MENGELWERK.
Bears van Amsterdam.
leden oud-professor van Leidena universiteit,
Robert Fruin, verhaalt dr. "W. G. C. Byvanck
van dit door hem toegejuichte voortwoekeren
van den modernen goest en geeft hg grif
toe, dat dit ten troon gevoerdo modernisme
de Siameesche tweelingbroeder van het libe
ralisme i3.
Nu rgst hier terstond een bedenking, die
worde uitgesproken. Toen het liberalisme het
mod infame aan de universiteiten aan het
booge woord hielp, was het wellicht dieper
overtuigd van zfln voor alle tjjden en ge
slachten geldende waarheid en recht dan het
na volbrachten proeftijd van een halve eeuw
is. Die oogen had om te zien, al waren het
dan ook liberale oogen, heeft iets kunnen
waarnemeD, en de laatste kwart-eeuw is vooral
r\jk geweost aan ontgoochelingen voor de
aanhangers van de liberale idee. Begint nu
het liberalisme vanzelf, door nood gedrongeo.
een toontje lager te zingen, en gaat het ge
voelen, dat zijn onmisbaarheid geen volstrekte
is, dan kan het zich moeilijk een certificaat
van goed gedrag geven voor wat het op
wetenschappelijk terrein dorst onderstaan, toen
het vloesch van zijn vleoscb, of, wil men
liever, geest van zijn geest, als de hebber
en houder van de eenige en alleenigo waar
heid en wetenschap, al de leerstoelen aan onze
universiteiten deed bezetten. Nu het libera
lisme, de practische zijde van den modernen
2eest, zijn scbittorendste pluimen verloor, is
©ok het modernisme zeker niet aan iedere
bedenking ontwassen, en staat het te vreezeD,
dat de dienaren der wotenschap op een dwaal-
«poor zyn geraakt en een langen, moeizamen
weg hebben afgelegd, zonder oen stap te zijn
vooruitgekomen in de goede richting.
Terwijl de ei3ch om bescherming
van onzen landbouw en onze
nijverheid door wijziging van ons tarief
van invoerrechten onverzwakt blijft staaD,
mag toch wel eens de vraag worden gesteld
en overwogen, lezen wij in Het Huisgezin
of wjj voldoende er op uit zijn, onszelven te
beschermen.
Wat den landbouw betreft, vestigen w\j
thans enkel do aandacht op het artikel boter,
waarin Denemarken en zelfs Australië ons in
den laatsten tijd oen geduchte concurrentie
aandoen. Tot in een Surinaamsch blad vonden
w|j dezer dagen een advertentie van Deen-
sche boter.
Spant onze zuivelbereiding nu wel de uiterste
krachten in, om voor export zóó uitmuntende
waar te leveren, dat zij do vreemde concur
rentie met good gevolg het hoofd kan bieden,
zoo mogelijk overvleugelen?
Wat de nijverhoid betreft, behoeven wij
geen vraag te stellen, maar kunnen tot
ons leedwezen op het feit wijzen, dat nog
lang niet alle landgenooton doordrongen zijn
van den zedelijken plicht, de binnenlandsche
industrie te bevoordeolen boven do buiten-
landsche.
Men kent do gewone tegenwerping: wjj
kunnen in het buitenland beter en goedkooper
terecht. Het is onbetwistbaar, dat op de juist
heid dezer uitspraak veelal een en ander is
af te dingen. Maar aangenomen een oogenblik,
dat ze waar is, dat men confectie-artikelen,
meubelen, enz. voordeoliger uit het buitenland
kan betrekken, telt dan de overweging voor
niets, dat door aanschaffing hier te lande onze
nijverheid, onze handelaars en winkeliers wor
den gebaat, dat het geld in bet land blijft?
In afwachting dus, dat de Staat het vrij-
bandelatelsel late varen, is het onze plicht,
persoonlijk beschermend op te treden daar,
waar wij er toe in de gelegenheid zijn, te
meer, omdat wij zoodoende in eigen kring
ons beginsel en ons stelsel kunnen toepassen
en daartoe ook gehouden zijn.
Maar op de winkeliers rust de verplichting,
ons dat gemakkelijk te maken. Naar onze
meening kunnen z[j dit, ton eerste door minder
te offeren aan uiterlijk vertoon, en ton tweede
door het stelsel van contante betaling aan
te moedigen.
Het stelsel van contante betaling is een
uitstekend beschermend middel in bet belang
van den kooper en den winkelier. Mot belang
stelling zien wij, boe ook de winkelstand zich
aaneensluit om Zondagsrust en andere wen-
scbeiyke verbeteringen te verkrijgen. Welnu,
laat hü ook door aaneensluiting zien te be
werken, dat contante betaling weer in onze
zeden worde opgenomen. Dit zou voor velen
van onberekenbaar voordeel zijn.
I>e jonge actrice.
Do kleino Lucie Vernier was het kind van
toonoelspelers, die tragische rollen in een klein
theater in een der voorstoden van Parijs ver
vulden.
Tot haar tweede jaar was het kind door
een boerenvrouw op het land opgevoed, want
door hun beroep hadden haar ouders geen
tijd zich met het kind te bemoeien, en toen
hot kleine schepseltje in het ouderlijk huis
terugkeerde, nam tegelijkertijd de grootmoeder
haar intrek bil haar zoon on schoondochter,
om de zorg voor haar kleinkind op zich te
nemoD.
Van 's ochtends tot 's avonds was de 60-jarige
met de kleine bezig, want haar zoon en doch
ter brachten hun tijd door met de repetities
in den schouwburg bij te wonen of thuis te
ropetoeren. Van kind af werd do kleine gewend
de langdradige tooneelziDnen door haar ouders
te hooren uitgalmen; dikwijls, wanneer de
grootmoeder haar in de donkere achterkamer
op de knieén wiegde, richtte het kind zich
op en luisterde opmerkzaam naar de klanken,
die van uit de andere kamer door de gesloten
deur tot hen doordrongen. Somtijds, wanneer
de Verniers in de provincie op de rondreis
waren, begaf zich de grootmoeder den gohee-
len dag met de kleine naar buiteD. Als .ze
dan de laatste huizen achter zich hadden en
zich geheel buiten waanden, zette de oude
vrouw zich op een klein veldstoeltje, daartoe
medegenomen, schoof den bril terecht en
verdiepte zich in een courant. Het meisje
speelde intusschen in het gras en verheugde
zich in iedere bloem, iedere kapel en trachtte
de stemmen der vogels na te bootsen.
Hot was een eonvoudig en lief kind. Zij
groeide onder de zorg der oude vrouw voor
spoedig op en toen zij zes jaar was geworden,
vervulde z(j met haar heldor stemmetje de
kleine woning, hetzij dat zij versjes voordroeg
of liedjes zong, of op honderden vragen van
haar grootmoeder een antwoord verlangde.
Da ouders begonnen langzamerhand ook wat
aandacht te schenken aan de lieftalligheid
van het kind en hun eigenliefde werd ni.t
weinig gestreeld door de vroegtijdige ontwik
keling van de kleine Lucie.
Op een avond zeide ze voor haar vader
een gedicht op en de tooneelspeler riep op
gewonden: „Dat kind beeft talent! Zy moet
naar het theater! Daar behoort zij thuist"
„Dat is een goede gedachte 1" zeide de
moeder.
„Neen maar!", riep de vader, „daar valt
mij wat in. Wij ropeteeren voor den winter
een groot stuk, waarin ik de hoofdrol vervul.
Ik ben wachtmeester en moet een kind redden.
De directeur heeft nog niemand voor de kinder-
rol; ik zal hem voorstellen Lucie daarvoor te
nemen."
„Jelui bent dol!" riep de grootmoeder heftig.
„Een 6-jarig kind!... Zoo'n teer schepseltje!
Dat houdt Lucie niet uithet maakt haar ziek
„Nou, nou, moeder, zoo erg is het niet.
Dat zal het kind volstrekt geen kwaad doen,
en, wat ook niet te vorsmadon is: het brengt
een goed stuk geld aan en Lucie leert meteen
wat van het vak. Laat alles maar aan mi) ovor."
Da protesten der oude vrouw waren vruch
teloos. Beeds den volgenden dag begon haar
vader haar te leeren wat zjj in de kinderrol
moest zeggen, hetgeen, tusschen haakjes, niet
veel was.
Vernier kwam met zijn voorstel bij den
directeur en na twee proeven, waarbjj Lucie
zich uitstekend hield, stemde bij met vrougde
toe, in gedachten reeds avond aan avond het
huis gevuld ziende door den roep, die van
hot spel van het „wonderkind" uitging.
De avond van de première kwam, en toen
Lucia met haar vader op het tooneol verscheen,
had de geheele schouwburg slechts oogen
voor het kind. Het toone6l stolde een leger
plaats voor en daarop volgde een gevecht en
Vernier moest midden door den kruitdamp
het kind redden. Lucie bleef even kalm alsof
ze altijd in zulk een rumoer had verkeerd en
viel geen oogenblik uit haar rol. Herhaaldelijk
moest na afloop der acte „gebaald" worden
en onder stormachtig applaus verlangde het
publiek het „wonderkind" te zien. Achter de
coulissen ging het op dezelfde >vijze. Allen
verdrongen zich om Verniel' en zijn dochtertje
en de directeur overhandigde bet kind, dat
van alles niets begreep, een engagements
contract in optima forma. Da acteurs wenschten
Vernier geluk met het succes van zijn kind,
en de vrouwen overlaadden baar met omhel
zingen en geschenken.
Vernier wenschte zichzelven eveneens geluk
met het goede idee, dat by had gehad, want
de directeur was zeer royaal geweest en voor
Verniers oogen fonkelden in den geest reeds
de talrijke goudstukken, die bet kind hem
zou aanbrengen. Het stuk beleefde meer dan
honderd voorstellingen; iederen avond stond
de naam „Lucie Vernier" met groote letters
op programma en aanplakbiljet en iedereD
avond was de schouwburg uitverkocht
Tot zoover ging alles naar wensch.
Alleen scheen Lucie ha verloop van drie
maanden aan groote vermoeidheid te lijden.
Haar gezichtje was Bmal en bloek geworden,
maar tevergeefs beproefdo de grootmoeder,
die zich nog maar altijd volstrekt niet met
dat alles kon vereenigen, da oudera daarop
opmerkzaam te maken.
„Maak u toch niet bezorgd, moeder," was
telkens het antwoord„binnenkort wordt
het repertoire veranderd en dan heeft Lucie
al den tijd om op verhaal te komen."
En nu rustte Lucie 1 Haar gezichtje was
nog bleeker dan de kussensloop, waarop zy
lag, en het kleine, vermagerde handje greep
telkens als door angst opgeschrikt naar de
hand der grootmoeder, die in de halfdonkere
achterkamer aan het bed van haar lieve
ling zat.
Da arme oude vrouw! Welk een ontzettende
marteling was het voor haar, haar lieveling
daar zoo ellendig te zien nederliggenl Ieder
oogenblik streek zy met de hand over het
gloeiende voorhoofdje van het kind. Zy vreesde
het maar al te zeer: de onverbiddelijke dood
zou het haar ontrukken.
By de gedachte daaraan vervulde een
machtelooze woede het hart der arme vrouw.
De ouders zeiven hadden door hun eigenliefde
on geldzucht het kind zoo ver gebracht!
De vader was diep ter neer geslagen. Da
ongelukkige gevoelde zyn schuld, en wanneer
Lucie de koortsachtige groote oogen opsloeg,
meende hy daarin een stil verwyt te lezen.
Een dokter werd gehaald, een man, die,
onder een ruw uiterlijk, eon goed hart had.
Hy onderzocht het kind, bromde iets onver
staanbaars voor zich heen, wat de grootmoeder
evenwel als zooveel onheilspellende woorden
meende te moeten boschouwen, en eindelijk,
toen hy zich gereed maakte om te vertrekken,
liet by zich ontvallen: „'t Is horsenaandoe
ning en wol een heel ergeIk zal
doen wat ik kan!.... Leg haar ys op het
hoofd!.... Van avond kom ik terug!"
Voor den vorm had hy nog een recept
geschreven, maar zyn woorden lieten geen
hoop meer.
Een uur later lag Lucie in heftige koorts-
phantasieên. Zy zat rechtop in haar bedje en
met oon angstigen blik in de oogon riep
zy: „De vyand...; hy komtl"of: „Snel,redt
ul"woorden, die zy eiken avond
in haar rol had te zeggen.
Aan hot bed stonden de oudors en elk
woord der kleine lyderes drong als een dolk
steek in hun harten. Da grootmoeder zat als
vernietigd.
Toen werd het kind gedurende eenige
seconden wat rustiger, maar plotseling vloog
zy weer overeind, kaarsrecht in haar bedje,
het bleeke gezichtje van angat verwrongen.
„De vyand 1" riep zy, „de vyand I" Zy
strekte den arm naar baar vader uit en viel
daarop dood in haar kussen terug.
Twee dagen later werd Lucie Vernier, „het
wonderkind", begraven.
Da kleine kist verdween onder do bloemen
en kransen, door de collega's van den onge-
lukkigen vader gezonden. Op sommige stond:
„Lucie Vernier, onze lieve, kleine collega."
De vader liep met zware schreden achter
het lokje. Daarop kwamen de collega's, netjes
geschoren en in het zwart, babbelend over
hun 6igen aangelegenheden.
„Tooneelspelersl" zeiden de menschen op
straat, die den treurigen stoet zagen
voorby gaan.
De moeder volgde in een ry'tuig. De oude
grootmoeder had verklaard, dat zy de kracht
niet bezat, het kind naar de laatste rust
plaats te begeleiden, en was thuisgebleven.
Doch toen de kist in de groeve was gedaald,
toen het grafheuveltje was opgeworpen, bloed
verwanten en vrienden waren heengegaan tn
ook de doodgraver het kerkhof had verlaten,
kwam do oude vrouw uit haar schuilhoek
te voorscbyn, waar zy zich had verborgen
gehouden.
Diepe stilte heer9chte alom. De zon ging
roodgloeiend onder; alleen een kleine klok
liet zich hooren, die den leveDden toeriep,
dat zy de rustplaats der dooden moesten
verlaten.
De oude vrouw zonk op hot graf van haar
lievelinge neer. Uit haar arme oude oogen
liepen de tranen over de vermagerde wangen
en baar strakke blik rustte op den heuvel,
die bet oeDige wezen verborg, dat haar aan
het leven bond. Alsof zy vreesde de kleine
doode te storen, fluisterde zy zacht: „Lucie....
myn hartjemun kleine Lucie! Ik ben bet,
jal.Hoor je me wel?"....
De nacht brak aan en de grootmoeder had
zich met uitgebreide armen op den kleinen
aardheuvel geworpen. Slechts één wensch,
één gedachte vervulde haar: ook te sterver,
deze wereld te verlaten, de gruwzame wereld,
die geen barmhartigheid kent, zelfs niet voor
oude menscheu en onschuldige kinderen.
Den volgenden morgen, toen de doodgravers
hun taak kwamen bervatteD, vonden zy op
het graf van „het wonderkind" de arme
oude vrouw uitgestrekt, wier wensch, weer
met haar lievelinge vereenigd te zyn, was
vervuld geworden.
Gemengd Nieuws.
Twee ryksveldwacbters zullen
worden aangesteld ter surveillance van den
hoofdweg en de zy wegen in bet Haagscbe Bosch
gedurende den nacht.
Voor de rochtbank te Heeron-
veen heeft terecht gestaan de 18-jarige J. K.
te Echten (JJr.j, die 6 April jl. een bokje van
drie dagen op de onmenschelyksts manier
martelde by begon nl. het dier levend to
stroopen. Het O. M. tischte twee maanden
gevangenisstraf.
By den heer As. Oerlemans, hande
laar te Labbegat, gem, Vryhoeven-Kappel, is
gisternacht, waarschyniyk tusschen 1 en 2
uren, inbraak gepleegd, terwyi de bewoners
des huizes rustig sliepen.
De dieven hebben een raam opengeschoven
in de benedenkamer aan den grooten weg
van Den Bosch naar Geertruidenberg, en van
daar uit is het geheele benedenhuis met onge
hoorde brutaliteit doorzocht, ook de slaap
kamer. Al wat aan gouden en zilveren voor
werpen, papieren- en ander geld voorhanden
was, is meegenomen; wat van nikkel, koper
of ander onedel metaal is, bleek niet van de
gading der inbrekers te zyn.
Ds zaak is in handen der justitie.
Gisteren heeft zich een patiént
in het Rykskrankzinnigengesticht te Medemblik
door ophanging van bot leven beroofd.
In de onmiddellyke nabyheid
van Zuidbroek had Woensdagmorgen een
ernstig ongeluk plaats. By het vervoeren
van veenarbeiders per tram van Stadskanaal
naar Zuidbroek, viel een dor arbeiders van
een in vollen gang rydende tram, met het
ongelukkig gevolg, dat hy door een onmid-
deliyk daarop volgende werd overreden. De
ongelukkige man, die in Friesland thuis be
hoort, werd deeriyk gewond aan hoofd, armen
en buik, zoodat men voor zyn leven vreest.
Dr. Folmer verleende de eerste hulp.
Juist in tyds. - „Moeke ons poppie
ligt in de sloot en hy wil er nich oet komen 1"
Met deze boodschap kwam het ruim driejarig
zoontje van den bode W. Bloem, te Boertange,
de woonkamer binnen. De verschrikte moeder
snelde de deur uit en zag, dat die boodschap
maar al te waar was. Haar anderhalfj.irige
jongen dreef midden in een breede diepe sloot,
en was op het punt van te zinkon. Zonder
zich te bedenken, sprong do vrouw te water
en redde haar kind, dat reeds geheel be
wusteloos was. Eerst na veel moeite slaagde
men er in het leven weder op te wekken.
(Asser Cf.)
Het Staphorster boertje („dokter"
Stegeman), dat te Amsterdam wegens het
onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde
veroordeeld is geworden tot 300 boete, ont
ving gisteren van een onbekende f300 voor
de boste per aangeteekenden brief. (Zto. Cf.)
Aangewakkerd door densterken
zuidwestenwind brandde j.l. Woensdagnamid
dag te Wagenborgen in minder dan geen tyd
een strooschelf af, toebeboorende aan den
heer H. K. Hiddiog en staande naast zyn
boereDbehuizing.
Gelukkig leden de belendende panden, de
met riet gedekte korenmolen en een hoef-
smedery, geen schade en bleef de brand tot den
strooboop beperkt.
De brand werd veroorzaakt door 2 school
knapen van 6 en 7 jaren, dio aan den voet
der schelf met lucifers speelden.
Te Gibraltar is aan boordvan
den torpedojager „Earnest" een machinepyp
gesprongen. Drie van de opvarenden werden
gewond.
19 Mei 1899.
Staatsleningen.
pet
"Nei, Cert. Nat. W. Schuld 2
dito Obl. dito .3
.dito Cert. dito. .8
Oo6tenrn Obl. Pap. MelNov. 5
dito ZLlv. Juni/Juli. 5
Portugal, Obl. 1353/1834 met
ticket 100 3
Rusland, Binncnl. 1891.
ditol839bjj Rotbschild Rb. 62-5 4
di to Hope Co. 18S9 90 Rb, 625 4
Spanje, Pcrp. Schuld Buitenl. 4
'Jurkjjc, Gep. Couv. 1, 1800 4
dito Douane Obl. 1836. 5
dito Geconv. Lconing Serie D
dito dito O
Mexico, Binnenlandsch. .5
Brazilië, Obl. 18304
Ind. en Fin. Ondernemingen.
Koloniale Bank Aand.
N.-I. Handbk. Aand.
Ned. Handelm. Aand.
Soer. Bank IL les. A.Obl.
Tabaksondernemingen.
Amst. Deli-Comp. Aand.
dito Certificaten
Arendsburg Certificaten.
Deli Batavia-Mpij. Aand.
dito Certificaten
dito Cultuur-Mpij. Aand.
Dcli-Maatschappij Aand.
dito Certificaten
d° Langk. C.v.A. Nom gar.kap,
Medan Tabak-Mpij. Aand..
Rottcrd. Doli-Mpy. Aand.
Sonembah Mpy. Aandeden. 1
dito Cert. van Aand.
Fabrieken.
Delft. Dist. Gist- en S.-Fabr. A.
Electra Aandeden.
dito ObligatiCn
N. Venn. Glasf. enKolenm. A.
K. N. Beicrnch Bierbr. Obl, 4
Kon. Mpy. do Scholde Obl. 4%
Ned. Gist- Spiritusfabr. A.
dito dito Oblig. 4%
Stoomb.br. 't Haantjo Aand.
WcsteT Snikcrraffinad. Aand.
Z.-H. Bierbr. Hyp. Oblig. ft
Scheepvaart-Maatsch.
Kon. Ncd. Stb.-Mpij. Aand.
dito dito Obligation 4
Kod. Pakctvaart-Mpij. Aand,
dito dito Oblig. 4
Kod. West-Ind. Maild. Aand.
dito dito Oblig. 4
Ned. Am er. Stoomv.-Mpy. A.
dito dito ObL 4
Botterd. Lloyd Aandeden
dito dito Obligation 4 -
Btoomv.-Mpij. Nodorl. Aand.
dito dito Oblig. ft
dito dito dito 4
Stoomv. Zeeland Aand
dito dito dito prof. dito
Stoomv. Zeoland Oblig..
Petroleum.
Dordteche Pctr. Mij. Prof. A.
dito dito Oblig. 4%
Maatschap „Panolan" Cert. f
Elzaesor Potroloum-Mprj. A.
Petroleum-Mij. „Galicië'' A.
Holl. Rum. Pctroloum-My. A.
Kon. Ned. Mij. t. Ex. Petr. br. A.
dito dito Cert. van dito
dito dito Obligation4%
dito ^Mocara Enim" Aand.
M.t. Ex.Oliebr.inlInnnOTcr.A,
Ncdorl. Petrolcnm-Mpij. A.
dito Ruid. Petrol -My. A»
dito Sumatra Palcmb. A. «j
Mijnbouw.
Kwandang Soemalata j
Lobsann Aaphalt
Ncd.-lnd. Expl.
Mijnbouw i i
Noord Celebes
Mijnb. My. „Soemalata" A,
Tjenako St,-Mg.
Diversen.
Mp\j. Krasnapolsky Aand..' 2
dito dito Oblig. 4
■\Vink.-Mij. „Eigen Hulp" A*
Spoorwogleeningen.
Holl. Uzoron-Spw.-My. Aand.
ObL dito8%
M. t. Expl. v. St. Spw. Aand.
Italië, Z.-Ital. Spw. Obl. A—H 3
Polen, TVnra.-Woonen Rb. 6254
Rn si-, Balt Spw.-Aand.. 3
Fast Spw.-Mjj. Aand. ft
Woichsel ZR. Aand.. .5
"Wladikawku Obl. Rb. 125 4
Amerika, Atchiion Top.C.v.A.
Pref. Aand. dito
dito Alg. Hyp. Obl, i 4
Adjustm. Obligi 4
Central Pacific Aand. i «4
Donvcr Bio Grande O. v. A*
Erio-Sp.-MQ. Aand.
Chio Erie lo Hyp. ObL 2
Kana. City Bolt-Bharea i
Louitrv. Nasbv. Cert. v. Aand,
Miss. K&ns. Texas C. T. A,
Union Pao. C. v. A.J
Oregon Short Line oblig. 9
Canadian Facifio C. v. A.
Fremleleonlngan.
NedcaL, Stad Amsterd. /lOO. 3
Tuikü°, Looning 1870
Spanje, Madrid 1868, 3 pefc.
Vor.
koers.
85%
9C%
95%
83%
26%
64
9S%
98%
60%
92
23*
27%
43*
67%
47
648
668
658
425
432
162
475%
479
245
258%
463%
119
100
218
101%
183
102%
117
101%
100
99%
144
101
193
103
21%
33%
80
120
100%
330
120
116
218
219
93
133%
62
19
42
92
60
76
115
75
92
203
HO
119
101
H4%
69%
97%
19%
C-6%
100
89%
22«
13%
112%
31%
€6%
12%
43%
109%
97%
111%
31%
35
Koera
heden
£15 Ji
9GJsS
83)4
26%
98)4
9SJ)s
27)4
13)4
67!%
160)4
475
260
800)4
2CJ
160
183)4
110
100)4
115
195
102
84
80)4
119)4
116
218)4
219)4
97
133)4
62
89
93)4
73
91)4
1 UK
69)4
19 y.
65 )4
81)S
23)4
1S.%
31)4
61)4
12)4
110
36)4
Ctuptnulttriv «IO--.:-"' d'
Ooiteorjk, P.pl.t t M.97)4 z"'" 20-97)4
FrtiiKhe f 47.70 Dl.er.. Bak.raök /58.S5 Koimd
Goud Eort.li t «Jdito m ZUr.roa llc.bsli .'1J5!4
Jun er ik aan scli o Gond Dollars/ 2.46%
Bcloenlnc 2 pGt,
Wijziging der Hilitiewet.
(Tegengaan plan-Coolen.)
Blykena het afdeelingsonderzoek over het
wetsontwerp tot wyziging der wet van den
19den Aug. 1861, betrekkelyk do Nationale
Militie, laatstelyk gewyzigd en aangevuld by
de wet van 2 Juli 1898, bestond by onder-
scheidono leden der Tweede Kamer onder
wie ook enkele voorstanders van den persoon-
lyken dienstplicht tegen deze wetsvoor-
dracht ernstig bezwasr.
Zy konden het geenszins billyken, dat
daarbU gebroken wordt met de beginselen,
waarvan de vroegere wetgever is uitgegaan, te
minder, omdat het w.-o. het karakter draagt
van een gelegcnhtidswet. Do op de Grondwcf
steunende militiewet had op het oog een
staand leger van vrywilligers en daarnaast
een .militie, mede zoovoel mogoiyk uit vrywil
ligers samengesteld. De vraag rees nu of ni-.t
roeds grondwettige bezwaren zich tegen de
aanneming der voorgedragen regeling ver
zetten.
Vooropstelling van het vry willigersreglement
ook by de militie werd het eenig juiste stplsel
geacht. Anti-nationaal in hooge mate werd
het voorstel genoemd.
Niet toegegeven werd, dat de toepassing
van het stelsel-Coolen de beweerde voordeelen
van de afschaffing der plaatsvervanging te
niet doet en de plaatsvervangers langs anderen
weg wederom in hot leger brengt. Do vry
willigers by de militie toch kunnen geenszins
gelyk gesteld worden met de vroegere rem.
plaijanten.
Aangenomen evenwel, dat bedoeld stelsel
inderdaad de beteekenis heeft, dis de Regeering
er aan toekent, dan toch bestond er naar
h. i. met het oog op het uiterst gering aantal
vrywilligers, dat toegelaten werd, nog geen
reden tot bezorgdheid en geen aanleiding voor
buitengewone wettelyke voorziening. De
Regeering bad daarom den loop van zaken
kunnen afwachten en de beslissing aan de
toekomst kunnen overlaten.
Hoewel erkennende, dat het een zwakke
z|jde was van het stelsel-Coolen, wegens zyn
ongclykheid, omdat het slechts in kleina ge
meenten kan worden toegepast, meende mon
dezerzyds toch, dat dit bezwaar niet opweegt
togen de veel ernstiger nadeelen van het
Regeeringsvooreiel.
Andere leden daarentegen betuigden bun
groote ingenomenheid met het plan-Coolen,
dat h. i. een nationaal karakter draagt en dat
zy daarom op ruime Behaal toegepast zouden
willen zien, en het bezwaar der Regeering
ware b. 1. overigens te ondervangen door het
aantal vrywilligers in het gehetle R|jk te
doen strekken in mindering van de totale
liebtiog. Onderscheidene leden bepleitten een
regeling in cien zin, dat elke gemeente de vry
willigers voor haar contingent slechts zou
kuDnen nemen uit hen, die in die gemeente
voor de betrokken lichting zyn ingeschreven.'
De mcralitrit dwiogt b. 1. geenszins tot
een wyziging der militiewet, want van befi
zich onttrekken aan den dienstplicht ie, naar
men meende, bier geen sprake.
Men kwam tot de conclusie, dat voer de
indiening van het w.-o. goen noodzakelykheid
bestond, en de regeling ook met het oog op
de belangen van het leger allerminst aanbez
veling vercient, eD de indiening werd door
deze leden ernstig betreurd, te meer, omdaf
er nieuw voodsel zal worden gegeven aan
den wrevel, dien de afschaffing der plaats
vervanging in ruime kringen heeft gewekt.
Veel andere leden toonden zich zser inge
nomen met de indiening dezer wetsvoordracht,
wa?rby h. i. van stryd met de Grondwet
geen sprake is, en moeilyk verdedigbaar
achtten zy 't dat het stelsel-Coolen de goede
werking van de afschaffing der dienstver-
vanging by de militie niet verydelt. Gitvoorig
weerlegden zy de zienswyze van de tegen
standers. Men vroeg of het goen aanbeveling
zou verdienen by deze gelegenheid ook de
wyziging aan te brengen, dat vrijstelling van
broederdienst zal bestaan, indien een dienst
plichtige tweemaal uitstel heeft gehad.
Veel bedenkingen werden geopperd tegen
de vernietigiDgsbesluiten in zake bet plan-
Coolen. De motiveering dezer besluiten kwam
anderen leden volkomen juist voor.
Door den heer Jansen i3 by het versl3g
een nota gevoegd. Om de bezwaren tegen
het plan-Coolen weg te nemen, 6telt hy voor;
de artt. 11 tn 13 te doen vervalleD, en art.
12 te doen lezen: „Als vry williger by de
militie voor de gemeente wordt alleen toege
laten by, die tot de ingeschrevenen voor
dezelfde lichting en gemeente behoort; voorts
lichameiyk voor den dienst geschikt is en ten
minste 1.56 meter lang is."
Programma van Muziekuitvoeringen.
MUSIS SACRUM. Zondag 21 Mei, te balfacht,
door het Stafmnzif-aoorpe der dd. Schutterij. Directeur:
de heer Joh. C. Oeyp. Eerete efdeoling; No. 1.
„Uoter dor Friedeneooune", Mareoh, F. Von Blon;
2. Ouverture voor Raciut'e Athalla, F. MendelaeohD;
3. Voorepel voor de Opera „Dio Raulzau'„ P.
Maecagui; 4. Fantaieio uit „Lee Hogenota", O.
Meyerbeer. Tweede afdoeling: No. 5. Ouverture
Girilda", A. d'Adam; 6. Fautaiaie uit het Ballet
"ooppélia", L. Dolibee; 7. „Hourida", Grande Valeo
de Concert, E. Gillet; 8. „Czardae" uit „Der Gelat
der Woiwoden", D. Groaamane; 9. Fautaiaie uit de
Opera „Nebucadueear", G. Verd:.
Koe. 1, 3, 6, 7 en 9 eerste uitrooring op „Mueis
Sacrum".
In gemeenten, waar
geen Agentschap van
het Leidsch Dagblad
is gevestigd, wordt het Dagblad
gedurende 13 weken alléén des
Zaterdag-avonds toegezonden, tegen
toezending van 40 Cents.