lil®. I2U15
Woensdag 26 April.
A8. 1899
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van fan- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Burgerlijke Stand van Leiden.
Feuilleton.
DE RENTMEESTER.
LEIDSCI
DA&BLAD
PRIJS DEZEB COUBATTTi
"Voor Lelden per 8 cQuanOeo, i 4 f 1.10.
Franco per po6t 1.40.
Afzonderlijke Nommere 0.05.
PRIJS DER An^KR'j'KW'lprftN
Van 1-0 regels f L05.
lettere oaar plaatsruimte
wordt/"0.05 berekend
Iedere regej meer f 0.17 J. Grooter#
- Voor het incasseer en bulten de 6ta<S
Gomeontei'aad yau Leiden.
Zitting van gisternamiddag halfvijf.
Voorzitter: do hoer mr. F. Was, burge
meester. Tegenwoordig: 17 leden.
Afwezig: de hoeren Den Houter, v. Rhyn,
v. Kempen, P. J. v. Hoeken, Pera, Egbert
De Vriee, t. Dissel, Fockema Andreae, Siegen-
beek v. Heukelora en Drucker, de vier laatst
genoemden met kennisgeving.
De notulen der vergadering van 6 April j.l.
worden gelezen en gearresteerd.
Ingekomen waren de volgende verzoeken:
a. van Gedeputeerde Staten aan B. en We.
om inlichtingen naar aanleiding van een b(]
eerstgenoemd college ingekomen adres van
wielrijders in verband met het In de vorige
Raadsvergadering aangenomen voorstel tot
wijziging van de verordening op de straat-
politie;
b. van don heer A. J. Leget om eervol
ontslag tegen 1 Junflji a. s. uit zijn betrekking
als concierge van het Stedelijk Museum;
c. van den heer J. W. Broekhuizen om in
de plaats van den heer A. J. Leget te worden
benoemd;
d. van mej. W. Rolloos om te worden ge
continueerd in haar betrekking van stads-
vroedvrouw;
e. van dr. A. W. v. Deventer om vrijstelling
van de betaling van schoolgeld.
De verzoeken b. c. d. en e. worden geron-
voyeord naar B. en Ws. ten fino van advies.
Aan de orde is thans het eenige punt der
agenda:
B< noeming van leden in de etembureau's
voor de herstemming ter verkiezing van leden
patroons en leden werklieden in drie kamers.
De Voorzitter deelt de reden mede, waarom
deze vergadering is belegd, n. I. den afloop
der verkiezingen voor do Kamers van Arbeid
voor de Textiel-nijverheid moet herstemming
plaats hebben voor de verkiezing van vier
patroons, voor de Voedings- en genotmiddelen
tan vijf patroons en voor de Drukkersbedrlj-
ven van één werkman.
In aanmerking nemende de geringe opkomst
-der kiezers bij die stemmingen op 18 April
j. 1., meent de Voorzitter, dat by de her
stemming op 28 April één bureel voldoende
is en stelt by voor, met wijziging van een
vroeger besluit, slechts één bureau samen te
stellen. De Raad keurt dit by acclamatie goed.
De Voorzitter deelt mede, dat de beer Juta
zich bereid heeft verklaard als Voorzitter van
dat bureau te fungeeren,en vraagt den hoeren
Kroon en Van Hamel, of zij als leden zitting
willen nemen. Deze heeren verklaren, zich ter
beschikking te willen stellen.
De 7oorzttter kan den heeren raadsloden
nog mededeelen, dat zy er hiermede nog niet
.vanaf zijn, daar de eenige patroon, die voor
de Kamer voor do Textielnijverheid is gekozen,
heeft bedankt evenals twee werklioden voor
deze zelfde Kamer en drie patroons voor de
Kamer voor de Drukkersbedrjjven.
De heer Kaieer geeft den Voorzitter in
overweging, bij den minister van waterstaat,
handel en nijverheid een korteren zittingstijd
(van II3 uren) voor de stembureau's voor
de Kamers van Arbeid te willen bewerken.
De Voorzitter wijst hierbij op wettelijke
bezwaren, doch wil het denkbeeld in over
weging nemen. HU deelde hierbU nog mede,
dat by de stemming op 18 April jl. de grootste
drukte heerschte van 12-1 uur, vooral by
de stemming voor leden werklioden der Kamer
van Arbeid voor de Textielnyverheid, toen
het zelfs noodig was vier agenten te requi-
reeren om de orde to heretellen.
Verder geen der leden over deze zaak of
iets anders het woord verlangende, wordt de
openbare vergadering door den Voorzitter
gesloteo.
INGEZONDEN,
Qeaehte Heer Redacteur t
'k Houd totaal niet van ingezonden-stuk-
ken-schryven, maar ditmaal wil ik m'n afkeer
daarvan ter zyde dringen en U beleefd verzoe
ken bet onderstaande in het „Leidsch Dagblad"
op te nemen, tenzp anderen H reeds, ter
behandeling van betzelfde thema, „een plaatsje
in Uw veelgelezen blad" hebben verzocht, ia
welk geval U mg genoegen zult doen dit
maar naar Uw snippermand te dirigeeren.
Ik wilde scbryven naar aanleiding van het
door onze vroede mannen uitgevaardigde ver
bod om de Paarden- en Schapensteeg met
fietsen te bergden.
Wat de afsluiting van de Schapensteeg
betreft, ik geloof, dat alle wielryders het
belang daarvan beaamden en dat zy den
Gemeenteraad zelfs dankbaar kunnen zyn
voor dien genomen maatregel, want bun
levenskansen meer dan die der enkels voet
gangers, die per dag die steeg passeeren
zyn er ongetwyfeld door gestegen; maar dat
nu te gelyk met het verbod om de Schapen-,
steeg te beryden, niet de openstelling van
de Paardensteeg is gedecreteerd geworden,
zie, dat lykt me een daad van bestuursbeleid,
eon Raad van een gemeente als Leiden op
het einde der negentiende eeuw onwaardig.
Waariyk, ik zie de gevaren, waaraan voet
gangers door het rywielverkeer zyn blootge
steld, best in, hoewel ik op mU zou durven
nemen de stelling te verdedigen, dat minstens
evenveel aanryfingen te wyten zyn aan de
onhandigheid van wandelaars als van wiel
ryders; ik meen echter, dat onze Gemeente
raad niet alleen dat gevaar overschat, maar
door zyn beperkende bepalingen op het
rUwielverkeer dat gevaar zelfs grooter maakt
en onnoodig van langoren duur doet zyn. Wat
toch is het geval? Hoewel het rywiel niet
meer alleen als luxe-vervoermiddel wordt
gebezigd en het daardoor op den weg is meer
populair te worden, bestaat er nog een groots
categorie van menschen, die de fiets nog altijd
als een wild beest en den wielryder als hun
natuurlyken vyand beschouwen. Als een fiets
hen achteroprydt of nadert, schrikken zy
schuw op, angstig wyken ze eerst rechts, dan
links uit en als door bun ongemotiveerd
heen-en weer draaien eindeiyk een botsing
onvermydelyk is geworden, vinden ze geen
beter middel om hun efgen onhandigheid voor
hot omstaande publiek te verbergen dan door
den wielryder een staaltje hunner lieflijke
welsprekendheid ten beste te geven. Als de
menschen maar als regel aannamen om eenvou
dig hun weg te vervolgen en niet uit te wijken,
zouden er minder aanrijdingen plaats hebben.
Die vrees voor een fiets moet er by de
niet-wielrUders uitgehaald worden! Zy wordt
echter aangewakkerd door een politieverorde
ning als die, waarby het ryden langs een weg
als de Paardensteeg wordt verbol en. Lykt het
toch niet middeleeuwsch om een eindje straat,
dat in zyn geheels lengte is te overzien, dat
den belangryksten toegangsweg naar de stad
vormt, dat deel uitmaakt van de route
's-GravenbageLeidenHaarlem, te verbieden
voor een vervoermiddel, zéé algemeen in ge
bruik en zéé gemakkelyk te besturen als een
rywiel? Is het geen „zlekelykepbilantbropie"
als een gemeenteraad beschermende maat
regelen neemt op zoo'n weg tegen wielryders,
wier eigenbelang toch in de allereerste plaats
meebrengt alle voorzorgen te nemen om niet
in botsing te komen met andere voertuigen
of met te-voet-gaande burgers 1 Is het niet
den minder-ontwikkelde sterken in het ver
keerde idee, dat bet rywiel een by uitstek
geschikt vervoermiddel is om ongelukken te
veroorzaken,gevaarlyker zelfs dan auto
mobielen
Dat er momenten kunnen zUn, waarin een
fietsryder ia de Paardensteeg gevaar kan op
leveren voor voetgangers, zal waarschynlyk
iedereen met my toestemmen, maar voor die
enkele gevallen zal de wielryder uit eigen
belang wel meestal zoo verstandig zyn even
af te stygen of dat anders stellig doen op
een wenk van den daar stationneerenden politie
agent. Dat het verkeer door de Paardensteeg
in den regel zéé druk is, dat een wielryder
er het gevaar voor boteiogeh aanmerkeiyk
zou doen toenemen, durf ik ontkennen op
grond van myn voldoende bekendheid met
het verkeer door die steeg en met de vreeB,
die een wielryder heeft voor het in-aanraking-
komen met voetgangers. Het afsluiten der
Paardensteeg dan, nu ook het verkeer door
de Schapensteeg den wielryders is ontzegd,
kan ik niet anders beschouwen dan als een
hinderlyken maatregel, welke het algemeen
belang niet dient en welken we moeten trachten
langs wettigen, bezadigden weg te doen her
roepen.
Tot myn genoegen las ik dan ook reeds
Zaterdagavond j.l. in Uw Blad, dat in de
Vestibule Uwer drukkerij gelegenheid bestond
een adres te teekenen, beBtemd om tot de
opheffing der besproken beperkende bepaling
voor het rywielverkeer een beroep op onzen
Gemeenteraad te doen. Hem of haar, die
daartoo het initiatief nam, myn welgemeenden
dank. Maar, zonder onbescheiden te willen zyn,
zou ik Uw medewerking mogen inroepen
•m de gelegenheid om van zun adhaesie te
doen blyken ruimer en gemakkelyker open
te stellen? Zouden niet lysten voor hetzelfde
doel ter teekeniog kunnen worden gelogd in
verschillende stadsgedeelten, in koffiehuizen,
sociëteiten, sigarenwinkels, enz., enz.??
En, wielrydsters en wielryders, en allen,
die, van den modernen tydgee6t doordrongen,
den stryd meeoen te* moeten medevoeren
tegen vooroordeel, bekrompenheid en belem
mering in het vrye verkeer, laat U niet bidden
de bedoelde lyst van Uw handteekening te
voorzien. Bedenkt bet: „Eendracht maakt
macht". Reeds nu ligt het adres ter teekening
by de firma Sythoff; stelt niet uit daar even
aan te loopen of te ryden en werkt allen, een
ieder in zyn (haar) omgeving me le, ook
anderen te animeeren.
Als wy met velen zyn, zal de Gemeente
raad niet doof blyven voor onzen biilyken
eisch.
U, geachte Redactie, myn dank „voor de
gastvryheid, my in Uw kolommen verleend".
A.
Eerste huwelijksafkondiging van 23 April.
G. W. Locher jm. 27 j. en E. M. Oberman jd.
19 j. R. Birkhoff jm. 31 j. on C. F. De Loos
jd. 26 i. C. J. Do Nie jm. 30 j. en H. C. Ver
hoog jd. 27 j. D. Zaalberg jm. 26 j. on J. Zwaan
jd. 25 j. A. De Neef jm. 22'j. en J. Leugoring
jd. 20 j. H. Henzen jm. 26 j. en A. Hollebeek
jd. 35 j. C. P. De Graaf w. 45 j. en C. M.
Opgeonend w. 38 j. S. Fuchs jm. 32 j. en A.
De Hurck jd. 33 j. G. J. De Jong jm. 29 j. ea
J. G. v. d. Ebt jd. 27 j.
Een Yan der Nat by Sala.
Dit is het 7de schilderij, dat door den
schilder bü Sala geëxposeerd door my gekend
is, en ik kon niet nalaten vooral juist b\J
deze een beschouwing te houden, waarby
ik logisch tot op de wyze van haar ontstaan
nader.
Want wat wordt nu eerst recht duidelijk:
dat de schilder doende is, bet eeuwigdurende
werken in de natuur vast te stellen; uit elke
bestaanswijze spreekt tot hem het algemeens,
de materie, die er de werkelijkheid van uit
maakt en wier eigeniyk wezen in werken
is gelegen.
Dit vast te stellen is dus het werk van
den schilder, is het algemeene verbyzonderen,
geeft de concrete idee, is in 't kort: het
vaststellen van het eeuwige in het tydeiyko
(vorm wordt actie, kleur een bykomstigheid
van den toon), de bekoring hierin, zyn geloof.
Dit is niet minder dan wat de groote
Millet heeft gewild en wat h\j, door grooter
natuurkennis geleid, machtiger deed.
Van decadentie is by v. d. N. geen sprake,
want oen eigen kyk houdende, composeerfc
hy gewogener dan zyn groote naïevero
voorganger. Men vergelyke slechts: dit
schildery en „La Bergère".
Dit schildery*. het licht brekende door een
voorbydryvende gryzige lucht, schuivende
over het land, concentreert zich op de plaats,
waar de handeling het meest spreekt, houdt
alles in één toon, waarin nü juist alle6 kan
spreken, terwyi de tinteling de actie verhoogt.
De vrouw, moede van bet oude loven mis
schien, leunt op den stok en zy denkt, zy
denkt aan het moede leven, dat ging, dat
ging, maar toch voelt zy in den wederopgroei
van het gras, in de 6chapen, wier soort bleef
bestaan immers, het eeuwige leven.
Ia en tég6Q het licht der zon, die goede
bron, heeft het hoofd dit uitgezongen.
De Leidenaar begint nu op een zoo respec-
tabelo kracht te komen, dat ik naar óóneen
gelegener expositie van meerdere werken
begin te verlangen, want hoe geschikt zoo'n
gelegenheid als deze anderszins, en als deze,
ook moge zyn ter expositie, ongezeefd hard
buitenlicht helpt een schildery nu ten eenen-
malo naar den drommel. D. B.
AARLANDERVEEN. Bevallen: G. Verkerk'
geb. Arïjsze, Z.
Overleden: H. Van Veen, Z. 20 m. W.
Hoogendoorn, D. 3 m.
Gehuwd: G. Walraven en I. Rodenburg.
ALFEN. B e v a 11 e nG. Van Zijl geb. Overes, Z.
Overleden: E. B. v. Scherpenzeel, D. 1 j.
BOSKOOP. Bevallen: H. M. Reeuwijk gob.
Overdam, D. J. J. Koster geb. Boer, Z. Al.
Van Wijk geb. Van Klaveren, D. P. Faase
.geb. Van Leeuwen, Z.
Overleden: M. Z. P. Verkade, 11 w.
Gehuwd: C. Van Aalst 34 j. en G. M. Van
Tol 24 j.
BODEGRAVEN. Bevallen: T- Boersmageb.
Heinsma, Z. N. J. Van Aken geb. Laven, D.
Overleden: A. Zwanenburg, gehuwd met
D. Verheul, 47 j. A. Domburg, gohuwd met
C. Zwanenburg, 79 j. J. Van Eijdom 8 ra.
A. v. Leeuwen 14 m.
HILLEGOM. Ondertrouwd: J.v.Schraven-
dijk en J R. Cornelissen. J. Heemskerk oa
C. H. v. Liorop.
Getrouwd: J. E. Hooymans on S. Zandbergen.
Bevallen: J. Aangeenbrug geb. Aangeenbrug,
Z. A. De Jong gob. Hartog, D.
Overleden: A. F. Hartman, 71 j. W.
Gabel 71 j.
KOUDEKERK. Bevallen: A. Do Wit geb.
Van der Sluis, D. P. Van Wetten geb. Van der
Holst, D. B. Korpersboek geb. Vijlbrief, Z.
C. Van der Lee geb. Ililgeman, Z.
Overleden. P. Willekes, Z. 23 j. W.
Schellingerhoud, 2 m.
LEÏMUIDEN. Bevallen: J. De Prie geb.
Libert, D. W. A. Van Leeuwen geb. Van Rijn,
D. G. Koot geb. Menken, D.
Overleden: M. A. Zandvliet, 11 m. - M.
Kroon, eebtg. van Jac. v. Haaster, 39 j.
NOORDW LJK. Geboren: Hadriaan, Z. van
-L, Ajl_T- Binnendijk en H. G. Van Nes. Cornelia
Hornrina Marin, D. van Th. J. J. M. Taskin en
J. Vermeulen.
Getrouwd: Cornolis Van Leeuwen 35 j. en
Talma Elizabetba Hendriks 26 j. Hondrik Cor
nelia Lindhout 24 j. on Artje Barnhoorn 19 j.
Overleden: Johanna Maigaretha Do Haas
2 m., D. van W. De Haas en M. v. d. Borg.
Levenloos aangegeven dochtertje van G. W. Bemel-
man en M. v. d. Berg. Jan George Brunings
75 j-, ongeh.
OUDSHOORN. Bevallen: J. De Regt geb.
De Krulf, levenl. Z.
Ovo lieden: W. v. Zwieten, gehuwd met A.
v. d. Beig, 50 j. J. M. Hoogendoorn, D. 2j.
G. C. v. Egmond, D. 2 j.
TER-AAR. Bevallen: A. Van Winkel geb.
Den Hartog, D. M. P. C. Rookhuijzen geb.
Cats, D. T. Turkenburg geb. Rodenburg, Z.
Overleden: J. C. v. d. Meer, D. 15 ru.
VOORHOUT. Geboren: Geertruida Joanna,
D. van P. Van Leeuwen en J. A. Aanhano.
Ondertrouwd: E. Groeneweg jm. 24 j. oa
C Van der Mei jd. 25 j.
Overleden: Johanna Van Sazen, 7 j.
ZWAMMERDAM. Bevallen: T. Zaal geb.
Van Staveren, Z. N. Sluijter geb. Verscbure,
Z. T. Zaal geb. Blok, Z.
Gehuwd: D. Van Dommelen jm. 25 j. en A.
C. Kortenoeven jd. 24 j.
ZEVENHOVEN. Overleden: C. Van den
Boa, 1 j.
Gohuwd: Af. Notenboom (won. te Zegveld),
en H. G. Nieuwenbuizen.
ZOETERWOUDE- Geboren: Johannes, Z. van
J. Zandbergen on D. Jansen. Simon Antonius,
Z. van G. Belt en A. M. Zwetsloot.
Ondertrouwd: A. Van Egmond, wednr. van
H. Colijn, 50 j-, wonende alhier, en J. Knijff, 39 j.,
wonende te Rijnsburg.
45)
Zwingelmans had zyn overjas resds ge
grepen en Btond deze aan te trekkenen jonker
Onno, - zyn afigst voor te-laat-komen moest
wel groot zyn 1 jonker Onno verwaardigde
zich om met eigen jonkhoerlyke handen by
het aanschieten van dat kleedïngstuk behulp
zaam te zyn.
„Ga maart" drong hy, „ik zal byjefamilio
je afwezigheid wel verklaren."
Maar toen Zwingelmans ingevolge deze
woorden zich wilde voortspoeden, hield de
jonker hom nog even weer staande. De
vleiende houding had plotseling voor een zeer
dreigende plants gemaakt en van 's jonkers
lippen siste het:
„Kén ding moet je weteD, Zwingelmans
als je niet slaagt en je wilt ook niet doen
wat ik je daarstraks verzocht heb, van het
oogenblik af, dat je tegen me getuigt, ben je
uit je rentmeesterschap ontslagen."
Dien laatsten zet bad Zwingelmans niet
verwacht.
Van der Kroese, Hermans vader, was een
landbouwer, wiens uitgestrekte landerUen aan
die van jonker Onno grensden. Sedert drie jaar
was by weduwnaar en Herman was zyn
«enig kind.
Van 's rentmeesters huis naar dat van
Van der Kroese was een half uur wandelens
flink; maar een kleine twintig minuten
brachten er ditmaal Zwingelmans.
„Da hoer thuis, Gerritje?" vroeg by de
bejaarde huishoudster, die hem binnenliet.
„Weet ie 't dan nog neêt....?!" was de
verwonderde tegenvraag. Waarna, met de
noodige omkleeding, als antwoord volgde:
„De jonker hef van middeg onzen Herman
verdrinken willeD, en noe is de boer noa
't gerech tod, um 't an to geven."
„Wanneer is hy gegaan?" vroeg Zwingel
mans snel.
„O, al meer as 'n uur gelejen! Heé wol
ampezant bie de jonker goan en 't hum
zeggen. Moar, Zwingelmans is kiekt zoo
beduusd, en ie mot dor toch alles van weten 1
Herman hef terneneten verteld, as da'j hum
eiges, tut twéémaal toé, uut 'et water hebt
'ehaald."
„Ja, ja," zei Zwingelmans, „van die zaak
west ik alles. Maar de jonker heeft Herman
niet verdrinken willen 1 Wie zegt dat?"
„Onze Herman hef 't 'ezegd. De jonker h&
hum met stokslaag óver 't ies 'edreven."
„Nu ja, de jonker zat zelf ook door het Us.
Hy was in angst over Diaan; en in zulke
oogenblikken wordt het gevaar zoo niet in
gezien."
„Leg-ie d'r moar 'en pleister op I Ik zeg
aadat 'et 'en ofgestomd gemeene streek is van
den jonker, en asda'k hope, dat A d'r tien
joar lank veur zal motten brommen 1".
„De jonker heeft Herman ook wel eens
plezier gedaan, Gerritje. Heeft hy hem in den
afgeloopen herfst niet herhaalde keeren mee
op jacht genomen?"
„Asof 6 dat veur Hèrman zien pieizierhad
êdoan 11 Onze jonge is 'n aardige proaterde
jonker von^t netuuriyk recht pleizierig hum
bie zik te hebben, as doar zoo in de velden
leep rond te dwalen."
Zwingelmans begreep, dat zyn voorspraak
de oude slechts te meer tegen den jonker in
het harnas zou jagen. Hy stapte dus van het
onderwerp af on vroeg:
„Zou je op het opkamertje de kachel wil
len aanleggen, Gerritje? 't Zal er koud zyn;
en ik moet den boer, als hy straks thuis
komt, een ommezien alleen spreken,"
Een goed uur later stonden Zwingelmans
en Van der Kroese tegenover elkaar in hot
„opkamertje".
„Véér je met jouw zaak begint", zei de
hoevenaar, terwyi by 's rentmeesters hand
greep en met warmte drukte, „véér je met jouw
zaak begint, moet je my toestaan, Zwingel
mans, om even de myne te behandelen, 't Is
eigeniyk niet mooi, dat ik wraakzucht het
eerst aan het woord heb gelaten! Maar ik was
woedend. Je zult je dat voor kunnen stellen
en my het verzuim niet kwaiyk nemen. En
je zult me gelooven, hoop ik, als ik zeg; je
onnoemeiyk dankbaar te wezen voor wat je
dezen middag aan mUn jongen gedaan hebt."
„Myn daad is niet, om er zooveel ophef
van te maken I" zei Zwingelmans. „Wie een
klein beetje mensch ia, zou in myn geval
hetzelfde hebben gedaan. Maar ik ben toch
innig bly, Van der Kroese, je zoo dankbaar
gestemd te vinden; want ik kwam hier, om
van die erkentelykheid een offer te vragen."
„Zeg wat het ia en noem me „schurkt"
als ik weiger."
„Myn verzoek betreft don jonker. Zie van
allo vorvolging tegen hem af, Van dor Kroesel"
Dat was teleurstelling 1 Onze landman zat
te kyken vry wel als iemand, wien onver
wacht een klap in het gezicht wordt gegeven.
Maar hand-aan-hand met teleurstelling ging
verbazing. Met zóéveel aandrang daarom
vragen....!? Van der Kroese zat den rent
meester een paar oogenblikken zwygend aan
te staren, alvorens by zei:
„Dat kan niet, Zwingelmans. De z»3k is
al in handen van het gerecht."
„Jawel," was het antwoord, „dat weet ik.
Maar onze burgemeester is erg op de hand
van den jonker; als je het hem verzoekt, zal
hy bly zUn de aangifte als niet gedaan te
kunnen beschouweD."
„Onze burgemeester is op de hand van
den jonker. Dit begreep ik ook, en daarom
ben ik met myn aanklacht rechtstreeks naar
Giiezerveen gegaan."
„En heb je my als getuige genoemd?'.;
„Ja.
Zwingelmans word bleek als een doode.
„Zwingelmans, wat spyt me datt" riep
Van der Kroese, zelf ook van kleur verschie
tende. „Als ik er de minste gedachte op had
gehad, dat het je leed zou doen, had ik liever
myn tong afgebeten dan een woord er over
les te Laten. En als de baron of d« barones
nog geleefd had, zou ik er gedachte op hebben
gehad. Maar ons jonkertjen.?1 Ik hield
voor onmogeiyk, dat iemand hem genegenheid
toe kon dragen!"
Zwiogelmans was op het punt te zeggen,
dat het ook niet genegenheid voor den jonker
was, welke hem de zaak zoo innig deed be
treuren, maar by bedacht zich. 't Kon zUd,
dat jonker Onno, met betrekking tot zyn
ontslag, het by dreigementen liet; en dan
wilde hy geen nieuwen knak geven aan do
algemeene achting jegens zyn heer, welke
toch rosda zoo deeriyk geloden had.
Van der Kroe9e was naast Zwingelmans
komen staan, met zyn houding min of meor
verlegen en innig begaan met het leed, den
redder van zyn kind door hemzelven berok
kend. Zwingelmans reikte hem de hand.
„Ik ben overtuigd," zei hy harteiyk, hoe
wel met eenigszins haperende stem, „dat je
my willens en wetons geen verdriet zoudt
hebben gedaan. Voor hot overige ia er niets
meer aan de zaak te veranderen: laten we
er dus niet langer over spreken, Van der
Kroese. Waar is Herman? Het ysbad heeft
toch geen nadeelige gevolgen voor hom gehad?"
Wordt vervolgd),