I N°. 12122 X>oiicTerdag: 31 Augustus( A\ 1899 feze fouiant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Het overhemdsknoopje. LEIDSCH DAG-BEAD. PBJJS DEZER COTJRAUTJ Voor Lelden per 8 maanden, s Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.10. 1.40. 0.05. PRUS DEB AJJVERTENTIËBfl Van 1-0 rogels f 1.06. ledero regel neor f 0.17|. Grootera letters naar plaatsruimte -» Voor het incasseeren bulten do stadj wordt f 0.05 berekende Tweede Blad. Wy hebben in de discussie over hetgeen voor onzen zeeman te doen valt reeds eenmaal de stem van een zeeman zeken gehoord, die zei: „Niet aan wal, maar aan boord moet de oorzaak van het kwaad ge vonden en te keer gegaan worden." L'hans komt een vriend van dan zeeman, do üeer S. G., to Heldor, iii de Nieuwe Rotterdamsche Courant gelijke opmerking maken. Z\jn uitgangspunt is de raad van een der schryvere, dien men zich herinneren zal: „Hot oprichten van een groote tingeltangel". Zoo er ooit sprake kan zyn, iemand steenen voor brood te geven, dan. wel langs dezen weg, meeit de heer S. G. Hu zoell het kwaad op zee, en geeft een beschrijving van den ellendigen toestand van den lageren schepeling aan boord. Hy noemt voorbeelden van slecht voedsel krijgen, ja, honger lyden. Niemand bemoeit zich met don minderen schepeling; van den passagier heeft hy zich op eerbiedigen afstand te houden. Meermalen hoorde de heer Q. een matroos zeggen: „Mynheerl zy myden ons zoo, bet is of wy vergif aan ons hebben." Losge laten en verlaten leeft hy de gansche reis, enkel met personen van geiyk of minder gehalte, werkend tot hij er by neer rolt. De jongens aan boord hebben van allo kan ten te lydon; voorbeelden van mishandeling, van onmeedoogende hardheid, ook bjj ziekte, zyn niet zeldzaam. Ik durf dan ook beweren, zegt de schr. dat het verbiyf en de behandeling aan boord de schuld ie, dat de zeelieden zodeiyk zoo diep zinken. Velen mtfnef- kennissen onder de zeelieden zyn kinderérigö'Weest uit fatsoen lijke werkmansgezinnen. Wat-zyh ze ge worden? Door allerlei uitspattingen aan den wal trachten ze het leed te vergeten, dat ze aan boord geleden hebben of lyden zullen. Voeg daarby het geringe loon. Wil men wat verbeteren: allereerst het leven aan boord. Opleidingsschepen in de havens. Op deze schepen ïlleen jongens plaat sen, die de lagere school hebben doorloopen. Op Nederlandsche schepen geen jongens aan monsteren, dan van de opleidingsschepen. Het mishandelen'aan boord streng tegengaan. De voediDg late niets te wenschen over. Een behooriyke rustdag worde aan boord verzekerd. Voor betere huisvesting, ontspanning, lectuur worde gezorgd. Populair wetenachappeiyke werken, vooral aangaande z'yn bedrijf, vallen den zeeman in den smaak. En by beter loon, zou menig zeeman trou wen, die nu geen vrouft in de armoe wil meeslepen. Komt nu een schip binnen, dan staat de man. Ouders veelal dood. Familie wyd en zijd verspreid. Daar komt de huur- of monsterbaas en het heele leger van uitzuigers den armen drommel bespringen. En zoodra by is uitge schud, wordt hy weer geholpen aan een huur: dat wil zeggen, verronseld op een manier, dat Pikbroek soms niet oens weet, met welk vaar tuig hy moet uitvaren. Stel don zeeman in staat voor een huis houden te zorgen en zie eens wat hy dan na behouden reis zal doer. Of hy zyn dagen van rust in den gezolligen kring van vrouw en kinderen zou doorbrengen 1 Ik verzeker het u. En als dan de zaken in alle landen zoo geregeld waren, wellicht dat het zwalken van de zeelieden langs straat een einde zou nemen. Wy zouden bet met onze Hollandsche jongens kunnen probeeren, en ging het goed, het initia tief tot een internationaal congres nemen. De grootste moeite om tot een beteren toe stand te geraken zal men waarschynlijk van den kant der reeders ondervinden. Immers, als de varensgezel aan den wal goed afge tuigd wordt, is hy genoodzaakt zoo spoedig mogeiyk weer zee te kiezen, en kan er dan niet zoo heel nauw op letten of hy voor een karig loon wordt aangemonsterd. By een slechten toestand hobben feeders direct gelde- ïyk voordeel. Zy vragen er niet naar of de kapiteins huiverig zyn om m6t een samen raapsel van allerlei gespuis uit te varen. Do schryver hoopt niettemin, dat de grooto moeilijkbeden geen beletsel zullen zyn om de hand aan den ploeg te slaan, en een eind te maken aan het schreiend leed, den armen zeeman aangedaan. X. schryft in Het Nieuws van den Dag: „Da onlangs door een der divisie-com mandanten gehouden inspectiön hebben meer dan ooit de gemoederen in beroering gebracht en do aandacht getrokken van het publiek. De generaal heefc daarby openiyk uitge sproken, dat „mor/' b zig was, ons leger te desorganiseeren en er een tweede editie schuttery van te maken I Door woorden en daden heeft die autoriteit te koenen gogoveD, dat hy een beslist tegen stander ia van don achtmaandschen diensttijd, van het reservekader en van de voorberei dende militaire winterooftningen, terwyi by op ondubbelzinnige wyze van zyn tegen- ingonoraenheid omtrent sommige personen heeft doen biyken. Om dat alles te kunnen afbreken, daarop waren alle handelingen berekend, en zyn er toestanden geschapen, die noodwendig tot verwarring en tot het maken van de meest ongerymde en ongunstige gevolgtrekkingen aanleiding moesten geven. Of nu een zoodanig optreden geoorloofd is?... en te ryraen met de instandhouding eener goede discipline? Zeker is het, dat zulk een optreden niet anders dan hoogst domoraliseerend kan werken." Boete-systeem op onze spoor wegen. Het Handelsblad ontving van „Een Forens" een ingezonden stuk, waarin geklaagd wordt over het onrechtvaardige van een boote, opgelegd aan een jongmenscb, die in een ver keerden trein was gestapt. Dit blykbaar zeer weinig gefortuneerde jonge mensch had met den trein van 5 u. (Gr.) naar de Muiderpoort willen gaan. De trein van 4 u. 42 m. ging echter een kwartier te laat weg en daar deze trein op de plaats van dion van 5 u. stond, stapte onze reiziger daarinen kon pas to Bu8sum den trdin verlaten. Dit was een vergissing, waarvan de schul dige zelf de onaangenaamste gevolgen had te dragen door te Busaum in plaats van aan het station Muiderpoort aan te komen. Doch tot overmaat van ramp moest de armo jongen in Bussum, behalve het retourkaartje van station Muiderpoort, nog een extra-boete betalen. Dat vond „Een Forens" schreeuwend onrecht vaardig ofschoon de stationschef natuurlyk alleen zyn plicht deed. M^ar het voorschrift is onbillyk. Wie zal dat met dien Forens niet eens zyn? Het blad zou hier de vraag aan toe willen voegenBestaat er wel eenige roden voor het strenge boeto-systeem Iodien het systeem dient om fraude te voor komen, dan zal iedereen toe moeten geven, dat een botto van /"3 a 5 daar niet vol doende straf voor is. Wanneer iemand blykbaar willens en wetens zonder kaartjo tracht to reizm of op aDdere w(jze het spoorwegpersoneel tracht te mis leiden, dan verdient die persoon voor den rechter te komen en zich daar voor zijn daden te verantwoorden, evengood als iomand, die een brood of een paar schoenen steelt. Dient het boeto-systeeip echter ook om de menschen te verhinderen vergissingen te be gaan, dan is hef yol.strekt overbodig. Niemand stapt voor zyn pleizier in een ver keerden trein, verliest zijn kaartje of vergeet een kaartjo op een voorgeschreven wtfzi te laten afotempelen. In dat opzicht is Engeland ons voor. Heeft men daar geen kaartje, dan mo^t men eenvoudig een ander kaartje nemen. Heeft echter de conducteur ofj de stationschef ge gronde vermoedens, dat fraude bedoeld is, dan maakt hy proces-verbaal op en de rechter maakt uit welke straf moet worden opgelegd. Do directies der sporen missen het recht echter om boeten op te leggen. Is hot niet tyd, dat er aan die onnoodige en onrechtvaardige boeteplagery op onze sporen een eiüde komt? De v o 1 k 8 81 e m m i n g, als hooger beroep van de besluiten der volksvertegenwoordiging, die sedert jaren in Zwitserland zeer goed werkt, werd onlangs door Het Centrum en De Nederlander ook voor ons land aanbevolen. „Ons scbynt het middel goed", zegt De Nederlander, „mits het, buiten de ministers om, door het hoofd van den Staat naar diens persooniyk inzicht wordt uitgeoefend; niet om het volk te doen beslissen, maar om de openbare meening over een bepaalde vraag te polsen; dus zonder met Kamerontbinding gepaard te gaan. Nu de Kamer zich allengs in het bezit heeft weten te stellen van byna geheel de Staats macht, wordt het noodig, om te zien naar middelen, die misbruik van die macht kunnen ke9ron," meent het blad. „Raadpleging van het geheele volk is heilzaam, mits tevens de valsche meeniüg worde tegengegaan, dat het volk zelf die macht kan uitoefenen. Die uitoefening moet altyd uitgaan van het hoofd van den Staat." Ook de Haagsche Courant zou hot denk beeld gaarne zien aannemen, waarby ze opmerkt, dat er in Zwitserland van Kamer ontbinding of bestuurscrisis in vorband met het referendum geen sprake is; hetzy e9n maatregel by volksstemming wordt goed- of afgekeurd, de regeeringslichamen leggen zich er eenvoudig by neder. Een inzender in het Handelsblad, die zich „Hollandsch-Afrikaner" teekent, betreurt het, dat geen Nederlandsche stoomvaart- ïyn onze havens met die onzer stamver wanten in Zuid Afrika verbindt. Do Nederlandsche handel met zyo relaties in Z.-Afrika klopt by de Engelsche reederyen aan om verscheping van zyn goederen! Moge het waar zyn, dat op politiek gebied onze Ned. Regeering niet anders dan onthoudend op kan treden, waar is het evenzeer, dat de Ned. handel niet behoeft aan te kloppen by de E igelsche reederyen voor zyn goederen of voor personen. Want ons vaderland heeft ook een „Buitsche" verbinding met Z.-Afrika; een ver binding, die, wat snelheid, vrachttarieven en gerieflijkheid aangaat, zeer zeker niet voor de Engelsche mailbooten behoeft onder te doen. Immers, de „Deutsche Ost-Afrika Linie" heelt haar stoomers van Hamburg via Amsterdam en Antwerpen naar Delagoabaai en Durban. Op de terugreis doen deze booten niet Amster dam, maar Ylissingen of Rotterdam aan. Onbekendheid met de voordeelen der Duit- sche lyn scbynt ooiziak, dat men meerendoels de Nederl. handelsproducten verscheept met overlading in Engeland. De schr. meent, dat wy daarop grooter aan dacht mooten vestigen. Hyt samengaan van de Duitsche en Hollandsche etambelangen is voor ons gewenscht. Duitschlands industrie, zoowel te land als ter zee, steekt in de laatste 25 jaren de Engelsche industrie naar de kroon waarom zouden wy, Hollanders, dan by voor keur ondersteunen een macht, welke onze stamverwanten in een ander werelddeel onder drukken wil? Gemengd Nieuws. Een gevaariyk middel. Doctor M. L. H. S. Menko, van Amsterdam, scbryft aan het „Hdbld.": In een der t laden wordt als middel tegen muggen aanbevolen bet getruik van laurier- zalf, in de volgende bewoordingen: „Neem lauri rzalf. Voor 5 cents hebt ge een doosje vol by iederen apotheker en drogist en daarmodo moet ge uw voorhoofd en de bovenzyde der handen even inwrijven. De reuk verjaagt de muggen." Deze oogenschyniyk zeer onschuldige raad* peving heeft, llykens een geheels reeks van door my waargenomen gevallen, alleronaan genaamste gevolgen gohad. Door de in de laurierzalf aanwezige laurierolie, de zgn groene oli) of olie van Baai, wordt nl. een aller heftigste huidontsteking veroorzaakt. Deze ontsteking is n:et alleen vaak van zeer langen duur, maar kan zelfs hoogst gevaariyk worden. Wanneer ik u mededeel, dat prof. Stokvjï in zyn bekend hand oek over geneesmiddelleer een geval vermeldt,1 waarby de laurierolie in verbinding met een ander geneesmiddel zelfs den dood veroor zaakte, dan behoef ik niet verder te t etoogen, dat de gegeven raad een zeer gevaarlyke is.j In de „Amst. C t." werd dezer' dagen een zeer uitvoerige schets gegeven van; een bezoek aan het Staphorster boertje. De schrijver, de heer A. T., hetft daarvoor een tochtje gemaakt van Amsterdam naar Meppel en van daar naar Steenwyk. Hy kwam 's morgens om 9 uren, kreeg een volgnummertje 27 en was 'smildags tegen een uur of zes aan de Leurt. Dit komt voor eerst, omdat veel person n komen, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor dorps- of stad genoten, die niet weg kunnen; sommigen komen voor vier, vyf personen te gelyk en moeten dus ook even zooveel drankjes of poeders klaar gemaakt hebben. En dat houdt op er waren er ty, die meer dan een uur lang ia het htilige der heiligen van deze Staphorster-woning vertoefden. „Ik kwam in een klein vertrekje," vervolgt de heer A. T., „vier by tw e meter groot ongeveer, met ruwe, grauw gupleist rde kale wanden. In den eenen korten muur was het eenige raam, in dien daartegenover da deur, terwyl aan de eene zyde een smal wit bouten kastje stonJ, vol flescbjes en pofj-.s, en langs den vierden wand een soort wit houten aan recht was getimmerd, waarop l.-nge ryen openstaande en voor stof dus vry to gankelyko zakken met poeders en kruidon e. in. Voorts stond op het aanrecht een porseleinon vyzel, lag er een pet, enz. Op den grond lag een stapel papi.-ren zakken en een tak met leego flescbjes, van allerlei afmetingen. Toen ik binnenstapte, stond het toertje met den rug naar de deur gekeerJ voor het raam, zooJat ik niets anders zag dan dat by een krachtig gebouwd man was, een sto.re, stevige vent, „five foot six" zou een EDgelschman zeggen. Toen Ly zich langzaam omkeerde, zag ik een man, gekleed in bet gewone kostuum der Staphorster boeren, voor zoover t?n minste het zwarte mouwvest bttreft, en m t een moJerne pantalon aan, die eens zwart zal geweest zyn, maar nu zoo vies mogelyk was van allerlei vlekken. Zyn gelaat, dat onder dik, grys haar to voors.hyn kwam, zag er flink, schr nder uit, maar een spottende trek om zyn scherp belynden mond viel niet te miskennen. Zyn scherps, grflze, doordrin gende, met zware witte wenkbrauwen over schaduwde oogen bleven op my rueten; zonder i ts te zeggen, st:iar:e hy my aan, zuigend op een hout', n pyp nut afgeknabbelden j caoutchoucsteel, welke, doordat hy krom was, voort urend den kop van de pyp hem tegen de allesbehalve zorgvul ig geschoren kin deed tikken. Hy zei geen woord, en als ik niet begonnen was met te vert llen, dat ik by hem gekomen\ was om genezing te zoeken van den ver- Het eten was erg slecht. Ik geloof, dat do kellner ons de kliekjes van de table d'hóte vooi zette. Alles wa3 koud, en de kellnor morste saus op Alfreds vest. Weer keek hy vreisolyk boos ou ditmaal kostte het my meer moeite hem tot bedaren to brengon. Maar eindeiyk helderdo zyn gelaat toch weer op. Na het eten riep Alfred my op zyn kamer. Hy had jas en vest uitgetrokken en droeg pantoffels. Hy wilde zich warmer kleeden, want onze kamers waren kouder dan ooit. Ik keek wel wat vreemd op over zyn négligé op klaarlichten dag. Een man ziet er, zoo half aangekleed, fceusch niets mooi uit! Ik had van Alfred gedacht, dat hy ook wat meer om het decorum zou gegeven hebbon, maar ik vrees my in dat opzicht zeer in hem ver gist te hebben. Hy rommelde in zyn koffer, haalde zyn ondergoed door elkaar en zeide: „Lieveling, wil, je me dat knoopje eens aan m\jn overhemd zetten? Het hangt nog maar aan een draadje?' „Kom, die knoo>Js heelemaal niet noodig," zei ik. „En het hindert niets of hy los zit." Hy antwoordde eenigszins scherp: „Ik merk, dat je nog heel weinig veratand van zulke dingen hebt, anders zou je weten, dat dit knoopje onmisbaar is, omdat ik er myn boord aan moet vastmaken." „Natuurlyk wist ik dat niet," antwoordde ik koel. „Met heerenoverhemden heb ik my tot nu toe niet bemoeid. Ik moet overigens ïtyn naaidoosje nog uitpakken. Dat zit ergens onder in myn koffer." „Goed, best, maar vergeet het niet. Het is myn laatste overhemd. De andore zyn nog by de waschvrouw." „Ik zal straks myn naaigereedschap op zoeken." Ik ging heen. Toen ik nu op myn kamer kwam, voelde ik eigeniyk pas voor het eerst hoe koud ik was. Ik rilde en vond het ver biyf op den S3mmering onaangenaam. Alfred was nog aan het zoeken en opruimen. Ik was een beetje boos op hem. We zyn pas veertien dagen getrouwd en ik kan my niet begrypen, dat hy nu al met zulke prozaïsche dingen by my aankomt. Ik zie hem aldoor voor my met pantoffels aan en breteb. Eq dan die malle hemdenhistorie t 't Was toch volstrekt niet noodig, dat hy my vertelde, dat hy nog maar één schoon hemd heeft I Ik dacht, dat ny veel te poëtisch was voor zulke dingen. Dinsdag. Wat een dag! Ik ben heelemaal van streek l Het kost my bepaald moeite geregeld te denken. De dag begon zoo hoeriyk. De zon scheen prachtig, de wegen droogden op. We hadden brieven geschreven. Tegen den middag maak ten we een groote wandeling langs den zoogenaamlm rijksweg naar Maria Schutz. Er wa9 iets zoo bedwelmends en toch tevens iets scherps in de lucht. Een geheimzinnig koeltje ruischte uit de dalen omhoog. Do met sneeuw b9dekte bergtoppen blonken in den schitterenden zonneschyn en uit de vochtige 8chaduwderbosschen stegen lieflijke geuren op. Er was niemand op den weg en in zalige eenzaamheid wandelden wy. Alfred was onbe8Chryflyk goed. Hy droeg myn plaid en tilde my voorzichtig over alle plassen heen. Hy vertelde my zoo gezellig van zyn jongelings- idealen. Hoe hy met rood haar had gedweept, met vrouweiyke koboldeD, heksen en Zigeu nerinnen. Diana Vernon, uit Walter Scott's „Robin Hood," was het ideaal geweest in zyn gymnasiastentyd. Hy had zich zulk een bekooriyk feeksje tot vrouw gewenscht; hy verlangde toen niet naar een stil, rustig geluk. En wat er toen volgde, was housch allermerkwaardigst: by werd verliefd op een klein, blond, zacht, onnoozel meisje, dat geen kunsten der verleiding kende. Deze ommekeer verliep wel niet zonder innerlyken stryd, maar hy kwam ten laatste tot de overtuiging, dat rustig geluk ver te verkiezen is boven zulke boekondroomen. Hy joeg do heksen, de kobolden en de Zigeunerinnen weg. „De engelen zegevieren altyd," zeide by. „Dat is altyd zoo geweest. Ik ben opeens in den hemel gekomen, maar ik zal myn beat doen het te verdienon." Ocb, wat was hy aardig en ik weet niet hoe dikwyls hy my dwong stil te staan om my een kus te geven l Te Maria-Schutz hadden we haast niets te eten gekregen. Het hotel was nog niet geopend, maar ditmaal ergerde zich Alfred niet. Hy was vandaag byzonder goed in zfln humeur. In de vroolykste stemming wandelden wy terug. We sprongen over de plassen, waar Alfred my 's morgens overheen getild had, en waren net twee kinderen, In deze uitgelaten stem ming kwamen wy in ons hotel aan. Alfred ging naar zyn kamer, om zich wat op te knappen, en sloot de deur achter zich toe, wat my zeer van hem beviel. Plotseling rukte hy ze weer open. „Nu heb je toch dien knoop niet aan myn hemd genaaid!" riep hy boos. „Wtlken knoop?" „Aan myn overhemd!" „O, dien heb ik heelemaal vergeten! Ik heb myn naaidoosje nog niet uit myn koffer gehaald," antwoordde ik ko9l. „Je knoop zal bet nog wel één keertje houden." Wrevelig nam Alfred een schoon boordje uit de doos en probeerde het vast te maken aan den loszitlenden knoop, maar het ding hield niet en viel op den grond. Alfred stamp voette en wierp woedend overhemd en boord van zich af. „Daar heb je het nuDat verduivelde ding!" Ik stond verbluft op den drempel der deur. Hoe was het mogelyk, dat by zich over zoo'n kleinigheid zoo boos kon maken! Het was alsof ik een emmer koud water over het ïyf kreeg. „Je bent te ongeduldig," zei ik. „Het knoopje zou nog best gehouden hebben, als je het boord voorzichtiger er aan gedaan hadt." „Voor den duivell" riep Alfred. „Jij hadt, het er moeten aannaaien, toen ik het je vroeg!" „Maar, Alfred," zeide ik, „hoe kun-je nu vorlangen, dat ik aan zoo iets denken zal? Je hadt je overhemden in Venetië motten laten wasschen. Ik kan het niet helpen, dat je nu in verlegenheid zit." Eu wat antwoordde my Alfred? „Waar ben je anders voor? Jt. hadt je al lang eens met myn kloeren kunnen bemoeien. „Ma*r Alfred," zeide ik op verwytenden toon. „Bedenk toch wat je zegt." „Ik weet heel best wat ik zegHet is je plicht te zorgen, d&t myn kleeren in orde zyn. Ik heb nu geen lust meer my met knoopen en bandjes te bemoeien. Waarvoor ben ik anders getrouwd?" Buiten myzelvo van verontwaardiging sloot ik de deur. Daarom had hy my getrouwd? Maar hy vergist zich deeriyk, als hy denkt, dat ik van plan ben zyn naaister te worden l 1 Een uur later klopte Alfred aan de deur. i Ik vroeg wat hy verlaDgde. 1 „Ga je mee naar beneden om te eten?" „Neen, ik ben moe. Ik laat me een kop thee op myn kamer brengen." Hy ging alleen. „Ik biyf op myn stuk staan, 't Kan mfl niet schelen of die knoop aao zyn overhemd komt of niet." (Wordt vervolg dj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5