N°. 12055
Woensdag 14 Juni.
A0. 1899
§eze <§ouiant wordt dagelijksmet uitzondering
van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven
Leiden, 13 Juni.
Feuilleton.
De vrouw met de leeuwen.
LEIISCH
DAGBLAD.
PRIJS D ETTER GOTTOAIfTa
MO,
i d 1.40.
0.05.-
Voor Leidén per 8 maanden. 9
Franco per poste
Afzonderlijke Nommers e
PRÏJ3 DER ADVERTENnËH":
Van 1—0 regels 1.05. ledore regel meer f 0.17 J. Grootere
letters naar plaatsruimte Voor het incasseeren buiten de fltad
wordt ft).06 berekend.
Offïclëele Kennlsgevlngen.
Vergadering van den Gemeenteraad vaa Leiden*
op Donderdag 15 Juni 1899, des
namiddags te twee uren.
Punten ter behaadoliag:
1°. Benoeming van een Commissaris der Stads
bank van-Leoniug. (120)
2°. Benoeming van drie leden van het Bestuur
der Stedelijke Werkinrichting. (117)
3°. Benoeming van een tweeden onderwijzer
aan de openbare school der 4de klasse No. 1. (111)
4°. Verzoek van Mejuffr. D. L. Springer, om
ontslag als derde onderwijzeres aan de openbare
school der 3do klasse No. 3. (114)
5°. Verzoek van M. Cahon, om vrijstelling of
terugbetaling van schoolgeld, Middelbaar Onder
wijs. (116)
6°. Verzoek van A. M. Sanders, om terugbetaling
van schoolgeld, Lager Onderwijs. (115)
7°. Verzoek van H. Van Keeken—Roodhorst,
te 's-Hago, tot overschrijving ten name van haar
echtgenoot F. J. Th. Van Keeken, van dc ver
gunning tot bet plaatsen van drinkkiosken op
den openbaren weg. (113)
8°. Voorstel tot opzegging van het gebruik van
een gedeelte van het Raamland aan den Mare-
singel, verleend bij Raadsbesluit van 16 October
1873 aan de firma Van Haansbergen en Dutilh
en Maria Menkes, weduwo van D. H. Krepa. (119)
9°. Rekening, dienst 1898, van het Gereformeerd
Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwen
huis. (118)
10°. Rekening, dienst 1898, van het krankzinnigen
gesticht Endegeest". (125)
11°. Rekening, dienst 1898, van de Stedelijke
Gasfabriek. (12b)
12°. Rekening, dienst 1898, van de Vereeniging
tot bevordering van den bouw van werkmans
woningen. (124)
13°. Voorstel tot vaststelling der verordeningen,
regelende de heffing en invordering van een loon
voor het ijken der botervaten. (112 en 121)
14°. Voorstel tot vaststelling der verordeningen,
regelende de heffing en invordering van gelden
voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum
van Schilderijen en Oudheden in de Lakenhal".
(112 en 121)
15°. Voorstel tot vaststelling der verordeningen,
regelende de heffing en invordering van een recht
voor het van gemeentewege doen wegruimen van
sneeuw en ijs van detkc^openbaren weg vóór en
laDgs perceelen. (112 on 121)
16°. Voorstel tot vaststelling der verordeningen,
regelende de heffing en invordering van leges
en expoditiegeldon tor -Secretarie, bij het Oud-
Archief en aan het Bureauwan don Burgerlijken
Stand. (112 en 121)
17°. Voorstel tot goedkeuring van een door M.
H. Van Waveren ingediend stratenplan voor
terreinen aan den Maresingel en tot overneming in
eigendom on onderhoud der aan te leggen
straten. (122)
18°. Vaststelling van het kohier der Plaatselijke
directe belasting, dienst 1899. (123)
Hedennamiddag te twee uren hield dr. J. H.
Gunning, hoogleeraar in de godgeleerdheid,
die onlangs den 70-jarigen leeftijd bereikte,
zijn laatste college in het klein auditoiium
van het academiegebouw.
De spreker begon met de herinnering, dat
hij voor tien jaren in zijn Inwijdingsrede ver
klaard had zijn optreden slechts te beschouwen
als een ad interim vervullen van de plaats
eens beter bevoegden. Nu die begeerte ver
vuld was, trad by dankbaar en gaarne terug,
doch wilde nog aan zijn leerlingen de leuze:
„Blijft in Christus 1" medegeven. In die leuze
ligt het geheele Evangelie in zijn univer
saliteit. Zij is uit haar aard verbonden met
de verwachting der toekomst van Christus,
en het leven in Hem wil zich ook bewust
worden in de theologische wetenschap. Maar
om in Christus te kunnen biyven, moet de
Kerk óén zijn. Haar scheuringen worden thans
niet betreurd, en een heilloos indiviïualisme
heeft allerwegen veld gewonnen. Doch de Heer
kan Zijne Kerk herstellen, zoo slechts by ons
de behoefte daaraan gevoeld en erkend wordt.
Daarom spoorde spr. zijn leerlingen aan om
in die gezindheid in den dienst der Kerk to
treden, en haar te helpen zich voor de toe
komst des Heeren te bereiden. Wat de studie
betreft, wekte by hen vooral op, de wijs
begeerte niet te verwaarloozen, en drong
aan op ware verdraagzaamheid. Ten slotte
dankte hy de aanwezigen voor hunne tegen
woordigheid, en richtte nog een woord van
barteiyk welkom tot zyn opvolger Prof.
Chantepie de la Saussaye.
De zaal was geheel gevuld met een belang
stellende schare van leerlingen, oud-leerlingen
en verdere vereerders, w. o. ook eenige Leidsche
predikanten.
By deze gelegenheid werd den aftredenden
hoogleeraar als huldebiyk aangeboden door
verschillende theologen uit ons land: „De Rossi,
Ruma sotterranea" en door leerlingen en oud
leerlingen een album met hun portretten.
By deze huldiging voerden het woord:
prof. J. J. P. Yaleton, uit Utrecht; ds. C.
Hunningher, uit Vlissingen, (by het aanbieden
van het huldebiyk), dr. H. M. Van Nes, uit
Rotterdam, namens de Amsterdamsche oud
leerlingen, ds. C. Spoelstra, u t Den Haag,
namens de Leidsche oud leerlingen, en de heer
G. Oorlhuys namens leerlingen, onder aan
bieding van bet album.
Naar aanleiding van een verzoek van
H. Van Keeken—Roodhorst, om de aan haar
verleende vergunning tot het plaatsen van
drinkkiosken op den openbaren weg ten
name van haar echtgenoot te doen overschrij
ven, deelen B. en Ws. den Raad mede, dat de
echtgenoot van adressante desty ds een Ryks-
betrekking bekleedde, welke onvereenigbaar
is-met de uitoefening van etnigen handel of
bedryf.
Aangezien deze nu echt r óp zyn verzoek
uit die betrekking ontslageo is en pTsoon-
lyk tot do uitoefening V3n bet fcedryf wenscht
over te gaan, waartegea geen rlei bezwaar
bestaat, wordt den Raad in overweging ge
geven, gunstig op het verzoek te beschikken.
Ter vaststelling worden den Raad aan
geboden de wyken VII XII van het kohier
der plaatselyke directe belasting voor 1899.
Het geheele kohier zal, ty onveranderde
vaststelling, een belastbaar inkomen aanwyzen
van ƒ67,100,46, tegen ƒ68,265,84 in 1898, en
een getal aanslagen van 7GS0, waaronder 40
van forensen.
Vermits op de begrooting voor 1399,
wegens plaatselyke directe belasting by pri
mitief kohier een som van f 178,000 is uit
getrokken, waarby 5 pCt. moet worden gevoegd
voor kwade posten, zou een opbrengst moeten
worden verkregen van ƒ186,900, overeen
komende met een heffingspercentage van 2.7S5.
Burg. en Weths. meenen evenwel, dat met
een heffing van 2.75 pCt. kan worden vol
staan; de som van 2360, welke de belasting
dientengevolge minder zal opbrengen, zal
toch, naar msg worden verwacht,-kunnen
worden gevonden uit de hoogere ontvangst
op andere begrootlngsposten.
B. en Ws. stellen den Raad mitsdien voor
het kohier thans in zyn geheel vast te stel
len en het te heffen percentage te bepalen
op 2.75.
By de commissie van financiën bestaat
geen bezwaar tegen de door het bestuur tot
bevordering van den bouw van werkmans
woningen ingediende rekening voor 1898.
Zy stelt den Raad mitsdien voor de goed
keuring van dio rekening.
Zondagmorgen woonden H.H. M.M. de
Koninginnen met eenige genoodigden in de
Hofkapel van het Koninkiyk Paleis „Het Loo"
een godsdienstoefening by onder het gehoor
van ds. Roozemeyer, van Arnhem.
Bero pon is by de Ned. Herv. Gem. te
Kage en Abbenes (Haarlemmermeer) do heer
W. Pothoven, cand. te Utrecht.
Te 's Gravenhage is in den ouderdom
van 61 jaren overleden de heer J. J. C. De
Wys, oud-lid van den gemeenteraad. Hy maakte
destyds als zoodanig deel uit van de Com
missie van Fabricage.
De heer De Wys Verleende zyn modewer
king aan vcrscbill nde vereenigingen van
ambachts- en handwerkslieden.
Mr. A. P. Th. Eyssell, de bekende tegen-
stanler van den aanleg eener visschershaven
te Scheveningen, heeft by de Tweede Kamer
een scbryven ingezonden, waarin by betoogt,
dat de stelling, dat Scheveningen ten gronde
zal gaan zonder havenaanleg, geenszins door
bewyzen wordt gestaafd, en dat vragen ala
deze: „Zouit ge een bloeiend bedryf ten gronde
willen lichten?" geen argumenten zyn.
Het bestuur der vereeniging „Schevening's
Belang," wion Zaterdagmiddag een exemplaar
van dat sthryven bereikte, beeft onverwyid
een weerlegging opgesteld.
Het lid der Tweede Kamer mr. Troelstra
he°ft Zaterdag en Zondag zyn bezoeken te
Scheveningen herhaald en zich weder met
enkele reeders en verschillende visschers over
de haven onderhouden. Zyn hoofddoel is van
de visschers te vernemen of ze, en in hoever,
de haven al of niet in 't belang van hun
bedryf achten en of zy daarvoor voor hem
afdoende redenen geven.
Voortaan zullen de ontvangers der directe
belastingen aan de inspecteurs der registratie
en domeinen, in wier directie hun kantoor
gevestigd is, voor den 15'en der maan en
Januari, April, Juli en October van elk jaar ter
inzage zenden de van de burgemeesters ontvan
gen opgaven van personen, die zich hier te lande
vestigen, over het alsdan afgeloopen kwartaal.
Naar de „Amst. Ct." verneemt, is het
ontwtrp-woningwtt der Regeering gereed en
bij den Raad van State ingezonden.
Het „Haagsche Dagbi." verneemt, dat
van hooger hand pogingen zyn aangewend
om dr. A. Bredius op zyn aanvrage om ont
slag als directeur van het Mauritshuis te doen
terugkomen.
Met de nachtboot „Koningin Regentes"
der Stoomvaart-Maatschappy „Zeeland" kwam
Zondagochtend te Vlissingen van Londen aan
de Groot-Hertogin van Hessen, die met den
aansluitsnden sneltrein haar reis naar Darm
stadt voortzette.
Blykens opgave in de „Sts-Ct." bedroeg
de bevolking der provincie Zuid-Holland op
I Jan. 1899: 1,125,875. De gemeente 's-Graven-
hago had op genoemden datum een bevolking
van 199,285 en Rotterdam een bevolking van
309,309 zielen.
De gemeenteraad van Loosduinen heeft
aan de 1ste Ned. Electrische My\ U Amster
dam concessie verleend voor de electrische
verlichting van Loosduinen.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft met ingang van 13 Juni 1899 het ver
voer van levende en dooie varkens verboden
uit e6n kring in de gemeente Hillegeraberg.
Afwyking van dit verbod kan worden toege
staan door den burgemeester van Hillegers
berg, den districts-veearts te 's-Gravenhage
gehoord.
Door de marine-autoriteiten is voor hen,
die den wensch daartoe te kennen geven,
het vertol opgeheven om te Nieuwediep de
godsdienstoefeningen by te wonen, waar door
ds. De Koe het woord gevoerd wordt. Zondag
waren onder geleide van een sergeant der
mariniers een 50 tal schepelingen onder het
gehoor van genoemden predikant.
Door de rechtbank te Dordrecht is, ter
vervulling eener vacature van rechter in dat
college, opgemaakt de navolgende alpha-
betischo lyst van aanbeveling: mr. J. H. Van
Bel, kantonrechter te Ridderkerk; jhr. mr.
T. J. De Maroes van Swin eren, substituut
griffier by gemel Je rechtbank, en mr. H. J.
M. Tyssens, advocaat en procureur te Dor
drecht, tevens rechter plaatsvervanger by ge
meld college.
De „Sts Ct." bevat do voorwaarden^
waarop aan N. J. Beversen en J. Van Heurn,
te 's-Gravenhage, concessie is verleend voor
den aanleg en de exploitatie van 690 locaal-
spoorweg van Rotterdam naar 's-Gravenhage
en naar Scheveningen.
Het moet thans vaststaan, dat mgr. Tar-
naBsi niet meer als internuntius te's-Graven
hage terugkeert; hy wor^t elders geplaatst
en by ons Hof door een anderen titularis
vervangen. Tot zoo lang treedt mgr. Giovan-
nini als zaakgelastigde op. {Tijd)
De gewone audiëntie van den minister
van financiën zal op Donderdag 15 Juni a.s.
niet plaats hebben.
Het stoomschip „Amsterdam" arriveerde
12 Juni van Amsterdam te Niouw-York; de
Ardjoeno," van Batavia naar Rotterdam, pas
seerde 12 Juni Dover; de „Bundesrath," van
Oost Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arri
veerde 11 Juni te Aden; de „Ceres" vertrok
10 Juni van Sorrento naar Amsterdamde
„Cluden" arriveerde 11 Juni van Amsterdam
te Nieuw York; de „Salak" arriveerde 11 Mei
van Rotter Jam te Batavia; de „Titan" arri
veerde 12 Juni van Amsterdam te Kopenhagen.
Alfen. Voor het examen in de handels
wetenschap is geslaagd de heer I. P. De Groot,
alhier.
Noordwyk-Binnen. Omtrent een ver
zakking in het koor der Hervormde kerk
alhier schryft de heer J. Klooi het volgende:
By het ontruimen van eenige vloertegels
en de vermolmde leggers ontdekte men een
steenen trap, bestaande uit vier reusachtige
treden, ieder van 43'/i cM. hoog, welke trap
toegaDg gaf tot een ongewelfdon grafkelder,
lang 3 M., breed 1.85 M. eu hoog 1.50 M.,
Llykbaar bestemd tot laatste rustplaats voor
priaet&rs. In vermolmde eiken kisten, twee
op elkander, vond men het stof van vier
priesters, waaronder één nog met het miskleed
omhuld, met de baret op het hoofd en met
den wassen kelk in de saamgevouwen handen.
Voorts vond men veel stukken misgewaad en
stukken kelken, terwyi men in nissen achter
in den kelder twee kistjes ontwaarde, gevuld
met vergane beenderen, doek, schoenzolen,
enz. De deksels der kisten waren van een
ruitje voorzien.
De kelder is gedekt met een zerk van 30
cM. dikte, waarop het volgende te lezen staat
in Gothische letters:
HYER IS BEGRAVB VRANCK - VA iT
BOBCHORST STARP INT JAIR X CCCO
LXIII OPDEN XXII STB DACH VAN
m
JANUARIO EN JOUFFROV KATRYN
KJ
VA BAKENES SYN WYP STARP INT
na
JAIR M CCCC LXXXI XXVHI OCTOB
BIDT VOIR DIE SIELE -
(Bier is begraven Frank Van de Boeckborst,
gestorven in 't jaar 1463 op den 22sten dag
van Januari, en juffrouw Katryn Van Bakenes,
zyn vrouw, gestorven in 't jaar 1481, den
28 October. Bidt voor hunoe zielen.")
Eertyda was de zerk versierd met de vol
gende wapens: Boekhorst, Zayt, Grebber,
Bakenes, Alkemade, Moordrecht, Spangen,
doch schendende handen hebben in de revo
lutiekoorts van 1795, onder de leus van „ge-
lykhoid", genoemde familiewapens afgehakt.
Dazo zerk behoort oorspronkeiyk op dezen
kelder niet thuis. Frank van der Boekhorst,
de stichter van het voormalige St.-Barbara-
klooster bi er ter plaatse, is, ofschoon hij
Noordwyk tot zyn verbiyf koos, met zyn
gade begraven geworden in de kapel van het
klooster Marienpoel onder Oegstgeest, nary
Leidens Rynsburgerpoort. Ongeveer een eeuw
later, tydens Leidens beleg in 1574, werd
laatstgenoemd klooster verwoest en is uit
zyn ruïne de bewuste zerk ongeschonden naar
Noordwyk overgebracht en in het koor def
Parochiekerk over don priesterlijken grafkel
der gelogd. (Zie: S. Van Leeuwen, „Costumen,
enz. van Rynland", pag. 36, en K. Van Alke
made, „Beschryvinge van 't besloote klooster
binnen Noordwyk", in hs. fol 9 rjeto.) Nw.)
Oudshoorn. De alphabetische naamlyst van
de in dit jaar voor de schuttery ingeschrevenen
ligt ter visie op de secretarie van 8-15
Juni a. s.
- De Raad dezer gemeente is tegen Donder
dag 15 Juni a. 8., des voormiddags te elf uren,
byeengeroepen.
Da te behandelen onderwerpen zyn: lo,
I Medeieelingen en ingekomen stukken. 2o.
6)
Z(j was uitgelaten vroolfck en vol grap
pen geweest, zoodat Gaston haar van een
geheel nieuwe zyde leerde kennen, welke
zyn hart in lichterlaaie zette. In gestrek-
ten draf waren zy onder de vroolyksto
gesprekken door de heerlyke morgenlucht
gereden en toen zij, aan hun doel gekomen,
hoorden, dat de oude Wassili niet thuis,
maar naar het ongeveer twee uren ver ge
legen stadje was, had de gravin voorgesteld
hem daarheen te volgen. Zij waren in het
eenige, zeer primitieve logement van het
armzalige plaatsje afgestapt, hadden in de
berookte gelagkamer een eenvoudig maal
gebruikt en waren toen, zonder den beroemden
hereDjager gevonden te hebben, weer naar
Tereszewicze teruggereden.
Dsn geheelen dag was er geen woord
tusschen hen gesprokeD, dat niet iedereen
had mogen hooren. Gaston had zyn belofte
van dien morgen gehouden; dapper had by
de Bomtyds byna to machtige verzoeking
weerstand geboden, om het geliefde meisje
den toestand van zyn hart te openbaren, en
al had hy ook niet altyd zoo over zyn blikken
kunnen beschikken al3 over zyn lippen, zoo
moest XeDia toch wel geen van deze vurige
blikken opgemerkt hebben, wyi zy haar
onbevangenheid bleef behouden en hem tot
het laatst toe met die vertrouwelykheid
behandelde, waarmede zy een broeder of een
ouden vriend zou behandeld hebben.
Toen zy het voorplein opreden, zagen zy
daar eenige sleden, die biykbaar juist aan
gekomen waren, en hoorden do stem van
don graaf, dio op zyn joviale wyze eenige
nieuwe gasten welkom heette.
Xenia fixeerde scherp de groep in het
portaal, waarop zy haar paard vlak by dat
van haar metgezel bracht, en haastig, op
gejaagden toon, zeide: „Het zyn de broeders
Scheremetjew, de ergsten van allen I Ik dacht
niet, dat zy de brutaliteit zouden hebben,
van nog eens hier te komen; maar zy
bezitten geen greintje tact. Ik hoop, dat zy
niet langer dan tot morgen zullen biyven, en
gjj moet my beloven, markies, tot zoo lang
hun gezelschap te myden. Het komt er niet
op aan, onder welk voorwendeel gy dat doet.
Ik sta er u voor in, dat myn vader u uw
wegbiyven niet kwaiyk zal nemen."
Zy gleed uit den zadel nog vóór Gaston
haar behulpzaam kon zyn. Doch nu had
graaf Saburow beiden ook bemerkt en met
een scherteend-dreigend gebaar kwam hy
op hen toe.
„A, daar zyn de deserteurs! Zyt gy wer-
keiyk zoo goed geweest nog oens terug te
keeren? Weet gy wel, markies, dat ik u
reeds in allen ernst verdacht, my myn
kleinood te willen ontnemen? Maar, kom nu
spoedig, dan wil ik u met myn twee beste
vrienden in kennis brengen."
Hy troonde heai mee en Gaston moest
zich de voorstelling wel goed- of kwaad
schiks laten welgevallen. Maar de gebroeders
Scheremetjew maakten reeds door bun uiterlijk
zulk een slechten indruk op hem, dat Xenia's
vormaDing, om zich tegenover hen op een
afstand te houden, wellicht niet eens noodig
ware geweest.
Hij vroeg vergunning zich wegens over
groots vermoeidheid dadeiyk naar zyn kamer
te mogen begeven en was biy, dat Saburow
deze verontschuldiging voor goede munt
opnam. De gebroeders Scheremetjew wierpen
hem echter allesbehalve vriendelijke blikken
toe en toen hy zich omkeerde, meende hy
zelfs een zachte, spottende opmerking uit den
mond van een hunner te vernemen. Hy stoorde
zich daar echter niet aan, maar trad op Xenia
toe, die nog altyd by de paarden stond.
„Dus moet ik u ook wel goeden nacht
zeggen, gravin, daar ik myzelven immers op
uw verlangen voor het overige van den dag
tot kamerarrest veroordeeld heb. Maar morgen
vroeg zie ik u toch weer?"
„Ja," antwoordde zy en zich vervolgens
met een haastige beweging naar hem toe
keerend, stak zy hem de hand toe.
„Goeden nacht, markies I Ik dank u voor
dezen dag."
IV.
Gaston De Villiers lag, terwyi hy de blauwe
rookwolkjes van zyn sigaret nakeek, die voor
hem de vormen van allerlei pbantastischo
lucbtkasteelen aannamen, nog tegen midder
nacht geheel aangekleed op het rustbed in
zfin kamer. Beneden hem moest het drink
gelag weer in vollen gang zyn, want een
woest lawaai, eon verward gegons van
lachende, schreeuwende mannenstemmen,
drong uit de eetzaal tot hem door. Hy was
aan deze wyze van zich te amuseeren op
Tereszewicze reeds voldoende gewend, om er
ternauwernood nog eenige aandacht aan te
schenken, en het liet hem ook vry onver
schillig, toen de vroolyke stemmen plotseling
in twistende schenen over te gaan en zyn
oor enkele brokstukken van een hovig ge
voerde woordenwisseling opving.
De twist scheen ditmaal van meer ernstigen
aard te zyn dan de kleine oneenighedeD, waar
aan het ook op de beide vorige avonden niet
had ontbroken. Gaston boorde een krakend
en rinkelend geluid, alsof een tafel omver
geworpen en een aantal glazen in stukken
gevallen was, en oDmiddeliyk daarop een ge
luid, dat hem plotseling hevig verschrikt uit
zyn gemakkeiyke houding deed opspringen.
Het was een angstige of toornige kreet uit
den mond van een vrouw, en de gedachte,
dat Xenia dien kon geslaakt hebben, liet den
markies geen oogenblik in het onzekere over
hetgeen hem te doen stond. Hy greep de
revolver, die op bet tafeltje naast zyn bed
lag, want het kon immers wel een tiendubbele
overmacht zyn, waarmede hy het te doen
kon krygen, en snelde naar beneden.
Nog vóór hy de deur van de zaal had op9n-
gestootoD, boordo hy Xenia's heldere stem
boven het tumult uit:
„En ik zeg het nog eens: klaploopors en
bedriegers zyt gy allen te zamen. Men moest
u met honden en zweepslagen het kasteel
uitjagen!"
Een plotselinge stilte volgde op deze woorden
en oen tafereel, dat zich onuitwischbaar in
zyn geheugen prentte, deed zich by zyo binnen
komen aan Gaston's oogen voor.
De groote tafel was omgevallen; flesschen,
glazen en borden bedekteD, met speelkaarten,
eindjes sigaar en banknoten vermengd, in
scherven den grond en al de gasten, dio
zich nog voor eenige minuten op ko3ten van
den heer des huizes te goed hadden gedaan,
schenen plotseling met de vyandigste be
doelingen tegen hem vervuld.
Met toornige gezichten en gebalde vuisten
stonden zy dicht op elkaar gedrongen en voor
aan de gebroeders Scheremetjew, die met hun
brutale pbyaionomieên en hun waterigo
dronkenmansoogen geheel het voorkomen van
struikroovers of landloopers hadden. Aan den
anderen kant der omvergeworpen tafel bood
graaf Saburow met hoog opgericht hoofd don
woedenden storm weerstand. XeDia had den
arm om zyn hals geslagen en haar bleek
gelaat met de fonkelende, donkere oogen was
op dat oogenblik van een bepaald demonischs
schoonheid. De vernietigende waarheid, welke
zy de gasten van haar vader zoo onbewimpeld
in het gezicht had geslingerd, had deze wel
voor een oogenblik sprakeloos gemaakt, maar
de onheilspellende stilte duurde niet 1 mger
dan eenige seconden.
Wordt vervolgd.)