N°. 12137 Maandag 1® September, A0. 1899 feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon~ en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F euilleton. Een moedige Trouw. 8) LEIDSCI M&BLAD. PBUB DEZEB COTTBABTl Toor Leldee per 8 caaanOeo. 1.1& Stanco per poet Altonderlilke Nommer» 0.05. PBUS DER ADVUBTEFITÈN i VaD 1-6 regels f I 06. Iedere regel meer O.i7|. - Gfectai* lettere oaar plaatsruimte Voor het Incasseereo bulten de wordt f 0.05 berekend In de Nieuwe Delftsche Courant lezen wy: By de invoering der Schoolwet van 1878 "Was er groot gebrek aan onderwijzend per- eoneel. By koninkiyk besluit werden er toen over bet geheele land inrichtingen geopend, die den naam Ryks-normaalscholen kregen. Veel van die inrichtingen hebben in den loop van een kleine twintig jaar een 'aardig contingent ondorwyzers en onder wijzeressen opgeleverd, en gaan nog voort veel jongelui voor de akte als onderwijzer te bekwamen. Daar zijn evenwel ook normaalinrich tingen, en het aantal daarvan is heel niet klein, die gedurende haar bestaan een kwij nend leven leidden, weinig leerlingen telden en van wier leerlingen nog een klein percent maar slaagden ook. Dat waren en zijn nog de peperdure Rijks-normaallessen. Verleden jaar reeds ging een bericht door de Pers, waarin gemeld werd, dat de Minister een opgave had gevraagd van het aantal leerlingen van elke normaalschool, aan wie over de laatstverloopen vijf jaren de akte als onderwijzer was toegekend; en dat de Minister naar aanleiding der ontvangen opgaven van plan was een aantal normaallessen op te heffen. Eenzelfde bericht doet nu weder in de Pers do rondo. Men meldt nu wederom, dat de Minister opgave heeft gevraagd van het aantal geslaagde candidaten by de jongste examens voor de akte als onderwyzer. Op dit oogenblik bestaat er geen gebrek aan onderwyzers meer; het is integendeel te voorzien, dat de markt binnenkort weer overvoerd zal zyn. Redon voorzeker voor den Minister, om tot een geleldbiyké opheffing van die inrichtingen over te gaan, welke wel schrikbarend veel geld kosten, maar zoo goed als geen resultaten opleveren. De onderwyzers aan zulke inrichtingen ont vangen een bebooriyk salaris, de leermiddelen kosten handen vol geld, waarvoor? Vooréón of twee leerlingen, die hun diploma als onder wyzer machtig worden. En de Minister heeft waariyk het geld maar niet voor hetgrypen. En al was dit het geval, dan kon hy nog zulke dure, resultaatlooze inrichtingen niet laten bestaan. De Maasbode zegt thans na de Memorie Van Antwoord op het Kamerverslag over den leerplicht: „Het koste, wat het kost, de leerplicht moet er door. Met en benevens het herhalings- onderwy8." Ziedaar in twee regelen het standpunt van den minister van binnenlandsche zaken weer gegeven. Verplicht lager onderwys gedurende zes of z^e v e n jaren Men had de wenkbrauwen gefronst. Ik doe er geen jaartje af, zegt Z.Exc. uitdagend. Afsnyden althans van den staart „herhalings- onderwys"? hadden t-oeschieteiyke tegenstan ders gebeden. In geen gevalt De minister heeft die bede gewezen van de hand. Maar de kosten, Excellentie l Nu ja, luidt het antwoord, myn raming zal wel niet zoo precies zyn geweest, doch daarop moet ge niet letten. En de groote adresbeweging? Ocb, die beteekende eigeniyk niet veel, volgens den heer Goeman Borgesius. Maar het byzonder onderwys zal geknakt worden door die leerplichtwet l is er opge merkt. Kom, kom, zegt Z.Exc.waar denkt ge aan? het byzonder onderwys zal er juist wèl by varen 11 De onderwyzers dan? Die krygen, door het herhalingsonderwys, zwaar en vermoeiend werkl Onnoozelen, lacht Binnenl. Zaken; hun taak wordt juist lichterl Denk eens aan de gevaren voor de zedelyk- heid, voortspruitend uit den omgang, by avond, van jongelieden beider kunne! Dat bezwaar deelden toch alle tegenstanders en zelfs voorstanders zonder uitzondering. Hoe is het nu toch mogeiyk, roept ZExc. uit; zoo iets oefent, juist uit zedeiykheidsoogpunt, „een invloed ten goede" uit. Waarborgt Uwe Excellentie dan althans de subsidiën aan het byzonder onderwys? Ho, ho, kalmpjes aan; dat komt later, zegt de minister en glimlacht veelbelovend. Men staat verbaasd over deze ministeriêele dósinvolture. Het moeten dan wel krachtige, doorslaande argumenten zyD, die de minister geeft om zyn houding te rechtvaardigen, geheel nieuwe ge zichtspunten, die hy opent? Eigenaardige zeker. Luistert: „De bezwaren acht de minister overdreven.." „De minister is overtuigd „De minister ziet het nut niet in„Geenszins geeft de minister too„Hy begrypt niet, hoe het mogeiyk is„De minister stelt zich op het standpuntEnz., enz. Wat dunkt u? In trouwe, de minister stelt zich op een standpunt. Een zonderling standpunt l Het standpunt van den regent, die do be kende leus wyzigtin: Voluntas factionis 8uprema lex. En der socialisten steun wordt gebedeld met het uitzicht op de mogeiykheid van school- voeding en scboolkleeding. Droever staatsstuk, boller aan argument, zagen we zelden. Een nietig scbyn-concessietje wordt aan de tegenstanders gegeven: de gemeentebesturen zullen het verplicht herhalingsonderwys voor de jongens niet met een jaar mogen ver lengen. Wat ze al niet behoefden te doen. Deze lievigheid zal geen tegenstander van het ontwerp bekeeren. En indien dit ontwerp niet ten val kwam, zou het getuigen van wat we in de Nederland- sche volksvertegenwoordiging nog niet aan schouwden: van Byzantinisme. De Nederlander heeft ook een artikel over Leerplicht en deelt mee, dat er tegen het wetsontwerp 1162 adressen zyn ingekomen; er vóór niet meer dan 17. „En wie willen dien dwang opleggen aan de natie? Dien dwang; want het gaat niet om her halingsonderwys, waarvan zeker zeer velen voorstanders zyn, maar om den daarby uit te oefenen dwang, waaraan allen, jongens en meisjes beide, overal, zullen worden onder worpen. Die dwang wordt verlangd door het Cen- traal-Be8tuur van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, met 7 locaio arbeiders verenigingen. Voorts door drie onderwyzersbondendoor don Protestanten Volksbond te Arnhem; een radicale en een paar liberale kiesverenigingen; door het Nut en door Volksonderwys. Let men op de geestesrichting van al deze adressanten, dan gevoelt ieder uit welken boek hier de wind waait. Dat de openbar onderwyzers de invoering van dezen dwang, die gepaard zal moeten gaan aan de ver meerdering van hun inkomen, met verlangen te gemoet zien, spreekt vanzelf. Zy hebben dan ook niet vergeten op dit punt vermeer dering van inkomsten de noodige aandacht te vestigen. Onder deze adressanten bevindt zich geen enköle Roomsch-Katholieke vereniging of schoolbestuur." De Nederlander verwacht, dat do Kamer in ieder geval den waggon met het verplicht herhalingsonderwys zal afhaken. „De aanhaking beschouwen wy als een po litieke handigbefd, verricht om do uiterste linkerzyde tevreden te stellen, nu de Regee ring zich verplicht had gezien de aanvanke- ïyk voorgestelde verlenging van het onderwys in de lagere school tot het 14de jaar terug te nemen. Om dezen terugtocht tegenover de ontevredenen goed te praten, zal geparadeerd worden met de „verplichte herhalingsschool." Niettemin zal, ondanks1 de ministeriêele ver dediging, het aanhangsel wel door do Tweede Kamer worden verwyderd. Wy zullen er maar niet te veel woorden- aan verspillen." Het blad wyst dan op do eenstemmigheid, waarmee de invoering van dezen leerdwang door de voorstanders van de „Scholen met den Bybel" wordt veroordeeld. Geen stom er vóór gaat op. „Maar het is toch niet aannemeiyk, dat, als er onder de anti-revolutionairen, of liever onder de voorstanders van „Scholen m6t den Bijbel," eenigszins belangryke beweging was vóór leerdwang, deze zich niet zou hebben geopenbaard. Waar ieder zoo geneigd is als by ons om zyn eigen gang te gaan, is bet zeker zeer opmerkeiyk, dat de tegenstand tegen leerdwang zóó algemeen, en by de voor standers van do „Scholen met den Bybel" zoo goed als eenstemmig is. Dit is te merkwaardiger, omdat de byzon- dere onderwyzers er wellicht financiöel be lang by zouden hebben dit wetsontwerp te zien aangenomen, terwyl de massa school besturen, die zich tegen leerdwang uitspreken, tooh wel geacht mogen worden voor het on derwys niet onverschillig te zyn." Het blad meent dan deze eenstemmige oppositie te mogen toeschreven eensdeels aan het financiöel bezwaar, dat de ouders ten platte lands den arbeid der kinderen niet kunnen ontberen, en anderdeels aan het principal bezwaar, dat men, door deze wet te aan vaarden, aan de overheid feiteiyk de beslissing over de opvoeding der kinderen in handen speelt. Zoolang we nog niet „de vrye school voor heel de natie" hebben, moet wie deze vryheid liefheeft zich tegen de wet verzetten. Het heet, aldus scbryft Eet Huisgezin dat de Ongevallenwet het allereerst in de nieuwe zitting der Tweede Kamer zal worden behandeld. Om twee redenen vindt Het Huisgezin dit ongewenscht. Vooreerst omdat het onver- mydeiyk gevolg daarvan zal zyn, dat de behandeling der Begrooting zal worden ver traagd en de laatste hoofdstukken togen Kerstmis zullen moeten worden afgehamerd. In de Eerste Kamer komt ze dan pas einde Januari of begin Februari aan de beurt, zoodat de onregelmatigheid herhaald wordt, dat een maand lang uit de schatkist wordt geput, zonder dat de geldon door het Parle ment zyn toegestaan. Het is waar, ook in vorige jaren is deze onregelmatigheid begaan, maar dit neemt niet weg, dat, indien men daaraan ten laatste eens een einde zou willen maken, men daarin door de behandeling der Ongevallenwet zou worden verhinderd. De tweede reden is dez9: de mogelykheid bestaat, dat de Ongevallenwet verworpen wordt. Gevolg daarvan zou kunnen zyn een ministeriêele crisis. Trad een nieuw Ministerie op, dan is het niet zeker, dat dit de voor gestelde Begrooting van zyn voorganger ongewijzigd zou overnemen. Maar al ge schiedde dit, vertraging zou er in ieder geval uit voortvloeien, wat met het oog op de behandeling der Begrooting hoogst ongewenscht zou zyn. Waarom dus niet de volgorde omgekeerd: eerst m6t bekwamen spoed de Begrooting behandeld en dan, indien de tyd het toelaat, de Ongevallenwet nog vóór Kerstmis? In het gewone leven zou een ieder deze volgorde redelyk vindeD, waarom ook niet by den parlementairen arbeid? Indien onze militaire autoriteiten willen meewerken om den persoonlyken dienst plicht aannemeiyk te maken, dan is de wyze, waarop by de militaire manoeuvres in den omtrek van Den Haag wordt te werk gegaan, daaraan weinig bevorderlyk, zegt de Zutf. Crt. Wy hebben medegedeeld, wat daarover aan De Standaard werd gemeld. Mededeelingen in andere bladen en gegevens, die werden verstrekt door een milicien uit een der dorpen in de Graafschap, geven reden om te gelooven, dat het in De Standaard gegeven relaas in hoofdzaak juist was. Na te hebben meegedeeld, wat er over de zaak in eenige bladen werd geschreven, zegt dan de Zutfensche Courant verder: Onze milicien, die aan de bedoelde „kleine" manoeuvres deelnam, bevestigt al deze ver halen, en voegt er aan toe: „Zooal8 u daarin kunt lezen, zyn van elke compagnie 23 of 24 man ten gevolge van do doorgestane vermoeienissen ziek geworden, d. i. per regiment 460 a 480. Wy, van het vestingbataljon, die om half zeven uitgerukt waren, kwamen 's avonds half dood thuis. 's Morgens om zes uur hadden wy soep gekregen, maar geen mensch, die ze heeft gegeten of kon eten. Daarby kregen wy een kom koffie in de veldflesch en een portie boter, anders niet, behalve het droge kommies brood, dat wy bespaarden om onderweg wat te eten te hebben, zoodat wy met een leege maag vertrokken. Toen wy na dien vermoeienden marsch 'savorids thuis kwamen, was vergeten, de aardappelen af te gieten, en het water was in de aardappelen getrokken. In één woord gezegdze stonken. Er was geen mensch, die er van at. Toen ik op den marsch er uit viel en achter bleef, zeide de kolonel, die my voorby reod: „Wat mankeert je?" Ik antwoordde: „Kolonel, ik kan niet meer loopen; ik heb myn voeten heelemaal stuk geloopen." Zyn antwoord was: „Ben je gek? Allez, sluit je achter by den troep aan. Ben jelui gek!" De ziekenwagens waren vol, en zoo bleef men maar liggen. Ik ben zelf door een heer per rytuig thuis gebracht." Het Vaderland heeft do bestryders van zyn stukje Atjeh-ellende (zie ons vorig Overzicht) nog kort geantwoord. Van de verdediging van de dynamiet- bommen door De Tijizegt Het Vaderland dat zy precies overeenkomt met wat rnze vrienden „overkant de zee" ter verdediging hunner dum-dum kogeltjes in het midd* n brengen. „De Afrikanen zyn nu eenmaal zoo taai, dat een gewono kogel ze niet buiten gevecht stelt, en dus moet men wel, om spoedig van hen af te komen en eigen soldaten te behou den, een kogeltje gebruiken, dat ze vaneenryt en uit elkaar doet spatten! Wy geven toe, dat, waar het in don oorlog nu eenmaal zaak is den vyand zoo spoedig mogelyk ten ondor te brengen, de grens tusschen geoorloofd on ongeoorloofd wapentuig niet altyd gemakko- ïyk te trekken is, maar toch zyn er eischen van humaniteit, die niet overschreden mogen worden, en voor ons gevoel laat de veront waardiging over Engelsche dum-dum-kogels zich niet rymen met de gelatenheid, waar mede wy gedoogen, dat allerlei moordtuig tegen de Atjehers wordt gehanteerd. Reeds de smadelijke, byna wellustige beschryving, die ooggetuigen weten te geven van de aan gerichte bloedbaden by zulk een „Massenmord" getuigen van den demoraliseerenden invloed, dien de oorlog op den duur op den troep moet uitoefenen. En dat is oen van de redenen, waarom wy niet zullen ophouden te vr3gen, wanneor bet eindelyk uit kan zyo." Het Handelsblad had gevraagd of Het Vaderland niot wist, dat de troepenmacht reeds verminderd is tot op de sterkte, die ei was vóór den afval van Oemar. De kamers in haar nabyheid waren alle leeg en donker. Toen zy het kabinet voorby- ging, het heilige der heiligen van Nikoli Stefanovic, verwonderde zy zicb, dat de deur openstond en een lichtstraal naar buiten drong. Slechts eens, zoo lang zy in de vesting Woonde, had zy het gewaagd, die kamers te betreden en haar geheimen te bespieden. Zy wiet wel, dat de boekenplanken, waarop bet lamplicht speolde, een aantal kaarten en documenten bevatteD, welke, zoo zy ze kon machtig worden, een fortuin voor haar zouden zyn; zy wist, dat daar schatten waren weg gesloten, waarvoor spionnen van veel natiën hun leven zouden hebben gewaagd. Nooit ging zy dat studeervertrek voorby zonder een lichte beving. Nu eens dreef haar het duiveltje der onbedachtzaamheid, om binnen te gaan en te kyken, dan weer zei de geest van voorzichtigheid haar, dat daar de levende dood dreigde. Op dezen avond hoorde zy slechts de eerste dier twee stemmen; voorzichtigheid was haar vrLndin niet meer. De wenscb, om aan alles een eind te maken, om Rusland en het land der dienstbaarheid te ontvluchten, beheerschte baar en deed al het andere vergeten. Zy smachtte naar het geluid van haars broeders stem in de Eogelsche dieven, die zy liefhad. Uit de duisternis kwam tot haar een boodschap, die zei: Zoek, 6n al wat ge noodig hebt, zult ge vinden. Zy wilde er niet naar luisteren en de stem haars harten zei, dat ze het land van den man, dien zy liefhad, niet langer mocht verraden. Dit dreef haar terug van de deur, maar niet ver; want dadelyk stond zy stil om te luisteren, of ze ook oenig geluid hoorde. Toon zy Diets vernam, overreedde zy zichzelve met minder teere argumenten; ze bedacht, dat, als de zomer kwam, zy in Engeland terug zou zyn; dat het loon voor haar werk dan zou betaald zyn door de Engelsche regeeriDg, en dat ze een tehuis zou bouwen, een veilige haven voor hun liefde. Zoo bleef zy daar, door aarzeling aan de plek geboeid. De diepe stilte rondom was een verlokking te meer; ze was over tuigd, dat geen sterveling in huis op dit oogenblik dacht aan den noordelyken vleugel. Een sterke, onweerstaanbare drang dreef haar ten slotte terug naar haar eigen kamer. Ze nam een boek met novellen op en stak behendig een velletje papier en een potlood tusschen de bladen. Snel en stout, gewapend met al baar moed, liep zy terug naar bet kabinet en trad er binnen. Ze stond nu in het heilige der heiligen, en de schaduw des doods was over haar. Het was een ruime kamer, weinig en slecht gemeubeld, maar talryke boeken bedekten de wanden. Een zware scbryftafel nam de eere plaats in; zy was bedekt met stukken en documenten ia een decoratieve wanorde. Marian kon zien, by den zwakken licht straal, die door het open deurtje van de groote kachel drong, dat de generaal heel kort geleden bezig geweest was met zaken van publiek belang; want een groot stuk blauw schryfpapier lag open in zyn vloeiboek en de pen was van het inktetel gerold en had het papier bemorst. Een zwaar in rood leer gebonden boek lag vlak by den brief, waaraan hy geschreven had, en een half ge ledigd glas wyn wees aan, dat hy zyn werk enkel bad afgebroken om te gaan dineereo. Dat werk zou hervat worden, als de klok negen sloeg. Marian herinnerde zicb, dat bet niet ver over achten was, en met die herinnering kwam een nieuwe vrees by haar op een vreos, als zy had gevoeld, toen zy ontwaakte in haar armstoel. Heftig greep het haar aan; woer had zy het gevoel, dat onzichtbare oogen haar gadesloegen in het duister. Zy liep de kamer uit en stond bevend in de gang. Het was, of de kille hand des doods haar had aangeraakt. Maar de angst bedaarde spoedig, zooals gewoonlyk. Zy lachte om haar zelve, eer een minuut verstroken was, en schepte moed. Ze overlegde, welk excuus ze kon geven, als iemand haar in do kamer vond. Ze kon zeg gen, dat de kacheldeur open was en dat ze een vonk had zien vallen. Toen ze ten tweeden male het vertrek be trad, gaf een sterke hoop haar kracht en vastberadenheid. Het was de hoop, dat onder des generaals papieren een kaart zou zyn van fort Peter, het voornaamste deel der vesting. Dit ontbrak nog slechts aan haar werk. Vrouwelyk instinct zei haar, dat die kaart ergens op de boekenplanken zou liggen. Ze begreep, dat ze licht moest hebben, en, stoutmoediger wordend, vond zy, tastend, bet knopje der electrische geloiding en een bundel heldere stralen verlichtte het vertrek. Hot licht deed haar schrikken. Zy hield beide banden voor de oogen en stond ten derden male besluiteloos. E?rst na verscheidene minuten was zy in staat, de vergulde titels op de ruggen der boeken te lezeD; maar toen kwam een groote vastberadenheid; zy nam een kaart van do plank en sloeg ze open. Het was de kaart der zuidelyke doorvaart, waarin fort Peter staat; zy las den naam met biydschap en opende haar boek, om er potlood en papier uit te nemen. Maar eer ze die kon gebruiken, werd een hand op haar schouder gelegd, en toen zy opsprong met een kreet, stond zy van aangezicht tot aan gezicht met Paul Zassulic. De kleine komedie van het excuus, die zy zoo mooi had bedacht, mislukte volkomen in dit beslissende oogenblik. Toen zy haar geliefde een oogenblik had aangezien, wist zy, dat ze geen woord had om hem te antwoorden; al haar moed begaf baar en bleek en bevend stond ze voor hem, om zyn beschuldiging aan te hooren. IV. Het roode boek met de kaart van do zui delyke doorvaart was op den grond gevallen door de beweging, door Marian in baar ont steltenis gemaakt. Paul zette hot op zyn plaats in de ry der boeken, eer hy tot haar sprak. Zy vond deze handelwyze koel, wreed byna, maar ze zag, dat de hand, die bet boek vasthield, beefde, en ze wist, dat by in grooto vroeze was om harentwil. „Paul," zei ze, eindelyk do spraak terug vindende, „wat doe je? Waarom spreek ju niet tegen my?" Hy draaide zich om en toonde haar een gelaat, ontsteld door smart en toorn. „Ik berg de kaart wog, die uw belang stelling wekte, juffrouw; ze is tien jaar oud en zou u van geen nut zyn. Er zyn ander6, maar die laten wy niet slingeren voor amusement van iedereen. Die zyn weg gesloten in de kluis, en ik heb geen valscbe sleutels, juffrouw." De spottende toou trof haar als een zweep, slag. Verdriet over haar eigen dwaasheid, de zokerheid, dat het geheim van haar leveu geen geheim meer was, brachten tranen ia haar oogen. Dit, dacht zy, was bet einde van alles, van haar droom en van baar vryheid. Morgen zy durfde niet denken a?.n morgen. Zy probeerde te lachen, maar dio lach was schor en gedwongen, en zy bad alle moeite, om niet in snikken los te fojr«cAn. Wordt vot colqd*,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5