N°. 12137 Maandag IS September, A0. 1899 feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. VOLKSHUISVESTING. Feuilleton. b'JjJ, IDSCH PE1JS DEZEB COUBANT: "Voor Lelden por 8 maandeo. f 1.10. Franco por po6t 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.06. PELTS DEB. Van L 0 regels f I 05. Iedere regel meer f 0 17$. - Groctar® letters naar plaatsruimte - Voor het Incasseer en bulten de stad wordt f 0.05 berekend De Memorie van Toelichting van het wets ontwerp tot wettelijke bepalingen betreffende de volkshuisvesting, bevat de volgende alge meens beschouwingen, waarin de aanleiding en hoofdbeginselen der regeling worden uit eengezet. Overtuigd, dat wettelijke maatregelen ten behoeve van de volkshuisvesting niet kun nen worden gemist, h6eft de Regeering reeds terstond na haar optreden de indiening van een Woningwet toegezegd. Aan die toezegging voldoende en over gaande tot het ontwerpen van een Memorie van Toelichting van de voorgedragen bepalin gen, acht zij het overbodig een lang betoog te geven hetzij over de belangrijkheid van het woningvraagstuk en de groote beteekenis van een goede woning uit moreel, hygiënisch en economisch oogpunt, hetzij over de wen- schelijkheid van StaatstusscheDkomst tot ver- botering van woningtoestanden. Nadat velerlei onderzoek aan het licht bad gebracht, dat in tal van gemeenten en vooral, maar geenszins uitsluitend in groote stedeD, nog treurige woningtoestanden worden aange troffen en de ervaring had geleerd, dat zonder ingrijpen van het centraal gezag afdoende genezing niet te wachten is, ontstond allengs naar staatsbemoeiing met betrekking tot dit onderwerp een drang, welke bijval vond ook bij hen, die ten aanzien van menige andere aangelegenheid althans voorloopig onthouding voorstaan. Meer dan één oorzaak heeft er ongetwij feld toe medegewerkt, dat ook in Nederland op het gebied der sociale politiek door alle partijen aan het woningvraagstuk een voor name, zoo niet een eerste plaats word toe gewezen. Allereerst het belang der zaak zelve, om dat, zooals thans algemeen wordt erkend, de volksgezondheid, het zedelijk peil en de materiöele -levensstandaard met de volks huisvesting nauw samenhangen, terwijl het klimaat en de gesteldheid van ons land de groote beteekenis der woning voor ons land nog verhoogen. In de tweede plaats doet wellicht op geen ander terrein het nadeel van uitstel zich zoo sterk gevoelen, als op dat, hetwelk deze voordracht omvat. Menig euvel heeft lange jaren voortgewoekerd, vóór dat de wetgever de eerste stappen deed tot bestrijding. Doch het kwaad, daardoor gesticht, is geleden; nieuwe geslachten konden beproeven vroeg of laat nieuwe toestanden in het leven te roepen. Anders staat het met het onheil, door slechte woningtoestanden aangericht. Zy slepen zich van geslacht tot geslacht voort en bij stijgenden aanwas van bevolking wordt niet alleen het voortbestaan van oude krotten bestendigd, maar verrijzen telkens nieuwe gebouwen, die, hoewel na kort of lang tijdsverloop tot behoorlijke huisvesting ongeschikt, op hun beurt wederom gedurende meer dan één menschenleeftyd de minst be voorrechte lagen der bevolking tot zich trekken. Tenzy alsnog van hoogerband krachtig wordt ingegrepen, breidt het aantal woningen, door onvoldoende hoedanigheid of door overbevol king, voor haar bestemming niet berekend, zich jaarlijks uit. Een derde overweging, welke staatsbe moeiing met de onderhavige materie op den voorgrond brengt, ligt in de omstandigheid, dat bier geenszins een geheel nieuw terrein, tot dusverre aan bestuurszorg onttrokken, wordt betreden. Integendeel, hier wordt voortge bouwd op bestaande grondslagen. Ook by de bestaande wetgeving is byv. in beginsel wel de bevoegdheid der overheid om toe zicht uit te oefenen op woningen en om te waken tegen misbruiken, erkend, maar van die bevoegdheid wordt tot heden, ook om dat zy onvoldoende is geregeld en uitge werkt, te weinig gebruik gemaakt. Vóór alles moeten de gemeentebesturen, reeds lang tot behartiging van dit volksbelang geroepen, tot krachtiger optreden worden geprikkeld, desnoods gedwongen; moet het particulier initiatief worden aangemoedigd en moet hetgeen de werkzaamheid van plaatse- ïyke besturen en van particulieren belem mert uit den weg worden geruimd. Ten vierde: de hier beoogde hervorming kan worden verwezenlijkt zonder te groote offers van de schatkist te vergen. Zelfs is meer dan één doeltreffende maatregel aan te wyzen, die geenerlei onkosten na zich sleept. Wel wordt ook by dit ontwerp het verleenen van geldeiyken steun niet uitge sloten, ja wordt zelfs het verleenen van dien steun in een afzonderlyke afdeeling geregeld, maar dit voorstel gaat uit van de grond gedachte, dat met betrekkeiyk geringe lasten een res.ultaat kan worden bereikt, dat in de toekomst voor Staat en gemeenten zelfs financiëel voordeelig zal biyken te zyh.' Wat kan van overheidswege tot verbete ring der volkshuisvesting worden gedaan? De overheid is niet by machte te zor gen, dat aan ieder een behooriyke woning worde verstrekt, maar zy kan langs verschil lende wegen meewerken tot verbetering der woningtoestanden. De voornaamste oorzaken der slechte toestanden op dit gebied zyn de volgende: lo. de mogeiykheid om slecht ingerichte, voor de gezondheid scbadelyke woningen by voortduring te verhuren; 2o. de weinige geneigdheid om aan woningen, welke dreigen onbewoonbaar te worden, de noodige verbeteringen aan te brengen; 3o. de aanbouw van insolide, aan de matigste eischen niet voldoende woningen, welke zoo niet terstond, dan toch na eenige jaren het aantal krotten zullen vermeerderen; 4o. onvoldoende aanbouw van goede woningen; 5o. financiöel onvermogen, waardoor velen genoodzaakt zyn zich met een slechte woning te behelpen. Het streven moet zyn deze oorzaken zoo veel mogeiyk weg te nemen. Geboel gelukken z.l cit natuuriyk nimmer, zelfs Diet indien particuliere krachten en overheid zoo krachtig mogelyk samenwerken. De armoede zal uit de maatschappy niet verdwynen, en zoolang er armen zyn, die slechts weinige stuivers weekhuur voor een woning kunnen betalen, zullen er zyn zelfs die zonder steun van anderen dakloos zouden wezen. Hier echter bestreedt men het pad der armenzorg, liggende buiten het terrein van deze wet. Hen, die te arm zyn om een slechts aan zeer gematigde eischen voldoende woning te betalen, moet de liefdadigheid te hulp komen. Zelfs al ware het mogelyk met één slag alle krotten op te ruimen en goede en gezonde woningen daarvoor in de plaats te stellen, zoo zou toch de liefdadigheid niet kunnen worden gemist. Daarmede is echter Diet gezegd, dat alleD, die klagen: wy kunnen een betere woning niet betalen, inderdaad daartoe geheel onmach tig zyn. Vooreerst zyn de slechte woningen niet altyd de goedkoopste. Niet schaars zyn de voorbeelden, dat gezinnen, die jaren lang in een ongezond krot nestelden, niet of slechts met veel moeite waren te bewegen die woDing voor een betere in de buurt te verwisselen, al werd hun ook de gelegenheid aangeboden beter te wonen zonder iets meer te betalen. Ook aan slechte toestanden raakt men gewend. Tegen verhuizen wordt opgezien. De huisheer heeft hen altyd goed behandeld en zag het door de vingers, als zy eens een enkelen keer een week huur ten achteren waren 1 IntusBchen, dat alles is geen regel. Vooral in de groote steden zyn verhuizingen zoo talryk, dat men geen tyd heeft om aan een bepaald plekje gehecht tef worden. Veel moer komt het voor, dat men- zich met een slechte woning blijft behelpen, o®dat men in de oude buurten, in het centrum^ wil bljjven wonen en in die buurt geen betere woningen tegen matigen prys beschikbaar zyn. Men wil daar biyven wonen, omdat men wil biyven wonen in de buurt van de fabriek, waar men werk zaam is, van de inrichting, waaraan men ver bonden is, van de klanten, die men moet bedienen. Niet altyd is dat bezwaar voorgewend. Soms moge het slechts gemakzucht zyn, die de gezondheid van vrouw en kinderen doet opofferen aan de besparing van een vry on- beteekenende wandeling, zeer dikwyis zyn de werkuren zoo lang en is de arbeid zoo zwaar, dat men geen recht heeft den huisvader hard te valleD, die staande voor het dilemma: öf oen slechte woning, öf een lange afstand tusschen werkplaats en huis, aan het eerste de voorkeur geeft. Er zyn er ook, die te goeder trouw onwaar heid spreken als zy zeggen: wy kunnen on mogelyk meer voor huisvesting uitgeven dan wy nu doen. Het is geen regel van drieön, dat eeD| werkman wat by meer voor woning uitgeeft, moet bezuinigen op voedsol, klee ding en wat dies meer zy. Wel is waar kan hetzelfde geld niet tweemaal, voor twee ver schillende doeleinden worden besteed, maar het is een erkende waarheid, dat de wel stand van een gezin niet uitsluitend afhangt van het bedrag van hot weekgeld, in uu. mindere mate komt daarby in aanme;kingde wyz3 van huishouden, de mate van netheid en overleg. Welnu een goede, gezonde woning is bevorderlyk aan huishoudelijkheid en zindelykhold; een slechte woning daaren tegen bevordert onordeiykheid en verkwisting. Het moge waar zyn, dat vele vrouwen, in welke omgeving ook geplaatst; altyd slordig en onpractisch blyveD, daar staat tegenover, dat vele anderen, ofschoon met de beste oor- nemens bezield, den stryd opgaven, omdat zy moesten huizen in een krot, schier zonder licht en lucht, waar de stank niet was te verdrageD, en waar ook met de meeste zorg het steeds grooter wordend gezin niet meer behoorlyk kon worden gehuisvest. Tien tegen één, dat die vrouwen, in een betere omgeving geplaatst-, ook betere huismoeders zullen worden. Ook nog op een anderen factor be hoort te worden gelet. Er zyn helaas vele huisvaders, die een groot deel van hun week geld buitenshuis zoek maken. Ongerymd zou het zyn te willen beweren, dat dit niet meer Z3l voorkomen, indien slechts voor betere woningen wordt gezorgd, maar even onge rymd zou het zyn te willen volhouden, dat uithuizigheid niet door slechte huisvesting wordt bevorderd; dat gemis van een gezel- ligen huiselyken haard den man nooit naar de kroeg jaagt. Gemengd Nieuws. Gistervoormidd ag was het stoom schip „Vtrooa", bestemd voor den heer Frank Rys yk, te Hendrik-Ido Ambacht, om gesloopt te worden, van Rotterdam daarheen onder eigen stoom vertrokken. De slooper G. Gerritsen, uit Hendrik-Ido- Ambacht, deed dienst als stoker. Hy had de onvoorzichtigheid de donkeypomp onder vollen stoom aan te zetten en werd door een slinger aan het hoofd getroffen; doodeiyk gewond stortte hy neder. Gerritsen was een oppassend echtgenoot en vader vjn zes kinderen, die onverzorgd achterbiyven. (D. Ct.) Uit St.-Annaland (Zeeland), alwaar in den laatsten tyd in hevige mate de vlek ziekte onder de varkens heerscht, worden naar aan het „N. v. d. D." van daar gemeld wordt veel door de ziekte pas aangetaste dieren per stoomboot naar Rotterdam ver voerd, voor rekening van een opkooper, ten einde alhier voor het verbruik te worden geslacht. Soms worden zy reeds op de boot gedood, indien de blauwe vlekken zich op de huid beginnen te vertoonen. Den 13den heeft een zware orkaan groote schade aangericht op de Bermuda's. Er zyn veel huizen ingestort, en de meeste openbare gebouwen en hotels zyn beschadigd. Uit Moskou wordt gemeld, dat in het stroomgebied van de Wolga op ver scheiden plaatsen overstroomingen het opge borgen graan grootendeels hebben vernield of beschadigdmen vreest een nieuw tydperk van hongersnooJ. Volgens telegram uit Kopenhagen zyn de Russische 3/m. schoener „Ni olii Lebedelf" en ce Nederlandsche bark „Annette Jantina", kapt. Smit, met elkaar in aanvaring geweest en is eerstgenoemd schip met schado te Kop nhagen binneDgeloopen. De Annette Jantina" heeft ty Dra^ör het anker eewor- p -n; of cit schip schade bekwam is nog niet bekend. Uit S a n-F r a n cisco wordt bericht: Dezer dagen kwam hier de vrouw van een zendeling aan, die met haar man zeer ver in Tibet was doorgedrongen, maar zoDder haar echtgenoot terugkeerde. Toen Mrs. Rynhart den eersten voet zetto in het geheim zinnige land van de DaLi Lama, was zy een jonge, mooie vrouw met bruin haar, een aardige baby op den arm, een ryzige, knappe man aan haar zyde. Haar gclukts het den vreemdeling vyanuig gezinden bewoners van Tibet te ontkomen, maar zy is nog slechts een schaduw van haar vroeger wezen. Hst bleeke, magere gezicht, de diep gezonken, droevig starende oogen, bet gryzende haar en haar gebogen rug, vertellen beter dan woorden, van een ia-treurige geschiedenis. Uit getrokken met een groote karavaan, waren zy door vrienden en oienaren allengs meer en meer verlaten. Door al de ontberingen en koude stierf het kind en werd door de ouders zelf in den mot sneeuw bedekten grond begraven. Door een kleinen Tibetaanschen jongen geleid, ging het moedige paar den Tangla-pas door en kwam in het land, dat tot nog toe alleen door enkele stoutmoedige Europeanen was bezocht, het Lbassa gebied. Ongeveer 150 Engelsche myieu van de stad van den Dalai-Lama verwyderd, werden de beide vreemdelingen aangehouden en gevangengenomen. Men beval hun dadelyk terug te keeren. De zendeling weigerde eerst, doch bemerkende, dat verder trekken toch onmogelyk zou zyD, verklaarde hy zich bereid den terugweg te zullen aanvaarden, zoo men hem toestond een anderen weg in te 6laan dan langs welken by gekomen was. Hot werd hem veroorloofd. Al spoedig verdwaalden de eenzame zwervers en wisten niet wat aan te vangen. „Op een namiddag," zco vertelde Mrs. Rynhart, „torn we dicht by een groote rivier gekomen wareD, ont dekten wy heel in de verte een aantal hutten. Myn man besloot de daar kampeerend6 menschen te gaan opzoeken en bun om bnlp te vragen. Hy zou voor hot vallen van den avond terug zyu. „Toen ging hy, maar ik zag hem voor het laatst. Drie dagen en drlo nachten wa3 ik alleen met myn God. Myn voedsel bestond uit wat gerstenmeel, met sneeuw vermengd. Op den vierden dag stak een man mot eenige ossen de rivier over, en op myn verzoek nam by my mee naar de overzyde; van myn spoot loos verdwenen man bad niemand meer iets gezien. Er restte my Diets dan zonder hem den onbeschryfiyk moeilyken tocht voort te zetten. Na vele avonturen bereikte ik too laatste de grenzen van Tibet." Een moedige Trouw. 9) „O," sprak zy, en elk woord kostte haar inspanning; „u denkt, dat het my kan schelen of uw kaart oud of nieuw is? Wat een idee, kapitein 1 Waarom zegt ge niet, dat ik hier kwam, om de brieven van den generaal te lezen?" Paul, die het b03k weggeborgen had en het potlood, waarmee zy was bogonnen te teekenen, in beslag nam, zag haar een oogen- blik aan met een blik, die den glimlach van haar lippen bande en haar verontschuldiging jfleed verstommon. „Lieg niet tegenover my," zei hy „God weet, dat het buitendien al erg genoeg is. Gy zult niet lachen, als morgen de geesel uw schouders striemt eo de duisternis der gevangenisu verblindt. Dwaas, dwaa3 schepsel Wie ander3 dan een vrouw kan zulk oen dwaasheid bedenken 1" Zy sprak niet, torwyl hy haar aldus be schuldigde; zy leunde tegen den muur, als daagde ze zyn toorn uit. Haar vlugge geest was reeds in de weer, en ze verweet zich- zelve, dat ze zoo'n treurig figuur had gemaakt. Doch hy veroorloofde haar niet, te spreken. Het dichtslaan van oen deur beneden in huis bracht een krachtig waarschuwend woord op zyn lippen. „Luisterl" zei hy, „daar is Ivan Gregorovic. Al3 by u hier vond. Hy sloot het electrisch licht af en trok haar uit het kabinet, naar haar eigen kamer. Ze bood geen weerstand, maar ging mee, als ODbewuat van hetgeen er om haar heen ge beurde. De dag van gisteren scheen ver weg; de draad baars leven was als het ware afge knapt, op het oogenblik, toen zy betrapt werd; zy hoopte niets meer, kon zich van niets rekenschap geven; het was of ze rond doolde in een droom, waaruit ze Dimmer weer zou ontwakeD. Ze had nu de deur van haar kamer geslo ten en lag in een armstoel, starende in de gloeiende sintels van de kachel. Ze trachtte te donker), dat ze was ontwaakt uit haar slaap; de stom van den man klonk als een ver geluid, dat tot haar kwam over do zee. „Mejuffrouw," sprak hy, een stap nader komende en voor haar biyvende staaD, „eer ik vertel, wat ik hedenavond heb gezien, waartoe eer en plicht my dwingen, wil ik u vrageD, of ge my iets te zeggen hebt." Zy bleef in de gloeiende asch staren; een flauw glimlachje vloog over haar gelaat. „Wat zou ik u zeggen?" vroeg ze schou derophalend. „Is het in Rusland zoo'n groote misdaad, een boek in te zien, dat aan een ander behoort?" „Het is een misdaad," antwoordde hy rustig, „waarvoor mannen en vrouwen weg- kwyaen in de cachotten eener vesting of by het werk in de mynen; het is een misdaad, waarvoor menig man ten doode is gegeeseld op het voorplein van dit huis; het is de eenige misdaad, welke Rusland nimmer ver geet, noch vergeeft. O, dat gy het moest zyn gy, die het plan naar Loaden zondt; gy, die deze ellende over ons allen bracht I Ik kan het niet gelooven, Marian; ik kan niet gelooven, wat ik met eigen oogen heb gezien." Weer had ze geen antwoord voor hem, maar de glimlach week van haar gelaat en zy vouwde de handen samen over haar knie. „Gy begrypt het niet," zei ze na een poos; „gy zult het nimmer begrypen." Heimeiyk bekende zy zichzelve, dat de verlamming van haar geest, waardoor haar tong geboeid en machteloos werd, onverklaar baar was. Zy wist, dat, zoo iemand anders dan haar beminde haar had gevonden in de kamer van den generaal, zy haar rol vol maakt zou hebben gespeeld, met do onschuld en verrassing, welke haar tot dusver voor elke verdenking hadden kunnen vrywaren. Maar voor Paul was zy stom. Zy schaamde zich doodeiyk over haar werk. Ze vreesde niet voor de gevolgen, omdat zy er nog geen idee van had, welke dat zouden zyn; maar de gedachte, dat haar beminde het had ontdekt, verlamde haar. Hy liep inmiddels de kamer op en neer, in doodeiyke onzekerheid en droefheid. „Gy zegt, dat ik het niet begryp l" riep hy eindelyk, verbitterd door haar zwygen; „niet begryp, als ik u vind, mot de kaart in de hand en het potlood aan het werk! Dat niet begrypen 1 Ben ik dan een kind? Moet ik myzelven nu nog wysmaken, dat het oen ander was, en niet gy, die het plan naar Londen stuurde? Moet ik een anderen spion zoeken in Kroonstadt? Bah! waarom nog woorden te verspillen, nu elke minuut kostbaar isl" „Gy behoeft naar geen ander te zooken, Paul," sprak zy, opstaande en hem vast aan ziende, als had zy een besluit genomeD; „ik alleen deed wat gy zegt. Niemand hielp my. Ik toekende het plan en stuurde dat naar Londen. Ik ben despion, zoo ge dat woord wilt gebruiken. Ik vraag u niet, mede- lyden met my te hebben, of aan my te denken; ik ben uw hulp Diet waardig! Ik kan alleon blyven in de toekomst, zooals ik tot nu toe alleen gebleven ben. Gy zegt, dat uw plicht gebiedt, hun te vertellen wat gy gezien hebt; goed, ga het hun zeggen ik wacht, tot ze my komen halen. Ik ben niet bang; waarom zou ik voor myzelve vreezen?" Zy had al haar moed byeengeraapt en stond voor hem met fonkelende oogen en hooggekleurde waDgen. Hy moest bekennen, dat hy nooit zulk een schoon schepsel had ge zien, en plotseling herinnerde hy zich zyn liefde. „Waarom ik voor je vrees, Marian? Kan je dat nog vragen? Zou ik myn leven niet voor je willen geven? Treft mij Diet elke slag, die jou raakt? O, je weet wel, wat het isl Als ze jou van my wegnemoD, ontrooven ze my alles, wat ik op de wereld heb. Waarom wilde je my niet vertrouwen? Je hebt dat werk gedaan voor gold; waarom zei je my niet, dat je zorgen hadt?" „Jou om geld vragen?" riep ze met toornig verwyt. „Zeker, als je daardoor jo zelve gered hadt van deze schande." „Hot is geen schande, brood te koopen, om een kind te eten te geven. Dat is myn misdaad; ik ben bereid, er voor te boeten." Hy staarde haar aan in de grootste ver bazing. „Nu is het myn beurt, te bekennen, dat ik niet begryp," zei hy; „en ik moet be grypen; ik moet alles weten, Marian. Ik kan' nog je vriend zyn, als je openhartig tegen my bent. Maar dan moet je ook niets terug- houden; je moet tegen my spreken, zooals je tegen je eigen broer zoudt doeD." „Ik zal niets verzwygen, Paul er valt niets te verzwygen. Ik stuurde de brieven naar Londen, omdat ze er geld voor boden; ik ben arm en er is in Engeland een kind, waarvoor ik zorgen moet. God sta hem byl" Zy zonk snikkend in de sofa; want de gedachte aan het kind bracht haar tot de workeiykheid terug. Doch Paul's armen schoten haar aanstonds te hulp; hy drukte haar aan zyn hart en vergat, dat hy haar rechter was. „Er zal je geen leed geschieden, lieve," troostte by; „als je maar op my vertrouwt, is er misschien nog een uitweg te vinden. Ik heb je immers te lief gehad, om niet te wenschen, dat je gered wordt. Wees oprecht, opdat ik kan weten, hoe ik je van dienst, kan zyn. Je zegt, dat er een kind is in' Engeland? (Wordt ver volg dj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 9