Zegwaard. Do gsmeento-ontvanger herin nert den ingezetenen aan hunne verplichting om vóór of op Dinsdag 11 Juli a. s« hun plaatselijke belastingen te betalen. Op dien dag zal des morgeDs van 10 tot 1 uur ter Secretarie de laatst j zitting in dit jaar worden gehouden tot bet in ontvangst-nemen van lioof:el{jken omslag en hondenbelasting. Gisteravond waren een paar kleine jongar.s bezig met twee honien voor een kar te spannon, waarvan er één gedresseerd moest worden. Vol mo9d draaf Jen ze over den Zrg- waardschen weg, totlat ze voor de woniDg van P. O. kwamen en daar niet verder wilJtn. De koetsiers wilden nog niet t<rug, dus, stil staan of op z[j uit. De viervoeters kozen htt laatste en kwainen in de vaart terecht. Met den wagen achter zich zwommen ze de treede vaart over, nadat de berijders er tytyds waren afgesprongen. Tosn kregen de kleppers toch hun zia on mochten naar huis ttrug- keeren. De rekening dezer gemeente over 1898 13 den Raad aangeboden en op de Secretarie ter Inzage nedergelegd. De ontvangsten Le- dragen f 8897.65* en da uitgaven f 7815.28. Zoetermcer-Zegwnnrd. Aan de openbare lagere school dezer gemeenten is tot onderwij zeres in de nuttige handwerken benoemd mej. N Van Herwijnen, te Zegwaard, in de plaats van mej. J. O. Geerligs, die wegens vertrek naar elders eervol ontslag had gevraagd met >agang van 1 dezer. Vit de „Staatscourant," Kon. besluiten. Benoemd in de orde van Oranjo- Nassau, tot officier, de luitenant-koloDel jhr. L. F. A. Van der Goes, van het regiment grenadiers *n jagers, en de tot majoor bij liet 7de regiment infanterie benoemde kapitein J. H. A. Nierstrnsz, laatstelijk adjudant van eerstgenoemd corps. Toegekend de eeremedaille der orde van Oranje- Nassaa: in zilver, nan de adjud.-onderoffic. H. Gisolf en B. F. Vos, beiden van het regt grenadiers en jagers, en in brons aan den korporaal J. A. Van der Voorst, medo van dat corps. Aan de navolgende gepensionneerde opper-, hoofd- en subalterne officieren de hoogere rangen verleend, als: de rang van luit.-gen. aan Hr. Als. adjudant in buiteDg. dienst, den gep. gen. maj. E. J. Van Bel; de rang van geD.-maj., aan den gep. kol. B. J. baron Mulert tot de Leemcule; de rang van kol. aan den gep. luit.-kol. U. Clockeoer Broueson; de rang van majoor aan de gep. kapts. J. baron Taets van Amerongen, jhr. A. W. Van Reigersberg Versluys en jhr. A. li F. T. Van der "W ijek. F. J. J. M. Van der Knaan beDoemd tot burge meester der gemeente Gulpen. Toestemming verleend aan jhr. F. C. V. Dommer van Poldersveldt, burgemeester der gemeente Noordwjjkerhont, om tot 1 Juli 1902 teNoordwgk te blijven wodod, en aan L. J. Andrion, ontvanger der gemeente Meach, om tot 1 Juli 1900 te bt.- Geertruid te wonen. Een pensioen verleend van/667's jaars aan den op zijn verzoek eervol uit yzn betrekking ont slagen machinist bij 's Rijks magazyn van genees middelen L. Vermeer, tevens belast met de functiön van stoker bij gemelde inrichting; een pensioen van ƒ702 's jaare aan den op zijn verzoek, eorvol uit zijn betrekking ontslagen commies bij het Departement van Oorlog J. H. Scheltcma. De Vredesconferentie. De derde afdeeiiDg hield gisteren een zittiDg ender voorzitterschap van den heer Léon Bourgeois. Het proces-verbaal van de zitting van 5 Juni werd goedgekeurd. De heer DelyanDis verklaarde ten gevolge van pas ontvangen instruction gemachtigd te zyn, zijn stem te voegen b\J die, welke in de jongste vergadering het ontwerp be treffende de goede diensten en bemiddeling hebben aangenomen. Ridder Desc3mps, rapporteur van de com missie van onderzoek, omschrijft de vorm- w\jzigiDgenf dis zijn aangebracht in de teksten, welke in de jongste zitting zijn aangenomen, ten einde rekening te houden met door ver schillende gedelegeerden gemaakte opmer kingon. Vervolgens geeft hy een volledig overzicht van de gronden, die de commissie van onder zoek hebben geleid om bepalingen voor te stellen betreffende Internationale enquête en jirritrage-commissién. (Da tekst van cie irtikelen is rondgedeeld.) Besloten wordt het overzicht in zyn geheel in het proces verbaal van de tegenwoordige zitting te doen opnemen en ten spoedigste aan de leden der afdeoling te doeo ronddeelcn. De voorzitter betuigt ridder Descamps warmen dank en richt tot hem oprechte gelukwenscben voor het uitnemend overzicht, door hem ge geven, en hoopt, dat de offitiëelo toelichting der voorgestelde bepalingen zal bljjven, niet alleen voor de leden der Conferentie, maar ook voor de Regeeringen. (Toejuichingen). Ten einde de leden der afdeeling in staat te stellen de door de commissie van onderzoek voorgestelde teksten aan hun regeeringen te onderwerpen en de nooilge instruction daar- omtreot te ontvangen, bepaalt de voorzitter de volgen e vergadering op Maandag 17 Juli, 10 uren des ochtends. De vergadering wordt om ll3/* gesloten. Naar men bericht, is de volgende zitting •an do derde afdeeling in haar geheel zoo tang verschoven, omdat do gedelegeerden van vergelegen landen de ontwerp overeenkomst betreffende de arbitrage met de daarin gisteren getrachte wijzigingen aan hun Regeeringen wcnschten op te zenden en daaromtrent Jnstructién te ontvangen, om het antwoord jaiet voor het eind der volgende week te wachten is. In het rapport van den heer Descamps werd er nadruk op gelegd, dat het Arbitrage hof te 's Gravenhage zal zetelen, welke plaats dus niet enkel middelpunt van de 'arritrala rechtsmacht, maar ook van de ar itralo rechtspraak zal worden. Tot de gisteren aangebrachte wijzigingen behoort o.a. deze, dat de leden van het per- manante arbitrag.hof gedurende de uitoefe ning van hun functiön de diplomatieke voorrechten en vrijdommen zullen genieten, en ook, dat het op te richten bureau geheel ter beschikking zal zijn van de mogendheden, die de overeenkomst hebben omJerteekend voor de uitoefening van elke bijzondere arbitrage. Het feest Tan het regiment grenadiers en jagers. Uit Den Haag wordt nog gomelJi De troepen-revne ter gelegenheil van het feest van het regiment grenaoiers en jagers werd op de tribune biigewoonJ door de mili taire attachés en gedelegeerden ter Vredes conferentie en door voel dames. Het feestvie rend regiment werd op don weg naar de parade hartelijk to.gejuicht. De kolonel-com mandant maakte met zyn adjudant zijn op wachting aan de gasten, zynde alle ministers, de gedelegeerden, gensraals en officieren, die vroeger bij het regiment dienden, onder wie generaal De Petit. Terwijl de stafmuzirk het „Wilhelmus" speelde reed de vertegenwoordiger der Koningio, generaal-majoor jhr. Laman Trip, met don ordonnance officier, graaf Du Monceau, het veld op. De staf ontving den generaal. De detachementen der verschillende wapens mar cheerden voor kolonel De Bock. Generaal Kool, aan het boofd van den staf, begon daarna de inspectie, waarna een défilé werd gehouden, dat gevolgd werd door de voorlezing van de volgende dagorder door den kapitein-adjudant Nieritrasz. Officieren, OnderofficierenGrenadiers en Jagers „Bij Koninklijk besluit van 7 Juli 1829 No. 104 werd de oprichting bevolen van een afdeeling grenadiers en twee bataljons jagers. Bij latere organisatie werden die corpsen vereenigd en maken thans uit het regiment grenadiers en jagers. „Htt oorspronkelijke Koninklijke besluit hield o. a. in, dat het corps dienst zou do3n onder de oogen des Konings, dat de plaatsing daarbij als eene onderscheiding mo:st worden aangemerkt, dat zulks tot eor moest ver strekken en moest worden beschouwd als eene belooning voor goede diensten. „Sedert zjjn 70 jaren voorbijgegaan. By de feestelijke herdenking van bet 25- en 60-jarig bcstjan van het regiment verklaarde Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Frederik der Nederlanden, dat niemand van het regiment ooit zijn plicht had verzaakt; en die woor den uit den mond van disn geliefden Oranje telg zijn sedert een spoorslag gebleven om op den ingeslagen weg te blijven voort gaan. Gedurende cie 70 jaren heeft het regi ment zich steeds mogen verheugen in do bij zondere belangstelling van de achtereenvolgende Vorsten; en ook na weder genieten wij de hooge eer Hare Majesteit de Koningin in ons midden vertegenwoordigd te zl3n. „De koninklijke maehtiging tot de feest viering van heden waarvoor wy allen, die de eer hebben tot het regiment te mogen behooren, zoo dankbaar zijn heeft aan dia feestviering een grootschen indruk gegeven, en de bijzondero deelneming van een zoo groot aantal hier aanwezige hoogste militaire autoriteiten geeft ons de verzekering, dat met belangstelling de blik gevestigd is op Harer Majesteits keurcorps. „Moge dat alles oas dan ook het oog doen richten op ons dierbaar vaandel op 21 Sept. 1893 wederom vornionwd ontvangen uit de handen onzer geliefde jeugdige Vorstin op dat vaandel, welke verleden ons bemind Vorstenhuis zoo nauw aan het vaderland verbindt, en laten wö allen met een stil zwijgende nieuwe belofte ons verbinden, om boor stipte plichtsbetrachting en strenge discipline den gooien naam van het regiment zoo hoog mogelyk op te voeren, ten einde die gewaardeerde Vorstelijke belangstelling ten allen tijde waarclg te kunnen biyven. In dat plechtig vertrouwen op de toekomst zal ons regiment nimmer zijn alouden roem overleven, maar steeds bereid gevonden wor den tot handhaving der vorstelijke rechten en tot verdediging van Neérlands onafhanke lijkheid. „Ter bevestiging biervan roep ik het gansche regiment op, zich te vereenigen met my in de driemaal herbaalde oiting onzer zoo schoone leuze: „Leve de Koningin 1" Do Kolonel-Aöjudantin bnitengewonen dienst van Hare Majesteit de Koningin, Commandant van bet Regiment (pef.) Db Bock." Met levendigen bijval stemt de troep in met het „Leve ds Koningin". De officieron 6alueeren met de sabel, het publiek wuift met hoed en zakdoek. Dan valt de kapel in met het „Wilhelmns" In oude toonzetting. "Weer ryst het publiek op; de hoofden worden ontbloot; de soldaten staan onberispeiyk stil met het geweer bjj don voet. Het is een indrukwekkond oogenblik. j/ Te midden van de stilte richt luit. generaal Kool het woord tot het regiment. Hy ver klaarde het zich een voorrecht te rekenen op dezen heugiyken feestdag als oudst actief dienende officier zich te midden "van de feest vierenden te bevinden eu een biyk van be langstelling te geven in het regiment. Zeven tig jaren zyn daarheen govlogen sedert be sloten werd tot oprichting van de bataljons grenadiers en jagers, later het regiment grena diers en jagers. By tienduizenden heeft dat regiment mannen geteld, die gediend hebben b\j dat corps en deelgenomen hebben aan de verJe iging van de eer on do rechten van de dragers der Kroon van ons geliefd Huis van Oranje on de onafhankelijkheid van ons dierbaar vaderland. Geslachten na geslachten zijn in het regiment voortgegaan, maar hoe zeer ook afwisselend in personen, één zaak Is gebleven: de gehechtheid aan het geliefd Oranje-huis, toewy log in ci.nst van het vaderland, yver en gcele wil ter voorbe reiding van de verdediging de6 lands. Hoe hoog het regiment door vorsteiyke personen gewaardeerd wer', heeft het reeds meermalen ondervonden en ce groote genegen heid van H. M. de Koningin voor het regiment blokt ook thans weer coor do onderscheidingen en rangsverbooging, door H. M. do Koningin verleend. [Zie de bsrichten „uit de Sts-Ct."] Hierop noodigde de generaal den vertegen woordiger van H. M. ce Koningin gen.-maj. jbr. Laman Trip uit de oflderscbeidingen uit te reiken. Het vaandtl werd voorgebracht, de ban ge opend en de personen, aan wie een onder scheiding zou worden op de borst gehecht, voorgeroepen. Na deze plechtigheid werd de ban gesloten en werden de nieuw gedecoreerden of bevor derden gelukgewenscht. Ook de generaal Kool richtte tot hen een woord van gelukwensch en eindigde met een „leve de Koningin!" dat wederom luide door den troep werd over genomen. Kolonel Do Bock bedankte alsnu voor de eer, het regiment, door hem ge commandeerd, bewezen, en verzocht den ver tegenwoordiger van de Koningin Hare Majesteit den innlgen dank van het corps te betuigen. Verder betuigde hy ook zyn dank aan de Ministers, den generaal Kool on verdere aan wezige officieren en dames voor hun belang stelling en lichtte zich daarna tot de gedele geerden ter Vredesconferentie, die hy in de Fransche taal zgn hooge erkentelykheid betuigde voor hun tegenwoordigheid. Hierna ving het defileeron aan waarby de manschappen bet bewys leverden hoe verzy het in vier maanden oefeningen kunnen brengen. By het voorbijtrekken van het vaandel salueerden ook de gedelegeerden, t.rwyi de damos het toewuifden met bouquetten. De troep defileerde tweemaal, eenmaal in gewonen en eenmaal in meer versnelden pas. Onder het presenteeren van de geweren ver liet de vertegenwoordiger van Hare Majesteit de Koningin met den ordonnance-officier het terrein, uitgeleid door den kolonel De Bock met diens adjudant. Gistermiddag waren er feestmaaltyden voor onderofficieren en minderen in de kazerne en diner voor officieren en oud officieren in het gebouw voor Kunsten en "Wetenschappen. Gisteravond prykte de ingang van de Oranje kazerne met eene fraaie verlichting, ver- toonende de onJerschefdingsteekenen van het regiment. Er werden voordrachten gehouden, gymnastiekoefeningen zangnummers en een tooneelstukje uitgevoerd en met een bal- champêtre besloten. Alle onderofficieren, korporaals en man schappen hebben een broezen herinnerings medaille gekregen. Het avondfeest in de kazerne werd gisteren ook bezocht door den minister van oorlog en den commandant Do Bock. Zy werden door de manschappen harteiyk toegejuicht, met kreten: „Leve de ministor van oorlog 1.... leve de traktementsverhooginglleve de Pensioenwet! leve onze kolonel De Bock!" Het feest duurde tot 4 uren doch van ochtend waren de mannetjes weer vroeg uit de veeren, want reeds om halfzes waren de onderofficieren weder present om op den Waa8enaarschen weg elkanders krachten te meten op de fiets over een afstand van 7 Kilometer. Op de plaats van de kazerne ving inmiddels een eebt militaire kamp aan: het „nemen" van hindernissen, waarby men menig staaltje van kracht, vlugheid en onverschrok kenheid te zien kreeg. Muziek vrooiykte dit concours op, dat o.a. werd bygewoond door den Minister van Oorlog en den inspecteur der infanterie generaal Van Keeteren. Nauwelijks was deze kamp geëin digd, of er klonk een signaal „aantreden" voor de gevechtsoefeningen op het proefveld. Het feestvierende regiment treft 't uitmun tend met het weer. Engelsclicn in Onze Oost. Naar Reuter uit Londen seint, deelde de Britsche ondersecretaris van buitenlandsche zaken, de heer Brodrick, in het Lagerhuis medo, dat het vraagstuk van de verplichting van Britsche onderdanen om te dienen by de schuttery in de Nederland6ch-Oost-Indische bezittingen, dat reeds by verschillende gelegen heden aan de orde is gekomen, in dezen zin is beslist: By afwezigheid van verdragsbepalingen, het tegendeel inhoudende, zyn zy verplicht den dienst te vervullen, tenzy kan worden aangetoond, dat vreemdelingen van andere nationaliteit zyn vrygesteld. Inderdaad, zeide de staatssecretaris, heeft elke natie het recht vreemdelingen, die in haar gebied wonen, op te roepen voor den dienst. AE.) Dreyfus in Frankrijk. Generaal Brugère [het lid van den Hoogen Raad van Oorlog?] is In de plaats van generaal Zurlinden tot militair gouverneur van Parys benoemd. M^n wil, dat de laatstgenoemde bevel hebber van een legercorps zal worden. Onder den titel „le grand farceur" hoeft de „Siècle" to kennen gegeven, in do woorden, door Dóroulède te Saint ClouJ eesDroken. over oventueele onschuld van Dreyfus en daardoor te ontstane strafwaardigheid van ministers, een poging te zien, om invloed te oefenen op den krygsraad. Deze zou misschien terug schrikken van de kwellingen, waaraan zooveel oud-ministers van oorlog zouden blootgesteld raken. Niet alle DrcyfusarJs doelen de opvatting van de „Siècle." Gabriel Monod, in een brief aan Jaurès, acht Dóroulède te gosder trouw. Zelfs verwondert diens rede hem niet. „Is Déroulödo een vurig bestryder van de revisie geweest, dan kwam dit doordien hy oprecht geloofde, dat die rerifie de ondergang van Frankryk zou wezen. Nu by zitt, dat Frankryk door die revisie ln de oogen der gansche wereld geraakt tot eerherstel, nu is hy dadeiyk bereid Dreyfus onschuldig te verklaren on Dreyfus' vervolgers verraders van het Vader land te noemeo." Trouwens, in 1897 nog, vorzekert Monod, zag Dóroulède in Esterhazy den werkelykon verrader. „Misschien heeft zyn heftig, maar iy alle opvliegendheid steeds eorlyk gemoed dezs overtuiging van toen vergeten." Nietwaar, zulk een verklaring der houding van den „fou national" is wel zoo asDgenaam! Maar ach, nu komt de weeë Coppóe, en preekt op Déroulèdo's tekst door tot een vervaarlyke bangmakerg met valsch heldenmoedsvertoon. De ziekeiyke ou-J-Pamassion verbaast er zich over, dat Dreyfus' vrienden thans plotse ling het woord cocardier als een eeretitel voor den banneling gebruiken, na datzelfde woord van te voren gebruikt te hebben als scheld naam tegen anti Dreyfusards. „"Wil men een cocardier kennen Dóroulède is er een." En dan volgt een bespreking van den speech te Saint Cloud. Coppée vin:t alles uitstekend gezegd. Ook by wil plotseling „alles weten", de ministers moeten cie volla waarheid zeggen, „hoe ernstig de gevolgen ook kunnon zyn." "Weet dit, gy ministers van do vryspraak en van de spons, wy zullen geen enkel bodrog godoogen, geen wegmoffelary. "Wy willen alles, volstrekt alles weten. Wy eischen, dat men ons de geheimen der diplomatie overlevere, de geheimen van spionnendhnst en tegsn-spionnencienst, wy vorderen met name, dat mon ods zegge wat zeker gezant is gaan vragen aan den heer Casimlr-Périer, dat men iedereen noeme en alls dossiers napluize. Wy willen de oplossing van het raadsel, recht gaan wy af nu op de sfinx, al moest zy ons dan ook verslinden. BreDgt men nieuwe verraders aan, 2y zullen bun straf geenszins ontgaan. Ootstaat er een bres in onze nationale verdediging, onmidöel- lyk zal men zich aan het werk zetten, om die te stoppen. En eindeiyk, moet het dan oorlog zyno, vervloekt de gokken en ellendelingen, die ons tot dat uit-rste zullen hebben gebracht, dat ze stikken in het Hoed onzer kinderen maar is het oorlog, welnu, het zy zooDo oorlog zal misschien onze wedergoboorte zyn en ons behoud.... O, Jeanne d'Arcl" Dreyfus is besloten zyn onschuld met allo kracht te verdedigen, doch hy wil geen van zyn collega's uit den generalen staf belasten. Louis Havet, lid van het Instituut, schryft in de „Siècle" over Dreyfus, dat hy in nor male conditie is en spoe ig de voor hem nieuwe feitenzee zal meester zjjn. Zyn taaie soldatenziel, de ziel van een Israëliet uit den Elza8, zullen den schrik van de ontdekkingen overwinnen, die hem nog te wachten zyn. Hy zal voor den krygsraad als aanklager optreden en zonder vrees spreken. Toen Lebon hem in 1896 twee maanden lang in ketens bad laten liggen, was hy ziek geweest van de koorts. Maar men zal zien, dat do „Sfax" niet do schaduw van een mensch heeft meegebracht. Hy, wi n de overste Picquart gered had, was een man, een krachtige, sterke, fiere man, die morgen Fransche sol daten zal bevelen. Bertillon, die als schriftkundige met z[jn advhs over het borderel zooveel kwaad deed aan de zaak van Dreyfus, is gisteren in den Paryschon gemeenteraad ter sprake gebracht, welke wegens zyn gebleken dwalingen een motie heeft aangenomen, den prefect uit- noodigende om hem te ontslaan als directeur van den „anthropometrischen dienst", ofschoon hy in die betrekking uitmunt en de prefect zyn best gedaan had om hem in bescherming te nemen. Deze zal ook wel aan de motie geen gevolg geven. Generaal Julliard heeft naar aanleiding van de overplaatsing van den befaamden kolonel De Saxcé (die in zyn fraaie dagorder den Jieer De Pressensé voor een „vullen deugniot" uitmaakte), aan do troepen een dagorder uit gevaardigd, waarin hy „hulde brengt" aan de „hooge rechtschapenheid" en de „schitte rende hoedanigheden" van dien officier. Deze had daardoor, verzekert de generaal, te Rennes aller hoogachting, het volkomen vertrouwen zyner chefs en de eerliadige genegenheid zjjner ondergeschikten verworven. „Het com- mandement van kolonel De Saxcé", zoo eindigt de generaal, „zal een in het oog vallende plaats beslaan in de jaarboeken van het IOde regiment artillerie." De minister De Galllffet kan dit stuk op gooden grond als een tegen hem gericht protest beschouwen. Mevrouw Dreyfus wordt ta Rennes niet lastig gevallen, bohalve door de photografen. Die zyn inderdaad zóó belangstellend, dat do beer Havet, baar naar de gevangenis ver gezellend, telkens zyn parapluis moet ge bruiken als paraphotograaf. Advocaat Labori heeft "Woensdag Rennes verlaten, na vooraf nog een bezo3k te hobbeh gebracht aan Dreyfus en dezen to hebber voorgeschreven hoe by den tyd vóór hot! proces het best kan beBtedeD. Mr. Colloneao^ secretaris van advocaat Demange, is te Ronneé' gebleven en zal hem dageiyks bezoeken.'! Dreyfus biyft krachtiger dan ooit zyn onschuld volhouden, mair weigert lets ten nadeele! zyner vroegere kameraden van den generalen' staf te zeggen. In de stad biyft bet kalm, maar bet heet*V dat den 14den dezer een grooto manifestatie4 van voor- en tegenstanders der revisie zal plaats hebben. j Een afgevaardigde, graaf Boni de Castellane,'! hoeft zich rechtstreeks tot den Vorst van: Monaco gewend met een brief, waarin by zegt, dat 's Vorsten uitnoodiglng aan movr.* Dreyfus „de verontwaardiging der goede Franschen" heeft gaande gemaakt, niet omdat j by aan een ongelukkige vrouw schreef, maar om zyn inmenging in zaken, welke Z. D. H.'j volstrekt niet aangaan. Verder zegt hy den Vorst eenige hatelijkheden ala „Prins onder j voogdy" en „beschermer van een speelhuis.''! Ook andere personen schynen zich geroepen' te voelen om den Prins „de waarheid te zeggen." Hy is echter volgens de „Figaro",! op zee en zal wel een week of vyf, zes uit-, biyven. Hun, die hem als buitenlander be handelen, brengt zy in herinnering, dat hy van Frankryks eerste rampen in 1870 af tot het einde van den oorlog het land als gewoon soldaat gediend heeft. Een der getuigen uit de zaak Dreyfus is over-; leden, de agent Guénée Hy was eerste beambte in het ministerie van oorlog en later particulier detective. Als zoodanig ontving hy aikwyis e n opdracht van het informatie bureau. Hy was de vertrouweling van Henry en schreef op ci?ns la6t in 1894 een oogunstig rapport over het particuliere leven van Dreyfus. Als getuige voor de Kamer van Strafzaken bekende Gué-; née, dat hy zich vergist had, door Dreyfus met een naamgenoot te verwarren; maar uit1 do tegenstrijdigheden, waarin hy zich daarby verwikkelde, bleek duideiyk, dat by op last van Henry Dreyfus met opzet al een speler en als losbol had verdacht gemaakt. Guónóe diende trouw wijlen kolonel Sand- herr, en koesterde een feilen haat tegen1 Picquart. By z[jn verklaringen voor het Hof? van Cassatie beweerde hy zich te bewegen in de groote wereld, de aanzienlijkste hotels on badplaatsen, maar moast ten slotte erkennen, dat zyn aldus verkregen stof tot beschuldi- gingen togen Dreyfus ni.ts beteskende. Er is geméld, dat verscheiden inwoners van Buda-Posth voornemens zyn eon eere sabel aan Picquart aan te lieden. Picquart heeft voor dit geschenk beleefd bedankt. Hy is met de betuiging van sym-' pathie tevreden. Een aantal Parjjscho kooplieden en ia- dustriéelen hebben aangezeten aan een feest- maaltyd, welke gepresideerd werd door den heer Méline, oud-minister-president Aan het feest werd door ongeveer 250 personen ceel genomen. By het dessert hield de heer Méline een redevoering, welke herbaaldeiyk werd toege juicht on waarin hy o. a. zei: „Men beeft het land wilhn dom gelooveo, dat men aan den vooravond van een staatsgreep stond. Dat is een mystificatie. Da collectivisten hebben met het spook der vrees gespesld. Zy jagen niet de voorgewen le sociale hervorming na, maar het veroveren van het bewind. De „Affaire" heeft bon gelegenheid gegeven bin-' nen te- sluipen in de regeormgsmeerierheid] en plaats te nemen in het comité der rapu-[ blikeinsche waakzaamheid, waarvan zy ce leiding op zich hebben genomen. Yan daar1 tot het ministerie behoefde men slechts één' stap te doen. Sedert de heer Millerand minister is, verkeert de Repu liek niet meer in gevaar! Dat heeft de heer WalJock-Roussoau trouwens met volkomen zwier geconstateerd. Yan waar zou bet gevaar komen? Van het leger? Dat behoort aan geen enkele party en geen enkele party zou er do hand op; kunnen leggen. Men heeft enkele ongebonden woorden, welke geen revolutionaire kreten,1 maar kreten van smart, W3ren, vergroot; welke woorden eenige toegevendheid ver dienden, omdat zy het antwoord waran op verfoeiiyke uitdagingen tot verzet en onge-, hoorzaamheid. De minister van oorlog heeft zulks trouwens begrepen; maar zal by sterker zyn dan zyn voorgangers in de bescherming v.in het leger tegen zyn beleedigers?" De heer Méline behoort niet tot degenen, die Tiet leger op slechte paden zonden willen brengen; hy is geen nationalist. Hy liyffc trouw aan de parlementaire Republiek. Maar: het eenige middel om het nationalisme met succes te bestrijden, ia het zyn recht ran bestaan te ontnomen; dat is, het 1 ger lief te hebben en het te verdedigen. Zonder nog nationalist te zijn, kan men de slechte werking van het parlementarisme verbeteren. Als men dat stelsel niet verbetert, zal het land zich boos maken en het nationalisme zal terugkeeren, evenals vroeger. Het gevaar bostaafc in don moreelen tosstand der ge- moaderen. Het kwaad is niet aan de opper vlakte te vinden, maar in de diepe massa's van het algemeen kiesrecht. Met maatregelen tot algemeen welzyn kan men die niet genezen. De heer Mcline gaf de verzekering, dat zyn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 2