ti\ f2089 Maandag; 84 Juli. A°. 1899 $eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering Vin (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. IEIDSGH DAGBLAD. PRIJS DEZER COTJRAHTa Voof Lelden pêr 3 maanden". 3 i i t i t I.lDr Franco por post B «>•»-* p lt40i Afzondorlljko Nommors i 0.05/ PRUS DER ADyERTENTTESTt Vao 1—6 rogels f 1.06. ledero regol meer f 0.l7i. Grootere) letters naar plaatsruimte Voor het incasseeren buiten de stad wordt/0.06 berekend. Derde Blad. KERMIS. Men beweert, dat zy oud wordt; in die uitdrukking, en in den toon waarop zy wordt gezegd, ligt een verwyt. Net of iemand het in zyn macht heeft, altyd maar jong te biyvent Bedoeld wordt, dat de kermis een instelling is, die zicbzelve heeft overleefd. Zykan ge mist wordendaar, waar men haar verwezen heeft naar het archief, heeft de maatschappy - van haar verdwyning geon ernstig nadeel ondervonden. Wy zullen dat niet betwisten; de onmis baarheid van de kermis staat Diet onwrikbaar ▼ast. Zoo zyn er nog wel meer dingen, welker handhaving op traditie berust, en als eenmaal ©en afschaffingskoorts ons door de leden vaart, dan weet men niet wat nog genade zou vinden I in de oogen dergenen, die hun wenschen tot het bepaald onmisbare inkrimpen. Doch er is ook van de kermis gezegd, dat zy altyd door betzelfde blijft en in niets verandert. Dat moeten wy beslist tegenspreken. Zy leeft wel degelyk het groote maatschappelyk evolutieproces mede en richt zich naar de tyd8omstandigheden. In de voor haar goede dagen van voorheen, toen Prinsen van Oranje j met gevolg, de deftige Raadpensionarissen met 1 familie, de kermis bezochten, en niet uitsluitend j om wat men noemt zich eens te vertoonen, i maar wel degelyk om zich te amuseeren, toen de diplomaten, in Den Haag gevestigd, j het een heeriykheid vondeD, langs de kramen en tenten van het Voorhout te wandelen, en '•zy in hun brieven met de meeste ingenomen- 'heid melding maakten van het aangenaam schouwspel, toen ontplooide zy zich, breed uit, naar alle richtingen, met zelfbewuste vry- postigheid. De Koning-stadhouder Willem III, (men weet het, heeft eens, toen hy te Londen in volle glorie troonde, aan zyn vriend Bentinck, hertog van Portland, gezegd, hoe jammer hy het vond, dat hy de Haagsche kermis niet kon bezoeken; prins Willem V kocht in eigen persoon een kraam leeg en deelde den inhoud onder de menigte uit. Dat laatste kan men nu wel geen vorstelyk optreden noemen, maar wy hebben het over de waarde van de kermis, ni9t over bet waardigheidsgevoel van den laatsten stadhouder. In dien staat van grootschheid is de kermis niet gebleven; zy beeft zich moeten buigen ondor den druk van ongunstige tydsomstandig- heden. Laten we echter opmerken dat, hoe slecht hot ook gegaan is met ons land onder het ropublikoinsch bestuur en de Fransche overheorsching, de kermis nooit i8 wegge bleven; zy kwam als een vriendeiyko oude bekende, als het ware, om wat troost te gieten in den beker van hot nationaal lyden. Zelfs in de jaren 1812 en '13, toen de nood hoog was goklommen en de druk ondraaglyk werd, verscheen toch do goede, trouwe kermis overal precies op haar tyd. Geen evolutie, zegt gy? Naarmate domen- schen hun smaken over andere dingen zyn gaan verdoelen, is zy bescheidener geworden. Haar levensduur is ingekort, zy heeft zich aan het onvermydelyke onderworpen. Haar intocht en baar heengaan, voorheen met klok kengelui aangekondigd, o, wat was dat inderlyd voor ons, jongens, eea verrukkelyk oogenblik, als hei eerste bimbam van do inluiding over de stad klonk, en wat keken wy met belangstelling naar de zwalpende klok heel in de hoogte! geschieden nu in alle stilte, want zy is, ook al overeenkomstig den geest des tyds, róclameschuw geworden. Doch wat haar vooral van den vroegeren toestand doet verschillen, dat is het af en toe specialiseeren van haar onderdeelen. Het zy ons vergund dit te verduidelyken met een vergelyking, ontleend aan de dokterspraktyk. Vroeger, als con mensch wat mankeerde, ging hy naar den gewonen geneesheer; en of het nu zyn oogen of zyn longeD, zyn keel of zyn ingewand waren, die reparatie noodig hadden, die óóne man maakte het zaakje in orde. Tegenwoordig hebt ge specialiteiten voor elk stukje van het lichaam, en die heeren doen niets anders dan d&t stukje. Zoo hebben zich ook van de kermis afgescheiden, om voortaan een eigen bestaan te leideD, allerlei grootheden op het gebied der volksveredeling; ook zy heeten, natuuriykl specialiteiten. De man, die grappen uithaalt met een paar beesten, gaat niet meer in een paardenspel op kermis, maar treedt op in Seinpost of in de Stadszaal; kettingbrekers, goochelaars, buiksprekers, ocb, waar is onze brave vrind de vuurvreter gebleven, die aan een stuk vlammend pek zoo lekkertjes kon smullen dat men er zelf trek in zou gaan krygen! zy allen vormen afzonderlyke groepeD, over eenigen tyd misschien wel vakvereenigingen met een bestuur en een eigeD orgaan! - en kiezen zelf tyd en plaats van hun optreden in het publiek, zonder zich in het minst te storen aan do datums, eenmaal door hun aller moeder, de kermis, zoo wyseiyk vastgesteld. Dat deze hierdoor van haar invloed heeft in geboet, is begrypelyk; kan men evenwel haar aansprakelyk stellen voor de trouweloosheid harer kinderen, die haar de bezoekers ont kapen op do meest ongelegen tydon? Doch wat zy heeft mogen behouden, dat verbetert zy ook. Zy is wel degelyk in de progressieve richting. Al wat er nieuws komt op het gebied van kunst en wetenschap, daar neemt zy van over wat haar past. Maak er eens een studie van, rt is de moeite" waard, hoe de zoogenaamde Turksche schop zich heeft ontwikkeld tot die mooi verlichte, met heeriyke muziek de ruimte vullende schommeltent, waar huzaren hun goede harten en aardige meisjes haar kermlsgezichtjes halve cirkels laten beschryven van vele meters straal; boe het kastje met lichtjes, die men met een geweertje moest uitblazen, zyn uitgegroeid tot scbietsalons van grooten omvang, versierd met prachtig geschilderde beeltenissen, en waar gy, door oog en hand te oefenen, het idee kunt krygen van niet achter te staan by den besten Transvaalschen Boer in geschiktheid voor de landsverdediging „tot den laatsten droppel bloed8l" Vergeiyk ook eens de wafel kraampjes uit de dagen uwer kindsheid met die blinkende, hel verlichte open zaal, waar op groote fornuizen van moderne constructie de meesterstukken van hedendaagsche bak- kunst worden gereed gemaakt door als echte koks uitgedoste liedeD, die, ja, ons geenszins het verlies vergoeden der echte Friesche scboonen van voorheen, waarvan de laatste met Piet Paaltjens naar de onderwereld gedoken schynt te zyD, maar toch hun pogingen om u lekker- nyen van de bovenste plank te doen genieteD, met den besten uitslag bekroond zien. Maak eens een schets, zoo gy kunt, van de onge- looflyke hervormingen, die de ouderwetsche draaimolen heeft ondergaan om te komen tot het vélodrome van heden l De draaimolen, hy vertegenwoordigt een belangryk stuk cultuur geschiedenis, en wy gelooveD, dat wy goed doen met de aandacht der etbnologen eens op dit onderwerp te vestigen. De ouderen onder ons weten het nog wel, hoe aantrekkeiyk die in een schutting weg duikende enorme rammelkast was, aan welker verticale as dwarsbalken zateD, die elk een paard of een schuitje droegen, onmogelyke gedrochten, die paarden, maar toch zoo aardig, dat we er al op zaten als de baas ze by het lossen op den wal had gezet. Die baas was een beste kerel, die nooit de jongens wegjoeg, maar ze van het begin tot het eind te vriend hield. Zy hielpen hem by het opbouwen van het krakende en knarsende gevaarte, en als het spul aan den gang was, waarby noch machinale, noch paardeiyke beweegkracht werd aangewend, omreden dat geen van beide voorhanden was, dan liepen de jongens, die niet al te dik in de centen zaten, in do houten mede als leveranciers van draaiver- mogen, om, als zy dit eenige malen op ver dienstelijke wyze gedaan hadden, met een gratis-toer te worden beloond. Dat was een leventje! Maar nu? Wel, alle bekende en nog maar half bekende beweeg krachten, die de natuur den vorschers heeft moeten openbaron, worden thans aangewend voor de draaiery, en tusschen dezen byna volmaakten en den pas geschetsten primitieven vorm zyn tal van overgangen, gevuld door muilezel, paard, kroonrad, krukas, locomobile, enz. Dat is eerst evolutie. Ook op ander ge bied komen de Dieuwste nieuwigheden: het vroegere kykspel, waar ieder door zyn eigen glaasje moest loereo, moet de plaats ruimen voor kinematograaf en bioscoop, (de nog betere echte biograaf zal wel niet komen, want deze is het eigendom eener Engelsche Nederlandsche maatschappy, welke niet in tenten de kermissen bezoekt,) en moderne krachtmeters vervangen het hoofd van Jut Doch we zouden in dien trant wel kunnen voortgaan tot morgenochtend, zóó ryk is do stof. Laten we er Wat van bewaren voor vol gende jaren, en eindigen met den wenscb, dat de Leidsche kermis van 1899 by allen, afscheiding van den door demping verkregen grond worde zorg gedragen. Zich geheel met haar advies vereenigende, geven B. en Ws. mitsdien in overweging aan genoemden Botermans, behoudens de rechten van derden, vergunning te verleenen tot dem ping van de sloot aan de Noordzyde van den Hoogen Ryndyk, kadastraal bekend onder Sectie M Nos. 1749 en 1750, over een lengte van 34 Meter, onder de navolgende voor waarden: lo. dat de sloot worde ontdaan van bodem en dryfvuil en worde aangevuld met zuiver zand tot de door Burg. en Wetbs. aan te geven hoogte; 2o. dat over de volle lengte van de sloot een cementen riool worde gelegd met een in wendige wydta van 40 by 60 cM. op een doorgaande grondplank, aan het eene uiteinde in aansluiting met het riool, gelegen vóór het perceel Hooge Ryndyk No. 62, en dat aan het andere uiteinde een schoeiing tot grondkeering worden geplaatst; 3o. dat tot afvoer van het hemelwater drie gegoten yzeren straatkolken volgens het model, by de gemeente in gebruik, worden geplaatst en door middel van Engelsch aarden buizen, inwendig wyd 30 cM., met het ge meente-riool worde verbonden; 4o. dat het riool voorzien worde van drie gemetselde ruimkasten van klinkers in sterke tras met een inwendige wyöte van 1.50 X 0.60 X 1 M., een wanddikte van ééa steen en een bodemdikt3 van 4 gemetselde lagen, en af to dekken met gegolfd gegalvaniseerd plaatyzer; 5o. dat de gemeente ten allen tyde bevoegd zal z(jn andere riolen kosteloos te doen aan sluiten aan het genoemde cementen riool; 6o. dat de grond van adressant worde afge scheiden van den gemeentegrond ter halver breedte van de gedempte sloot door eenyze die er getuigen van zyn zuilen, een aangename steenen voet, volgens door Burg. herinnering moge achterlaten. Leiden, 22 Juli. Door de bevordering van den 3den onder- wyzer P. Van der Hoeven tot 2den in do plaats van den 2den onderwyzer J. J. Van Tertkolen, welke laatste is benoemd tot laten onderwyzer aan de school in de Heerenstraat, en door de benoeming van den 3 lea onder wyzer J. J. Lecker tot ondtrwyzer aan de Openbare Jongensschool 2de klasse alhier, zyn er aan de Openbare School 4de klasse No. 1 twee betrekkingen van 3den onder wyzer vacant. Ter vervulling dezer beide vacatures zyn de volgende voordrachten opgemaakt: Voor de vacature-Van der Hoeven: lo. J. Van Noord, onderwyzer aan een byzondere school te Alkmaar; 2o. P. Segaar, ondorwyzor aan een openbare school te Naaldwyk; 3o. A. M. Van Sormonat, tydeiyk 3de onder wyzer aan de openbare lagere school 3de klasse No. 5 alhier. Voor de vacature-Lecker: lo. J. Francken, onderwyzer aan een openbare school te Ryswyk; 2o. P. Segaar, hierbovengenoemd; 3o. H. Teunissen, onderwyzer aan een open bare school te Aalsmeer. - Naar aanleiding van een adres van den heer Jan Botermans, houdende verzoek om vergunning tot demping van de sloot langs een gedeelte der voormalige buitenplaats „Rynstroom", deelen B. 6n Ws. mede, dat de Commissie van Fabricage tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaren heeft, mits voor een behoorlyke rioleering, begrinding en en Wetb. goedgekeurde teekening en con structie; 7o. dat de gemeentegrond behoorlyk ten hunnen genoegen begrind worde opgeleverd; 8o. dat allo werken ten genoegen van Burg. en Wetbs. worden uitgevoerd en behoorlyk onderhouden. Onder overlegging van het desbetreffend adres van de heeren Gebroeders Van Ulden en onder verwyzing naar een vroeger Inge komen Stuk van dit jaar, deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede, dat tegen ontslag van het kadastrale perceel Sectie M. No. 1794, gemeente Leiden, uit het hypothecair verband, daarop gelegd ten behoeve der gemeente Leiden ter verzekering van de nakoming hunner verplichtingen door de pachters van het reinhouden der gemeente, by B. en W«. geen bezwaar bestaat. De geboden koopprys van f 3500 mag voor het perceel, dat een gruotte heeft van 9 A, 87 c.A., alleezins voldoen e worden geacht en die som zal ook ditmaal worden aangewend tot aflossing van andere hypothecaire schulden, op de ten behoeve der gemeente Leiden ver bonden goederen gevestigd. B. en Ws. geven mitsdien in overweging aan Ge r. Van Ulden toestemming te ver leenen tot verkoop van het perceel, bekend onder Sectie M. No. 1794, gemeente Leiden, groot 9 A. en 87 c.A. voor een koopsom van ƒ3500, en B. en Ws. te machtigen dat perceel te ontslaan uit het hypothecair verband, daarop by akte van 9 April 1894 ten behoeve der gemeente gelegd, onder bepaling, dat de koop som moet worden aangewend tot verdere aflossing van de hypothecaire inschryvingen, gevestigd op de perceelen, genoemd in art 44 der voorwaarden van verpachting van het reinhouden der gemeente en met dien v r- stande, dat tot het ontslag uit bet hypothecair verband niet zal worden overgegaan, alvorens het bewys is overgelegd, dat do koopsom tot het Loven aangegeven doel is aangewend, zullende overigens alle voorwaarden, verbonden aan de ten behoeve van de gemeente Leiden gevestigde hypotheken, hun volle kracht en waarde behouden. Tevens stellen B. en Ws. voor te besluiten, dat alle kosten, welke mochten vallen op de ter uitvoering van dit besluit op te maken akten, waarty de gemeente L-icon betrokken is, zullen komen ten laste van Gobrs. Yan Ulden. Het bedoelde adres van Getrs. Yan Ulden luidt aldus: Geven eerbiedig te kennen: Johannes Yan Ulden en Petrus Van Ulden, aannemers van het reinhouden der gemeente, wonende te Leiden; dat zy in de gelegenheid zyn aan Jacob Nicolaas Botermans, timmerman, wonende to Leiden, te verkoopen het perceel gemeente Léiden, Kadaster Sectie M. No. 1794, groot 9 aren, 87 centiaren, voor drie duizend vyt- honderd gulden 3500), welk perceel, afkom stig van een der perceehn van de buitenplaats „Rynstroom", ten behoeve van de gemeente Leiden hypothecair is verbonden by akto 9 April 1800 vier en negentig voor mr. J. A. F. Coebergh, notaris te Leiden, verleden; dat zy U eerbiedig verzoeken machtiging te willen verleenen dat perceel uit het hypo thecair verband ten behoeve van do gemeente L1 iden te ontslaan onder bepaling, dat do geheele koopprys weder zal strekken tot afbetaling van hypotheken, rusten'e op per ceelen, mede by voormelde akte ton behoeve van de gemeente verbonden en waarvan zy de bevoegdheid tot overneming heeft gedurende d n loop van het pachtcontract. Er bestaat geen bezwaar betreffende hi t verzoek van den heer J. Vroom, om ontslag uit zyn betrekking van derden onderwyzer aan do openbare lagere school 4de klasse No. 2, zoodat B. en Ws. in overweging geven adressant eervol ontslag uit zyn betrekking te verleenen en zulks, ingovolge zyn verzoek, met iDgang van 16 Augustus a. s. Onder overlegging van de voordracht, ingediend door het College van Vrouwen Kraammoeder8, geven B. en Ws. in over weging over te gaan tot de benoeming van een lii van dat College, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het vertrek van mevrouw G. G. SteygerwaltVan Lee. Do voordracht bestaat uit mevrouw W. Jesse, geboren Van Benten, en mevrouw F. Van Noubuys, geboren Garrer. Overeenkomstig art. 2 der Verordening van 7 Mei 1896 biedt de Commissie van toezicht op bet Middelbaar Onderwys het volgende tweetal aan, ter vervulling der plaats, die in September a. s in haar college zal op nvallen door de periodieke aftreding van haar medelid, don heer Muller: namelyk dr. J. W. Muller en dr. J. J. Salverda de Grave, Da Evangelisch-Luther8che Gemeente to Deventer herdacht haar 250 jarig bestaan. In een feestrede herdacht ds. C. F. Stellwagen voor een zeer talryk publiek de dagen van verdrukking en lijden, waaronder de Gem ent°, oorspronkelyk bestaande uit lied-:D, die om het geloof uit Munsterland waren verdreven, te Deventer was gesticht. De plechtigheid werd besloten met een extra collecte voor den bouw van een nieuw bedehuis. In het caroussel. SU>t) O, ale Lieze wildo, dat hy zou biyven Maar zy gaf immers niet om hem; het was haar onverschillig, of by ging „Instygen, dames, instygen!" Ik zag nu, dat er beurtelings tusschen de paarden en leeuwen ook schuitjes in het caroussel waren. Daar begon het te draaien! De lesuw was my reeds voorby gegledeD. Ik stond nu by een wit paard met zwarte vlek ken en groote, zwart geschilderde oogen, waarmee het my aankeek als wildo het zeg gen: „Vertrouw u aan my tool Bostyg my gerustelyk en ik voer u over alle verdrietelyk- beden naar een wereld van geluk!" Ja, als Lieze daar wasO, om maar evon alles to vergeten, wat my kwelde I Alles voor eon korle stonde „Op8tygon!" Ik was in zulk een wonderlyken gemoeds toestand, dat ook het onzinnigste my mogeiy^ echeenMet een eprong zat ik op den schimmel. Het caroussel was nu in snelle beweging Alles draaide en ik draaide mede. Het orgel ik kende die wpshoe waren de woor den?.... „Gy kent myn hart nog lang niet, nog lang niet, nog lang niotl" Ja, dat was het! Was dat Liezes stem?Zou ik haar hart misschien nog niet kennen?.... Zou zy wèl om my geveflv wèl om my treuren als ik er niet meer zyn zou„Gy kent myn hart nog lang niet, nog lang niet, nog lang niet!" bromde en gonsde het orgel. In de schuitjes zaten meisjes. Lieve, goede, vroolyke meisjee, maar geen Lieze. In alle schuitjes had ik naar haar gezocht, wanneer zy my dwarrelend aan da ovorzyde van het caroussel voorby gledeD, en ik wist toch, dat zy thuis was, nietwaar? Thuis, waar zy haar moeder hielp by het werk Zy denkt "niet meer aan hem, die .over weinig dagen voor altyd heengaat. „Gy kont myn hart nog lang niet, nog lang niet, nog lang In bet schuitje juist voor den kop van myn paard zaten slechts twee meisjes. In al de andere vier, merkte ik nu op. Deze twee waren niet luidruchtig, lachten en gilden niet, zooals de overigen; daardoor had ik ze misschien niet opgemerkt. Zy spraken zacht met elkander en schenen niet zoo vrooiyk, als op een kermia past. Ik kon niet verstaan wat zy zeidoo, nog veel minder de stemmen onderscheidenhet orgel onder schepte eiken klank, en toch luisterde ik, het hoofd voorover gebogen over den kop van myn paardO, dat blonde haar en dat rondo gezichtje, hoe geleek het op myn Lieze myn Lieze, die ik verloren bad, door eigen schuld, zeide nu myn geweten. - Zeker, zy was niet zoo blozond, veel bleeker dan myn Lieze, maar toch jammer, dat zy juist met den rug naar my gekeerd zat. O Liesje, Liesjel „Gy kent myn hart nog lang niet, nog lang niet, nog lang niotl" dreunde het orgel. Ik kon myn oogen niet van de gestalte daar vóór my afwenden. „Lieze," riep ik zacht. „Liesje, lieve Liesje Neen, zy was het niet. Zy zou my gehoord en begrepen hebben, dat ik het was, die haar riep. Maar zy gaf immers niet moer om my! Zy wildo my niet hooreD. Want het was immers toch Lieze, die daar zat! Maar als hot Lieze was, bewees dan niet het feit, dat zy bier op de kermis was, gonoegzaam, dat zy niet om my gafLieze op den dag, die myn vertrek voorafging, in het caroussel Ha, het was om dol to worden I En gy dan Indien zy u hier zag, gek „Afstygen, heerenI Dames, uitstappeDl" Het orgel zweeg. Alles stond stil. En enLieze lag in myn armen 1 Liesje! Myn Liesjel Nu eerst zag ik, dat haar oogen rood geweend waren en haar wangen zóó ver bleekt, dat ik haar nauwelyka herkende. Maar het was toch myn Liesjel Zy had nooit gedacht, dat het my ernst was; nooit geloofd, dat ik myn vaderland en baar zou kunnen verlaten, om in den vreemde geluk te gaan zoeken. Maar dien morgen was zy, door onbestemden angst gedreven, naar het huis van myn moeder gegaan en had door hot raam gekeken. Toen had zy mpn moeder bezig gezien myn kleercn in een koffer te leggen en haar daarby zien schreieD. Toen was zu wanhopig weggevlucht, waar- hoon wist zu niet, en was op do kermis terecht gekomen. Een vriendin had haar ge troost, en wilde haar heur verdriot doen ver- getoo. En toon waren zy in het caroussel gegaan, maar hot hielp niot; het hielp niet, cn toen.... „Liesje! Lieve, lieve Lieejel" „Ik ben niet naar Afrika gegaan. Ik hol deze werkplaats gekocht van het geld, dat ik voor do reis bestemd had. Aan werk heeft het my nog nooit ontbroken, en, zooals ik u zeide, Lieze is viyiig Ik stond op en reikte den kloeken werk man de hand. „Nu begryp ik, waarom het hobbelpaard vau je jongen op een carousselpaard gelyken moet. Gy hebt uw geluk or aan to danken, nietwaar?" „Ja, mynbeer, en dat heb ik in hot caroussel gevondenl"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 9