van hier naar België uit
gevoerd 32,731 runderen, 4094 varkens, 35,468
schapen en 11,570 lammeren, totaal~S3,863
stuks.
KOLONIËN.
BATAVIA, 23—29 Augustus.
Naar men ons meldt, heeft de van Medan
naar Banjoe Biro9 overgeplaatste majoor der
infanterie Macleod het stellige voornemen te
kennen gegeven om in December van dit
jaar, als wanneer hy twee jaren zijn tegen-
woordigen rang bekleedt, dan wel uiterlijk
in Januari 1900, den dienst met pensioen te
gaan verlaten.
Efj beeft genoeg van het onophoudelijk
gereis en getrek, van het eeuwige uit- en
inpakken. (Bat. Nbl
Van Sumatra's Westkust deelt men mede,
dat de gouverneur het voorstel tot den
Gouverneur-Generaal heeft gericht, om te
Sawah loento een sterk detachement ge
wapende politie dienaren te stationneeren.
Vroeger, toen Solok nog garnizoen had,
achtte men een rechtstreeksche bewaking
van de dwangarbeiders van de Ombilin-kolen-
mijnen blijkbaar niet noodig, thans, nu het
naaste garnizoen zoo ver afligt, oordeelt men
het veiliger wat gewapende macht by de
hand te hebben.
Van de colonne ter Noord- en Oostkust
van Atjeh vermeldt de „Deli-Ct.", dat in
eetwaren, die door Maleier3, die de colonne
volgen, werden te koop aangeboden, stukjes
van naalden werden gevonden. Die stukjes
naalden kwamen voor in bras ketan, door
die Maleiers in bet Keuretoische gekocht. De
Tjoet Nja heeft deze zaak bij den Gouverneur
moeten toelichten en zal 5000 dollars betalen,
wanneer de schuldige niet wordt gevonden.
Ia Püdie zijn die streken verleden jaar ook
al eens uitgehaald.
Door de directie der Langkat Tabaks-
touw-Maatschappü is bericht ontvangen, dat
haar geheele 1899er tabaks oogst door brand
is verwoest. De brand woedde in een
fermenteerschuur op de onderneming Namoe
Tongan, gelegen in het Langkatsche. Het
ingewogen gewicht der onderneming bedroeg
1590 picols tabak ter waarde van f 250,000.
Daarvan zouden 500 picols zijn gered. De
oogst was aan de Am6terdamsche Beurs by
Eogelsche maatschappijen verzekerd.
ATJEH,
De „Java-Bode" bevat de volgende tele
grammen:
K o 11 a R a d j a, 22 AugustusOp den 19Jen
dezer rukte een patrouille uit Tampa Toean
naar Kota Seneboe; de vijand, die aangevoerd
werd door Teungkoe Joesoof, bood in de ver
sterking hardnekkigen tegenstand. De sergeant
Bodemeyer en een Europeesch fuselier werden
by de bestorming zwaar gewond en vyf
inlandsche minderen licht.
01 e h 1 e h, 28 AugustusDe marechaussees,
de cavalerie, 2 compagnieën infanterie en de
trein marcheerden den 25sten dezer naar de
monóiog der Djamboe-ajar, waar een bivak
betrokken werd by Teupin Teungkoe di Bajoe.
Er viel geen schot. De bevolking was in de
kampODgs aanwezig en de onzen behulpzaam.
In do laatste dagen viel veel regen.
Indische ambtenaren.
Uit de bladen, met de jongste mail ont
vangen, biykt, dat het hoofdbestuur van den
Indiscben Bond tegen 28 Augustus 1.1. een
publieke vergadering uitgeschreven had, ter
bespreking van het rapport der staatscom
missie over de opleiding der administratieve
ambtenaren in Indië.
Aan het slot der byeenkomst werd als
resultaat der besprekingen de volgende motie
voorgesteld:
„De vergadering, uitgeschreven door den
Indischen Bond, overwegende, dat de be
schouwingen en conclusion van de door de
Regeering in Nederland benoemde commissie
omtrent een herziening der bepalingen, be
treffende de benoembaarheid tot ambtenaar
voor den administratieven dienst in Neder-
landsch-Indië, neergelegd in het door deze uitge
bracht rapport, niet strekken in het belang van
Indië en zijn ingezetenen en bovendien niet
aan het do 4 zullen beantwoorden, stelt voor
een request door tusschenkomst der Indische
Regeering aan H. M. de Koningin in te dienen,
voornamelijk het verzoek inhoudende om hand
having d r bestaande bepalingen (in elk geval
wat betreft de bureau ambtenaren) eD, Wat
betreft de benoembaarheid tot ambtenaar by
het B. B., de eischen zoodanig te stellen en
de middelen om aan die eischen te voldoen
zoodanig te regelen, dat de belangen van de
Indische jongelieden ook ln Indië worden
gebaat".
Hierop werd een amendement ingediend,
strekkende om het slot der motie te doen
luiden: „om handhaving van de gelegenheid
in Nederlandsch Indië tot opleiding van ambte
naren van het administratief beheer."
AlJus geamendeerd, werd de motie met
algemecne stemmen aangenomen.
Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië
zijn de volgende beschikkingen genomen
CIVIEL DEPARTEMENT. Ontslagen: Op
verzoek, met ingang van 2 September 1899, eer
vol uit 's lands dienst, het lid van de Weeskamer
te Batavia J. Landman;
met ingang van 31 Augustus 1899, eervol uit
zyn betrekking, do tijdelijke onderbrandmeester
bij de werken en opnemingen aan de rivier do
Solo A. Noppen.
Benoemd: Tot stationschef lsto kl. bij do
exploitatie van Staatsspoorwegen op Java, de
stationschef 2de kl. R. Rrüger;
tot 2dcn commies op bet residentiekantoor te
Medan (Oostkust van Sumatra), de ambtenaar op
non-activiteit G. Knijff, laatst commies op bet
residentiekantoor te Kediri;
tot tijdelijk schout voor de politie te Sawab
Loento, onderafdeeling VII Kota, afdeeling Tanah
Datar, residentie Padaugsche Bovenlanden (Suma
tra's Westkust), de waarnemende opziener bij de
politie te Peterongan (SemaraDg) G. Van Zomeren.
Belast: Met de waarneming der betrekking
van commies op bet bureau van den assistent-
resident van Sambas, WesterafdeeliDg van Borneo,
tevens vendumeestor aldaar, de 2de commies bij
het Departement van Binnenlandsch Bestuur J.
P. K. Bolt.
T ij <1 e 1 ij k belast: Met do waarneming der
betrekking van directeur van het laboratorium
voor onderzoekingen op het gebied van patholo-
fische anatomie on bacteriologie te Weltevre-
en (Batavia), met uitzondering van de daaraan
verbonden function van leeraar, directeur bij do
school tot opleiding van inlandscho geneeskundi
gen aldaar, dr. G. Grijns, thans tijdelijk belast
niet de functiën van onder-directeur van voormeld
laboratorium; met bepaling, dat hij werkzaam blijft
als leeraar, tevens plaatsvervangend directeur bij
bovengenoemde school en verder belast blijft met
het opgedragen onderzoek naar de physiologische
en rtharinacodynamiscke eigenschappen van de in
rooue rijst vervatte looistof en eventueels andere
in aanmerking komende bestanddeolen van die
rijstsoort, inzonderheid met betrekking tot berri-
berri.
Benoemd: Bij bet hooggerechtshof van Ned.-
Indië tot lsten sabstituut-griftier, de 2do substituut-
griffier bij dat college, mr. J. P. G. Westboff Jr.;
tot 2den substituut-griffier de 3de substituut-
griffier bij dat college mr. J. P. L. Gelpke;
met ingang van 3 September 1899 tot 2den
substituut-griffier bij den Raad van Justitie te
Batavia, de griffier van don landraad der stad en
voorsteden van Batavia, mr. G. J. Heyligers.
Ontslagen: Met ingang van 3 September
1899, wegens volbrachten diensttijd, eervol uit
's lands dienst, de assist ent-resident van Magetan
(Madioen) J. Knebel
met ingang van 8 September 1899, op verzoek,
eervol uit 's lands dienst, do assistent-resident
van Pandeglang (Bantam) D. H. Andeweg.
Verleend: Wegens langdurigen diensteen
jaar verlof naar Europa, aan den adjunct-chef der
tweede afdeeling bij den dienst der oxploitatie van
don Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust, L.
K. Lindhout.
Belast: Mot ingang van 5 Soptember 1899,
nevens de vervulling van zijn eigen betrekking
met de waarneming der betrekking van adjunct-
cbef der tweede afdeeling bij den dienst der
oxploitatie van den Staatsspoorweg ter Sumatra's
Westkust, de hoofdingenieur, chef van den spoor
wegdienst, en tevens van den dienst der kelen-
ontginning aldaar, Tb. F. A. Delprat.
T ij d e 1 ij k gesteld: Tor beschikking van
den directeur der burgerlijke openbare werken,
de amblenaar op non-activiteit, J. Th. P. J.
Straatman, laatstelijk ingenieur 2de kl. bij den
waterstaat en 's lanas burgerlijke openbare werken.
DEPARTEMENT VAN OUKLOG. Verleend:
Een maand verlof wegens ziekte naar Soekaboemi
en Garoet, aan den 2den luit. bij het 11de bat.
Tj. Van der Zee.
Overgeplaatst: Bij do troepenmacht in
Atjeb en Onderboorigheden, de lste luits. bij bet
garnizoensbat. van Sumatra's Westkust N. W.
Van Gelder en J. Van Goor;
bij het garnizoens-bat. van Sumatra's Westkust
als postcommandant te Siboga, de lste luiL bij de
garn.-comp. van Benkoelen 1). H. J. Van Bremen;
bij het gain.-bat. van Amboina en Ternate, de
lste luit. bij de garn.-comp. van Bauka, geëva
cueerd naar Batavia, L. G. Van Aken;
bij bet garnizoens-bat. van Sumatra's Westkust
als postcommandant te Singkel, de lste luit. bij
het lste depot-bat. J, F. Croockewit;
bij den geniedienst te Padang de 2de luit. der
genie van bet corps genietroepen to Magelang,
R. R. Castens.
Geplaatst: Bij aankomst bij hot 3do depot
bat. de kapitein van verlof uit Nederland terug
verwacht wordende E. P. Van Tliiel;
bij het 9de bat., de 2de luit. uit Nederland ver
wacht wordende, zijnde bestemd voor den dienst
bier te lande, H. J. F. Klatto.
Ingetrokken: De plaatsing ter Sumatra's
Westkust en bij aankomst geplaatst bij hot lste
re9erve-bat. de lste luit. van verlof uit Nederland
terugverwacht wordende H. Quispel.
Ontslagon: Met ingang van 5 September 1899
op verzoek eervol uit 's lands dienst de 2de commies
b(j bet departement van oorlog, S. F. E. Risakotta.
Overgeplaatst: Bij bet 2de depot-bat., de
lsto luit. bij uot garnizoensbat. van Celebes, Menado
en Timor, F. H. Vroom;
van het subsist.-kader te Batavia naar Tjimahi,
do off. van gez. 2de kl. D. A. Demraere;
van Soerakarta naar Seroewaij, de off. van get.
2de kl. C. Tirion.
Verleend: Een maand verlof wegens ziekte,
naar Soekaboemi en Sindanglaia, aan den lsten
luit. bij het 11de bat. O. A. Tricht.
Geplaatst: Bij bot garn.-bat. van Sumatra's
Oostkust, de maioor der inf. P. A. Gallas.
G e p 1 a a t s t: Te Semarang, de militaireapotheker
2de kl. D. J. M. Wetsclaar, van „voor memorie"
bij bet leger terug;
bij den genie-dienst te Soerabaia, de kapitein
der genio G. W. T. De Vos.
Bevorderd: bij het wapen der artillerie, tot
kapitein, de lste luitenant J. P. Kreisscher; tot
lsten luit. de 2de luitenants M. Van Welie en
O. L. Breiver.
DEPARTEMENT VAN MARINE. Benoemd:
Bij do marinemagazijnen bij het Marine-établisse
ment te Soerabaia tot boekhouder, do 3de commies
bij die magazijnen VV. H. Marlisa; tot 3den com
mies, de lsto klerk ter algomeene secretarie J.
C. Peeters; tot molenbaas, tevens machinist voor
den in dienst zijndon baggermolen bij het Marino-
établissement te'Soerabaia, K. Bruyn, thaps tijdelijk
belast met de waarneming dier betrekking.
24)
XI.
Marian kon ia baar cel het luiden van de
.scheepsklokken hooren, die het uur aangaven,
f Zij wachtte dan, of de havenbei het signaal
('beantwoordde. Ze had niet veel anders te doen,
,'de lange, donkere dagen, of bet moest zijn,
te luisteren naar bet geschreeuw der matrozen,
als or een vaartuig dicht by hot fort passeerde.
{laar bewakera veroorloofden haar geen andere
tydkorting; opdat zy de gevangenschap in
'een fort in alle gestrengheid zou loeren kennen,
hield men haar handen ledig en eloot het
daglicht af. Soms was zy vol angst, dat ze
haar verstand zou verliezen in die duistere
stilte of dat ze aangegrepen zou worden door
do wilde woede van den gevangene en met
haar vuisten slaan op de onverbiddelyke deur,
,óf in wanhoop zich togen de muren van graniet
\werpon, om zoo verlosBing te zoeken van
den levenden dood.
Maar op den dag van Pauls bezoek be-
heerschte baar een ongekend gevoel van onder
werping. De groote liefde van dien maD, allee
overtreffende wat zy zich had voorgesteld,
'sprak nog tot haar, toen hy de cel verlaten
Jiad; ze hoorde zjjn stem, die haar smeekte,
goeden myed te houden; po had den brief,
door kleinen DJck geschreven, en tranen van
aandoening bezegelden die kinderiyke woorden.
Ze begreep niet hoe zy zoo aan zwakheid
en droefenis ten prooi kon zyn. Ze had steeds
gegolden voor een vrouw met sterks zenuwen;
geen inblazingen van lafueid of wankelmoedig-
heid hadden baar gekweld gedurende de
maanden van opwindiDg, toen zy de geheimen
van Kroonetadt één voor één verzamelde en
zich verheugde over het succes. Zy wilde
aan die dagen denken, zo in haar geest nog
eens doorleven.
,Ik zal hem niet laten merken boe ik
iyd," sprak ze; „hy moet my lachende vinden,
als hy morgen terugkomt. Hy zal voor my
naar Dick schryven een langen brief over
one toekomstig tehuis. Daarna zal hy met die
anderen sprekenze zullen my toch niet
altyd hier houden I"
Die geest van moed bezielde baar den
geheelen dag. Ze vertoonde een lacheDd
gelaat aan den sergeant, die haar eten bracht.
Zich als een kind verbiydende in hetgeen
nog komen moest, begon ze te donken aan
honderd dingen, welke Paul zou doen:
hoe hy zou schreven naar Engeland, of
den gouverneur opzoeken of misschien
naar den Czaar gaan, om genade voor haar
te vragen. De uren gingen sneller voorby;
elke klokslag zei haar, dat haar beminde
yverig voor haar aan hot werk was.
Morgén zou ze hem weerzien; misschien
bracht hy goed nieuws mee. Maar hoe het
ook zy, ze zou ten minste zyn hand aan-
raken en zyn stem hooren.
Men bracht gewoofllijk haar gering avond
eten by zonsondergang: warme thee en
brood, zwart als de aarde. Doch dezen avond
nuttigde zy het met smaak, en toen bet
maal was afgeloopen, leunde zy het hoofd
op de hand en liet haar gedachteu dwalen
naar het droomland, naar tuinen en weiden,
warm in eeuwigdurenden zonneschyn en ver-
levendigd door de muziek der vogelen. Zy
wandelde in dien wondortuin, met baar ge-
liefde hand in hand; zy hoorde lang vergeten
stemmen, de stemmen van gestorven vrien
den, en bet gebabbel van baar broertje.
De slaap was zoet, maar na een poosje
werd zy wakker geschrikt door het knarsen
van de celdeur in haar hengsels. Marian keek
verrast op en zrg den sergeant, met ruwe
soldaten in hun groote gryze jassen, en nog
eenige personen, die zy niet kende. Ze dacht
eerst, dat de manschappen kwamen om haar
naar Sf.-Petersburg te brengen of haar te
voeren tot een onbekende, vreeselyke straf.
Ze begon to beven en leunde tegen den
muur, als kon ze daar bescherming vinden -
de zwakke vrouw, terugschrikkend voor de
verschrikkelyke hand, welke haar bedreigde.
„Wat is er?" riep zy, de oogen met de
hand beschermend tegen het scherpe licht
der lantaarne, welke de mannen by zich had-
den. „Wat wilt ge van my?"
„Ik moet u naar fort Katharina brengen,
juffrouw, op last van den gouverneur."
Marian sloeg do handen samen; ze kon
nauwelyks gelooven, wat ze boorde. Dus Paul
bad gesproken; de nacht was voorby, en ze
zou dè zon Vfederzion,
„Wilt go my nu dadelyk meenemen?"
vroeg ze, vruchtelooze moeite doende om haar
ontroering te bedwingen.
„Ja, nu," antwoordde de eergeant, „als u
ten minste klaar ia met uw avondeten."
Zy lachte, als vond ze het idee heel dwaas.
„O," zei ze, „alsof iemand daarnaar zou
wachten I"
Haar handen waren bozig met de bonten
muts en den mantel; het toilet was spoedig
gereed. De mannen keken haar bewonderend
a»j. De jongete der soldaten dacht: welke
lippen om te kussen!
„Ik ben gereed 1" zei ze, met lachende
oogen rondziende. „Weet u zeker, dat het
naar font KUharina gaat, sergeant?"
De soldaat haalde de schouders op.
„Zyn wy bier, om kinderpraat te houden,
juffrouw? Lees dat papier: de gouverneur
heeft het zelf geschreven."
„Ik kan nu niets lezen", zei ze, de aange
boden lantaarn op zy schuivend; „mpnoogen
zyn verblind door het licht. O, bet is goed
van u, dat gy my hier vandaan haalt!"
„'t Is geen goedheid van my, juffrouw; ik
ben maar een dienaar, en myn plicht is, te
gehoorzamen."
Zy verlieten de cel en het jonge meisje
wandelde voort naast den ouden sergeant,
babbelend als een kind. Geen gedachte aan
onvoorzichtigheid had in dat oogenblik haar
tong kunnen boeien. De last der straf
viel van haar schouders, toen zö de cel
verliet en de trappen boklom, die boven
naar de kade leiddén. De zware graniet
muren beangstigden haar niet langer. Zo
kon den hemel boven haar zien, grys-
blauw in de zilverschemering van den nacht;
de sterren beschenen haar; die schenen nu
ook over Engeland, dacht zy, en voortaan
zou ze die eiken avond zien uit haar venetor
in fort Katharioa. De blydschap over haar
vryheid vervulde haar geheele hart, en ze
bad wel de hand willen kussen van den
sergeant, die haar naar bet schip bracht
Onophoudeiyk praatte zy, tot ze door de met
yzer beslagen deur naar buiten traden op de
kade, aan de noordzyde van fort Alexander.
Het was een prachtige avond, een avond
met zachte koeltjes en oen licht rimpe
lende zee. In het westen vertooDde zich
nog een gloed van rood licht, doorspren-
keld met oranje en groene vonken. Hot
silhouet van Kroonstadt teekonde zich af
tegen den hemel; groote schepen, die zware
rookwolken uitstieten door machtige schoor-
eteeDen, verdwenen geruischloos achter het
mistgordyn aan den oostelyken hemel; lan
taarns schitterden van alle forten, hier wit
en soherr, daar rood en flauw licht; gouden
plassen vertoonden zich, waar de oorlogs
schepen hun zoeklicht spreidenstoomfluiten
in honderdërlel tódfl klonken van verre of
naby; alles sprak v?p leven, beweging,
vryheid.
WorcU vervolgd.)