N#. 12147 Vrijdag 3d September. A0. 1899 $eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. Een moedige vrouw. DAGBLAD. PKIJS DEZEB QOOCrEAUT» Voot Lohian per 8 maanden: «c t g t 110. Franco per post *,9 ....'.ac.. 1.40. Afzonderlijke NommerS 0.05. RHUS DEB ADVEETEinXËirt Van 1-0 regels f 1,05. Iedere regel meer f 0.17|. «- Qrooters letters naar plaatsruimte - - - wordt f 0,05 berekend. Voor het incasseeren buiten de etad Tweede Blad. Oranj ebock* Evenals ten vorigen jare is als een b(jlage tot hoofdstuk buitenlaodsche zaken der Staats- begrooting een Oranjeboek verschenen, be vattende diplomatieke bescheiden over ver schillende aangelegenheden. Daaruit blijkt, dat de internationale com missie voor de grensregeling op Timor een verslag heeft uitgebracht, dat thans in onder zoek is by de verschillende by deze aange legenheid betrokken autoriteiten. Omtrent de ongeregeldheden op Timor, ten aanzien waarvan het vorig jaar verschillende stukken zfjn medegedeeld, wordt thans de correspondentie medegedeeld, tusschen de Por- tugeesche en Nederlandsche Regoering gevoerd, eindigende met de mededeeling dd. 17 Januari 1899 van den Portugeeschon gezant te 's-Gravenhage, dat zijn regeering aan de Portugeescbe grenscommissie op Timor beeft bevolen met de Nederlandsche commissie in overleg te treden, om te zamen een nieuw onderzoek naar die ongeregeldheden op de greDzen in te stellen. De uitkomsten van het ingestelde onder zoek z|jn thans in overweging. Ten opzichte van de terugbre7iging van minderjarigen is met BMgiö van gedachten gewisseld om door uitwisseling van nota's Zich te verbinden de noodige maatregelen te nemen. België heeft echter op het laatste schreven niet geantwoord, blijkbaar van oordeel, dat ook zonder nadere wisseling van nota's de terugzending door aanvragen, van parket tot parket gericht, op afdo nde wijze plaats vindt, althans in de laatste jaren is er van geen moeilijkheid gebleken. Nieuwe uitleveringsverdragen met Groot- Britannië, Brazilië en Zwitserland z£jn afge kondigd. Zoodanig verdrag met Chili werd op 8 Februari 1899 geteekend. Onderhandelingen over dergelijke verdragen zijn aanhangig met Griekenland, Japan en Mexico. Omtrent de quae6tie der Mapta-eilanden wordt medegedeeld, dat op 22 Maart 1897 de Spaansche gezant aan de Nederlandsche RegeeriDg een nota zond omtrent het bezoek van een Nederlandsch oorlogsschip aan de eilanden San-David en het byschen van de Nederlandsche driekleur als teeken van inbezit neming. In die nota werden die eilandeD San-David of Freewill als Spaansch territoir betiteld. Den 4den Sept. 1897 betoogde de Nederlandsche Regeering, dat de Nederlandsche .vlag geheacben was in plaats van de Ameri- kaansche, welke de radja had geheschen omdat een vroeger hem ter hand gestelde Nederlandsche vlag was versleten, en dat die eilanden behoorden tot Nederlandscb-Ihdië 'en 25 jaar lang als zoodanig te boek stonden als onderhoorigheid van Tidore. Voor de rechten van Nederland wecden verschillende jbewijzen aangevoerd. I Terwijl de Spaansche Regeering denl3ien November 1897 verklaarde de rechten van J Spanje op die eilanden niet op te geven en de noodigo bewijsstukken te verzamelen, ver zocht de Nederlandsche Regeering in Juni 1899 aan Spanje, door middel van onzen gezant, de gewisselde stukken te willen mede- deelon aan de Duitsche Regoering, omdat inmiddels was gebleken van een overeenkomst tusschen Spanje en Duitschland tot afstand der Carolinen aan laatstgenoimd rijk. B\j schrijven van 30 Juni 11. verklaarde de Spaan sche Regeering, dat zij, wenschende aangenaam te zijn aan de Nederlandsche Regeering, zich beijverd had om de Duitsche Regeering in kennis te stellen van de feiten, zeker zijnde, dat de Duitsche keizer in zijn besluiten zich zal laten leiden door de gevoelens van vriendschap, welke hij aan het Nederlandsche volk en aan de Nedtrljndsche RegeeriDg toe draagt. Sedert de inwerkingtreding der wet van 6 December 1898, krachtens welke aan de Koningin is voorbehouden om zonder goed keuring van de Staten-Generaal toestemming te verleenen tot verlenging der gemengde rechtbanken in Egypteis tot dusver twee malen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt: lo. voor de goedkeuring der verlenging voor den tijd van één jaar tot en met 31 Januari 1900 en 2o. voor de goedkeuring van een ontwerp-besluit der Egyptische Regeering, be vattende een nieuwe regeling van het recht van voorkoop in de wetboeken van het ge mengde rechtswezen. Ten aanzien van hot Internationaal Privaat recht wordt geconstateerd, dat de akten van bekrachtiging van het verdrag van 1896 door alle toegetreden Staten zijn neergelegd. Alle Staten, tot wie de uitnoodiging gericht was, tot het houden eener derde conferentie van algemeen privaatrecht, hebben toegezegd daaraan te zullen deelnemen en de voorbe reiden 1e arbeid der Conferentie is, op den grondslag van het door de Nederlandsche Regeering ontworpen voorloopig program, algemeen met groote toewijding en grondig heid ter hand genomen. In de eerste helft van 1900 zal de Conferentie zich, naar de Regeering hoopt, kunnen vereenigen. De onderhandelingen over een tractaat van handel en vriendschap met de Zuid-Afrikaan- sche Republieli zijn zoover gevorderd, dat het binnenkort gesloten zal kunnen worden. Wegens h».t voorkomen van mond- en klauwzeer hier te lande was bet niet moge lijk nieuwe concessiën voor onzen veeuitvoer te bedingen, doch de uitvoer naar België bleef geregeld doorgaan. Van 1 Januari tot 1 September werden van hier naar België uit gevoerd 32,731 runderen, 4094 varkens, 35,468 schapen en 11,570 lammeren, totaal~S3,863 stuks. KOLONIËN. BATAVIA, 23—29 Augustus. Naar men ons meldt, heeft de van Medan naar Banjoe Biro9 overgeplaatste majoor der infanterie Macleod het stellige voornemen te kennen gegeven om in December van dit jaar, als wanneer hy twee jaren zijn tegen- woordigen rang bekleedt, dan wel uiterlijk in Januari 1900, den dienst met pensioen te gaan verlaten. Efj beeft genoeg van het onophoudelijk gereis en getrek, van het eeuwige uit- en inpakken. (Bat. Nbl Van Sumatra's Westkust deelt men mede, dat de gouverneur het voorstel tot den Gouverneur-Generaal heeft gericht, om te Sawah loento een sterk detachement ge wapende politie dienaren te stationneeren. Vroeger, toen Solok nog garnizoen had, achtte men een rechtstreeksche bewaking van de dwangarbeiders van de Ombilin-kolen- mijnen blijkbaar niet noodig, thans, nu het naaste garnizoen zoo ver afligt, oordeelt men het veiliger wat gewapende macht by de hand te hebben. Van de colonne ter Noord- en Oostkust van Atjeh vermeldt de „Deli-Ct.", dat in eetwaren, die door Maleier3, die de colonne volgen, werden te koop aangeboden, stukjes van naalden werden gevonden. Die stukjes naalden kwamen voor in bras ketan, door die Maleiers in bet Keuretoische gekocht. De Tjoet Nja heeft deze zaak bij den Gouverneur moeten toelichten en zal 5000 dollars betalen, wanneer de schuldige niet wordt gevonden. Ia Püdie zijn die streken verleden jaar ook al eens uitgehaald. Door de directie der Langkat Tabaks- touw-Maatschappü is bericht ontvangen, dat haar geheele 1899er tabaks oogst door brand is verwoest. De brand woedde in een fermenteerschuur op de onderneming Namoe Tongan, gelegen in het Langkatsche. Het ingewogen gewicht der onderneming bedroeg 1590 picols tabak ter waarde van f 250,000. Daarvan zouden 500 picols zijn gered. De oogst was aan de Am6terdamsche Beurs by Eogelsche maatschappijen verzekerd. ATJEH, De „Java-Bode" bevat de volgende tele grammen: K o 11 a R a d j a, 22 AugustusOp den 19Jen dezer rukte een patrouille uit Tampa Toean naar Kota Seneboe; de vijand, die aangevoerd werd door Teungkoe Joesoof, bood in de ver sterking hardnekkigen tegenstand. De sergeant Bodemeyer en een Europeesch fuselier werden by de bestorming zwaar gewond en vyf inlandsche minderen licht. 01 e h 1 e h, 28 AugustusDe marechaussees, de cavalerie, 2 compagnieën infanterie en de trein marcheerden den 25sten dezer naar de monóiog der Djamboe-ajar, waar een bivak betrokken werd by Teupin Teungkoe di Bajoe. Er viel geen schot. De bevolking was in de kampODgs aanwezig en de onzen behulpzaam. In do laatste dagen viel veel regen. Indische ambtenaren. Uit de bladen, met de jongste mail ont vangen, biykt, dat het hoofdbestuur van den Indiscben Bond tegen 28 Augustus 1.1. een publieke vergadering uitgeschreven had, ter bespreking van het rapport der staatscom missie over de opleiding der administratieve ambtenaren in Indië. Aan het slot der byeenkomst werd als resultaat der besprekingen de volgende motie voorgesteld: „De vergadering, uitgeschreven door den Indischen Bond, overwegende, dat de be schouwingen en conclusion van de door de Regeering in Nederland benoemde commissie omtrent een herziening der bepalingen, be treffende de benoembaarheid tot ambtenaar voor den administratieven dienst in Neder- landsch-Indië, neergelegd in het door deze uitge bracht rapport, niet strekken in het belang van Indië en zijn ingezetenen en bovendien niet aan het do 4 zullen beantwoorden, stelt voor een request door tusschenkomst der Indische Regeering aan H. M. de Koningin in te dienen, voornamelijk het verzoek inhoudende om hand having d r bestaande bepalingen (in elk geval wat betreft de bureau ambtenaren) eD, Wat betreft de benoembaarheid tot ambtenaar by het B. B., de eischen zoodanig te stellen en de middelen om aan die eischen te voldoen zoodanig te regelen, dat de belangen van de Indische jongelieden ook ln Indië worden gebaat". Hierop werd een amendement ingediend, strekkende om het slot der motie te doen luiden: „om handhaving van de gelegenheid in Nederlandsch Indië tot opleiding van ambte naren van het administratief beheer." AlJus geamendeerd, werd de motie met algemecne stemmen aangenomen. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschikkingen genomen CIVIEL DEPARTEMENT. Ontslagen: Op verzoek, met ingang van 2 September 1899, eer vol uit 's lands dienst, het lid van de Weeskamer te Batavia J. Landman; met ingang van 31 Augustus 1899, eervol uit zyn betrekking, do tijdelijke onderbrandmeester bij de werken en opnemingen aan de rivier do Solo A. Noppen. Benoemd: Tot stationschef lsto kl. bij do exploitatie van Staatsspoorwegen op Java, de stationschef 2de kl. R. Rrüger; tot 2dcn commies op bet residentiekantoor te Medan (Oostkust van Sumatra), de ambtenaar op non-activiteit G. Knijff, laatst commies op bet residentiekantoor te Kediri; tot tijdelijk schout voor de politie te Sawab Loento, onderafdeeling VII Kota, afdeeling Tanah Datar, residentie Padaugsche Bovenlanden (Suma tra's Westkust), de waarnemende opziener bij de politie te Peterongan (SemaraDg) G. Van Zomeren. Belast: Met de waarneming der betrekking van commies op bet bureau van den assistent- resident van Sambas, WesterafdeeliDg van Borneo, tevens vendumeestor aldaar, de 2de commies bij het Departement van Binnenlandsch Bestuur J. P. K. Bolt. T ij <1 e 1 ij k belast: Met do waarneming der betrekking van directeur van het laboratorium voor onderzoekingen op het gebied van patholo- fische anatomie on bacteriologie te Weltevre- en (Batavia), met uitzondering van de daaraan verbonden function van leeraar, directeur bij do school tot opleiding van inlandscho geneeskundi gen aldaar, dr. G. Grijns, thans tijdelijk belast niet de functiën van onder-directeur van voormeld laboratorium; met bepaling, dat hij werkzaam blijft als leeraar, tevens plaatsvervangend directeur bij bovengenoemde school en verder belast blijft met het opgedragen onderzoek naar de physiologische en rtharinacodynamiscke eigenschappen van de in rooue rijst vervatte looistof en eventueels andere in aanmerking komende bestanddeolen van die rijstsoort, inzonderheid met betrekking tot berri- berri. Benoemd: Bij bet hooggerechtshof van Ned.- Indië tot lsten sabstituut-griftier, de 2do substituut- griffier bij dat college, mr. J. P. G. Westboff Jr.; tot 2den substituut-griffier de 3de substituut- griffier bij dat college mr. J. P. L. Gelpke; met ingang van 3 September 1899 tot 2den substituut-griffier bij den Raad van Justitie te Batavia, de griffier van don landraad der stad en voorsteden van Batavia, mr. G. J. Heyligers. Ontslagen: Met ingang van 3 September 1899, wegens volbrachten diensttijd, eervol uit 's lands dienst, de assist ent-resident van Magetan (Madioen) J. Knebel met ingang van 8 September 1899, op verzoek, eervol uit 's lands dienst, do assistent-resident van Pandeglang (Bantam) D. H. Andeweg. Verleend: Wegens langdurigen diensteen jaar verlof naar Europa, aan den adjunct-chef der tweede afdeeling bij den dienst der oxploitatie van don Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust, L. K. Lindhout. Belast: Mot ingang van 5 Soptember 1899, nevens de vervulling van zijn eigen betrekking met de waarneming der betrekking van adjunct- cbef der tweede afdeeling bij den dienst der oxploitatie van den Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust, de hoofdingenieur, chef van den spoor wegdienst, en tevens van den dienst der kelen- ontginning aldaar, Tb. F. A. Delprat. T ij d e 1 ij k gesteld: Tor beschikking van den directeur der burgerlijke openbare werken, de amblenaar op non-activiteit, J. Th. P. J. Straatman, laatstelijk ingenieur 2de kl. bij den waterstaat en 's lanas burgerlijke openbare werken. DEPARTEMENT VAN OUKLOG. Verleend: Een maand verlof wegens ziekte naar Soekaboemi en Garoet, aan den 2den luit. bij het 11de bat. Tj. Van der Zee. Overgeplaatst: Bij do troepenmacht in Atjeb en Onderboorigheden, de lste luits. bij bet garnizoensbat. van Sumatra's Westkust N. W. Van Gelder en J. Van Goor; bij het garnizoens-bat. van Sumatra's Westkust als postcommandant te Siboga, de lste luiL bij de garn.-comp. van Benkoelen 1). H. J. Van Bremen; bij het gain.-bat. van Amboina en Ternate, de lste luit. bij de garn.-comp. van Bauka, geëva cueerd naar Batavia, L. G. Van Aken; bij bet garnizoens-bat. van Sumatra's Westkust als postcommandant te Singkel, de lste luit. bij het lste depot-bat. J, F. Croockewit; bij den geniedienst te Padang de 2de luit. der genie van bet corps genietroepen to Magelang, R. R. Castens. Geplaatst: Bij aankomst bij hot 3do depot bat. de kapitein van verlof uit Nederland terug verwacht wordende E. P. Van Tliiel; bij het 9de bat., de 2de luit. uit Nederland ver wacht wordende, zijnde bestemd voor den dienst bier te lande, H. J. F. Klatto. Ingetrokken: De plaatsing ter Sumatra's Westkust en bij aankomst geplaatst bij hot lste re9erve-bat. de lste luit. van verlof uit Nederland terugverwacht wordende H. Quispel. Ontslagon: Met ingang van 5 September 1899 op verzoek eervol uit 's lands dienst de 2de commies b(j bet departement van oorlog, S. F. E. Risakotta. Overgeplaatst: Bij bet 2de depot-bat., de lsto luit. bij uot garnizoensbat. van Celebes, Menado en Timor, F. H. Vroom; van het subsist.-kader te Batavia naar Tjimahi, do off. van gez. 2de kl. D. A. Demraere; van Soerakarta naar Seroewaij, de off. van get. 2de kl. C. Tirion. Verleend: Een maand verlof wegens ziekte, naar Soekaboemi en Sindanglaia, aan den lsten luit. bij het 11de bat. O. A. Tricht. Geplaatst: Bij bot garn.-bat. van Sumatra's Oostkust, de maioor der inf. P. A. Gallas. G e p 1 a a t s t: Te Semarang, de militaireapotheker 2de kl. D. J. M. Wetsclaar, van „voor memorie" bij bet leger terug; bij den genie-dienst te Soerabaia, de kapitein der genio G. W. T. De Vos. Bevorderd: bij het wapen der artillerie, tot kapitein, de lste luitenant J. P. Kreisscher; tot lsten luit. de 2de luitenants M. Van Welie en O. L. Breiver. DEPARTEMENT VAN MARINE. Benoemd: Bij do marinemagazijnen bij het Marine-établisse ment te Soerabaia tot boekhouder, do 3de commies bij die magazijnen VV. H. Marlisa; tot 3den com mies, de lsto klerk ter algomeene secretarie J. C. Peeters; tot molenbaas, tevens machinist voor den in dienst zijndon baggermolen bij het Marino- établissement te'Soerabaia, K. Bruyn, thaps tijdelijk belast met de waarneming dier betrekking. 24) XI. Marian kon ia baar cel het luiden van de .scheepsklokken hooren, die het uur aangaven, f Zij wachtte dan, of de havenbei het signaal ('beantwoordde. Ze had niet veel anders te doen, ,'de lange, donkere dagen, of bet moest zijn, te luisteren naar bet geschreeuw der matrozen, als or een vaartuig dicht by hot fort passeerde. {laar bewakera veroorloofden haar geen andere tydkorting; opdat zy de gevangenschap in 'een fort in alle gestrengheid zou loeren kennen, hield men haar handen ledig en eloot het daglicht af. Soms was zy vol angst, dat ze haar verstand zou verliezen in die duistere stilte of dat ze aangegrepen zou worden door do wilde woede van den gevangene en met haar vuisten slaan op de onverbiddelyke deur, ,óf in wanhoop zich togen de muren van graniet \werpon, om zoo verlosBing te zoeken van den levenden dood. Maar op den dag van Pauls bezoek be- heerschte baar een ongekend gevoel van onder werping. De groote liefde van dien maD, allee overtreffende wat zy zich had voorgesteld, 'sprak nog tot haar, toen hy de cel verlaten Jiad; ze hoorde zjjn stem, die haar smeekte, goeden myed te houden; po had den brief, door kleinen DJck geschreven, en tranen van aandoening bezegelden die kinderiyke woorden. Ze begreep niet hoe zy zoo aan zwakheid en droefenis ten prooi kon zyn. Ze had steeds gegolden voor een vrouw met sterks zenuwen; geen inblazingen van lafueid of wankelmoedig- heid hadden baar gekweld gedurende de maanden van opwindiDg, toen zy de geheimen van Kroonetadt één voor één verzamelde en zich verheugde over het succes. Zy wilde aan die dagen denken, zo in haar geest nog eens doorleven. ,Ik zal hem niet laten merken boe ik iyd," sprak ze; „hy moet my lachende vinden, als hy morgen terugkomt. Hy zal voor my naar Dick schryven een langen brief over one toekomstig tehuis. Daarna zal hy met die anderen sprekenze zullen my toch niet altyd hier houden I" Die geest van moed bezielde baar den geheelen dag. Ze vertoonde een lacheDd gelaat aan den sergeant, die haar eten bracht. Zich als een kind verbiydende in hetgeen nog komen moest, begon ze te donken aan honderd dingen, welke Paul zou doen: hoe hy zou schreven naar Engeland, of den gouverneur opzoeken of misschien naar den Czaar gaan, om genade voor haar te vragen. De uren gingen sneller voorby; elke klokslag zei haar, dat haar beminde yverig voor haar aan hot werk was. Morgén zou ze hem weerzien; misschien bracht hy goed nieuws mee. Maar hoe het ook zy, ze zou ten minste zyn hand aan- raken en zyn stem hooren. Men bracht gewoofllijk haar gering avond eten by zonsondergang: warme thee en brood, zwart als de aarde. Doch dezen avond nuttigde zy het met smaak, en toen bet maal was afgeloopen, leunde zy het hoofd op de hand en liet haar gedachteu dwalen naar het droomland, naar tuinen en weiden, warm in eeuwigdurenden zonneschyn en ver- levendigd door de muziek der vogelen. Zy wandelde in dien wondortuin, met baar ge- liefde hand in hand; zy hoorde lang vergeten stemmen, de stemmen van gestorven vrien den, en bet gebabbel van baar broertje. De slaap was zoet, maar na een poosje werd zy wakker geschrikt door het knarsen van de celdeur in haar hengsels. Marian keek verrast op en zrg den sergeant, met ruwe soldaten in hun groote gryze jassen, en nog eenige personen, die zy niet kende. Ze dacht eerst, dat de manschappen kwamen om haar naar Sf.-Petersburg te brengen of haar te voeren tot een onbekende, vreeselyke straf. Ze begon to beven en leunde tegen den muur, als kon ze daar bescherming vinden - de zwakke vrouw, terugschrikkend voor de verschrikkelyke hand, welke haar bedreigde. „Wat is er?" riep zy, de oogen met de hand beschermend tegen het scherpe licht der lantaarne, welke de mannen by zich had- den. „Wat wilt ge van my?" „Ik moet u naar fort Katharina brengen, juffrouw, op last van den gouverneur." Marian sloeg do handen samen; ze kon nauwelyks gelooven, wat ze boorde. Dus Paul bad gesproken; de nacht was voorby, en ze zou dè zon Vfederzion, „Wilt go my nu dadelyk meenemen?" vroeg ze, vruchtelooze moeite doende om haar ontroering te bedwingen. „Ja, nu," antwoordde de eergeant, „als u ten minste klaar ia met uw avondeten." Zy lachte, als vond ze het idee heel dwaas. „O," zei ze, „alsof iemand daarnaar zou wachten I" Haar handen waren bozig met de bonten muts en den mantel; het toilet was spoedig gereed. De mannen keken haar bewonderend a»j. De jongete der soldaten dacht: welke lippen om te kussen! „Ik ben gereed 1" zei ze, met lachende oogen rondziende. „Weet u zeker, dat het naar font KUharina gaat, sergeant?" De soldaat haalde de schouders op. „Zyn wy bier, om kinderpraat te houden, juffrouw? Lees dat papier: de gouverneur heeft het zelf geschreven." „Ik kan nu niets lezen", zei ze, de aange boden lantaarn op zy schuivend; „mpnoogen zyn verblind door het licht. O, bet is goed van u, dat gy my hier vandaan haalt!" „'t Is geen goedheid van my, juffrouw; ik ben maar een dienaar, en myn plicht is, te gehoorzamen." Zy verlieten de cel en het jonge meisje wandelde voort naast den ouden sergeant, babbelend als een kind. Geen gedachte aan onvoorzichtigheid had in dat oogenblik haar tong kunnen boeien. De last der straf viel van haar schouders, toen zö de cel verliet en de trappen boklom, die boven naar de kade leiddén. De zware graniet muren beangstigden haar niet langer. Zo kon den hemel boven haar zien, grys- blauw in de zilverschemering van den nacht; de sterren beschenen haar; die schenen nu ook over Engeland, dacht zy, en voortaan zou ze die eiken avond zien uit haar venetor in fort Katharioa. De blydschap over haar vryheid vervulde haar geheele hart, en ze bad wel de hand willen kussen van den sergeant, die haar naar bet schip bracht Onophoudeiyk praatte zy, tot ze door de met yzer beslagen deur naar buiten traden op de kade, aan de noordzyde van fort Alexander. Het was een prachtige avond, een avond met zachte koeltjes en oen licht rimpe lende zee. In het westen vertooDde zich nog een gloed van rood licht, doorspren- keld met oranje en groene vonken. Hot silhouet van Kroonstadt teekonde zich af tegen den hemel; groote schepen, die zware rookwolken uitstieten door machtige schoor- eteeDen, verdwenen geruischloos achter het mistgordyn aan den oostelyken hemel; lan taarns schitterden van alle forten, hier wit en soherr, daar rood en flauw licht; gouden plassen vertoonden zich, waar de oorlogs schepen hun zoeklicht spreidenstoomfluiten in honderdërlel tódfl klonken van verre of naby; alles sprak v?p leven, beweging, vryheid. WorcU vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5