Zegwaard. Do gsmeento-ontvanger herin
nert den ingezetenen aan hunne verplichting
om vóór of op Dinsdag 11 Juli a. s« hun
plaatselijke belastingen te betalen. Op dien
dag zal des morgeDs van 10 tot 1 uur ter
Secretarie de laatst j zitting in dit jaar worden
gehouden tot bet in ontvangst-nemen van
lioof:el{jken omslag en hondenbelasting.
Gisteravond waren een paar kleine
jongar.s bezig met twee honien voor een kar te
spannon, waarvan er één gedresseerd moest
worden. Vol mo9d draaf Jen ze over den Zrg-
waardschen weg, totlat ze voor de woniDg
van P. O. kwamen en daar niet verder wilJtn.
De koetsiers wilden nog niet t<rug, dus, stil
staan of op z[j uit. De viervoeters kozen htt
laatste en kwainen in de vaart terecht. Met
den wagen achter zich zwommen ze de treede
vaart over, nadat de berijders er tytyds
waren afgesprongen. Tosn kregen de kleppers
toch hun zia on mochten naar huis ttrug-
keeren.
De rekening dezer gemeente over 1898
13 den Raad aangeboden en op de Secretarie
ter Inzage nedergelegd. De ontvangsten Le-
dragen f 8897.65* en da uitgaven f 7815.28.
Zoetermcer-Zegwnnrd. Aan de openbare
lagere school dezer gemeenten is tot onderwij
zeres in de nuttige handwerken benoemd mej.
N Van Herwijnen, te Zegwaard, in de plaats
van mej. J. O. Geerligs, die wegens vertrek
naar elders eervol ontslag had gevraagd met
>agang van 1 dezer.
Vit de „Staatscourant,"
Kon. besluiten. Benoemd in de orde van Oranjo-
Nassau, tot officier, de luitenant-koloDel jhr. L.
F. A. Van der Goes, van het regiment grenadiers
*n jagers, en de tot majoor bij liet 7de regiment
infanterie benoemde kapitein J. H. A. Nierstrnsz,
laatstelijk adjudant van eerstgenoemd corps.
Toegekend de eeremedaille der orde van Oranje-
Nassaa: in zilver, nan de adjud.-onderoffic. H.
Gisolf en B. F. Vos, beiden van het regt grenadiers
en jagers, en in brons aan den korporaal J. A.
Van der Voorst, medo van dat corps.
Aan de navolgende gepensionneerde opper-,
hoofd- en subalterne officieren de hoogere rangen
verleend, als: de rang van luit.-gen. aan Hr. Als.
adjudant in buiteDg. dienst, den gep. gen. maj.
E. J. Van Bel; de rang van geD.-maj., aan den
gep. kol. B. J. baron Mulert tot de Leemcule; de
rang van kol. aan den gep. luit.-kol. U. Clockeoer
Broueson; de rang van majoor aan de gep. kapts.
J. baron Taets van Amerongen, jhr. A. W. Van
Reigersberg Versluys en jhr. A. li F. T. Van der
"W ijek.
F. J. J. M. Van der Knaan beDoemd tot burge
meester der gemeente Gulpen.
Toestemming verleend aan jhr. F. C. V. Dommer
van Poldersveldt, burgemeester der gemeente
Noordwjjkerhont, om tot 1 Juli 1902 teNoordwgk
te blijven wodod, en aan L. J. Andrion, ontvanger
der gemeente Meach, om tot 1 Juli 1900 te bt.-
Geertruid te wonen.
Een pensioen verleend van/667's jaars aan den
op zijn verzoek eervol uit yzn betrekking ont
slagen machinist bij 's Rijks magazyn van genees
middelen L. Vermeer, tevens belast met de functiön
van stoker bij gemelde inrichting; een pensioen
van ƒ702 's jaare aan den op zijn verzoek, eorvol
uit zijn betrekking ontslagen commies bij het
Departement van Oorlog J. H. Scheltcma.
De Vredesconferentie.
De derde afdeeiiDg hield gisteren een
zittiDg ender voorzitterschap van den heer
Léon Bourgeois.
Het proces-verbaal van de zitting van 5
Juni werd goedgekeurd.
De heer DelyanDis verklaarde ten gevolge
van pas ontvangen instruction gemachtigd
te zyn, zijn stem te voegen b\J die, welke
in de jongste vergadering het ontwerp be
treffende de goede diensten en bemiddeling
hebben aangenomen.
Ridder Desc3mps, rapporteur van de com
missie van onderzoek, omschrijft de vorm-
w\jzigiDgenf dis zijn aangebracht in de teksten,
welke in de jongste zitting zijn aangenomen,
ten einde rekening te houden met door ver
schillende gedelegeerden gemaakte opmer
kingon.
Vervolgens geeft hy een volledig overzicht
van de gronden, die de commissie van onder
zoek hebben geleid om bepalingen voor te
stellen betreffende Internationale enquête en
jirritrage-commissién. (Da tekst van cie
irtikelen is rondgedeeld.)
Besloten wordt het overzicht in zyn geheel
in het proces verbaal van de tegenwoordige
zitting te doen opnemen en ten spoedigste
aan de leden der afdeoling te doeo ronddeelcn.
De voorzitter betuigt ridder Descamps warmen
dank en richt tot hem oprechte gelukwenscben
voor het uitnemend overzicht, door hem ge
geven, en hoopt, dat de offitiëelo toelichting der
voorgestelde bepalingen zal bljjven, niet alleen
voor de leden der Conferentie, maar ook voor
de Regeeringen. (Toejuichingen).
Ten einde de leden der afdeeling in staat
te stellen de door de commissie van onderzoek
voorgestelde teksten aan hun regeeringen te
onderwerpen en de nooilge instruction daar-
omtreot te ontvangen, bepaalt de voorzitter
de volgen e vergadering op Maandag 17 Juli,
10 uren des ochtends.
De vergadering wordt om ll3/* gesloten.
Naar men bericht, is de volgende zitting
•an do derde afdeeling in haar geheel zoo
tang verschoven, omdat do gedelegeerden van
vergelegen landen de ontwerp overeenkomst
betreffende de arbitrage met de daarin gisteren
getrachte wijzigingen aan hun Regeeringen
wcnschten op te zenden en daaromtrent
Jnstructién te ontvangen, om het antwoord
jaiet voor het eind der volgende week te
wachten is.
In het rapport van den heer Descamps
werd er nadruk op gelegd, dat het Arbitrage
hof te 's Gravenhage zal zetelen, welke
plaats dus niet enkel middelpunt van de
'arritrala rechtsmacht, maar ook van de
ar itralo rechtspraak zal worden.
Tot de gisteren aangebrachte wijzigingen
behoort o.a. deze, dat de leden van het per-
manante arbitrag.hof gedurende de uitoefe
ning van hun functiön de diplomatieke
voorrechten en vrijdommen zullen genieten,
en ook, dat het op te richten bureau geheel
ter beschikking zal zijn van de mogendheden,
die de overeenkomst hebben omJerteekend
voor de uitoefening van elke bijzondere
arbitrage.
Het feest Tan het regiment grenadiers
en jagers.
Uit Den Haag wordt nog gomelJi
De troepen-revne ter gelegenheil van het
feest van het regiment grenaoiers en jagers
werd op de tribune biigewoonJ door de mili
taire attachés en gedelegeerden ter Vredes
conferentie en door voel dames. Het feestvie
rend regiment werd op don weg naar de
parade hartelijk to.gejuicht. De kolonel-com
mandant maakte met zyn adjudant zijn op
wachting aan de gasten, zynde alle ministers,
de gedelegeerden, gensraals en officieren, die
vroeger bij het regiment dienden, onder wie
generaal De Petit.
Terwijl de stafmuzirk het „Wilhelmus"
speelde reed de vertegenwoordiger der Koningio,
generaal-majoor jhr. Laman Trip, met don
ordonnance officier, graaf Du Monceau, het
veld op. De staf ontving den generaal. De
detachementen der verschillende wapens mar
cheerden voor kolonel De Bock. Generaal Kool,
aan het boofd van den staf, begon daarna de
inspectie, waarna een défilé werd gehouden,
dat gevolgd werd door de voorlezing van de
volgende dagorder door den kapitein-adjudant
Nieritrasz.
Officieren, OnderofficierenGrenadiers
en Jagers
„Bij Koninklijk besluit van 7 Juli 1829
No. 104 werd de oprichting bevolen van een
afdeeling grenadiers en twee bataljons jagers.
Bij latere organisatie werden die corpsen
vereenigd en maken thans uit het regiment
grenadiers en jagers.
„Htt oorspronkelijke Koninklijke besluit
hield o. a. in, dat het corps dienst zou do3n
onder de oogen des Konings, dat de plaatsing
daarbij als eene onderscheiding mo:st worden
aangemerkt, dat zulks tot eor moest ver
strekken en moest worden beschouwd als
eene belooning voor goede diensten.
„Sedert zjjn 70 jaren voorbijgegaan. By de
feestelijke herdenking van bet 25- en 60-jarig
bcstjan van het regiment verklaarde Zijne
Koninklijke Hoogheid Prins Frederik der
Nederlanden, dat niemand van het regiment
ooit zijn plicht had verzaakt; en die woor
den uit den mond van disn geliefden Oranje
telg zijn sedert een spoorslag gebleven om
op den ingeslagen weg te blijven voort
gaan. Gedurende cie 70 jaren heeft het regi
ment zich steeds mogen verheugen in do bij
zondere belangstelling van de achtereenvolgende
Vorsten; en ook na weder genieten wij de
hooge eer Hare Majesteit de Koningin in ons
midden vertegenwoordigd te zl3n.
„De koninklijke maehtiging tot de feest
viering van heden waarvoor wy allen, die
de eer hebben tot het regiment te mogen
behooren, zoo dankbaar zijn heeft aan dia
feestviering een grootschen indruk gegeven,
en de bijzondero deelneming van een zoo
groot aantal hier aanwezige hoogste militaire
autoriteiten geeft ons de verzekering, dat met
belangstelling de blik gevestigd is op Harer
Majesteits keurcorps.
„Moge dat alles oas dan ook het oog doen
richten op ons dierbaar vaandel op 21 Sept.
1893 wederom vornionwd ontvangen uit de
handen onzer geliefde jeugdige Vorstin op
dat vaandel, welke verleden ons bemind
Vorstenhuis zoo nauw aan het vaderland
verbindt, en laten wö allen met een stil
zwijgende nieuwe belofte ons verbinden, om
boor stipte plichtsbetrachting en strenge
discipline den gooien naam van het regiment
zoo hoog mogelyk op te voeren, ten einde
die gewaardeerde Vorstelijke belangstelling
ten allen tijde waarclg te kunnen biyven.
In dat plechtig vertrouwen op de toekomst
zal ons regiment nimmer zijn alouden roem
overleven, maar steeds bereid gevonden wor
den tot handhaving der vorstelijke rechten
en tot verdediging van Neérlands onafhanke
lijkheid.
„Ter bevestiging biervan roep ik het gansche
regiment op, zich te vereenigen met my in
de driemaal herbaalde oiting onzer zoo schoone
leuze:
„Leve de Koningin 1"
Do Kolonel-Aöjudantin bnitengewonen dienst
van Hare Majesteit de Koningin,
Commandant van bet Regiment
(pef.) Db Bock."
Met levendigen bijval stemt de troep in
met het „Leve ds Koningin". De officieron
6alueeren met de sabel, het publiek wuift
met hoed en zakdoek. Dan valt de kapel in
met het „Wilhelmns" In oude toonzetting.
"Weer ryst het publiek op; de hoofden worden
ontbloot; de soldaten staan onberispeiyk stil
met het geweer bjj don voet. Het is een
indrukwekkond oogenblik.
j/ Te midden van de stilte richt luit. generaal
Kool het woord tot het regiment. Hy ver
klaarde het zich een voorrecht te rekenen op
dezen heugiyken feestdag als oudst actief
dienende officier zich te midden "van de feest
vierenden te bevinden eu een biyk van be
langstelling te geven in het regiment. Zeven
tig jaren zyn daarheen govlogen sedert be
sloten werd tot oprichting van de bataljons
grenadiers en jagers, later het regiment grena
diers en jagers. By tienduizenden heeft dat
regiment mannen geteld, die gediend hebben
b\j dat corps en deelgenomen hebben aan de
verJe iging van de eer on do rechten van
de dragers der Kroon van ons geliefd Huis
van Oranje on de onafhankelijkheid van ons
dierbaar vaderland. Geslachten na geslachten
zijn in het regiment voortgegaan, maar hoe
zeer ook afwisselend in personen, één zaak
Is gebleven: de gehechtheid aan het geliefd
Oranje-huis, toewy log in ci.nst van het
vaderland, yver en gcele wil ter voorbe
reiding van de verdediging de6 lands.
Hoe hoog het regiment door vorsteiyke
personen gewaardeerd wer', heeft het reeds
meermalen ondervonden en ce groote genegen
heid van H. M. de Koningin voor het regiment
blokt ook thans weer coor do onderscheidingen
en rangsverbooging, door H. M. do Koningin
verleend. [Zie de bsrichten „uit de Sts-Ct."]
Hierop noodigde de generaal den vertegen
woordiger van H. M. ce Koningin gen.-maj.
jbr. Laman Trip uit de oflderscbeidingen uit
te reiken.
Het vaandtl werd voorgebracht, de ban ge
opend en de personen, aan wie een onder
scheiding zou worden op de borst gehecht,
voorgeroepen.
Na deze plechtigheid werd de ban gesloten
en werden de nieuw gedecoreerden of bevor
derden gelukgewenscht. Ook de generaal Kool
richtte tot hen een woord van gelukwensch
en eindigde met een „leve de Koningin!" dat
wederom luide door den troep werd over
genomen. Kolonel Do Bock bedankte alsnu
voor de eer, het regiment, door hem ge
commandeerd, bewezen, en verzocht den ver
tegenwoordiger van de Koningin Hare Majesteit
den innlgen dank van het corps te betuigen.
Verder betuigde hy ook zyn dank aan de
Ministers, den generaal Kool on verdere aan
wezige officieren en dames voor hun belang
stelling en lichtte zich daarna tot de gedele
geerden ter Vredesconferentie, die hy in de
Fransche taal zgn hooge erkentelykheid
betuigde voor hun tegenwoordigheid.
Hierna ving het defileeron aan waarby de
manschappen bet bewys leverden hoe verzy
het in vier maanden oefeningen kunnen brengen.
By het voorbijtrekken van het vaandel
salueerden ook de gedelegeerden, t.rwyi de
damos het toewuifden met bouquetten. De
troep defileerde tweemaal, eenmaal in gewonen
en eenmaal in meer versnelden pas.
Onder het presenteeren van de geweren ver
liet de vertegenwoordiger van Hare Majesteit
de Koningin met den ordonnance-officier het
terrein, uitgeleid door den kolonel De Bock
met diens adjudant.
Gistermiddag waren er feestmaaltyden voor
onderofficieren en minderen in de kazerne en
diner voor officieren en oud officieren in het
gebouw voor Kunsten en "Wetenschappen.
Gisteravond prykte de ingang van de Oranje
kazerne met eene fraaie verlichting, ver-
toonende de onJerschefdingsteekenen van het
regiment. Er werden voordrachten gehouden,
gymnastiekoefeningen zangnummers en een
tooneelstukje uitgevoerd en met een bal-
champêtre besloten.
Alle onderofficieren, korporaals en man
schappen hebben een broezen herinnerings
medaille gekregen.
Het avondfeest in de kazerne werd gisteren
ook bezocht door den minister van oorlog en
den commandant Do Bock. Zy werden door
de manschappen harteiyk toegejuicht, met
kreten: „Leve de ministor van oorlog 1....
leve de traktementsverhooginglleve de
Pensioenwet! leve onze kolonel De Bock!"
Het feest duurde tot 4 uren doch van
ochtend waren de mannetjes weer vroeg uit
de veeren, want reeds om halfzes waren de
onderofficieren weder present om op den
Waa8enaarschen weg elkanders krachten te
meten op de fiets over een afstand van 7
Kilometer. Op de plaats van de kazerne ving
inmiddels een eebt militaire kamp aan: het
„nemen" van hindernissen, waarby men menig
staaltje van kracht, vlugheid en onverschrok
kenheid te zien kreeg.
Muziek vrooiykte dit concours op, dat o.a.
werd bygewoond door den Minister van Oorlog
en den inspecteur der infanterie generaal Van
Keeteren. Nauwelijks was deze kamp geëin
digd, of er klonk een signaal „aantreden"
voor de gevechtsoefeningen op het proefveld.
Het feestvierende regiment treft 't uitmun
tend met het weer.
Engelsclicn in Onze Oost.
Naar Reuter uit Londen seint, deelde de
Britsche ondersecretaris van buitenlandsche
zaken, de heer Brodrick, in het Lagerhuis
medo, dat het vraagstuk van de verplichting
van Britsche onderdanen om te dienen by de
schuttery in de Nederland6ch-Oost-Indische
bezittingen, dat reeds by verschillende gelegen
heden aan de orde is gekomen, in dezen zin
is beslist:
By afwezigheid van verdragsbepalingen,
het tegendeel inhoudende, zyn zy verplicht
den dienst te vervullen, tenzy kan worden
aangetoond, dat vreemdelingen van andere
nationaliteit zyn vrygesteld. Inderdaad, zeide
de staatssecretaris, heeft elke natie het recht
vreemdelingen, die in haar gebied wonen, op
te roepen voor den dienst. AE.)
Dreyfus in Frankrijk.
Generaal Brugère [het lid van den Hoogen
Raad van Oorlog?] is In de plaats van generaal
Zurlinden tot militair gouverneur van Parys
benoemd.
M^n wil, dat de laatstgenoemde bevel
hebber van een legercorps zal worden.
Onder den titel „le grand farceur" hoeft
de „Siècle" to kennen gegeven, in do woorden,
door Dóroulède te Saint ClouJ eesDroken. over
oventueele onschuld van Dreyfus en daardoor
te ontstane strafwaardigheid van ministers,
een poging te zien, om invloed te oefenen
op den krygsraad. Deze zou misschien terug
schrikken van de kwellingen, waaraan zooveel
oud-ministers van oorlog zouden blootgesteld
raken.
Niet alle DrcyfusarJs doelen de opvatting
van de „Siècle." Gabriel Monod, in een brief
aan Jaurès, acht Dóroulède te gosder trouw.
Zelfs verwondert diens rede hem niet. „Is
Déroulödo een vurig bestryder van de revisie
geweest, dan kwam dit doordien hy oprecht
geloofde, dat die rerifie de ondergang van
Frankryk zou wezen. Nu by zitt, dat Frankryk
door die revisie ln de oogen der gansche
wereld geraakt tot eerherstel, nu is hy dadeiyk
bereid Dreyfus onschuldig te verklaren on
Dreyfus' vervolgers verraders van het Vader
land te noemeo." Trouwens, in 1897 nog,
vorzekert Monod, zag Dóroulède in Esterhazy
den werkelykon verrader. „Misschien heeft
zyn heftig, maar iy alle opvliegendheid steeds
eorlyk gemoed dezs overtuiging van toen
vergeten."
Nietwaar, zulk een verklaring der houding
van den „fou national" is wel zoo asDgenaam!
Maar ach, nu komt de weeë Coppóe, en preekt
op Déroulèdo's tekst door tot een vervaarlyke
bangmakerg met valsch heldenmoedsvertoon.
De ziekeiyke ou-J-Pamassion verbaast er
zich over, dat Dreyfus' vrienden thans plotse
ling het woord cocardier als een eeretitel voor
den banneling gebruiken, na datzelfde woord
van te voren gebruikt te hebben als scheld
naam tegen anti Dreyfusards. „"Wil men een
cocardier kennen Dóroulède is er een."
En dan volgt een bespreking van den speech
te Saint Cloud.
Coppée vin:t alles uitstekend gezegd. Ook
by wil plotseling „alles weten", de ministers
moeten cie volla waarheid zeggen, „hoe ernstig
de gevolgen ook kunnon zyn." "Weet dit, gy
ministers van do vryspraak en van de spons,
wy zullen geen enkel bodrog godoogen, geen
wegmoffelary. "Wy willen alles, volstrekt alles
weten. Wy eischen, dat men ons de geheimen
der diplomatie overlevere, de geheimen van
spionnendhnst en tegsn-spionnencienst, wy
vorderen met name, dat mon ods zegge wat
zeker gezant is gaan vragen aan den heer
Casimlr-Périer, dat men iedereen noeme en
alls dossiers napluize. Wy willen de oplossing
van het raadsel, recht gaan wy af nu op de
sfinx, al moest zy ons dan ook verslinden.
BreDgt men nieuwe verraders aan, 2y zullen
bun straf geenszins ontgaan. Ootstaat er een
bres in onze nationale verdediging, onmidöel-
lyk zal men zich aan het werk zetten, om
die te stoppen. En eindeiyk, moet het dan
oorlog zyno, vervloekt de gokken en
ellendelingen, die ons tot dat uit-rste zullen
hebben gebracht, dat ze stikken in het Hoed
onzer kinderen maar is het oorlog, welnu,
het zy zooDo oorlog zal misschien onze
wedergoboorte zyn en ons behoud.... O,
Jeanne d'Arcl"
Dreyfus is besloten zyn onschuld met allo
kracht te verdedigen, doch hy wil geen van
zyn collega's uit den generalen staf belasten.
Louis Havet, lid van het Instituut, schryft
in de „Siècle" over Dreyfus, dat hy in nor
male conditie is en spoe ig de voor hem
nieuwe feitenzee zal meester zjjn. Zyn taaie
soldatenziel, de ziel van een Israëliet uit den
Elza8, zullen den schrik van de ontdekkingen
overwinnen, die hem nog te wachten zyn.
Hy zal voor den krygsraad als aanklager
optreden en zonder vrees spreken. Toen
Lebon hem in 1896 twee maanden lang in
ketens bad laten liggen, was hy ziek geweest
van de koorts. Maar men zal zien, dat do
„Sfax" niet do schaduw van een mensch
heeft meegebracht. Hy, wi n de overste
Picquart gered had, was een man, een krachtige,
sterke, fiere man, die morgen Fransche sol
daten zal bevelen.
Bertillon, die als schriftkundige met z[jn
advhs over het borderel zooveel kwaad deed
aan de zaak van Dreyfus, is gisteren in den
Paryschon gemeenteraad ter sprake gebracht,
welke wegens zyn gebleken dwalingen een
motie heeft aangenomen, den prefect uit-
noodigende om hem te ontslaan als directeur
van den „anthropometrischen dienst", ofschoon
hy in die betrekking uitmunt en de prefect
zyn best gedaan had om hem in bescherming
te nemen. Deze zal ook wel aan de motie
geen gevolg geven.
Generaal Julliard heeft naar aanleiding van
de overplaatsing van den befaamden kolonel
De Saxcé (die in zyn fraaie dagorder den
Jieer De Pressensé voor een „vullen deugniot"
uitmaakte), aan do troepen een dagorder uit
gevaardigd, waarin hy „hulde brengt" aan
de „hooge rechtschapenheid" en de „schitte
rende hoedanigheden" van dien officier. Deze
had daardoor, verzekert de generaal, te Rennes
aller hoogachting, het volkomen vertrouwen
zyner chefs en de eerliadige genegenheid
zjjner ondergeschikten verworven. „Het com-
mandement van kolonel De Saxcé", zoo eindigt
de generaal, „zal een in het oog vallende
plaats beslaan in de jaarboeken van het IOde
regiment artillerie."
De minister De Galllffet kan dit stuk op
gooden grond als een tegen hem gericht
protest beschouwen.
Mevrouw Dreyfus wordt ta Rennes niet
lastig gevallen, bohalve door de photografen.
Die zyn inderdaad zóó belangstellend, dat do
beer Havet, baar naar de gevangenis ver
gezellend, telkens zyn parapluis moet ge
bruiken als paraphotograaf.
Advocaat Labori heeft "Woensdag Rennes
verlaten, na vooraf nog een bezo3k te hobbeh
gebracht aan Dreyfus en dezen to hebber
voorgeschreven hoe by den tyd vóór hot!
proces het best kan beBtedeD. Mr. Colloneao^
secretaris van advocaat Demange, is te Ronneé'
gebleven en zal hem dageiyks bezoeken.'!
Dreyfus biyft krachtiger dan ooit zyn onschuld
volhouden, mair weigert lets ten nadeele!
zyner vroegere kameraden van den generalen'
staf te zeggen.
In de stad biyft bet kalm, maar bet heet*V
dat den 14den dezer een grooto manifestatie4
van voor- en tegenstanders der revisie zal
plaats hebben. j
Een afgevaardigde, graaf Boni de Castellane,'!
hoeft zich rechtstreeks tot den Vorst van:
Monaco gewend met een brief, waarin by
zegt, dat 's Vorsten uitnoodiglng aan movr.*
Dreyfus „de verontwaardiging der goede
Franschen" heeft gaande gemaakt, niet omdat j
by aan een ongelukkige vrouw schreef, maar
om zyn inmenging in zaken, welke Z. D. H.'j
volstrekt niet aangaan. Verder zegt hy den
Vorst eenige hatelijkheden ala „Prins onder j
voogdy" en „beschermer van een speelhuis.''!
Ook andere personen schynen zich geroepen'
te voelen om den Prins „de waarheid te
zeggen." Hy is echter volgens de „Figaro",!
op zee en zal wel een week of vyf, zes uit-,
biyven. Hun, die hem als buitenlander be
handelen, brengt zy in herinnering, dat hy
van Frankryks eerste rampen in 1870 af tot
het einde van den oorlog het land als gewoon
soldaat gediend heeft.
Een der getuigen uit de zaak Dreyfus is over-;
leden, de agent Guénée Hy was eerste beambte
in het ministerie van oorlog en later particulier
detective. Als zoodanig ontving hy aikwyis e n
opdracht van het informatie bureau. Hy was de
vertrouweling van Henry en schreef op ci?ns
la6t in 1894 een oogunstig rapport over het
particuliere leven van Dreyfus. Als getuige
voor de Kamer van Strafzaken bekende Gué-;
née, dat hy zich vergist had, door Dreyfus
met een naamgenoot te verwarren; maar uit1
do tegenstrijdigheden, waarin hy zich daarby
verwikkelde, bleek duideiyk, dat by op last
van Henry Dreyfus met opzet al een speler
en als losbol had verdacht gemaakt.
Guónóe diende trouw wijlen kolonel Sand-
herr, en koesterde een feilen haat tegen1
Picquart. By z[jn verklaringen voor het Hof?
van Cassatie beweerde hy zich te bewegen in
de groote wereld, de aanzienlijkste hotels on
badplaatsen, maar moast ten slotte erkennen,
dat zyn aldus verkregen stof tot beschuldi-
gingen togen Dreyfus ni.ts beteskende.
Er is geméld, dat verscheiden inwoners
van Buda-Posth voornemens zyn eon eere
sabel aan Picquart aan te lieden.
Picquart heeft voor dit geschenk beleefd
bedankt. Hy is met de betuiging van sym-'
pathie tevreden.
Een aantal Parjjscho kooplieden en ia-
dustriéelen hebben aangezeten aan een feest-
maaltyd, welke gepresideerd werd door den
heer Méline, oud-minister-president Aan het
feest werd door ongeveer 250 personen ceel
genomen.
By het dessert hield de heer Méline een
redevoering, welke herbaaldeiyk werd toege
juicht on waarin hy o. a. zei: „Men beeft het
land wilhn dom gelooveo, dat men aan den
vooravond van een staatsgreep stond. Dat is
een mystificatie. Da collectivisten hebben
met het spook der vrees gespesld. Zy jagen
niet de voorgewen le sociale hervorming na,
maar het veroveren van het bewind. De
„Affaire" heeft bon gelegenheid gegeven bin-'
nen te- sluipen in de regeormgsmeerierheid]
en plaats te nemen in het comité der rapu-[
blikeinsche waakzaamheid, waarvan zy ce
leiding op zich hebben genomen. Yan daar1
tot het ministerie behoefde men slechts één'
stap te doen. Sedert de heer Millerand minister
is, verkeert de Repu liek niet meer in gevaar!
Dat heeft de heer WalJock-Roussoau trouwens
met volkomen zwier geconstateerd.
Yan waar zou bet gevaar komen? Van
het leger? Dat behoort aan geen enkele party
en geen enkele party zou er do hand op;
kunnen leggen. Men heeft enkele ongebonden
woorden, welke geen revolutionaire kreten,1
maar kreten van smart, W3ren, vergroot;
welke woorden eenige toegevendheid ver
dienden, omdat zy het antwoord waran op
verfoeiiyke uitdagingen tot verzet en onge-,
hoorzaamheid. De minister van oorlog heeft
zulks trouwens begrepen; maar zal by sterker
zyn dan zyn voorgangers in de bescherming
v.in het leger tegen zyn beleedigers?"
De heer Méline behoort niet tot degenen,
die Tiet leger op slechte paden zonden willen
brengen; hy is geen nationalist. Hy liyffc
trouw aan de parlementaire Republiek. Maar:
het eenige middel om het nationalisme met
succes te bestrijden, ia het zyn recht ran
bestaan te ontnomen; dat is, het 1 ger lief
te hebben en het te verdedigen.
Zonder nog nationalist te zijn, kan men
de slechte werking van het parlementarisme
verbeteren.
Als men dat stelsel niet verbetert, zal het
land zich boos maken en het nationalisme
zal terugkeeren, evenals vroeger. Het gevaar
bostaafc in don moreelen tosstand der ge-
moaderen. Het kwaad is niet aan de opper
vlakte te vinden, maar in de diepe massa's
van het algemeen kiesrecht. Met maatregelen
tot algemeen welzyn kan men die niet
genezen.
De heer Mcline gaf de verzekering, dat zyn