N« 12083
Wlaanda»; X!7 JTuli.
A°. 1899
<§eze jouraat wordt dagslijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tivecde Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Do Iotgcvallcu vau con uitvinder.
-PEIJS DEZEE COTOAHTJ
Voor Lolclöh pér S maandon. 1.10.'
Franco per post 1.40.
Afzonderlijks Nommers 0.05.-
PRUS DER ADVERT KN'I'Tttws
Van 1-0 regels f l.Oö. ledore regel meer f 0.17J. örooterej
letters naar plaatsruimte Voor het incasseerer. buiten do 6t8&'
wordt f 0.06 berekend.
Dr. A. W. Bronsveld spreekt indeKionlek
^ran het Juli-nummer der Stemmen voor Waar
heid en Vrede als zyn meening ui*-, dat achter
de beweging tegen minister De
Beaufort by velen de politiek verscholen ligt
„Op dozen raadsman der kroon worden van
irior kanten scherpe pylen en blikken gericht;
vooreerst door de vijanden van alle diplo
matie, d. w. z. de socialisten; vervolgens
door de radicalen, die meenen, dat de heer
Da Beaufort niet in één ministerie zitten mag
met mannen als de heeren Borgeslus en
Bely; ten derde door de Roomscb-Katho-
lieken, die hem de uitsluiting wyten van den
internuntius; en ton vierde door de anti
revolutionairen, omdat dr. Kuyper het wil.
Het ministerieel leven van den heer De
Beaufort kon wel eens ernstig bedreigd wor
den in September. Toch z\jn wy van gevoelen,
dat do felle oppositie, welke tegen höm wordt
gevoerd, grootendeels valt te verklaren uit
nevenbedoelingen. Dat blijkt o. a. uit de wyze,
waarop is gesproken geworden over het op
treden der Haagsche politie tegen de Turksche
onderdanen, die te 's-Qravenhage hun grieven
kwamen uitspreken tegen den Sultan. Er 13
geen twijfel aan, of do minister van buiten-
lmdsche zaken had daartoe geen last gegeven,
noch zijdelings noch rechtstreeks; maar wat
■was het een kostelijke gelegenheid, ora den
minister, aan wiens departement do Inter
nuntius vruchteloos meer dan één bezoek
bracht, en met wien dr. Kuyper nog een
oude rekening te vereffenen had, hierover to
achterhalen I
Die aanvallen zijn des te meer af te keuren,
omdat de minister zich nlefe^kan verdedigen.
De aard van z£n betrekking legt hom het
zwegen-dp.
De aanneming van da wefr-tot a f s c h a f-
fing dar Ry ka toil en besprekend, zegt
De Kampioen in een hoofdartikel:
Men heeft gejubeld; men heeft met de pet-
tea gezwaaid; de sportbladen hebbon er arti
kelen aan gewijd; ondor elkander heoft men
er druk over -gediscussiöerd.
Er was blijdschap als over een bevrijding.
"Was do blijdschap echter evenredig aan de
genomen beslissing?
Met uitzondering van twee stukken weg
,<éón in Groningen en één in Limburg) zijn
<ie wielrijders nooit op Rijkswegen tolplichtig
geweest. Financiöel zullen dus de wielrijders
or niet van profiteered
„Toch kan het wetsontwerp een ram wor
den", zegt het blad, „om andore toiboomen
mee open te loopen".
Werklieden candidaten. Sedort
de Kieswet-Van Houten de grenzen tusachen
kiezers en niot kiezers verlegd heoft, aldus
m een artikel van De Katholieke Werkman
is do vierde stand in zjjn goheel nog wel
riiet bij het kiezerscorps opgenomen, doch
de grenslijn loopt toc'a zoo zigzag door de
gezeten weiklui heen, dat een niet gering
deel in het ryk der bevoorrechten is opge
nomen.
Over bet algemeen leggen zich de nlouwe
kiezers by den huidlgen gang van zaken
neer: zij hebben modtzeggersschap gekregeD.
Toch z|jn er nog twoe richtingen, dio nador
dienen vermeld te worden.
Da eerste heeft weinig vertrouwen in de
oude partijen. Z(J acht haar programma's
mooie beloften op het papier, wier inwisseling
in een onafzienbaar verschiet ligt. Zy vor-
wacht voor den werkman alleen heil, als
de werkman zich aaneensluit en zijn afge
vaardigden kiest om zijn belangen te bepleiten
en voor te staan in Kamer, Provinciale Staten
en Gemeenteraad.
De andere richting wil gaarne samen
werking met 'do oude kiezers. Zj verfoeit
allen klassenstrijd. Zy verlbst niot uit het
oog, dat het volk ook uit andere gelodingen
bestaat dan uit die, welke gemeenlijk hot
volk worden genoemd. Zy wil echter toe
passen: Gelijke monnikeD, gelijke kappen.
Uit alle atandon dienen nu ock degekcz:nen
te zijn.
Dj eerste richting stelt „werkmans"-
candidattn, de laatste „werkman"-caodldaten.
Men ziet wel, dat, al geleken belde woorden
wonderwel op elkander, al bestaat het eorste
woord slechts uit één letter meer, di9 byna
niet opgomerkt wordt, het verschil in
bsteckenis groot i?.
Een „workmans" candidaat i3 de can
didaat, gesteld door do werklieden als
party, als afzonderlijke, op zichzelf staande
party. H'J zy schilder of advocaat of land
heer, hy moet. den werkmansstand vertegen
woordigen. Hy kent geen vertegenwoordiging
van het volk in zijn geheel, waarvan de
Grondwet spreekt. By heeft de belangen
van. den arbeidenden stand en van dezen
staDd allécn op het oog. Een werkman
candidaat is van een geheel ander kaliber.
Hy wordt gesteld, niet alleen door zyn
standgenooten, maar door do geheele politieke
party, waarvan hy oen aanhangor is, Katholieke,
liberale of welke ook. Hy wordt gekozen,
om in de vertegenwoordiging van gemeente,
provincie of land een stem uit de volksklasse
te kunnen laten hooron. Maar by wordt ook
geacht de belangen van het geheel te kunnen
overzien. Hy moet de belangen van zyn stand
voorstaan, zonder dat daardoor te kort wordt
gedaan aan de rechten der andere standen.
Hy moet zorgen, dat by de maatregelen van
algemeen welzyn zyn staad niet over bet
hoofd wordt gezien.
Dat wy ons tegen „werkmans"-candidaten,
vóór „werkman"-candidaten verklaren, zal u
niet verwonderen.
Tegen „werkmana"-candidaten. Zy zyn een
geschikt middel ora den klassenstryd aan te
wakkeren. Zy geven aanleiding tot bevoor
rechting van den eenen stand boven den
anderen.
Maar vooral verlieze men dit niet uit het
oog: een Katholiek arbeider is Diet alleen
arbeider, maar ook Katholiek. Als arbeider
heeft hy stoffelijke belangen. Als Katholiek
heeft hy belangen, booger dan stofftiyke.
Waar het nu gaat om de vertegenwoordiging
in lichamen, die niet slöchts ovor de stoffeiyke,
maar ook over do boogere belangen beslis
sen, en dit is in den Gemeenteraad zoowel als
in de Provinciale Staten en ia de Kamer,
zy het ook niet in dezelfde mats dear
loopen de hoogere belangen gevaar in de
knel te komen, als by de keuze alleen het
stoffelijke in het oog wordt gehouden.
Vóór „workmaV'-candidaten. Al bezitten
wy geen etandenvertegenwoordiging, hot is
goed, dat alle standen zich ia de regeorings-
lichamen kunnen uitspreken. Evengoed als
wy een dokter of een handelsman ln een
Gemeenteraad wenscheiyk achten, opdat d9
openbare gezondheid of de handel wordo be
vorderd, zoo is er ook een workman op zyn
plaats.
Vooralsnog zy hierin echter wyze voor
zichtigheid betracht. Men kieze werklui, die
van zessen klaar zyn, of men kiezo er geen.
Ei zegt ge, werklieden, dat er uit de
andere standen toch ook wel gekozen zyp,
dia niot vool meer zijn dan oen nul in hot
cyfer, dan geef ik u dit gaarne toe, doch
raad u tevens het getal nullen niet to ver
meerderen. Vooral niet, omdat gy ook op dit
gebied uw proefstukken Dog moet leveren,
en uw standgenooten, die minder geschikt zyn,
eer uw zaak bederven dan bevorderen.
Ia De Bakkersconrant kwam 6en inzender
or tegen op, dat door den Minister van Finan-
clön over het ontwerp dor Tariefsher
ziening wel zullen worden gehoord de
Commissie voor do handelspolitiek en de
Kamers van Koophandel, doch dat met geen
woord werd melding gemaakt van het hooren
der belanghebbenden by den landbouw. Ds
inzender hoop*, dat een krachtige stem later
in de Tweede Kamer de vraag zal «tellen:
Mynheer de Minister, wet zoggen zy, die de
productie van den Nederlandschen bodem tot
hun levenstaak hebben gemaakt, van uwe
voorstellen
D.ze opmerking neomt de schryver van
een ingezonden hoofdartikel in De Tijd tot
uitgangspunt ora op hetzelfde aanbeeli te
slaan.
Ook hy is oveitulgd van de noodzakeiyk-
heid van het inwinnen van het oordeel van
den landbouw. „Die gewichtige tak van ons
volksbestaan", zegt hy, „heeft erkende en by
de Regeering bekende organen. Waarom zendt
do Minister zyn ontwerp-tarief ook niet aan
die instellingen?"
En by geeft zelf het antwoord:
Vermoedeiyk omdat er onder die veroeni-
gingen zouden zyn, die haar st9m ton gunste
dor protectie zouden coon hooren. En nu heeft
de Minister in het meel-debat eigeniyk reeds
beslUt party gekozen tegen de geringste bo-
8cberming van den landbouw, en daar by eon
vergoder eener bepaalde staathuishoudkundige
loer i', waarin do protoctio ni9t past, zoo wil
hy liefst zoo min mogoiyk worden lastig ge
vallen met de ontwikkeling van do tegen
overgestelde ziecswyze.
Men kan er evenwel, volgens zyn meening,
vast op gaan, dat het niet hooren der land-
bouw-organen een prikkel te meer zal zijn
voor tal van leden der Tweede Kamer, om in
de afdeelingen en in het openbaar debat by
de overweging van het Tarief voor de be
langen van den landbouw met energie op te
treden.
Het Maondblad tegen de Vervalschingen
deeldo het volgende mede over insecten
als voedingsmiddel:
In een kleine verhandeling, waarvan de
omslag, versierd met teekeningen van krui
pend gedierte, het werkeiyk weerzinwekkend
opschrift draagt: „Waarom geen insecten
gegeten?" aarzelt de schryver, Vincent M.
Holt, die werkeiyk gastronomische proeven
scbynt genomen te hebben met het vororberen
van meikevers, rupsen, houtluizen, slakken
en dergelyke lekkernyen, niet, dezo al3
voedingsmiddelen aan te bevelon.
Wy moeten echter zeggen, dat hy een
scherpe grensiyn trekt tu3schen plantenetondo
insecten en die, welke zich met vleescb, enz.
voeden, zooals do gewone vlieg, de tor, enz.
Dze insecten zyn voor de keuken minder
aan te bevelen (I), ofschoon ze in het oog
van Holt door hun gewoonte, zich met
allerlei vuil te voeden, „nl.t veel lager staan
dan de kreeft en het zwyn."
Hy schryft: „Myn Insecten zyn alle
plantenetend, rein, smakeiyk, gezond en
ontegenzegiyk kieskeuriger in do keuze
van hun voedsel dan wyzelven (vooral dan
byzelf!). Erenzeer als ik vertrouw, dat myn
insecten zich nooit zullen verwaardigen ons
op te eten ovënzoo ben ik overtuigd, dat
wij er eenmaal toe over zullen gaan, het hen
to doen als we „maar eerst weten, hoe lekker
ze zyn.'"'
We leven nu toch in een eeuw van won
deren en de bestaande vooroordoelen worden
zoo meodoogenloos weggevaagd, dat het tegen
woordig niet geraden is, te vooi spellen, wat
in de toekomst niet kan gebeuren; voorlooplg
bohoeven koks zich evenwel het. hoofd nog
Diet warm te maken over dtze nieuwe bron
van spystoevoer.
Er is van den kant van het publiek zeer
zeker nog geen vurig verlangen te constateeren,
zich te vergasten aan gekruide meikevers,
geroosterde rupsen, gebakken rogenwormen
of elakkenpa8tol. T*r wille van de curiositeit
volgt- hieronder een insecten-menu, opgemaakt
door den schryver van deze eigenaardige by-
drage tot de keuken literatuur:
Menu.
Slakkensoep.
Gekookte kabeljauw met slakkensaus.
Gebraden regenwormlarven.
Vlinders in boter.
Ossonhaas met rupseosaus.
Worteltjes met meikeverragout.
Kruisbessen met draadboornmuggen.
Geroosterde koverlarven.
Schalebyters met haverpap.
Eet smakeiyk 1I
Naar aanleiding van de zaak Vemer wyst,
zoo blykt ons uit do Provinciale Groninger
Courantmr. H. Van Manen, te 's-Graven-
bage, op een drietal leemten ia
ons strafproces.
Vooreerst acht hy het gebieken hoe noödig
het is, dat, als de quaestie vin toorekonbaar-
heid zich voordoet, do observatie van den
beklaagde in een krankzinnigengesticht kan
worden gelast. Een gevangenis acht by al een
zeer slechte plaats voor zulk een onderzoek.
In do tweede plaats heeft de bohandellng
van het gediDg wel in het oog doen springen,
dat moest toegelaten zyn de tydelyke ver-
wyderlng van den beklaagde uit de terecht
zitting by een debat over d9n toestand zynor
geestvermogens. Zyn tegenwoordigheid zal in
zulk een geval uf onpractisch óf weerzinwek
kend zyn. Want is hy een simulant, dan krygt
by een kosteiyk leajo in de simulatiektm3t.
Maar behoort by tot die krankon van gee8tf
die toch nog helder genoeg z'jn, om te be-
grypen, in zich op te nemen en te verwerken,
wat er om hen voorvalt, wat er omtrent hen
wordt en moet worden gevraagd, blootgelegd,
soms haarfijn uitgesponnen en voorspel^,
dan kunneu het zedelyko martelingen zyn,
waaraan zoo iemand onderworpen wordt.
In de derde plaats moeten er, meent de
schry ver, voorschriften zijn over het beëindigen
eener zaak na den dood van den beklaagde.
Natuuriyk vervalt dan de strafactie. Maar do
gestorven beklaagde kan aanzienlyke koston
gemaakt hebben en moeten de erven dio
betalen of niet. Da overtuigingsstukken kun
nen een groote waarde hebben en waar biy ven
ze? Do civiele actie, zeer zeker, zy kan nooit
wórden toegewezen waar geen veroordeeling
volgde, maar behoorde er dan toch niet een
diajunctie plaat3 te hebbon, of ten minste
eenigerlei uitspraak te worden gedaan, waar
door benadeeling van- of- moaiiykheden voor
de civiele party, wier vordering ia eibbryo
ook al toegewezen kau zyn, voorkomen wor
den? Indien de schryver zich riet zeer vergist,
zyn er redenon te over, om deze materie niet
ongeregeld te laten zooals nu bet geval is,
maar stellige voorschriften te geven, waarnaar
het strafgeding, met al den aanklevo van dien;
formeel beëindigd zal worden als het recht
tot strafvordering door den dood vervallen Is.
De Standaard zegt:
De Amsterdamcche politie is zoo
verstandig geweest, zich met de Confóronce
van den heer Tchóraz ganscheiyk niet in
to laten.
Wel was de commissaris Versteeg onder
de opgekomenen, maar deze verscheen biyk-'
baar alleen als belanghebbend toehoorder.
Uit Den Haag had men biykbaar geen
orders tot inmenging van de politlo durven
geven.
Er is den hoer Tchéraz dan ook zelfs naar
geen p:spoort gevraagd.
Niemand heeft hem op eenigerlei wyze
gemoeid.
Zoo ziet men, hoe veel beter do zaken van
het land loopen zouden, zoo de Regeering
niet in een we el de-stad als Den Hiag<
38)
De werking is weldra te bespeuren; al ver-
dwynt ook de dorst niet geheel, de zucht
naar water vermindert toch zeer b6langryk.
i Eenlge manschappen, die zeer bevattelijk
«chenen voor de narcotische working, vielen
in een lichte sluimering. Ei ik bemerkte dit
en besloot dezen voortaan een geringerohoe
veelheid too te dienen.
Da gunstige stemming aan boord steeg
merkbaar na het eerste gebruik van de drop-
pels; men beschouwde alle gebeurtenissen
onder een hoopvol daglicht.
Hoeral dat is de kust der Faroëil
Maar de vaait had ten govolge van stroo
mingen en windveranderingen meer dan vier
dagen geduurd en een koortsachtige beman
ning met ingevallen wangen bevond aich aan
boord van do sloep. Vier dagen zonder drin
ken, dat vermindert do krachten.
„Dio eerzame verlaten klip éaar isSunntÖ
Steinur, algemeen bc-keDd ondir den naam
van „dm moDnik." Dan hebben we nog een
myi te zeilen tot den Sunnlövur opSudeiö."
Langzamerhand naderden zy nu de kust en
zochten een plaats uit, waar zij konden landen.
De rot son stegon loodrecht uit de zoo om
hoog. Zy waren uitgestrekt en ontoegankelyk;
duizenden on nogmaala duiieodea vogels
zweefden schreeuwenI en krassend om de
hooge spitsoD, maar geen menscli was er te
ontdekken. De zoe was stil, en een zwakke
branding voerde de sloep een eind verder op
een eenigsziDS glooiend strand. Een groepje
nederige houten huisjes, welkor grasiaken
nauwtiyks van de omgeving te onderscheiden
waren, was daar als nedergevallen, en er om
heen weidde een talrijke kudde schapen.
Eenlgo verlaten booten lagon aan den oever
gemeerd, waar men door mildel van steen
blokken een soort haventje had trachten te
vormen.
Do sloep logde aan on allen sprongon aan
land.
Eindelyk voelde men weder den vasten
bodem onder de voeten.
Het duurde niet lang, of er kwam een man,
in schapenvachten gehuld, langzaam aan
strompelen. Allen liepen op hem toe.
„Waterl Hebt gy water voor or.s?'
„Jal" antwoordde de oude, in een mengel
moesje van Doensch en Faroörscb; „jawel, ik
heb wel wat waterl Gy komt zeker van
verre?"
„Wy hebben schipbreuk geleden op een
tocht naar de Noordpool," antwoordde Erik
voorzichtig. „Maar nu wat water, oude! Wy
hebben sinds vier dagen geon druppol ge
dronken."
„O zoo, poolvaarders," mompelde de Faroör
bedenkelyk; „jawel, ik htb wel wat water.
Wilt gy my maar volgen, manneD, tot aan
mya huisje, daar gind^ waar gij dat lam
metje liet liggend*v v 1
Hy bowoog zich langzaam voort, maar de
van dorst versmachtende bemanning kon dat
talmon niot verdragen. Szemeki en Lilandro
namen dus kort en bondig don oade op hun
schouders en droegen hem naar zyn hut,
terwyl de geheele schare volgde.
„Nu, nu!" zeide de oude goedwillig: „gy
zult water hebben en eten ook, als gy my
maar wat tyi gunt."
Toen zy hem weder op don grond gezet
hadden, schudde hy zyn kleederen wat in
orde en ging zya hut binner. Ni lang, on
eindig lang wachten, kwam hy eindelyk met
een vuile kruik terug, waarin zich eenig
morsig duf water bevond.
„Wio zal het eerst drinken?"
„De vrouw I nepen allen als uit één
mond.
„Maar niemand moet voor de eerste maal
meer dan een paar slokjes drlnkeD," ver
maande Ei ik.
Enks vrouw zette de kru.k aan haar mond
en dronk; het viil haar moeiiyk de kruik
woder af te geven.
„Nu de reoder!" riep raon.
„Noen, neer, gaat uw gang," antwoordde
Erik; „gij lylt voor myi De oudste het eerst
drink maar, O'Kelly."
„Het zou zonde zyn, den kostelyken tyi
met complimenton te verliezen 1" zeido deze
en zette de kruik aan zyn mond.
„01" ging hy voort, toon hy gedronken
had en de kruik aan zyn makkers overreikte,
„nooit had ik kunnen denken, dat water zoo
goed smaakt." y
Toen allen gedronken hadden, begon de
honger zich to doen gelden.
„AU gy nu ook oen mondje vol eten voor
ons badt?" vroeg O'Kelly.
„Ook eten zult g(j krygen," hernam de
oude, „als gy my maar wat 1 yd laat; gy zult
het beste hebber, wat ik bezit."
Hot beste, wat de oude hun kon aanbieder,
was, zooals bleek, een stuk slecht-riekend, j
half bedorven vleesch.
Ü3 Faroërs eten namelyk het liefst vloe3cbt*
dat een goruimen tijd gehangen hoeft; hoe
meer het in bedorven staat is, do3 te beter
smaakt bet hun.
„De Hemel zegene ui" riep O'Kelly uit;
„niet, dat ik niet alles eten kaD, als het tr
op aankomt, maar als wy iets vorscher had- J
don, zou het wel zoo aangenaam zyr."
„Ja, een weinig versch vleesch 1" zeido
E;iks vrouw.
Da oude zag hen vorwonderd aan.
„Versch vleesch?" En hy legdo nadruk op
dezo woordeD, „ik wilde u juist het besto
aanbieder, maar versch vleesch kunt ge ook
krygen. Gisteren heb ik jui3t eon paar scha
pen geslacht en ze opgehangen. Ik zal bet
onmiddeliyk haleD."
Intusschen vergastte men zich aan het
slecbt gebakken, half rauwe gerstebrood; het
was een hoerenmaaltyd voor die uitgehongerde
magen.
Ea aU de oude eindelyk met versch lams-
vleesch aankwam, dat hy niet eons had ge
braden, daar zulks den Faroërs niet smaakt,
steeg er een algemeen gejubel onder hen op.
Men letto niet op do toebereiding vaD ho'
vleesch en gebruikte het rauw. Toon aller
hun honger gestild hadden, wierpen zy ziel»
in het gras om te slaper.
E.rst tegen den avond ontwaakten zft
Vcrscheideij9 eilandbewoners hadden zich ver
zameld, om geduldig hun ontwaken af t»
wachten en Len te ondervragen.
Erik vertelde hun een lange verdicht»
geschiedenis van bun schipbreuk: de sloep
hadden zy als een soort reddingsboot nog
kunnen redden op bun ongelukkige vaart.
„En daar staan w(J nu," zoo besloot ErilrJ
„arm en vr.n aÜ6s ontbloot, zonder een roodon
duit op zjk, waarmod.» wy u voor uw
gastviyhoid zouden kunnen beloonen."
„Acb, spreek daar Diet vanl" zeide do
oude; „geld is tegenwoordig eon zeldzaam
iets, dat wil zoggen, het nieuwe geld, want,
van hot oude hebben wy overgenoeg; maat
dit kunnen wy ge-rust in zee werpen."
„Nieuw geld!" riep Erik verwonderd uit.1
„Vertel ons eens, sinds drie jaar ongeveer
zyn wy van huis af, en hebben in dien tyi1
geon vreemdeling gtzieD, noch het minsta
van de beschaafde wereld vernomen. Wat ia
er dan gebeurd?"
„Acb!" riep de oude, „is. höt workeiyt
waar, wat gy daar zegt? Waarlyk, het gebeurt)
maar zelden, dat wy, Faroërs, hun, die ona
eiland naderen of bezoeken, iets nieuws kunneui
mededeelen. Gy, Mathias, gy kunt het besta
praten; vertel dus den vreemde en zyt^
gezelion de geheele geschiedenis.".
Wordt vervolgdJ