feze fourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
A®. 1899
Tweede Blad.
Burgerlijke Stand.
Feuilleton,
Een krijgsgevangene.
PRIJS DEZER COURANT i
Voor Lelden por 8 maanden. f l.l(X
(Franco per post 1.40.
'Afzonderiyke Nommers 0.06.
PRU3 DER £_DVERTJiNT1ÜN t
Van 1-8 regels f 1 05. Iedere regej meer f 0I7|. - Gfootere
letters naar plaatsruimte - Voor het IncasseereD buiten de etad
wordt f 0.05 berekend
•g
De zaak Dreyfns-Picqoart c. s.
Htt revisie proces begon gisteren onder
Volstrekte kalmte, die door geen iaci Jent werd
Verstoord.
Ondanks de strenge maatregelen, genomen
om den toevloed van nieuwsgierigen te stuiten,
was de zittingzaal van de Civiele Kamer, waar
het Hof van Cassatie in vereenigde zitting
van alle Kamers vergadert, weldra gevuld
met een dichte menigte. Onder het publiek
waren tal van officieren, doch geen enkele
ln uniform.
v De plechtige zitting werd door den eersten
president Mazoau te vijf minuten over twaalven
geopend. De procureur-generaal Manau nam
het ministerie waar.
Zoodra het Hof gezeten was, werd het woord
gegeven aan president Ballot-Beaupró voor de
voorlezing van zijn rapport over de enquête
ia de Dreyfus-zaak.
De rapporteur herinnerde aan de vervolging
van 1894, las het borJerel voor en de loffelijke
vermoldingen over Dreyfus, opgemaakt tijdens
;het bijwonen van de krijgsschool en tijdens
zyn stage bij den generalen staf. Hy onder
wierp daarna de togenstrijdige rapporten der
experts aan een onderzoek, rapporten, die
ten gevolge hadden, dat generaal Mercier
majoor Du Paty de Clam aanwees om de
zaak te onderzoeken, en wees daarbij op de
betuigingen van onschuld van Dreyfus, die
tijdens de verhooren door Du Paty bleof
ontkennen, dat hij ooit in eenige relatie had
gestaan met een der vreemde ambassades of
stukken bad uitgeleverd, die betrekking hadden
op de verdediging van het gebied van den
Staat.
Bij de merkwaardige gelijkenis der hand
schriften zeide Dreyfus tot Du Paty: „Men
heeft mi] mijn handschrift ontstolen". Hij
bedreigde Du Paty met de wraak van zijn ras
en riep de vervloekingen des hemels over
hem in.
De heer Ballot Beaupró gaf daarna een
biographie der familie Dreyfus en giog over
tot het Rapport d'Ormescheville voor
den krijgsraad, waartegenover Dreyfus steeds
krachtige ontkenDingen en betuigingen van
zijn onschuld stelde. Onder meer protesteerde
by met de mededeelin?, dat hy nooit het
kanon van 120 mm. kort gezien had, dan in
rust. Hy kende evenmin vóór de maand Juli
de werkzaamheden in verband met de dek-
kingetroepon. Hy bad nooit het schiethand-
boekje bezeten en wist niets omtrent de nota
over Madagascar.
„Sedert meer dan 6 weken ben ik a u
8 eer et", zeide hy tot d'Ormescheville: „Ik
zweer, dat ik onschuldig ben. Ik ben van een
protesteerende Elzassische familie; ik heb
alles opgegeven om Frankryk te dienen. Ik
ben nog altyd waardig soldaten in het vuur
te voeren. Dit is een wreede marteling, die
my is opgelegd".
Mr. Ballot-Beaupró las verder uit het rapport
d'Orme8cheville voor het gedeelte, waarin oie
officier spreekt over de onbescheiden houding,
door Dreyfus aangenomen gedurende de twee
jaren, welke hy als stagiaire ty den
generalen staf doorbracht. Dreyfus werkte op
late uren, zoodat by'gelegenheid had alleen
in de bureelen achter fce biy ven. Dientengevolge
kon hy in de andere bureelen binnendringen.
Hy maakte verder zyn bijzonder werk van
de studie der mobilisatie dossiers en was dus
in het bezit van het geheele geheim van do
concentratie in oorlogstyd. Dan trok by de
aandacht van zyn kameraden door zyn onbe
scheiden vrageD, welke dezen weigerden te
beantwoorden. Het schynt, dat dit st-.lsel van
snuffelen berustte op de noodzakelykheid voor
Dreyfus om zich alle mogelyke inlichtingen
te verschaffen, voordat zyn detachearing by
den generalen staf ten einde liep. Deze hou
ding was verdacht en kwam overeen met dia
van lieden, cie werk maken van spionnage.
De president rapporteur constateerde, dat
naast de overeenkomst van het schrift van
Dreyfus met dat van het borderel de houding,
door den heer d'Ormescheville aan den beschul
digde toegeschreven, een ernstige factor voor
diens schuld was.
Na de lezing van het rapport van kapitein
d'Ormescheville bttoogde de rapporteur, dat
de veroordeeling in beginsel onherroepelijk is,
maar het "Wetboek van Strafvordering biedt
gelegenheid om de gowysde zaak aan te tas
ten en den veroordeelde te doen deelen in
het voorrecht van vernietiging of herzieoing.
Vernietiging is mogelijk, wanneer het vonnis
is gewezen in stryd met de wet; voor her
ziening moet aanwezig zyn het vermoeden
van een rochterlyke dwaling. In het onder
havige geval moet de mogelykheid van
vernietiging van het vonnis ter zyde wor
den gesteld, omdat alleen de minister van
justitie het recht hoeft basr te vragen en
omdat de Vereenigde Kamers daartoe niet
bevoegd zyn Hier kan dus alloen sprake zyn
van herziening. Ter ondersteuning van deze
stelling haalde mr. Ballot-Beaupró tal van
wetsartikelen aan, waarna by opmerkte:
„Het staat aan het Hof in yereenigde zit
ting van alle Kamers te beslissen de vraag
of het verzoek om revisie, dat reeds ontvan-
keiyk is verklaard in den vorm, ook ontvanke-
lyk is in het wezen."
Vervolgens beschouwde spreker breedvoerig
deze vraag uit een juridisch oogpunt en zette
hy de rechtsquaestie uitesn in de onderstelling,
dat het verzoek om herziening ontvanktlyk
wordt verklaard in den vorm en in het wezen.
Hy verklaarde, dat er voldoende vermoe
dens zyn voor een rechterlyke dwaliDg en
bovendien aan de schuld van den veroordeelde
zeer ernstige twjjfd bestaat, die voldoende
aanleiding is voor de revisie. Hy deed bij een
nadere bespreking van deze verklaring uit
komen, dat de eerste vermoedens op Dreyfus
van kolonel Fabre zyn, die getroffen werd
door de overemkomst van het woord artillerie
in het borderel met schrift van Dreyfus, en
vertelde verder van een gesprek tusschen
Henry en Dreyfus tydens diens overbrenging
naar de Cherche-Miói, loopende over de ver-
schritkeiyke beschuldigingen, tegen hem inge
bracht. Dr.-yf.u8 verzekerde Henry, dat hy
wel veel stukken in handen had gehad, maar
nooit één aan iemand had verschaft.
De lezing van zyn rapport vervolgende,
zegt de rapporteur, dat hy met een groote
terughoudendheid de feiten botrekkeiyk het
petit bleu zal analyseeren.
Men moet niet vergeten, dat commandant
Henry dood is, dat Du Paty do Clam on Ier
zware beschuldigingen gebukt gaat (sensatie)
en dat de heer Picquart verscbynen moet
voor een andere jurisdictie.
Hy meent, dat de cassatie van het vonnis
van 1894 niet mogeiyk is dan door de ver-
wyziDg van den veroordeelde naar een andere
rechtbank, aangenomen, dat Dreyfus nog in
leven is. Deze rechtbank most uitmaken of
de feiten, hem ten laste gelegd, hem moeteo
worden toegeschreven of aan een ander op
de schouders worden gelegd.
Mr. Bdllot-Beaupró deed voorlezing van het
verzoek van mevrouw Dreyfus, van den brief
van den minister van justitie, waariu onder
aanmelding van nieuwe feiten de zaak aan
bangig werd gemaakt ty het Hof van Cassatie,
en van de memorie van mr. Mornard,
den advoca.t van mevr. Dreyfus, die wyst
op de onwettigheid van het vonnis van den
krygsraad ten gevolge van de me.edeeling
ia raadkamer van geheime stukken, die niet
ter kenni3 van den verdediger van Dreyfus
zyn gebracht. In zyn memorie zegt mr. Mornard
dat het stilzwygen der generaals Mercier on
De Boisdeffro, die zich verscholen achter het
beroepsgeheim, een bekentenis is. Verder
constateert de advocaat, dat het feit, dat het
stuk ce canaille de D. niet van toepassing
is op Dreyfus, reeds een nieuw feit vormt.
Mr. Mornard bespreekt dan de beide nieuwe
feiten, waarop het verzoek van mevrouw
Dreyfus gegrond is, het valsche stuk Henry
en de afkeurenswaardige handelingen van
Henry en Du Paty de Clam. De verplette
rende getuigenverklaring van Henry voor den
krygsraad berust op gteu enkel bewys.
De advocaat van mevrouw Dreyfus legt in
zyn memorie daarby den nadruk op de ge
combineerde maatregelen om Esterhazy te
redden. Toen in een nota van „Havas" was
verklaard, dat het vonnis van 1894 wettig en
juist was gewezen, kon de krygsraad niet
anders doen dan Esterhazy vryspreken. De
memorie brengt vtrder in herinnering den coup
de theatre van generaal Dj Boisdeffre voor het
Hof van Assisen tydens het proces Zola en
de woorden van Henry, toon hy naar de ge
vangenis van Mont-Valérien werd gebracht.
Nadat by daar binnen was gegaan, werd hy
den volgenden morgen dood gevonden met
afgesneden hals.
Omtrent rechter Bertulus merkt mr. Mor
nard op, dat voor de Vereenigde Kamers
deze magistraat zyn verklaring voor de Straf
kamer woordelijk handhaaf.e, en doelende op
bet incident, dat in het kabinet van den rechter
van instructie tusschen dezen en Henry voor
viel, wyst do advocaat eveneens op de zeer
duidelyke verklaring, waarmeae kapitein Cui-
gnet zyn eerste beweringen bevestigde. Ver
volgens vestigt do advocaat de aandacht op
het feit, dat Du Paty zich voor het Hof be
klaagd heeft, dat by in den steek gelaten was
door zyn chefs, terwyi een van hen zou hebben
gezegd: „Zoolang ik leef zult gy nooit opge
offerd wonen."
Mr. Mornard maakt in zijn memorie uit
het voorgaande de gevolgtrekking, dat de
revisie moet worden toegestaan op grond van
onjuistheid van de verklaringen van Henry en
Du Paty, al zyn ook beiJe hoofdofficieren
niet vervolgd wegens het afleggen van valsche
getuigenis.
Dan volgde het gedeelte der memorie be
treffende de tegenspraak in de verklaringen
der schriftkundigen over bet borderel. Volgens
de deskundigen van 1897 is daarin 't schrilt van
Esterhazy nagemaakt door een ander, terwijl
volgens de deskundigen van 1894 hot schrift
van Dreyfus door hemzelf verdraaid was. De
tcgenstrydigheid is stellig. Na een critiek.
op de rapporten over de schriftexpertises
gaat mr. Mornard na, welke de juiste dag-
teekening van het borderel mo.t zya: Alles
wyst er op, dat het borderel van bet eind
van 1894 moet zyn, daar de wyzigingen in hot
program der artillerie zyn vastgesteld na
dozen datum.
De mededeelingen, in het borderel toege
zegd, meent mr. Mornard, kunnen niet van
Dreyfus afkomstig zyn. Hy tracht aan te
toonen, dat het scbiethandboekje en het voor
stel over de artillerie-formaties geen stukken
van vertrouweiyken aard zyn.
Vervolgens komen aan de orde de beweeg
redenen, door welke Dreyfus zich by zyn
verraad zou hebben laten lei Jen. De memorie
haalt de ongunstige levensrapporten aan en
die van de prefectuur van politie, er op wyzende
dat er zeer zeker verwarring bestaat tusschen
den ex-kapitein en een ander van denzelfden
naam. Dreyfus had voor zich een mooie mili
taire toekomst, terwyl Esterhazy steels schraal
by kas was en men dus geneigd zou zyn te
denken, dat deze in het verraad de noodige
hulpbronnen zou zoeken om zyn verkwistende
leefwyze te kunnen volhouden. Al is de open
bare meening ontwapend, wat betreft Ester
hazy, nu deze door den krygsraad is vryge-
sproken van de beschuldiging, dat hy het
borderel heeft gemaakt, heeft het hoogste go-
rechtshof niettemin de taak aan een o .schul
dige, die onrechtvaardig veroordeeld is, de vry-
heid weer te geven.
Dan behandelt de memorie nog het vraag
stuk der bekentenissen, welke Dreyfus ge
daan zou hebben aan kapitein Lebrun-Renault,
en constateert, dat uit het onderzoek is ge
bleken, dat Dreyfus niet beeft opgehouden
zyn onschuld te betuigen. „Zoo storten éón voor
éón alle punten van beschuldiging tegen
Dreyfus ineen; de elementen van het borderel
on van onderzoek wyzen niet Dreyfus, maar
Esterhazy als den schuldige aan."
De zitting werd om zes uren opgeheven.
Er had by het verlaten van het paleis niet
de minste anti Dreyfusistische betooging plaats.
Mr. Ballot Baaupré zou heden om twaalf
uren do lezing van zyn rapport voortzetten.
Vervolg in het Eerste Blad.
AARLANDERVEEN. Bevallen: J. De Vries
geb. Jansen D. A. Martens geb. Kijsdara Z.
M. De Grauw geb. Ram D.
ALFEN. Bevallen: C. Munsterman geb. Boele
Z. M. A. Schoonderwoerd gob. Uljeo D. J.
Verkleij geb. Humrae D. A. Van der Mey geb.
Van Zijl Z. T. Van Donk geb. Vpn Maiden D.
BODEGRAVEN. Bevallen: A. Vergeer geb.
Van Mieilo D. E. Burger geb. Van Scherpen-
zool D.
Gehuwd: A. Van den Hoven, wednr. van M.
Verkaik, 56 j. en S. Van der Vlist, wed. van D.
Roel, 50 j. P. Pilkes, jm. 25 j. en F. Plantinga,
jd. 25 j.
HILLEGOM. Bevallen: A. Vries geb. Glas
Z. M. v. d. Linden geb. Langoveld D. C.
J. W. Prins geb. Pieter Z. "W. E. v. d. Zwan
geb. Wilteman Z.
Gehuwd: M. J. v. Beelen en A. M. Rump-
horst. D. Schniedewind en M. De Graaf.
HAARLEMMERMEER. Bo vallen: M. Van
Rijssel geb. Vaas (levenl. D.) A. Vreeken geb.
Do Rooij Z. J. Venbert geb. Breek D. G.
Tulen geb. Meijer Z. L. Ooms geb. De Ridder
D. O. De Regt geb. Visser Z. L. Grovenstuk
geb. Tiggelmau D. A. IJ. Pijpers gob. Salman
1). G. C. Laan geb. Van Suaze D. E. Boel-
laard geb. Visbeen Z. J. Verwer geb. Tulen
Z. M. Van Oeveren geb. Wilderom D. L.
Bakker geb. Metselaar D. A. Does geb. Otten
D. M. Visser geb. De Ron D.
Ondertrouwd: E. J. C. Smit en Eden
Braber. H. C. Galjaard en J. P. Pater. C.
Saarloo9 en T. Iïoodzaud. A. Korsuize en G.
Roodzand, N. Maarsen en M. Van Bekkum.
C. Van Doorn en M. Van Giosen. C. Stroomer
en M. Koppedrajer.
Gehuwd: J. Van der Pol en T. Verdoes.
A. Kroon en J. Den Ouden. P. Schoenmakers
en C. Van Beuzekom C. Van dor Welle en
T. Maliepaard. A. Visser en A. M. Van As.
E. Overbeek en H Haze.
Overleden: M. Schoonrok geb. Molenaar,
62 j. J. Kuperus, 10 w. J. Mesman geb.
Eist, 73 j. G. Den Boer, 40 j. J. Buiser,
18 ni. A. Kolle gob. Van Wageningon, 82 j.
Eb de sited. Werklnr. ijja opgemomeai
D ATUM.
D AO EU.
Volw.
pers.
Kin,
doren.
Totaal
21 Moi.
Zondag
57
8
65
22
Maandag.
41
50
23
Dinsdag
59
5
64
2*
Woensdag.
68
10
78
26
Donderdaj
71
11
82
2G
Vrgdag
68
11
79
27
Zaterdag.
73
12
85
Slot)
Howbray gaf echtor slechts een oogenblik
aan zyn gevoel toe; weldra begreep hy, dat
zy nog niet in veiligheid waren, en het be-
wustzyn, dat hy waken moest over het hem
reeds diorbare meisje, gaf hem nieuwe veer
kracht. Vruchteloos beproefde hy in het huis
te komen, geen opening of venster in het
dak bood hem daartoe gelegenheid aanmaar
de huizen stonden nu dichter by elkander,
zoodat hy, met den voor hem lichten last,
don sprong kon wagen om een ander huis te
bereiken. Nadat zy aldus vier daken waren
.overgegaan, ontdekten zy eindelyk een licht,
dat door een dakvenster scheen; hy klopte,
maar tevergeefs; spoedig echter was het luik
vorbryzeld en hy zag in een klein zolder-
vertrek, waarin slechts een tafel, waarop een
1 licht brandde en twee stoelen aanwezig waren.
Zonder veel moeite gelukte het hun nu
binnen te treden. Het overschot van oen maal-
\jd stond nog op de tafel en de deur was van
binnen gegrendeld, zoodat het duidelyk was,
dat de personen zich nog in het vertrek
t.bevonden, die, waarschyniyk door hun onver-
wacht bezoek verschrikt, zich verscholen
hadden.
Zy bleven Diet lang in onzekerheid. Van
achter een gordyn kwamen twee mannen te
voorschyn. Dj een was een lang, mager man,
in de zwarte dracht van een Spaansch edelman
•zyn onaangenaam uiteriyk gaf aan het geheel
iet3 torugstootends. Da ander was een
jFransch officier van 2waren lichaamsbouw;
•*yn door de zon gebrand gelaat en donkere
f*ard gaf aan zyn uiteriyk iets krygshaftiga.
Een uitroep van Dolores verried spoedig,
wie die twee personen waren. Zy traden met
dreigonde gebaren op Howbray toe, doch
Dolores stelde zich tusschen beidon en smeekte
hun, haar redder niet te beleedigen.
„Myn heeren," sprak Howbray in het
Franscb, „aan ontvluchten valt niet meer te
denken, elke poging daartoe zou noodlottig
voor u kunnen zyn. Volg my, ik beloof u een
goed kwartier en beleefde behandeling."
Deze voorslag viel echter volstrekt niet in
den smaak der aangesprokenen. Dj Spaansche
edelman wist te g06d, dat zyn verraad hem
de rechten van een krygsgevangene had doen
verbeuren. Reeds voelde hij den strop om zyn
hals. Een ander gevoel bezielde den Fransch-
man. Da vernietiging zynor schoonste plannen
en vooruitzichten maakte hem razend, de
dood scheen hem verkieslijker dan die op te
geven en hy bad besloten het uiterste te
wagen, ten einde het meisje, naar wier hand
hy dong, niet meer onder de hoede van een
Engelsch officier te zieD, iets, waardoor zyn
bloed nog meer in beweging geraakte, te
meer, daar het meisje met zooveel warmte
party voor zyn vyand trok.
„Mynheer," zeide hy, „daar gy deze dame
een dienst bewezen hebt, willen wy dank
baar zyn, maar wy moeten u de gelegenheid
benemen ons te schaden; geef my daarom
uw degen over."
Een minachtende lach was het eonige ant
woord van Howbray; dit zette den Fransch-
man nog meer aan en in een oogenblik
kruisten zich beider degens.
Zooals wy gezegd hebben, kon onze held
uitmuntend de wapens hanteereD, maar hy
had nu met een tegenstander te doen, die
evenzeer bedreven was als hy. De strijd was
te hevig, doch bleef onbeslist; toon besloot
de Spanjaard daaraan, op een zyner waardige
wyze, een einde te maken. Howbray stond
mot den rug naar hem gekeerd, en daarvan
party trekkende, wilde hy hem zyn dolk in
den rug stooten. Nu word Doloros t9n twee
den male zyn schutsengel. Zy hield met
kracht den opgeheven arm van haar stief
vader terug. Woest zag hy haar aan, maar in
den blik van het meisje lag zooveel verach
ting en vastberadenheid tevens, dat by de
oogen naar beneden moest slaan; hy gevoelde
zich vernederd en klein tegenover haar fier
heid. Plotseling hoorde men hevig tegen de
deur bonzen, zoodat zy in haar hengsels
kraakte. Eenigo Engelsche vloeken verrieden
wie de komenden waren.
„Wakkere Brit," zei de Franschman, „wees
even edelmoedig als gy dapper zyt. Donna
Dolores, gy hebt my nooit uw wederliefde
geschonken, vaart well"
Terwyl hy dit zeide, sprong hy door de
opening, waardoor de twee geredden binnen
waren gekomen; de Spanjaard volgde spoe
dig. Byna tegeiykertyd vloog de deur open en
traden een aantal Engelsche soldaten binnen,
die, beneden plunderende, het gevecht gehoord
hadden.
Howbray voorkwam een vervolging der
vluchtelingen, door den soldaten voor te hou-
deD, dat een vervolging over de daken even
vruchteloos als gevaariyk zou zyn. Gelukkig
waren deze liedou meer voor rode vatbaar
en was hy nu in de gelegenheid het meisje
in veiligheid te brengen.
Den volgenden morgen begon zich de orde
een weinig te herstellen, ofschoon nog altyd
een verwarring bleef heerschen, die het
onvermydeiyk gevolg was van zulk een
vreeselyken nacht. Onderscheidene officieren
stonden by den uitersten toren in ge
sprek; onder dezen merkte men Howbray
op, die een verhaal deed van zyn wedervaren
gedurende den vorigen avond. In hoeverre
hy allo byzonderheden mededeelde, durven
wy echter niet beslissen. Een piket cavalerie
was in de nabyheid, de ruiters liepen heen
en weer, sommigen in groepen elkander hun
heldenfeiten of wederwaardigheden herhalende,
anderen lagen naast hun paarden in het gras
uitgestrekt.
Plotseling zagen de officieren twee gestal
ten, die als uit den grond schenen te vorryzen
of uit de wolken kwamen vallen. Zy waren
van het hoofd tot de voeten in kapucyner-
mantels gebuid. Terwyl de officieren nog vol
verbazing naar dez3 zonderlinge verschyning
zagen, ontdeed de langste der beide personen
zich Yan zijn vermomming en een Fransch
hoofdofficier in volle uniform stond vóór hen.
Een ruiter ter neder te werpen en op zyn
paard to stygen, was het werk van een oogen
blik. Hy vloog over de vlakte, zoodat de
soldaten tevergeefs op hem vuurden. Toch
scheen do koene vluchteling verloren. In de
richting, waarbeen hy vluchtte, kwam een af-
deeling infanterie aan. De ruiters, dit ziende,
bestegen yiings hun paarden en joegen den
vluchteling na. De toeschouwers hielden den
adem io, toen de eerste patrouille vuur gaf,
en zy vertrouwden nauwelyka hun oogeD,
toen zy den Franschman ongedeerd zyn
weg zagen vervolgen. Nu gaf ook de tweede
patrouille vuur, maar de ruiter scheen door
een talisman beveiligd te zyn; niets deerde
hem. Onwillekeurig ging er een kreet van
vreugde op uit den mond der officieren, toen
hy buiten gevaar scheen, maar te vroeg. Een
soldaat had, uit achteloosheid of met voor
dacht, zyn geweer niet afgeschoten, deze legde
nu aan en de ruiter moest zyn vlucht staken,
zyn paard werd gekwetst en viel ter aarde.
De voorste dragonder reed met geveld geweer
op den officier toe, doch daar deze in ïyde-
lyke houding zyn vervolgers afwachtte en
niet voornemens scheen zich te verdedigen,
stak de dragonder zyn gowoer op en strekte
zyn handen uit om hem gevangen te nemen.
In hetzelfde oogenblik werd hy echter als een
knaap uit het zadel gelicht en de voormaligo
verloofde van de schoone Dolores vervolgde,
op het paard van zyn vyand, ongestoord zyn
weg en was weldra buiten hun bereik. Dj
toeschouwers, waarvan sommigen niet weinig
teleurgesteld waren, kondon niet nalaten don
dapperen en geduchten tegenstander hun
luiden byval te schonken.
Dj Spanjaard had van de vervolging zyns
makkers gebruik gemaakt, om zicb, alloen
door Howbray opgemerkt, te verwyderen.
Men heeft nimmer weder van hem vernomen,
waarschyniyk is hy door guerilla's gevangen
genomen en voor zyn verraad mot den dood
gestraft.
Een jaar later hield koningin Charlotte van
Engeland een receptie in het paleis van
St.-James, waaraan al wat edel en aanzieniyk
was deelnam. Niettegenstaande daar de keur
der Engelsche schoonen tegenwoordig was,
trok er één de algemeene aandacht door
haar buitengewono schoonheid; zy ging aan
den arm van een hoofdofficier, die baar als
zyn bruid presenteerde.
„Wie is toch die sioriyko gestalte, die nu
voor de koningin staat?" vroeg oen der
edellieden aan zyn buurman.
,Wel," antwoordde deze, „dat is de krygs
gevangene van overste Howbray."