MENGELWERK. Bears van Amsterdam. leden oud-professor van Leidena universiteit, Robert Fruin, verhaalt dr. "W. G. C. Byvanck van dit door hem toegejuichte voortwoekeren van den modernen goest en geeft hg grif toe, dat dit ten troon gevoerdo modernisme de Siameesche tweelingbroeder van het libe ralisme i3. Nu rgst hier terstond een bedenking, die worde uitgesproken. Toen het liberalisme het mod infame aan de universiteiten aan het booge woord hielp, was het wellicht dieper overtuigd van zfln voor alle tjjden en ge slachten geldende waarheid en recht dan het na volbrachten proeftijd van een halve eeuw is. Die oogen had om te zien, al waren het dan ook liberale oogen, heeft iets kunnen waarnemeD, en de laatste kwart-eeuw is vooral r\jk geweost aan ontgoochelingen voor de aanhangers van de liberale idee. Begint nu het liberalisme vanzelf, door nood gedrongeo. een toontje lager te zingen, en gaat het ge voelen, dat zijn onmisbaarheid geen volstrekte is, dan kan het zich moeilijk een certificaat van goed gedrag geven voor wat het op wetenschappelijk terrein dorst onderstaan, toen het vloesch van zijn vleoscb, of, wil men liever, geest van zijn geest, als de hebber en houder van de eenige en alleenigo waar heid en wetenschap, al de leerstoelen aan onze universiteiten deed bezetten. Nu het libera lisme, de practische zijde van den modernen 2eest, zijn scbittorendste pluimen verloor, is ©ok het modernisme zeker niet aan iedere bedenking ontwassen, en staat het te vreezeD, dat de dienaren der wotenschap op een dwaal- «poor zyn geraakt en een langen, moeizamen weg hebben afgelegd, zonder oen stap te zijn vooruitgekomen in de goede richting. Terwijl de ei3ch om bescherming van onzen landbouw en onze nijverheid door wijziging van ons tarief van invoerrechten onverzwakt blijft staaD, mag toch wel eens de vraag worden gesteld en overwogen, lezen wij in Het Huisgezin of wjj voldoende er op uit zijn, onszelven te beschermen. Wat den landbouw betreft, vestigen w\j thans enkel do aandacht op het artikel boter, waarin Denemarken en zelfs Australië ons in den laatsten tijd oen geduchte concurrentie aandoen. Tot in een Surinaamsch blad vonden w|j dezer dagen een advertentie van Deen- sche boter. Spant onze zuivelbereiding nu wel de uiterste krachten in, om voor export zóó uitmuntende waar te leveren, dat zij do vreemde concur rentie met good gevolg het hoofd kan bieden, zoo mogelijk overvleugelen? Wat de nijverhoid betreft, behoeven wij geen vraag te stellen, maar kunnen tot ons leedwezen op het feit wijzen, dat nog lang niet alle landgenooton doordrongen zijn van den zedelijken plicht, de binnenlandsche industrie te bevoordeolen boven do buiten- landsche. Men kent do gewone tegenwerping: wjj kunnen in het buitenland beter en goedkooper terecht. Het is onbetwistbaar, dat op de juist heid dezer uitspraak veelal een en ander is af te dingen. Maar aangenomen een oogenblik, dat ze waar is, dat men confectie-artikelen, meubelen, enz. voordeoliger uit het buitenland kan betrekken, telt dan de overweging voor niets, dat door aanschaffing hier te lande onze nijverheid, onze handelaars en winkeliers wor den gebaat, dat het geld in bet land blijft? In afwachting dus, dat de Staat het vrij- bandelatelsel late varen, is het onze plicht, persoonlijk beschermend op te treden daar, waar wij er toe in de gelegenheid zijn, te meer, omdat wij zoodoende in eigen kring ons beginsel en ons stelsel kunnen toepassen en daartoe ook gehouden zijn. Maar op de winkeliers rust de verplichting, ons dat gemakkelijk te maken. Naar onze meening kunnen z[j dit, ton eerste door minder te offeren aan uiterlijk vertoon, en ton tweede door het stelsel van contante betaling aan te moedigen. Het stelsel van contante betaling is een uitstekend beschermend middel in bet belang van den kooper en den winkelier. Mot belang stelling zien wij, boe ook de winkelstand zich aaneensluit om Zondagsrust en andere wen- scbeiyke verbeteringen te verkrijgen. Welnu, laat hü ook door aaneensluiting zien te be werken, dat contante betaling weer in onze zeden worde opgenomen. Dit zou voor velen van onberekenbaar voordeel zijn. I>e jonge actrice. Do kleino Lucie Vernier was het kind van toonoelspelers, die tragische rollen in een klein theater in een der voorstoden van Parijs ver vulden. Tot haar tweede jaar was het kind door een boerenvrouw op het land opgevoed, want door hun beroep hadden haar ouders geen tijd zich met het kind te bemoeien, en toen hot kleine schepseltje in het ouderlijk huis terugkeerde, nam tegelijkertijd de grootmoeder haar intrek bil haar zoon on schoondochter, om de zorg voor haar kleinkind op zich te nemoD. Van 's ochtends tot 's avonds was de 60-jarige met de kleine bezig, want haar zoon en doch ter brachten hun tijd door met de repetities in den schouwburg bij te wonen of thuis te ropetoeren. Van kind af werd do kleine gewend de langdradige tooneelziDnen door haar ouders te hooren uitgalmen; dikwijls, wanneer de grootmoeder haar in de donkere achterkamer op de knieén wiegde, richtte het kind zich op en luisterde opmerkzaam naar de klanken, die van uit de andere kamer door de gesloten deur tot hen doordrongen. Somtijds, wanneer de Verniers in de provincie op de rondreis waren, begaf zich de grootmoeder den gohee- len dag met de kleine naar buiteD. Als .ze dan de laatste huizen achter zich hadden en zich geheel buiten waanden, zette de oude vrouw zich op een klein veldstoeltje, daartoe medegenomen, schoof den bril terecht en verdiepte zich in een courant. Het meisje speelde intusschen in het gras en verheugde zich in iedere bloem, iedere kapel en trachtte de stemmen der vogels na te bootsen. Hot was een eonvoudig en lief kind. Zij groeide onder de zorg der oude vrouw voor spoedig op en toen zij zes jaar was geworden, vervulde z(j met haar heldor stemmetje de kleine woning, hetzij dat zij versjes voordroeg of liedjes zong, of op honderden vragen van haar grootmoeder een antwoord verlangde. Da ouders begonnen langzamerhand ook wat aandacht te schenken aan de lieftalligheid van het kind en hun eigenliefde werd ni.t weinig gestreeld door de vroegtijdige ontwik keling van de kleine Lucie. Op een avond zeide ze voor haar vader een gedicht op en de tooneelspeler riep op gewonden: „Dat kind beeft talent! Zy moet naar het theater! Daar behoort zij thuist" „Dat is een goede gedachte 1" zeide de moeder. „Neen maar!", riep de vader, „daar valt mij wat in. Wij ropeteeren voor den winter een groot stuk, waarin ik de hoofdrol vervul. Ik ben wachtmeester en moet een kind redden. De directeur heeft nog niemand voor de kinder- rol; ik zal hem voorstellen Lucie daarvoor te nemen." „Jelui bent dol!" riep de grootmoeder heftig. „Een 6-jarig kind!... Zoo'n teer schepseltje! Dat houdt Lucie niet uithet maakt haar ziek „Nou, nou, moeder, zoo erg is het niet. Dat zal het kind volstrekt geen kwaad doen, en, wat ook niet te vorsmadon is: het brengt een goed stuk geld aan en Lucie leert meteen wat van het vak. Laat alles maar aan mi) ovor." Da protesten der oude vrouw waren vruch teloos. Beeds den volgenden dag begon haar vader haar te leeren wat zjj in de kinderrol moest zeggen, hetgeen, tusschen haakjes, niet veel was. Vernier kwam met zijn voorstel bij den directeur en na twee proeven, waarbjj Lucie zich uitstekend hield, stemde bij met vrougde toe, in gedachten reeds avond aan avond het huis gevuld ziende door den roep, die van hot spel van het „wonderkind" uitging. De avond van de première kwam, en toen Lucia met haar vader op het tooneol verscheen, had de geheele schouwburg slechts oogen voor het kind. Het toone6l stolde een leger plaats voor en daarop volgde een gevecht en Vernier moest midden door den kruitdamp het kind redden. Lucie bleef even kalm alsof ze altijd in zulk een rumoer had verkeerd en viel geen oogenblik uit haar rol. Herhaaldelijk moest na afloop der acte „gebaald" worden en onder stormachtig applaus verlangde het publiek het „wonderkind" te zien. Achter de coulissen ging het op dezelfde >vijze. Allen verdrongen zich om Verniel' en zijn dochtertje en de directeur overhandigde bet kind, dat van alles niets begreep, een engagements contract in optima forma. Da acteurs wenschten Vernier geluk met het succes van zijn kind, en de vrouwen overlaadden baar met omhel zingen en geschenken. Vernier wenschte zichzelven eveneens geluk met het goede idee, dat by had gehad, want de directeur was zeer royaal geweest en voor Verniers oogen fonkelden in den geest reeds de talrijke goudstukken, die bet kind hem zou aanbrengen. Het stuk beleefde meer dan honderd voorstellingen; iederen avond stond de naam „Lucie Vernier" met groote letters op programma en aanplakbiljet en iedereD avond was de schouwburg uitverkocht Tot zoover ging alles naar wensch. Alleen scheen Lucie ha verloop van drie maanden aan groote vermoeidheid te lijden. Haar gezichtje was Bmal en bloek geworden, maar tevergeefs beproefdo de grootmoeder, die zich nog maar altijd volstrekt niet met dat alles kon vereenigen, da oudera daarop opmerkzaam te maken. „Maak u toch niet bezorgd, moeder," was telkens het antwoord„binnenkort wordt het repertoire veranderd en dan heeft Lucie al den tijd om op verhaal te komen." En nu rustte Lucie 1 Haar gezichtje was nog bleeker dan de kussensloop, waarop zy lag, en het kleine, vermagerde handje greep telkens als door angst opgeschrikt naar de hand der grootmoeder, die in de halfdonkere achterkamer aan het bed van haar lieve ling zat. Da arme oude vrouw! Welk een ontzettende marteling was het voor haar, haar lieveling daar zoo ellendig te zien nederliggenl Ieder oogenblik streek zy met de hand over het gloeiende voorhoofdje van het kind. Zy vreesde het maar al te zeer: de onverbiddelijke dood zou het haar ontrukken. By de gedachte daaraan vervulde een machtelooze woede het hart der arme vrouw. De ouders zeiven hadden door hun eigenliefde on geldzucht het kind zoo ver gebracht! De vader was diep ter neer geslagen. Da ongelukkige gevoelde zyn schuld, en wanneer Lucie de koortsachtige groote oogen opsloeg, meende hy daarin een stil verwyt te lezen. Een dokter werd gehaald, een man, die, onder een ruw uiterlijk, eon goed hart had. Hy onderzocht het kind, bromde iets onver staanbaars voor zich heen, wat de grootmoeder evenwel als zooveel onheilspellende woorden meende te moeten boschouwen, en eindelijk, toen hy zich gereed maakte om te vertrekken, liet by zich ontvallen: „'t Is horsenaandoe ning en wol een heel ergeIk zal doen wat ik kan!.... Leg haar ys op het hoofd!.... Van avond kom ik terug!" Voor den vorm had hy nog een recept geschreven, maar zyn woorden lieten geen hoop meer. Een uur later lag Lucie in heftige koorts- phantasieên. Zy zat rechtop in haar bedje en met oon angstigen blik in de oogon riep zy: „De vyand...; hy komtl"of: „Snel,redt ul"woorden, die zy eiken avond in haar rol had te zeggen. Aan hot bed stonden de oudors en elk woord der kleine lyderes drong als een dolk steek in hun harten. Da grootmoeder zat als vernietigd. Toen werd het kind gedurende eenige seconden wat rustiger, maar plotseling vloog zy weer overeind, kaarsrecht in haar bedje, het bleeke gezichtje van angat verwrongen. „De vyand 1" riep zy, „de vyand I" Zy strekte den arm naar baar vader uit en viel daarop dood in haar kussen terug. Twee dagen later werd Lucie Vernier, „het wonderkind", begraven. Da kleine kist verdween onder do bloemen en kransen, door de collega's van den onge- lukkigen vader gezonden. Op sommige stond: „Lucie Vernier, onze lieve, kleine collega." De vader liep met zware schreden achter het lokje. Daarop kwamen de collega's, netjes geschoren en in het zwart, babbelend over hun 6igen aangelegenheden. „Tooneelspelersl" zeiden de menschen op straat, die den treurigen stoet zagen voorby gaan. De moeder volgde in een ry'tuig. De oude grootmoeder had verklaard, dat zy de kracht niet bezat, het kind naar de laatste rust plaats te begeleiden, en was thuisgebleven. Doch toen de kist in de groeve was gedaald, toen het grafheuveltje was opgeworpen, bloed verwanten en vrienden waren heengegaan tn ook de doodgraver het kerkhof had verlaten, kwam do oude vrouw uit haar schuilhoek te voorscbyn, waar zy zich had verborgen gehouden. Diepe stilte heer9chte alom. De zon ging roodgloeiend onder; alleen een kleine klok liet zich hooren, die den leveDden toeriep, dat zy de rustplaats der dooden moesten verlaten. De oude vrouw zonk op hot graf van haar lievelinge neer. Uit haar arme oude oogen liepen de tranen over de vermagerde wangen en baar strakke blik rustte op den heuvel, die bet oeDige wezen verborg, dat haar aan het leven bond. Alsof zy vreesde de kleine doode te storen, fluisterde zy zacht: „Lucie.... myn hartjemun kleine Lucie! Ik ben bet, jal.Hoor je me wel?".... De nacht brak aan en de grootmoeder had zich met uitgebreide armen op den kleinen aardheuvel geworpen. Slechts één wensch, één gedachte vervulde haar: ook te sterver, deze wereld te verlaten, de gruwzame wereld, die geen barmhartigheid kent, zelfs niet voor oude menscheu en onschuldige kinderen. Den volgenden morgen, toen de doodgravers hun taak kwamen bervatteD, vonden zy op het graf van „het wonderkind" de arme oude vrouw uitgestrekt, wier wensch, weer met haar lievelinge vereenigd te zyn, was vervuld geworden. Gemengd Nieuws. Twee ryksveldwacbters zullen worden aangesteld ter surveillance van den hoofdweg en de zy wegen in bet Haagscbe Bosch gedurende den nacht. Voor de rochtbank te Heeron- veen heeft terecht gestaan de 18-jarige J. K. te Echten (JJr.j, die 6 April jl. een bokje van drie dagen op de onmenschelyksts manier martelde by begon nl. het dier levend to stroopen. Het O. M. tischte twee maanden gevangenisstraf. By den heer As. Oerlemans, hande laar te Labbegat, gem, Vryhoeven-Kappel, is gisternacht, waarschyniyk tusschen 1 en 2 uren, inbraak gepleegd, terwyi de bewoners des huizes rustig sliepen. De dieven hebben een raam opengeschoven in de benedenkamer aan den grooten weg van Den Bosch naar Geertruidenberg, en van daar uit is het geheele benedenhuis met onge hoorde brutaliteit doorzocht, ook de slaap kamer. Al wat aan gouden en zilveren voor werpen, papieren- en ander geld voorhanden was, is meegenomen; wat van nikkel, koper of ander onedel metaal is, bleek niet van de gading der inbrekers te zyn. Ds zaak is in handen der justitie. Gisteren heeft zich een patiént in het Rykskrankzinnigengesticht te Medemblik door ophanging van bot leven beroofd. In de onmiddellyke nabyheid van Zuidbroek had Woensdagmorgen een ernstig ongeluk plaats. By het vervoeren van veenarbeiders per tram van Stadskanaal naar Zuidbroek, viel een dor arbeiders van een in vollen gang rydende tram, met het ongelukkig gevolg, dat hy door een onmid- deliyk daarop volgende werd overreden. De ongelukkige man, die in Friesland thuis be hoort, werd deeriyk gewond aan hoofd, armen en buik, zoodat men voor zyn leven vreest. Dr. Folmer verleende de eerste hulp. Juist in tyds. - „Moeke ons poppie ligt in de sloot en hy wil er nich oet komen 1" Met deze boodschap kwam het ruim driejarig zoontje van den bode W. Bloem, te Boertange, de woonkamer binnen. De verschrikte moeder snelde de deur uit en zag, dat die boodschap maar al te waar was. Haar anderhalfj.irige jongen dreef midden in een breede diepe sloot, en was op het punt van te zinkon. Zonder zich te bedenken, sprong do vrouw te water en redde haar kind, dat reeds geheel be wusteloos was. Eerst na veel moeite slaagde men er in het leven weder op te wekken. (Asser Cf.) Het Staphorster boertje („dokter" Stegeman), dat te Amsterdam wegens het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde veroordeeld is geworden tot 300 boete, ont ving gisteren van een onbekende f300 voor de boste per aangeteekenden brief. (Zto. Cf.) Aangewakkerd door densterken zuidwestenwind brandde j.l. Woensdagnamid dag te Wagenborgen in minder dan geen tyd een strooschelf af, toebeboorende aan den heer H. K. Hiddiog en staande naast zyn boereDbehuizing. Gelukkig leden de belendende panden, de met riet gedekte korenmolen en een hoef- smedery, geen schade en bleef de brand tot den strooboop beperkt. De brand werd veroorzaakt door 2 school knapen van 6 en 7 jaren, dio aan den voet der schelf met lucifers speelden. Te Gibraltar is aan boordvan den torpedojager „Earnest" een machinepyp gesprongen. Drie van de opvarenden werden gewond. 19 Mei 1899. Staatsleningen. pet "Nei, Cert. Nat. W. Schuld 2 dito Obl. dito .3 .dito Cert. dito. .8 Oo6tenrn Obl. Pap. MelNov. 5 dito ZLlv. Juni/Juli. 5 Portugal, Obl. 1353/1834 met ticket 100 3 Rusland, Binncnl. 1891. ditol839bjj Rotbschild Rb. 62-5 4 di to Hope Co. 18S9 90 Rb, 625 4 Spanje, Pcrp. Schuld Buitenl. 4 'Jurkjjc, Gep. Couv. 1, 1800 4 dito Douane Obl. 1836. 5 dito Geconv. Lconing Serie D dito dito O Mexico, Binnenlandsch. .5 Brazilië, Obl. 18304 Ind. en Fin. Ondernemingen. Koloniale Bank Aand. N.-I. Handbk. Aand. Ned. Handelm. Aand. Soer. Bank IL les. A.Obl. Tabaksondernemingen. Amst. Deli-Comp. Aand. dito Certificaten Arendsburg Certificaten. Deli Batavia-Mpij. Aand. dito Certificaten dito Cultuur-Mpij. Aand. Dcli-Maatschappij Aand. dito Certificaten d° Langk. C.v.A. Nom gar.kap, Medan Tabak-Mpij. Aand.. Rottcrd. Doli-Mpy. Aand. Sonembah Mpy. Aandeden. 1 dito Cert. van Aand. Fabrieken. Delft. Dist. Gist- en S.-Fabr. A. Electra Aandeden. dito ObligatiCn N. Venn. Glasf. enKolenm. A. K. N. Beicrnch Bierbr. Obl, 4 Kon. Mpy. do Scholde Obl. 4% Ned. Gist- Spiritusfabr. A. dito dito Oblig. 4% Stoomb.br. 't Haantjo Aand. WcsteT Snikcrraffinad. Aand. Z.-H. Bierbr. Hyp. Oblig. ft Scheepvaart-Maatsch. Kon. Ncd. Stb.-Mpij. Aand. dito dito Obligation 4 Kod. Pakctvaart-Mpij. Aand, dito dito Oblig. 4 Kod. West-Ind. Maild. Aand. dito dito Oblig. 4 Ned. Am er. Stoomv.-Mpy. A. dito dito ObL 4 Botterd. Lloyd Aandeden dito dito Obligation 4 - Btoomv.-Mpij. Nodorl. Aand. dito dito Oblig. ft dito dito dito 4 Stoomv. Zeeland Aand dito dito dito prof. dito Stoomv. Zeoland Oblig.. Petroleum. Dordteche Pctr. Mij. Prof. A. dito dito Oblig. 4% Maatschap „Panolan" Cert. f Elzaesor Potroloum-Mprj. A. Petroleum-Mij. „Galicië'' A. Holl. Rum. Pctroloum-My. A. Kon. Ned. Mij. t. Ex. Petr. br. A. dito dito Cert. van dito dito dito Obligation4% dito ^Mocara Enim" Aand. M.t. Ex.Oliebr.inlInnnOTcr.A, Ncdorl. Petrolcnm-Mpij. A. dito Ruid. Petrol -My. A» dito Sumatra Palcmb. A. «j Mijnbouw. Kwandang Soemalata j Lobsann Aaphalt Ncd.-lnd. Expl. Mijnbouw i i Noord Celebes Mijnb. My. „Soemalata" A, Tjenako St,-Mg. Diversen. Mp\j. Krasnapolsky Aand..' 2 dito dito Oblig. 4 ■\Vink.-Mij. „Eigen Hulp" A* Spoorwogleeningen. Holl. Uzoron-Spw.-My. Aand. ObL dito8% M. t. Expl. v. St. Spw. Aand. Italië, Z.-Ital. Spw. Obl. A—H 3 Polen, TVnra.-Woonen Rb. 6254 Rn si-, Balt Spw.-Aand.. 3 Fast Spw.-Mjj. Aand. ft Woichsel ZR. Aand.. .5 "Wladikawku Obl. Rb. 125 4 Amerika, Atchiion Top.C.v.A. Pref. Aand. dito dito Alg. Hyp. Obl, i 4 Adjustm. Obligi 4 Central Pacific Aand. i «4 Donvcr Bio Grande O. v. A* Erio-Sp.-MQ. Aand. Chio Erie lo Hyp. ObL 2 Kana. City Bolt-Bharea i Louitrv. Nasbv. Cert. v. Aand, Miss. K&ns. Texas C. T. A, Union Pao. C. v. A.J Oregon Short Line oblig. 9 Canadian Facifio C. v. A. Fremleleonlngan. NedcaL, Stad Amsterd. /lOO. 3 Tuikü°, Looning 1870 Spanje, Madrid 1868, 3 pefc. Vor. koers. 85% 9C% 95% 83% 26% 64 9S% 98% 60% 92 23* 27% 43* 67% 47 648 668 658 425 432 162 475% 479 245 258% 463% 119 100 218 101% 183 102% 117 101% 100 99% 144 101 193 103 21% 33% 80 120 100% 330 120 116 218 219 93 133% 62 19 42 92 60 76 115 75 92 203 HO 119 101 H4% 69% 97% 19% C-6% 100 89% 22« 13% 112% 31% €6% 12% 43% 109% 97% 111% 31% 35 Koera heden £15 Ji 9GJsS 83)4 26% 98)4 9SJ)s 27)4 13)4 67!% 160)4 475 260 800)4 2CJ 160 183)4 110 100)4 115 195 102 84 80)4 119)4 116 218)4 219)4 97 133)4 62 89 93)4 73 91)4 1 UK 69)4 19 y. 65 )4 81)S 23)4 1S.% 31)4 61)4 12)4 110 36)4 Ctuptnulttriv «IO--.:-"' d' Ooiteorjk, P.pl.t t M.97)4 z"'" 20-97)4 FrtiiKhe f 47.70 Dl.er.. Bak.raök /58.S5 Koimd Goud Eort.li t «Jdito m ZUr.roa llc.bsli .'1J5!4 Jun er ik aan scli o Gond Dollars/ 2.46% Bcloenlnc 2 pGt, Wijziging der Hilitiewet. (Tegengaan plan-Coolen.) Blykena het afdeelingsonderzoek over het wetsontwerp tot wyziging der wet van den 19den Aug. 1861, betrekkelyk do Nationale Militie, laatstelyk gewyzigd en aangevuld by de wet van 2 Juli 1898, bestond by onder- scheidono leden der Tweede Kamer onder wie ook enkele voorstanders van den persoon- lyken dienstplicht tegen deze wetsvoor- dracht ernstig bezwasr. Zy konden het geenszins billyken, dat daarbU gebroken wordt met de beginselen, waarvan de vroegere wetgever is uitgegaan, te minder, omdat het w.-o. het karakter draagt van een gelegcnhtidswet. Do op de Grondwcf steunende militiewet had op het oog een staand leger van vrywilligers en daarnaast een .militie, mede zoovoel mogoiyk uit vrywil ligers samengesteld. De vraag rees nu of ni-.t roeds grondwettige bezwaren zich tegen de aanneming der voorgedragen regeling ver zetten. Vooropstelling van het vry willigersreglement ook by de militie werd het eenig juiste stplsel geacht. Anti-nationaal in hooge mate werd het voorstel genoemd. Niet toegegeven werd, dat de toepassing van het stelsel-Coolen de beweerde voordeelen van de afschaffing der plaatsvervanging te niet doet en de plaatsvervangers langs anderen weg wederom in hot leger brengt. Do vry willigers by de militie toch kunnen geenszins gelyk gesteld worden met de vroegere rem. plaijanten. Aangenomen evenwel, dat bedoeld stelsel inderdaad de beteekenis heeft, dis de Regeering er aan toekent, dan toch bestond er naar h. i. met het oog op het uiterst gering aantal vrywilligers, dat toegelaten werd, nog geen reden tot bezorgdheid en geen aanleiding voor buitengewone wettelyke voorziening. De Regeering bad daarom den loop van zaken kunnen afwachten en de beslissing aan de toekomst kunnen overlaten. Hoewel erkennende, dat het een zwakke z|jde was van het stelsel-Coolen, wegens zyn ongclykheid, omdat het slechts in kleina ge meenten kan worden toegepast, meende mon dezerzyds toch, dat dit bezwaar niet opweegt togen de veel ernstiger nadeelen van het Regeeringsvooreiel. Andere leden daarentegen betuigden bun groote ingenomenheid met het plan-Coolen, dat h. i. een nationaal karakter draagt en dat zy daarom op ruime Behaal toegepast zouden willen zien, en het bezwaar der Regeering ware b. 1. overigens te ondervangen door het aantal vrywilligers in het gehetle R|jk te doen strekken in mindering van de totale liebtiog. Onderscheidene leden bepleitten een regeling in cien zin, dat elke gemeente de vry willigers voor haar contingent slechts zou kuDnen nemen uit hen, die in die gemeente voor de betrokken lichting zyn ingeschreven.' De mcralitrit dwiogt b. 1. geenszins tot een wyziging der militiewet, want van befi zich onttrekken aan den dienstplicht ie, naar men meende, bier geen sprake. Men kwam tot de conclusie, dat voer de indiening van het w.-o. goen noodzakelykheid bestond, en de regeling ook met het oog op de belangen van het leger allerminst aanbez veling vercient, eD de indiening werd door deze leden ernstig betreurd, te meer, omdaf er nieuw voodsel zal worden gegeven aan den wrevel, dien de afschaffing der plaats vervanging in ruime kringen heeft gewekt. Veel andere leden toonden zich zser inge nomen met de indiening dezer wetsvoordracht, wa?rby h. i. van stryd met de Grondwet geen sprake is, en moeilyk verdedigbaar achtten zy 't dat het stelsel-Coolen de goede werking van de afschaffing der dienstver- vanging by de militie niet verydelt. Gitvoorig weerlegden zy de zienswyze van de tegen standers. Men vroeg of het goen aanbeveling zou verdienen by deze gelegenheid ook de wyziging aan te brengen, dat vrijstelling van broederdienst zal bestaan, indien een dienst plichtige tweemaal uitstel heeft gehad. Veel bedenkingen werden geopperd tegen de vernietigiDgsbesluiten in zake bet plan- Coolen. De motiveering dezer besluiten kwam anderen leden volkomen juist voor. Door den heer Jansen i3 by het versl3g een nota gevoegd. Om de bezwaren tegen het plan-Coolen weg te nemen, 6telt hy voor; de artt. 11 tn 13 te doen vervalleD, en art. 12 te doen lezen: „Als vry williger by de militie voor de gemeente wordt alleen toege laten by, die tot de ingeschrevenen voor dezelfde lichting en gemeente behoort; voorts lichameiyk voor den dienst geschikt is en ten minste 1.56 meter lang is." Programma van Muziekuitvoeringen. MUSIS SACRUM. Zondag 21 Mei, te balfacht, door het Stafmnzif-aoorpe der dd. Schutterij. Directeur: de heer Joh. C. Oeyp. Eerete efdeoling; No. 1. „Uoter dor Friedeneooune", Mareoh, F. Von Blon; 2. Ouverture voor Raciut'e Athalla, F. MendelaeohD; 3. Voorepel voor de Opera „Dio Raulzau'„ P. Maecagui; 4. Fantaieio uit „Lee Hogenota", O. Meyerbeer. Tweede afdoeling: No. 5. Ouverture Girilda", A. d'Adam; 6. Fautaiaie uit het Ballet "ooppélia", L. Dolibee; 7. „Hourida", Grande Valeo de Concert, E. Gillet; 8. „Czardae" uit „Der Gelat der Woiwoden", D. Groaamane; 9. Fautaiaie uit de Opera „Nebucadueear", G. Verd:. Koe. 1, 3, 6, 7 en 9 eerste uitrooring op „Mueis Sacrum". In gemeenten, waar geen Agentschap van het Leidsch Dagblad is gevestigd, wordt het Dagblad gedurende 13 weken alléén des Zaterdag-avonds toegezonden, tegen toezending van 40 Cents.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6