feze fourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. A®. 1899 Tweede Blad. Burgerlijke Stand. Feuilleton, Een krijgsgevangene. PRIJS DEZER COURANT i Voor Lelden por 8 maanden. f l.l(X (Franco per post 1.40. 'Afzonderiyke Nommers 0.06. PRU3 DER £_DVERTJiNT1ÜN t Van 1-8 regels f 1 05. Iedere regej meer f 0I7|. - Gfootere letters naar plaatsruimte - Voor het IncasseereD buiten de etad wordt f 0.05 berekend •g De zaak Dreyfns-Picqoart c. s. Htt revisie proces begon gisteren onder Volstrekte kalmte, die door geen iaci Jent werd Verstoord. Ondanks de strenge maatregelen, genomen om den toevloed van nieuwsgierigen te stuiten, was de zittingzaal van de Civiele Kamer, waar het Hof van Cassatie in vereenigde zitting van alle Kamers vergadert, weldra gevuld met een dichte menigte. Onder het publiek waren tal van officieren, doch geen enkele ln uniform. v De plechtige zitting werd door den eersten president Mazoau te vijf minuten over twaalven geopend. De procureur-generaal Manau nam het ministerie waar. Zoodra het Hof gezeten was, werd het woord gegeven aan president Ballot-Beaupró voor de voorlezing van zijn rapport over de enquête ia de Dreyfus-zaak. De rapporteur herinnerde aan de vervolging van 1894, las het borJerel voor en de loffelijke vermoldingen over Dreyfus, opgemaakt tijdens ;het bijwonen van de krijgsschool en tijdens zyn stage bij den generalen staf. Hy onder wierp daarna de togenstrijdige rapporten der experts aan een onderzoek, rapporten, die ten gevolge hadden, dat generaal Mercier majoor Du Paty de Clam aanwees om de zaak te onderzoeken, en wees daarbij op de betuigingen van onschuld van Dreyfus, die tijdens de verhooren door Du Paty bleof ontkennen, dat hij ooit in eenige relatie had gestaan met een der vreemde ambassades of stukken bad uitgeleverd, die betrekking hadden op de verdediging van het gebied van den Staat. Bij de merkwaardige gelijkenis der hand schriften zeide Dreyfus tot Du Paty: „Men heeft mi] mijn handschrift ontstolen". Hij bedreigde Du Paty met de wraak van zijn ras en riep de vervloekingen des hemels over hem in. De heer Ballot Beaupró gaf daarna een biographie der familie Dreyfus en giog over tot het Rapport d'Ormescheville voor den krijgsraad, waartegenover Dreyfus steeds krachtige ontkenDingen en betuigingen van zijn onschuld stelde. Onder meer protesteerde by met de mededeelin?, dat hy nooit het kanon van 120 mm. kort gezien had, dan in rust. Hy kende evenmin vóór de maand Juli de werkzaamheden in verband met de dek- kingetroepon. Hy bad nooit het schiethand- boekje bezeten en wist niets omtrent de nota over Madagascar. „Sedert meer dan 6 weken ben ik a u 8 eer et", zeide hy tot d'Ormescheville: „Ik zweer, dat ik onschuldig ben. Ik ben van een protesteerende Elzassische familie; ik heb alles opgegeven om Frankryk te dienen. Ik ben nog altyd waardig soldaten in het vuur te voeren. Dit is een wreede marteling, die my is opgelegd". Mr. Ballot-Beaupró las verder uit het rapport d'Orme8cheville voor het gedeelte, waarin oie officier spreekt over de onbescheiden houding, door Dreyfus aangenomen gedurende de twee jaren, welke hy als stagiaire ty den generalen staf doorbracht. Dreyfus werkte op late uren, zoodat by'gelegenheid had alleen in de bureelen achter fce biy ven. Dientengevolge kon hy in de andere bureelen binnendringen. Hy maakte verder zyn bijzonder werk van de studie der mobilisatie dossiers en was dus in het bezit van het geheele geheim van do concentratie in oorlogstyd. Dan trok by de aandacht van zyn kameraden door zyn onbe scheiden vrageD, welke dezen weigerden te beantwoorden. Het schynt, dat dit st-.lsel van snuffelen berustte op de noodzakelykheid voor Dreyfus om zich alle mogelyke inlichtingen te verschaffen, voordat zyn detachearing by den generalen staf ten einde liep. Deze hou ding was verdacht en kwam overeen met dia van lieden, cie werk maken van spionnage. De president rapporteur constateerde, dat naast de overeenkomst van het schrift van Dreyfus met dat van het borderel de houding, door den heer d'Ormescheville aan den beschul digde toegeschreven, een ernstige factor voor diens schuld was. Na de lezing van het rapport van kapitein d'Ormescheville bttoogde de rapporteur, dat de veroordeeling in beginsel onherroepelijk is, maar het "Wetboek van Strafvordering biedt gelegenheid om de gowysde zaak aan te tas ten en den veroordeelde te doen deelen in het voorrecht van vernietiging of herzieoing. Vernietiging is mogelijk, wanneer het vonnis is gewezen in stryd met de wet; voor her ziening moet aanwezig zyn het vermoeden van een rochterlyke dwaling. In het onder havige geval moet de mogelykheid van vernietiging van het vonnis ter zyde wor den gesteld, omdat alleen de minister van justitie het recht hoeft basr te vragen en omdat de Vereenigde Kamers daartoe niet bevoegd zyn Hier kan dus alloen sprake zyn van herziening. Ter ondersteuning van deze stelling haalde mr. Ballot-Beaupró tal van wetsartikelen aan, waarna by opmerkte: „Het staat aan het Hof in yereenigde zit ting van alle Kamers te beslissen de vraag of het verzoek om revisie, dat reeds ontvan- keiyk is verklaard in den vorm, ook ontvanke- lyk is in het wezen." Vervolgens beschouwde spreker breedvoerig deze vraag uit een juridisch oogpunt en zette hy de rechtsquaestie uitesn in de onderstelling, dat het verzoek om herziening ontvanktlyk wordt verklaard in den vorm en in het wezen. Hy verklaarde, dat er voldoende vermoe dens zyn voor een rechterlyke dwaliDg en bovendien aan de schuld van den veroordeelde zeer ernstige twjjfd bestaat, die voldoende aanleiding is voor de revisie. Hy deed bij een nadere bespreking van deze verklaring uit komen, dat de eerste vermoedens op Dreyfus van kolonel Fabre zyn, die getroffen werd door de overemkomst van het woord artillerie in het borderel met schrift van Dreyfus, en vertelde verder van een gesprek tusschen Henry en Dreyfus tydens diens overbrenging naar de Cherche-Miói, loopende over de ver- schritkeiyke beschuldigingen, tegen hem inge bracht. Dr.-yf.u8 verzekerde Henry, dat hy wel veel stukken in handen had gehad, maar nooit één aan iemand had verschaft. De lezing van zyn rapport vervolgende, zegt de rapporteur, dat hy met een groote terughoudendheid de feiten botrekkeiyk het petit bleu zal analyseeren. Men moet niet vergeten, dat commandant Henry dood is, dat Du Paty do Clam on Ier zware beschuldigingen gebukt gaat (sensatie) en dat de heer Picquart verscbynen moet voor een andere jurisdictie. Hy meent, dat de cassatie van het vonnis van 1894 niet mogeiyk is dan door de ver- wyziDg van den veroordeelde naar een andere rechtbank, aangenomen, dat Dreyfus nog in leven is. Deze rechtbank most uitmaken of de feiten, hem ten laste gelegd, hem moeteo worden toegeschreven of aan een ander op de schouders worden gelegd. Mr. Bdllot-Beaupró deed voorlezing van het verzoek van mevrouw Dreyfus, van den brief van den minister van justitie, waariu onder aanmelding van nieuwe feiten de zaak aan bangig werd gemaakt ty het Hof van Cassatie, en van de memorie van mr. Mornard, den advoca.t van mevr. Dreyfus, die wyst op de onwettigheid van het vonnis van den krygsraad ten gevolge van de me.edeeling ia raadkamer van geheime stukken, die niet ter kenni3 van den verdediger van Dreyfus zyn gebracht. In zyn memorie zegt mr. Mornard dat het stilzwygen der generaals Mercier on De Boisdeffro, die zich verscholen achter het beroepsgeheim, een bekentenis is. Verder constateert de advocaat, dat het feit, dat het stuk ce canaille de D. niet van toepassing is op Dreyfus, reeds een nieuw feit vormt. Mr. Mornard bespreekt dan de beide nieuwe feiten, waarop het verzoek van mevrouw Dreyfus gegrond is, het valsche stuk Henry en de afkeurenswaardige handelingen van Henry en Du Paty de Clam. De verplette rende getuigenverklaring van Henry voor den krygsraad berust op gteu enkel bewys. De advocaat van mevrouw Dreyfus legt in zyn memorie daarby den nadruk op de ge combineerde maatregelen om Esterhazy te redden. Toen in een nota van „Havas" was verklaard, dat het vonnis van 1894 wettig en juist was gewezen, kon de krygsraad niet anders doen dan Esterhazy vryspreken. De memorie brengt vtrder in herinnering den coup de theatre van generaal Dj Boisdeffre voor het Hof van Assisen tydens het proces Zola en de woorden van Henry, toon hy naar de ge vangenis van Mont-Valérien werd gebracht. Nadat by daar binnen was gegaan, werd hy den volgenden morgen dood gevonden met afgesneden hals. Omtrent rechter Bertulus merkt mr. Mor nard op, dat voor de Vereenigde Kamers deze magistraat zyn verklaring voor de Straf kamer woordelijk handhaaf.e, en doelende op bet incident, dat in het kabinet van den rechter van instructie tusschen dezen en Henry voor viel, wyst do advocaat eveneens op de zeer duidelyke verklaring, waarmeae kapitein Cui- gnet zyn eerste beweringen bevestigde. Ver volgens vestigt do advocaat de aandacht op het feit, dat Du Paty zich voor het Hof be klaagd heeft, dat by in den steek gelaten was door zyn chefs, terwyi een van hen zou hebben gezegd: „Zoolang ik leef zult gy nooit opge offerd wonen." Mr. Mornard maakt in zijn memorie uit het voorgaande de gevolgtrekking, dat de revisie moet worden toegestaan op grond van onjuistheid van de verklaringen van Henry en Du Paty, al zyn ook beiJe hoofdofficieren niet vervolgd wegens het afleggen van valsche getuigenis. Dan volgde het gedeelte der memorie be treffende de tegenspraak in de verklaringen der schriftkundigen over bet borderel. Volgens de deskundigen van 1897 is daarin 't schrilt van Esterhazy nagemaakt door een ander, terwijl volgens de deskundigen van 1894 hot schrift van Dreyfus door hemzelf verdraaid was. De tcgenstrydigheid is stellig. Na een critiek. op de rapporten over de schriftexpertises gaat mr. Mornard na, welke de juiste dag- teekening van het borderel mo.t zya: Alles wyst er op, dat het borderel van bet eind van 1894 moet zyn, daar de wyzigingen in hot program der artillerie zyn vastgesteld na dozen datum. De mededeelingen, in het borderel toege zegd, meent mr. Mornard, kunnen niet van Dreyfus afkomstig zyn. Hy tracht aan te toonen, dat het scbiethandboekje en het voor stel over de artillerie-formaties geen stukken van vertrouweiyken aard zyn. Vervolgens komen aan de orde de beweeg redenen, door welke Dreyfus zich by zyn verraad zou hebben laten lei Jen. De memorie haalt de ongunstige levensrapporten aan en die van de prefectuur van politie, er op wyzende dat er zeer zeker verwarring bestaat tusschen den ex-kapitein en een ander van denzelfden naam. Dreyfus had voor zich een mooie mili taire toekomst, terwyl Esterhazy steels schraal by kas was en men dus geneigd zou zyn te denken, dat deze in het verraad de noodige hulpbronnen zou zoeken om zyn verkwistende leefwyze te kunnen volhouden. Al is de open bare meening ontwapend, wat betreft Ester hazy, nu deze door den krygsraad is vryge- sproken van de beschuldiging, dat hy het borderel heeft gemaakt, heeft het hoogste go- rechtshof niettemin de taak aan een o .schul dige, die onrechtvaardig veroordeeld is, de vry- heid weer te geven. Dan behandelt de memorie nog het vraag stuk der bekentenissen, welke Dreyfus ge daan zou hebben aan kapitein Lebrun-Renault, en constateert, dat uit het onderzoek is ge bleken, dat Dreyfus niet beeft opgehouden zyn onschuld te betuigen. „Zoo storten éón voor éón alle punten van beschuldiging tegen Dreyfus ineen; de elementen van het borderel on van onderzoek wyzen niet Dreyfus, maar Esterhazy als den schuldige aan." De zitting werd om zes uren opgeheven. Er had by het verlaten van het paleis niet de minste anti Dreyfusistische betooging plaats. Mr. Ballot Baaupré zou heden om twaalf uren do lezing van zyn rapport voortzetten. Vervolg in het Eerste Blad. AARLANDERVEEN. Bevallen: J. De Vries geb. Jansen D. A. Martens geb. Kijsdara Z. M. De Grauw geb. Ram D. ALFEN. Bevallen: C. Munsterman geb. Boele Z. M. A. Schoonderwoerd gob. Uljeo D. J. Verkleij geb. Humrae D. A. Van der Mey geb. Van Zijl Z. T. Van Donk geb. Vpn Maiden D. BODEGRAVEN. Bevallen: A. Vergeer geb. Van Mieilo D. E. Burger geb. Van Scherpen- zool D. Gehuwd: A. Van den Hoven, wednr. van M. Verkaik, 56 j. en S. Van der Vlist, wed. van D. Roel, 50 j. P. Pilkes, jm. 25 j. en F. Plantinga, jd. 25 j. HILLEGOM. Bevallen: A. Vries geb. Glas Z. M. v. d. Linden geb. Langoveld D. C. J. W. Prins geb. Pieter Z. "W. E. v. d. Zwan geb. Wilteman Z. Gehuwd: M. J. v. Beelen en A. M. Rump- horst. D. Schniedewind en M. De Graaf. HAARLEMMERMEER. Bo vallen: M. Van Rijssel geb. Vaas (levenl. D.) A. Vreeken geb. Do Rooij Z. J. Venbert geb. Breek D. G. Tulen geb. Meijer Z. L. Ooms geb. De Ridder D. O. De Regt geb. Visser Z. L. Grovenstuk geb. Tiggelmau D. A. IJ. Pijpers gob. Salman 1). G. C. Laan geb. Van Suaze D. E. Boel- laard geb. Visbeen Z. J. Verwer geb. Tulen Z. M. Van Oeveren geb. Wilderom D. L. Bakker geb. Metselaar D. A. Does geb. Otten D. M. Visser geb. De Ron D. Ondertrouwd: E. J. C. Smit en Eden Braber. H. C. Galjaard en J. P. Pater. C. Saarloo9 en T. Iïoodzaud. A. Korsuize en G. Roodzand, N. Maarsen en M. Van Bekkum. C. Van Doorn en M. Van Giosen. C. Stroomer en M. Koppedrajer. Gehuwd: J. Van der Pol en T. Verdoes. A. Kroon en J. Den Ouden. P. Schoenmakers en C. Van Beuzekom C. Van dor Welle en T. Maliepaard. A. Visser en A. M. Van As. E. Overbeek en H Haze. Overleden: M. Schoonrok geb. Molenaar, 62 j. J. Kuperus, 10 w. J. Mesman geb. Eist, 73 j. G. Den Boer, 40 j. J. Buiser, 18 ni. A. Kolle gob. Van Wageningon, 82 j. Eb de sited. Werklnr. ijja opgemomeai D ATUM. D AO EU. Volw. pers. Kin, doren. Totaal 21 Moi. Zondag 57 8 65 22 Maandag. 41 50 23 Dinsdag 59 5 64 2* Woensdag. 68 10 78 26 Donderdaj 71 11 82 2G Vrgdag 68 11 79 27 Zaterdag. 73 12 85 Slot) Howbray gaf echtor slechts een oogenblik aan zyn gevoel toe; weldra begreep hy, dat zy nog niet in veiligheid waren, en het be- wustzyn, dat hy waken moest over het hem reeds diorbare meisje, gaf hem nieuwe veer kracht. Vruchteloos beproefde hy in het huis te komen, geen opening of venster in het dak bood hem daartoe gelegenheid aanmaar de huizen stonden nu dichter by elkander, zoodat hy, met den voor hem lichten last, don sprong kon wagen om een ander huis te bereiken. Nadat zy aldus vier daken waren .overgegaan, ontdekten zy eindelyk een licht, dat door een dakvenster scheen; hy klopte, maar tevergeefs; spoedig echter was het luik vorbryzeld en hy zag in een klein zolder- vertrek, waarin slechts een tafel, waarop een 1 licht brandde en twee stoelen aanwezig waren. Zonder veel moeite gelukte het hun nu binnen te treden. Het overschot van oen maal- \jd stond nog op de tafel en de deur was van binnen gegrendeld, zoodat het duidelyk was, dat de personen zich nog in het vertrek t.bevonden, die, waarschyniyk door hun onver- wacht bezoek verschrikt, zich verscholen hadden. Zy bleven Diet lang in onzekerheid. Van achter een gordyn kwamen twee mannen te voorschyn. Dj een was een lang, mager man, in de zwarte dracht van een Spaansch edelman •zyn onaangenaam uiteriyk gaf aan het geheel iet3 torugstootends. Da ander was een jFransch officier van 2waren lichaamsbouw; •*yn door de zon gebrand gelaat en donkere f*ard gaf aan zyn uiteriyk iets krygshaftiga. Een uitroep van Dolores verried spoedig, wie die twee personen waren. Zy traden met dreigonde gebaren op Howbray toe, doch Dolores stelde zich tusschen beidon en smeekte hun, haar redder niet te beleedigen. „Myn heeren," sprak Howbray in het Franscb, „aan ontvluchten valt niet meer te denken, elke poging daartoe zou noodlottig voor u kunnen zyn. Volg my, ik beloof u een goed kwartier en beleefde behandeling." Deze voorslag viel echter volstrekt niet in den smaak der aangesprokenen. Dj Spaansche edelman wist te g06d, dat zyn verraad hem de rechten van een krygsgevangene had doen verbeuren. Reeds voelde hij den strop om zyn hals. Een ander gevoel bezielde den Fransch- man. Da vernietiging zynor schoonste plannen en vooruitzichten maakte hem razend, de dood scheen hem verkieslijker dan die op te geven en hy bad besloten het uiterste te wagen, ten einde het meisje, naar wier hand hy dong, niet meer onder de hoede van een Engelsch officier te zieD, iets, waardoor zyn bloed nog meer in beweging geraakte, te meer, daar het meisje met zooveel warmte party voor zyn vyand trok. „Mynheer," zeide hy, „daar gy deze dame een dienst bewezen hebt, willen wy dank baar zyn, maar wy moeten u de gelegenheid benemen ons te schaden; geef my daarom uw degen over." Een minachtende lach was het eonige ant woord van Howbray; dit zette den Fransch- man nog meer aan en in een oogenblik kruisten zich beider degens. Zooals wy gezegd hebben, kon onze held uitmuntend de wapens hanteereD, maar hy had nu met een tegenstander te doen, die evenzeer bedreven was als hy. De strijd was te hevig, doch bleef onbeslist; toon besloot de Spanjaard daaraan, op een zyner waardige wyze, een einde te maken. Howbray stond mot den rug naar hem gekeerd, en daarvan party trekkende, wilde hy hem zyn dolk in den rug stooten. Nu word Doloros t9n twee den male zyn schutsengel. Zy hield met kracht den opgeheven arm van haar stief vader terug. Woest zag hy haar aan, maar in den blik van het meisje lag zooveel verach ting en vastberadenheid tevens, dat by de oogen naar beneden moest slaan; hy gevoelde zich vernederd en klein tegenover haar fier heid. Plotseling hoorde men hevig tegen de deur bonzen, zoodat zy in haar hengsels kraakte. Eenigo Engelsche vloeken verrieden wie de komenden waren. „Wakkere Brit," zei de Franschman, „wees even edelmoedig als gy dapper zyt. Donna Dolores, gy hebt my nooit uw wederliefde geschonken, vaart well" Terwyl hy dit zeide, sprong hy door de opening, waardoor de twee geredden binnen waren gekomen; de Spanjaard volgde spoe dig. Byna tegeiykertyd vloog de deur open en traden een aantal Engelsche soldaten binnen, die, beneden plunderende, het gevecht gehoord hadden. Howbray voorkwam een vervolging der vluchtelingen, door den soldaten voor te hou- deD, dat een vervolging over de daken even vruchteloos als gevaariyk zou zyn. Gelukkig waren deze liedou meer voor rode vatbaar en was hy nu in de gelegenheid het meisje in veiligheid te brengen. Den volgenden morgen begon zich de orde een weinig te herstellen, ofschoon nog altyd een verwarring bleef heerschen, die het onvermydeiyk gevolg was van zulk een vreeselyken nacht. Onderscheidene officieren stonden by den uitersten toren in ge sprek; onder dezen merkte men Howbray op, die een verhaal deed van zyn wedervaren gedurende den vorigen avond. In hoeverre hy allo byzonderheden mededeelde, durven wy echter niet beslissen. Een piket cavalerie was in de nabyheid, de ruiters liepen heen en weer, sommigen in groepen elkander hun heldenfeiten of wederwaardigheden herhalende, anderen lagen naast hun paarden in het gras uitgestrekt. Plotseling zagen de officieren twee gestal ten, die als uit den grond schenen te vorryzen of uit de wolken kwamen vallen. Zy waren van het hoofd tot de voeten in kapucyner- mantels gebuid. Terwyl de officieren nog vol verbazing naar dez3 zonderlinge verschyning zagen, ontdeed de langste der beide personen zich Yan zijn vermomming en een Fransch hoofdofficier in volle uniform stond vóór hen. Een ruiter ter neder te werpen en op zyn paard to stygen, was het werk van een oogen blik. Hy vloog over de vlakte, zoodat de soldaten tevergeefs op hem vuurden. Toch scheen do koene vluchteling verloren. In de richting, waarbeen hy vluchtte, kwam een af- deeling infanterie aan. De ruiters, dit ziende, bestegen yiings hun paarden en joegen den vluchteling na. De toeschouwers hielden den adem io, toen de eerste patrouille vuur gaf, en zy vertrouwden nauwelyka hun oogeD, toen zy den Franschman ongedeerd zyn weg zagen vervolgen. Nu gaf ook de tweede patrouille vuur, maar de ruiter scheen door een talisman beveiligd te zyn; niets deerde hem. Onwillekeurig ging er een kreet van vreugde op uit den mond der officieren, toen hy buiten gevaar scheen, maar te vroeg. Een soldaat had, uit achteloosheid of met voor dacht, zyn geweer niet afgeschoten, deze legde nu aan en de ruiter moest zyn vlucht staken, zyn paard werd gekwetst en viel ter aarde. De voorste dragonder reed met geveld geweer op den officier toe, doch daar deze in ïyde- lyke houding zyn vervolgers afwachtte en niet voornemens scheen zich te verdedigen, stak de dragonder zyn gowoer op en strekte zyn handen uit om hem gevangen te nemen. In hetzelfde oogenblik werd hy echter als een knaap uit het zadel gelicht en de voormaligo verloofde van de schoone Dolores vervolgde, op het paard van zyn vyand, ongestoord zyn weg en was weldra buiten hun bereik. Dj toeschouwers, waarvan sommigen niet weinig teleurgesteld waren, kondon niet nalaten don dapperen en geduchten tegenstander hun luiden byval te schonken. Dj Spanjaard had van de vervolging zyns makkers gebruik gemaakt, om zicb, alloen door Howbray opgemerkt, te verwyderen. Men heeft nimmer weder van hem vernomen, waarschyniyk is hy door guerilla's gevangen genomen en voor zyn verraad mot den dood gestraft. Een jaar later hield koningin Charlotte van Engeland een receptie in het paleis van St.-James, waaraan al wat edel en aanzieniyk was deelnam. Niettegenstaande daar de keur der Engelsche schoonen tegenwoordig was, trok er één de algemeene aandacht door haar buitengewono schoonheid; zy ging aan den arm van een hoofdofficier, die baar als zyn bruid presenteerde. „Wie is toch die sioriyko gestalte, die nu voor de koningin staat?" vroeg oen der edellieden aan zyn buurman. ,Wel," antwoordde deze, „dat is de krygs gevangene van overste Howbray."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5