N#. 12024 Zaterdag; 6 Mei. A°. 1899 feze §ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. p$?f F Feuilleton, Tweeërlei Liefde. LEIBSCI M&BLAD. PRUS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maandeo. r f l.i(K Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommere 0.06. PRIJS DER AD VERTENTD&N Van l-ö regels f 1 06. tedere regel moor 0.I7J. - Grootere letters aaar plaatsruimte - Voor het tncaaseeren bulten de stad wordt 0.05 berekend Tweede Blad. De zaak Dreyfus-Picquart c* s. De „Liberté" zegt, dat nu de enquête van .het Hof van Cassatie z-rker ls afgeloopen, de i heer Ballot Beaupré verklaard heeft in staat s te z\jn om in het eind van de volgende week zjjn definitief rapport in te dienen. De „Gaulois" vraagt: Waarom heeft de „Figaro", die zich verbonden had om de geheele enquête van de Strafkamer openbaar te maken, nog geen melding gemaakt van de antwoorden van Dreyfus op de vragen, die hem op bevel van het Hof z\Jn gesteld? Naar aanleiding van bttgeen de „Figaro" .in ztfa blad van Dinsdag mededeelde omtrent het verhoor van den heer Du Paty de Clam voor het geheole Hof van Cassatie van Zater dag 29 April, heeft een vriend van dezen aan de „Temps" op een twaalftal punten, waarvan hy de juistheid betwist, eenige ver beteringen gezonden. Daarentegen deelt de „Agence nationale" mede, dat hot door de „Figaro" gegeven relaas juist is op alle punten en derhalve kan dienen als deugdelijke grondslag voor beschouwingen over allee, wat de luitenant- kolonel Du Paty heeft gezegd. De „Figaro" behandelt nu, onder het op schrift: „Kolonel Du Paty contra kolonel Du Paty", óén voor één de punten, waarop Du Paty's vriend het verslag van de „Figaro" tegenspreekt. Zoo had de inzender in de „Temps" gezegd dat Du Paty niet den raad ▼an oxperts gevolgd had, die hem door het bureau der inlichtingen aangewezen waren. De „Figaro" baalt echter bet getuigenis ran Du Faty voor de strafkamer aan, waarin by, den 12den Januari, erkende: „Ik heb Dreyfus in de govangenis laten schr(J.en, staande, met een handschoen aan, zonder handschoen. Dat was my bevolen, en dat bevel was my gegeven op verzoek van een expert, Bertillon geloof ik." Kvenzoo ten aanzien van de tegen spraak wat betreft de geheime stukken, die kolonel Sandherr hem zou vertoond hebben: „Kolonel Sandherr heeft my zoo verklaarde Du Paty den 12den Januari voor de straf kamer - verzocht, een nota ts schryven in zyn tegenwoordigheid en met zyn mede werking, om het verband te consta- teeron tusschen zekere stukken van het geheime dossier, die hy my vertoonde. Kolonel Sandherr beeft die nota voor zichzelf behouden". Ook heeft du Paty driemaal erkent, het artikel Dixi geschreven te hebben (12 en 13 Januari, 29 April). Ten aanzien van het Incident Decrion geeft de „Figaro" tbans een nadere verklaring: dat incident is uitgelokt idoor een opmerking van den rapporteur Ballot-Beaupré die zeida dst de agent Decrion, ondervraagd zynde, erkend had, valsche stuk ken voor overste Heory vervaardigd te hebben. Wy hadden onze lezers, zegt de „Figaro", gewaarschuwd, dat wy hun van deze zitting geen stenographiach verslag konden geven. Wy feit J o voegen daarbij, dat gedurende de verklaring van den h?er Du Paty de Clam het Hof don indruk heeft gekregen, dat deze officier de waarheid sprak, betgeen hy moest doen om zich te verdedigen en zooveel mogeiyk zyn chefs te trachten te sparen. Dit laatste mogen de chefs zich voor gezegd bouJen. Het is een waarschuwing om toch vooral niet Du Paty te nopen alles te zeggen wat hy weet. Wy kunnen daar nog bijvoegen, vervolgt de „Fig.", dat de door ons gegeven lezing van de verklariDg van kolonel Du Paty de Clam oneindig veel nader komt aan de werkelyke vorklaring van den getuige dan het proces verbaal, hetwelk er van is opgemaakt. In de geschreven verklaring, wdke door hem is nagezien en gecorrigeerd, heeft de heer Du Paty de Clam het werkelijk noodig geacht zekere passages te schrappen en er aan toe te voegen, en w.l in die mate, dat een raadsheer in dit proces verbaal zekere weglatingen, welke de beteekenis van de verklaring wyzigden, heeft gemeend te moeten releveeren. De „Figaro" bevat ook een interview mot professor Georges Duruy, waarin deza zich met veel bitterheid beklaagt over de schor sing van zyn cursus aan de polytechnische school, uitgesproken door den minister van oorlog, ten gevolge der incidenten van de laatste dagen. Verder een brief van prof. Huret, aandrin gende op invryheidstelling van Picquart, een brief van generaal Galliffet, dio meent dat er nu reeds genoeg personen opgeofferd zyn. De „Siècle", do „Droits de l'Homme" en de „Aurore" waren in hooger beroep gekomen van de uitspraak, waarby de correctioneele rechtbank zich bevoogd verklaard had in zake het proces wegens laster, die bladen aange daan door Judet. De kamer van appèl heeft thans die uitspraak vernietigd. De stukken, naar welker verdwynen uit het dossier de afgevaardigde Viviani den minister van oorlog verzocht beeft onderzoek te laten doen, zyn de volgende: lo. het stuk, door den heer Gachot aangewezen als zynde by vergis sing gezonden naar Guyana, en dat van daar teruggezonden is naar het departement van koloniën; 2o. de nota of althans het afschrift van de nota, door Du Paty de Clam geschreven en betrekking hebbende op de stukken van het geheime dossier, dat in 1894 aan den krygsraad in raadkamer iB voorgelegd, welke door hem aan den minister van oorlog, generaal Mercier, zou zyn overhanJigd; So. het rapport over dat geheime dossier, opgesteld door gene raal Gonse en door den schoonzoon van generaal Billot, Wattine; 4o. de verklaring van Decrion; 5n. de beide togenstrydige ver talingen van de depeche van Panizzardi. De minister van oorlog heeft aan den af gevaardigde Symian verklaard, dat het Hof van Cassatie het rapport van Du Paty de Clam voor het ministerie van oorlog en generaal Mercier reeds opgevraagd heeft. Hy, Da Freycinefc, had op het verzoek van het Hof geantwoord, maar meent den inhoud van zyn antwoord niet bekend te moeten maken. Verder verklaarde De Freycinet, dat by eenige der door Viviani bedoelde stukken, daaronder vooral het door kapitein Lebrun-Renauld aan Billot gerichte, aan het Hof had doen zenden. Volgens het „Journal" heeft de wegens spionnage gearresteerde Decrion voor den rechter van instructie Flory verklaard, dat Henry hem gelast had hem stukken van de familieleden van Dreyfus te verschaffen. Ten gevolge van deze opdracht had hy inbraak en diefstal gepleegd by den schoonvader van Dreyfus en aan Henry de daar gestolen papieren gebracht. De „Petit Bleu" j is onder den titel „Het geheim van do Dreyfus-zaak" een reeks artikelen begonnen, die ten doel hebben het bewys te leveren, dat ook het borderel een vervalscbing is, die Henry met vaderland lievende bedoeling io vereeniging met Ester- hazy heeft begaan. De beschuldiging, dat Henry zelf met Esterhazy verraad heeft gepleegd, moet vol gens de verzekering van den achryver ter zyde gesteld worden, want Henry was wel arm, maar te geiyk een fanatiek 6oldaat, die in de keuze van zyn middelen zich niet door gemoedsbezwaren liet beheerschen. Wanneer Henry voor geld verraad gepleegd had, dan zou hy die inlichtingen verschaft hebben, welke hem het naast lagen, do geheimen van don Franschen spionnendienst, die hy als officier van het informatieburoei nauw keurig moest kennen. Henry beeft dus niet verraden, maar door een eerste „vaderland lievende vervalscbing" de geheele Dreyfus- zaak in 't leven geroepen. Men was er in den g-neralen «taf zeer geërgerd over geweest, dat er volgens de verzekering van een goheimea agent verraad gepleegd werd door een officier van den generalen staf. In zijn streven, om den generalen staf van den verraderlyken officier te bevrydeD, vervaardigde Henry het borderel, dat hy zyn vriend Esterhazy liet opschryven. Dreyfus, die reeds van de polytechnische school af niet bemind was by zyn kameraden en by herhaling voor Bpioa was uitgamaakt, wegens zyn gesloten karakter, was natuuriyk als slachtoffer uitverkoren. Het kon Heory niet moeilyk vallen gewaar te worden, met welke vragen en 6tukken Dreyfus zich in den laat- sten tyd had beziggehouden; maar zyn ver bazende onbekendheid m.t alle militaire zaken bracht mede, dat by aan het borderel dien elgenaardigen vorm gaf, die sedert zoo ontel baar veel uitleggingen mogeiyk gemaakt beeft. De schr. doet uitkomen, dat er eenige ge wichtige redenen pleiten voor het aannemen van deze hypothese. Henry, by wien het borderel het eerst gekomen is, zou zeker middelen en wegen gevonden hebben om dit voor Esterhazy bezwarende stuk uit den weg te ruimon, wanneer er oen verraad van Estor- hazy uit afgeleid bad kunnen worden. Henry wachtte zich er echter voor het bor derel te verdonkeremanen, dat by zelf had laten vervaardigen, om aan de beschuldigingen en de verdenking tegen Dreyfus een tastbaren grondslag te geven. Henry heeft derhalve door eon eereto „vaderlandlievende vervalsching" de Dreyfus-zaak in het leven geroepen, en aarzelde daarom later niet, nieuwe verval- schingen met dezelfde „vaderlandlievende" bedo ling te begaan. Het artikel eindigt met de verzekering, dat het borderel in het geheel niet in het Duitsche gezantschap gevonden is en dat de daarin vermelde 6tukken volstrekt niet uitgeleverd werden. Esterhazy schreef het torderel naar het dictaat van Henry, om Dreyfus in het verderf te storten. Deze hypothese van de „Petit Bleu", dat ook het borderel een valsch stuk is, is niet nieuw; zy verschynt hier slechts in een nieuw licht. Zooals bekend is, heeft ook het Duitsche gezantschap steeds beweerd, dat het borderel niet in zyn gebouw gevonden is kunnen worden. Daar er zooveel vervalscht is in deze zaak, zou het slechts natuuriyk zyn, wanneer ook het borderel een valsch- held was. De „Bond voor de verdediging van de rechten van den mensch" heeft na het be sluit tot verdaging van de gevolgen van de Dreyfus-enquête tot na de uitspraak van het Hof een protest uitgevaardigd. Daarin wordt overwogen, dat de regecring besloten heeft eerst na het vonnis van het Hof van Cassatie een onderzoek naar de verantwoordelykheid in te stellen, en dus wordt op grond van de geiykheii der burgers voor de wet de invry heidstelling van Picquart goëischt. De voormalige agent van kolonel Henry, Decrion, is met zyn medeplichtigen wegens het mi8dryf van landverraad verwezen voor de Kamer van in-beschuldiging-stelling. In een onderhoud met een verslaggever van de „Temp3" verklaarde gisteren de minister van justitie Lebret, dat hetonmoge- ïyk is op het oogenblik een verzoek tot ver nietiging van het Dreyfus-proces in te dienen, daar de advocaat van mevr. Dreyfus in zyn memorie slechts middelen voor revisie heeft aangevoerd. Het Hof van Cassatie moet uit spraak doen; weigert bet de revisie, dan zou de ministerraad kunnen overwegen of er termen bestaan voor de vernietiging van het proces. Gemengd Nieuwe, Het O. M. by de Haagsche recht- bank eischte gisteren 10 maanden gevangenis straf tegen een 16-jarigen jongeD, wegens dief stal van geld in een bakkerswinkel op de Turfmarkt aldaar. Reeds vroeger had de jongen zich schuldig gemaakt aan diefstal, waarom hy op verzoek der vereeniging „Pro Juventute" niet was vervolgd. Mr. P. Droogleever Fortuyn, zich referee- rend aan het oordeel der rechtbank, voerde sle:hta het woord om aan te toonen, dat Pro Juventute" haar taak ten opzichte van dezen jongen naar beste krachten had vervuld. Behandeld werd gisterenvoor het gerechtshof te 's Gravenhage de zaak van den pakhuisknecht te Rotterdam, die door de rechtbank aldaar tot 4 maanden werd veroordeeld wegens mishandeling van een politie-agent, wien by z g. zou „geschept" hebben, waardoor de man achterover viel en ten gevolge waarvan hy o. a. nog gedurig hinder heeft van duizeling en vermocdeiyk zyn dienst niet meer zal kunnen doen. Tegen het vonnis der rechtbank was de officier van justitie in hooger beroep gekomen. De advocaat- generaal by het Ho', mr. Reitsma, eischte twee jaar gevangenisstraf ook ter waar schuwing voor de Rotterdammers. De verdediger, mr. Jos. Van Raalte, uit Rotterdam, achtte een voorbeeld van bestraffing voor de Rotterdammers thans niet meer noodig, caar het st lselmatig verzet tegen de Rotterdamsche politie nu niet meer voorkomt zooals vroeger. Pleittr wees op bekl.'s gunstig verleden en achtte de straf van 4 maanden zwaar genoeg. Uitspraak 18 Mei. De 's-Gravenhaagsche School voor Wielryden heeft voor het a. s. badseizoen aan het Gevers-Deynoot-plein t9 Scheveningen, tegenover het Kurhaus, eon gebouw geplaatst voor het bergen van rywielen. Daaraan zyn verbonden een reparatie-inrichting en kleed kamers, hetgeen voor het groote wielrydende publiek in een lang gevoelde behoefte zal voorzien. De leden van den A. N. W.-B. zullen van speciale pryzen kunnen profiteered De opening zal plaats vinden op Pinksteren, 21 Mei. De rechtbank te Utrecht veroor deelde H. B. v. d. T., te Nieuwkoop, beklaagd van mishandeling van C. Z., aldaar, op 26 Febr. jl. gepleegd, tot ƒ3 bo-.te subs. 6 dagen hechtenis, en L. d. H., te Noordwyk, thans te Utrecht in verzekerde bewaring, beklaagd van di fsta! van bloembollen van het erf en ten nadeele van mr. W. D. v. T., by nacht te Loenen op 31 Maart jl. gepleegd, tot 2 maanden gevangenisstraf. Thans is de instructie gosloten in zake het vergiftigingsdrama uit de Oranje- boomstraat te Rotterdam, waarby de weduwe Sörensen geboren Yiegen betrokken is. Door den rechter-comraissaris mr. A. O. H. Tellegen Eten. is het lyvig dossier in handen van de rechtbank gesteld en zyn do stukken van over tuiging ter griffie van de rechtbank gedepo neerd, waaronder ook het flescbje mot arse*- nicum. iNoord-Znid-llollandsclie Stoomtramweg* Maatschappij Haarlem—Leiden. April. Reizigers Goederen. Diversen Te zfcmen Opbrengst in 1898. 1899. Verschil f 9825.09» 7823.85» ƒ2001.26 1616.75 1277.01*—. 339.73» £48.31* 608.70*— 39.C1 f 11990.16 f 96J9.55* ƒ2330.00* TArigr maanden f 21417.27* ƒ21708.83 f 221.65* Tot. opbrengst ƒ33477.43* ƒ31318.38* —ƒ2 69.05 Per dag-kilom. 9.963 Ö.6.3 8) Maar ia den beginne kon men moeilyk „neen" zeggen en gaandeweg vond hy een be- trekkeiyk welgevallen in het vrooiyk leventje, dat althans zun droeve gedachten oen weinig op zy zette. Ba ten slotte beviel Bllen hem ran week tot week zooveel beter, dat hy om harentwille niet alleen naar een bal, maar zelfa naar het eindje der aarde zou zyn gegaan. Zy was lief, pikant, bekoorlyk en niet zonder geest. Al had zy weinig gelezen, zy had Teel gezien en gehoord en kon recht gezellig babbelen. Maar meer dan ditzy maakte den „neel" in allen ernst bet hof en Tleide hem zoozeer, dat hy ook grootere zwakheden dan de hare over het hoofd zou hebben gezien. Geen dag verliep er, dat zy bem niet her* haaldeiyk verzekerde, dat neef „zoo lief, o zoo hef waa" als geen ander. Hy was een geleider, zooala een arme, eenzame weduwe zich geen beteren kon denken, zoo dienstwillig, zoo beminnenswaardig, „zoo goed, o, zoo good". Karen had het wel byzonder getroffen, dat zy Erik kreeg en niet een oudeD, eigen- zinnigeD, brommenden man, zooals Jonas Lund- bya was geweest. Het is waar, Jonas had veel geld gehad, maar toch, wat een treurig .pad zou zy op den langen duur aan zyn zyde hebben moeten gaaDi Hy was nu dood on behooriyk betreurd. Da wierook van do lippon der jonge vrouw steeg Erik al spoedig naar het hoofd, en de vertrouweiykheid, waarmee zy hem behandelde, do opmerkzaamheden, die zy hem betoonde, verstrikten hem hoe langer bos meer. In den roea, waarmee Ellen bem bedwelmde, voelde by tocb, dat zyn hart aan Karen behoorde, maar des to smartelyker deed hem de gelykmoodigheid zgner vrouw aan. Ocb, als Karen maar half zoo warm was als Ellen i Als deze van „haar Erik" sprak als zy met een schelmschen blik vol teederheid verzekerde, dat by baar zoo lief was als iets ter wereld en als zy dan zoo vertrouwsiyk zich tot hem neigde, zyn band vatte en die drukte - moest hy dan niet bitter worden tegenover Kareo, die hem nooit op dusdanige wyze te gemoat kwam 7 En ook zyn omgang met Ellen verontrustte Karen niet. Nooit maakte zy er hem een ver- wyt van, als by soms een halven dag alleen met de jonge vrouw uit was, en geen schaduw verduisterde haar zachte trekken, hoe dlkwyls Ellen ook horhalen mocht, dat zy „haar Erik" zoo lief had. doen trek op baar gelaat veranderde, als zy zag hos de kleine weduwe zoo emachtend aan zyn arm hing, hem lieve woordjes toewierp of hom verzocht haar handschoenen los te knoopen. Kalm liep zy naast beiden ODgearmd voort en even rustig trok zy zolve haar handschoenen uit, onder- wyi Erik druk bezig was de lachende sirene van de bare te ontdoen. Zoo verliep de winter en het werd voorjaar. Ellen begon weer over haar zenuwen te klageD, en meermalen betreurde zy het, dat Kopen hagen zoo klein was. Zy moest bepaald naar een zeebad en wilde bet eens met Klampen- borg probeeren, waar hot in den zomer zoo prettig moet zyn. „Hebt gy reeds genoeg Tan ons?" vroeg Erik baar eena. „Genoeg?" antwoordde zy met een langen, smachtenden blik harer donkere oogen, en zuchtte. „Zou ik dan naar Klampenborg gaan?" voer zy Toort. „Waarom ga ik niet naar Ostonda of naar Engeland? Wyi men in een halfuur van Kopenhagen naar Klampenborg vaart ondankbare. Of wilt gy my niet op zoeken 1" „Hoe kunt gy daaraan twyfelen?" Wederom een zucht en wederom die blik, die smachtende, teedere blik! Het scheelde niet veel of by had de kleiDe vrouw omarmd, maar do gedachte aan Karen hield hem nog steeds terug. Een pasr dagen later trok Ellen naar Klampenborg. Maar spoedig schreef zy, dat zy zich ook daar niet wèl gevoelde, dat haar humeur met den dag slechter werd en dat het haar meermalen zoo bang om het harte was, alsof zy wederom in dat verscbrikkeiyke Aalborg zat. Eens, dat zy weer over was komen wippeD, zeide zy tot Erik en Karen: „Gyüeden zyt toch wonderlyke menschen. Als Erik mpn man was, reisden wy vrooiyk do wereld door." „Gy weet," antwoordde Karen, ,dat myn moedor ziek is. Wy zouden niet weg kunnen, al wilden wy ook." „Welnu, dan blyven wy in do buurt. Laat ons naar Bornholm of naar Rugen gaaD. Of wat zoudt gy zeggen van Elsoneur daar kunnen wy Hamlet's geest bezoeken en Niels Pereen ik heb hem in zoo lang niet gezieD, en hy is zoo koddig. Wat dunkt u?" Erik keek verstoord naar Karan, die nu van haar werk opzag on kalm zeide: „Ja, *dat konden wy wel eens doon, Erik. Het zal Niels verheugen." „Maar mama zy is immers ziek" ant woordde hy. „Zoo erg is het nu niet, of wy zouden wel een dag weg kunnen. En ais wy met de eerete boot gaan, kunnen wy des avonds torug zynl" „Zeker, wy gaan, en dat wel morgen zonder uitstel morgen 1" riep Ellen on klapto in de handen. „Ik verheug er my op ik zal eens weer van harte kunnen lachen ocb, by is zoo koddig, die lange Niels." „Gy dost hom onrecht," viel Karen in, „hy is een beate maD." „Och gy - gy trekt natuuriyk party voor uw ouden aanbidder. Maar zeg zelf, Erik, ziet hy er niet uit alsof by een vlaggestok bad iDgeslikt? En ais hy den mond tot spreken opent, moet ik altyd aan een notenkraker denken, zóó langzaam gaat het. De arme man zal nooit een vrouw krygen hy wordt al rood, ais by er een ziet, dis reus. Eu als by eenmaal begint te praten, is het precies een preek. Ocb, als ik van hem eens een liefdes verklaring mocht hooren! Dat ware om het uit te proesten! „Ellen," zou hy zeggen, „het staat in den Bybel het is niet goed dat de menech ik wil zeggen, het staat in den Bybel dat de mensch alleen zy. En wat in den Bybel staat, is waar ik geloof, dat bet oen voortreffelyk boek ia lees maar altyd in den Bybel Ellen de Bybel ik meen, de Bybel Eo dan zou hy eensklaps blyven steken en z(jn mond weer eluiten. Ha, ha, hal Ik verheug my er werkelyk op, Niels weer te zieD, by is zoo vreemd, zoo grappig." Den volgendon dag voeren zy werkelyk naar Elseneur, maar Ellen werd teleurgesteld. Niels was voor zaken naar Christiania. Du3 moest d« jonge weduwe zich er mee ver genoegen, haar moedwil te koelen aan den ouden Fereen on aan zyn hulshoudster, en daarop gingen zy naar Kronborg, het slot van Hamlet. Toen Ellen de oude, gryze muron zag, verklaarde zy reeds do nabyheid van den geest te voelen, en toen zy de groote, vierkante binnenplaats betraden, hing zy zich aan Erik, drukte zyn arm tegen zich aan en zei, als bevangen van vreezo: „Och, het wordt my zoo griezelig, zoo griezelig." Een oogenblik daarna lachte zy weder eu meende, dat Hamlet toch een akelige jongen moest zyn geweest. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5