N°. 12013
Maandag 34 April.
A®. 1899
feze fiourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran <gon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
DE RENTMEESTER.
LEIDSCH
DAGBLA
PRLTS DEZER COTJBAHTJ
Voor LeJden per 8 cnaandoaf I.1Q,
Franco per poet 1.40.
Afeondorltfkb Nommers 0.06.
PEUS DER AnvKK'j'MMTl hJN t
Van 1-0 regels 1.05. Iedere rogei meer f 0.17 J. - Greet ore
letters naar plaatsruimte - Voor het Incasseer on bolton de etad
wordt ƒ0.05 berekend
Vierde Blad.
Do Nederlandsche Yereeniging ten be
hoeve van Zeelieden van alle
Nationaliteiten.
Overal in ons land zyn ziekenhuizen opge
richt, ziekenhuizen van allerlei aard voor
volwassenen on voor kinderen, voor verschil
lende soorten van ziekte zelfs de verschil
lende lichaamsdeelen hebben ieder hun klinie
ken maar één soort ziekenhuis, dat b\j
een zeevarende natie zeker ztjn plaats behoort
te hebben, ontbreekt geheel en al dat is,
een ziekenhuis op zee, met andere woorden,
een „hospitaal-schip'', dat dan echter tevens
Pkerk-8chip" moet zijn.
Welnu, door het Bestuur der Ned. Yereeni-
giDg ton behoeve van Zeelieden van alle
Nationaliteiten, waarvan het Hare Majesteit
de Koningin Moeder behaagde als Bescherm-
vrouw op to treden, wórd een beroep gedaan
op de hulpvaardigheid van Nederlandsche
vrouwen. Als gevolg daarvan wenschen de
ondergeteekenden de aandacht op dit onder
wérp te vestigen.
Rui ra 10,000 Nederlandsche visschers zfln
in de Noordzee werkzaam, waarvan ongeveer
6000 deel uitmaken van de vloot, die in de
maand JuDi uitzeilt en gedurende verscheidene
maanden wegblijft om visch te vangen en te
bereiden. Hun bedrijf brengt mede, dat zij
aan handen en armen veel hebben uit te
staan. Niet alleen, dat de aanraking met het
zeewater en met de visch de huid zeer piJn-
l|jk aandoet, maar de ontsteking en soms
bloedvergiftiging, die daarop kunnen volgen,
brengen de ontzettende noodzakelijkheid mede
van afzetting van vingers, hand of arm,
nameiyk wanneer niet bijtijds de noodige
verplegiug van deze ongemakken verschaft
wordt of kan worden. De soort kleeding, die
door do visschers gedragen moet worden tot
uitoefoning van hun bedrijf, werkt mede tot
verergering van hun pijnen.
Yeel ongelukken komen voor, zooals hoofd
verwondingen, arm- en beenbreuken, enz., enz.
De zidkten zijn veelal van typheuzen aard.
De visschers hebben te kampen met ernstige
verleidingen. Gescheiden van hun gezinnen,
blootgesteld aan ruw en boos weer, dikwijls
in levensgevaar verkeerende, hebben z\J wel
krachtigan steun noodig om op het rechte
pid te blijven. Misbruik van sterken drank
is onder zulke omstandigheden een van de
vijanden, die hen steeds bedreigen.
Men kan geen verandering brengen in de
gegeven voorwaarden van hun leven als vis
schers, maar wèl kunnen de gevaren, waaraan
zij blootgesteld zijn, verminderd worden, en
in zekere omstandigheden verzachting aange
bracht
Dit is nu wat het hospitaal-kerk-schip ten
doel heeft en daarmede beoogt het volstrekt
niets nieuws. Dit denkbeeld vinden wij al in
het begin der 18de eeuw in praktijk gebracht,
en in 1801 in de wet uitgedrukt (Zie het
artikel van dr. Portengen „Eigen Haard", Juni
1898, en Yerslag lste reis ds. v. d. Yalk, 1897).
Hier en daar wordt gozegd, dat hospitaal
schepen geheel overbodig zijn, omdat de
Reeders verplicht zjju voor de visschers te
zorgen, en dat men hun het werk niet uit de
handen moet nemen. Maar wat zien wij in
andere landen, bijv. in Frankrijk en Engeland,
waar de wet ook soortgelijke bepalingen heeft?
Daar heeft men de dringende behoefte erkend
om desniettegenstaande hospitaal- en kerk
schepen uit te zenden, en de geheele natie
doet mede in dit werk der liefde. En de som
men, die jaarlijks daarvoor geofferd worden,
(in Engeland circa 250,000) spreken het dui
delijkst tegen het beweren, dat deze inrich
tingen overbodig zouden zijn. In Frankrijk
zgn twee hospitaalschepen in de laatste jaren
uitgerust, die ieder 100,000 franken hebben
gekost. Deze groote sommen zijn door de
Fransche vrouwen bijeengebracht.
Gerust mag men ook wijzen op do vruchten
van dit werk. Bjj onze naburen heeft het
karakter van de visschers vloten een ware
omwenteling ondergaan, sedert het optreden
in 1881 van de „Deep Sea Mission". Da be-
richtoD, die in „Les Oauvres de Mer" (te Parijs
uitgegeven) voorkomen aangaande de Fran
sche visschers, wijzen op dezelfde toestanden
en veranderingen.
Ia ons eigen land, waar sedert vijftig jaren
niets meer van dien aard op zee gedaan
schijnt te z(jn, is er ook een Vereeniging
geBticht („Vereeniging ter behartiging van
de geestelijke en stoffelijke belangen der vis
schers, uitgaande van de Gereformeerde Ker
ken"), die in 1897 en 1898 ds. Yan der Yalk
yan Scheveningen verzocht heeft gedurende
de maand Juni te Lerwick (Shetland-eilan
den) onder de visschers te arbeiden. In zijn
verslagen vindt men een belangwekkend over
zicht van zijn werken aldaar, on wordt ook
gewezen op de behoefte aan hospitaal- en
kerkschepen. Ook het Heilsleger heeft in de
laatste jaren pogingen in het werk gesteld
in dezen zin, en „De Oorlogskreet" heefteen
tijdlang merkwaardige mededeelingen daar
omtrent gedaan.
Die pogingen waren een loffelijk begin.
Maar zij blijven onvoldoende, zoolang nog het
ho8pitaal-kerk-schip ontbreekt. Daarom hebben
zicb, op uitnoodiging van het Haagsche dames
comité der bovengenoemde Ned. Vereeniging,
de ondergeteekenden gaarne belast met de
taak om binnen Leiden voor do zaak te doen,
wat zij kunnen. Zij richten zich nu tot de
ingezetenen onzer gemeente allereerst langs
dezen weg. Maandag e. k. hopen z(j een aan
tal circulaires van ongeveer gelijken inhoud
als het bovenstaande door de stad te ver
spreiden; eeu inschrijviDgsbiljet bevindt zich
bij elke dier circulaires aan de achterzijde.
Dat biljet wordt dan binnen eenige dagen
teruggehaald. En later zal per quitantie over
het bedrag worden beschikt.
Moge de oogst overvloedig zijn!
Mevrouw Yan der HoevenPlate.
Mevrouw Yan der Vlugt—Rauwenhoff.
TWEEDE HAMER.
Nadert bepalingen betreffende de Mijn-
ontginning.
Bij de behandeling van het IXde hoofdstuk
der Staatsbegrooting voor het loopende dienst
jaar werd de indiening van een wetsontwerp
ter voorziening in enkele leemten der Mijnwet
van 1810, ten aanzien van de herroepelijkheid
van niet behoorlijk gebruikte concession, In
het vooruitzicht gesteld.
Die aanvulling van de bepalingen van do
Mynwet is wenschelgk têr regeling van de
gevolgen van het in het geheel niet exploi-
teeren van een mijn of van onvoldoende
ontginning.
De ontworpen regeling heeft ten doel, om,
met afwijking van het bepaalde in art. 7 der
Mijnwet (L'acte de concession donne la pro-
prióté perpótuelle de la mine), bjjwege eener
gerechtelijke uitwinning den concessionaris,
die tot een geregelde en behoorlijke ontgin
ning niet bij machte of onwillig is gebleken,
door een ander te doen vervangon. Yoordat
tot die uitwinning kunne worden overgegaan,
moet eerst worden uitgemaakt, dat de myu-
concessionaris, op wiens rechten als zoodanig
het uitvoerend gezag bedoelden maatregel
meent te moeten toepassen, ten opzichte van
de ontginning van z(jn mijn inderdaad na
latig is.
Bebalve deze aanvulling der Mijnwet met
het oog op het mogelyk maken van onttrek
king van de concessie aan den concessionaris
of z\jn rechtverkrijgenden, is ook een voor
ziening noodig ten aanzien van do door de
wet van 15 AprM 1886 (Stsbl. No. 64) ver
vallen strafbepaling.
Ten allen overvloede worde er nog de
aandacht op gevestigd, dat door de voorge
dragen regeling niet wordt te kort gedaan
aan hot beginsel, la art. 7 der Mijnwet uit
gesproken, dat de wettelijke onteigening,
gelijk ten aanzien van elk onroerend goed,
zoo ook ten aanzien van de mijn, kan wor
den toegepast, waardoor de mogelijkheid blijft
bestaan om de mijn desgevorderd te naasten.
Bepalingen tot wering van de San-José schildluis
(Aspidiotus perniciosus.)
Door de Commissie van Rapporteurs is
gevraagd of door dit wetsvoorstel, aanhangig
gemaakt bij Koninklijke boodschap van 20
Mei 1898, io overeenstemming te brengen
met den nieuwen algemeenen maatregel van
bestuur van 30 Januari 11., wel gehandeld is
overeenkomstig het bepaalde by art. 2 der
Wet van 2 April 1898 (Staatsblad No. 79),
dat voorschrijft om, b\j uitvaardiging van den
bjj art. 1 dier Wet bedoelden maatregel,
tegelijkertijd een wetsvoorstel by de Tweede
Kamer der Staten-Generaal aanhangig te
maken, behelzende de in dien maatregel ver
vatte voorschriften.
De Regeering meent die vraag bevestigend
te kunnen beantwoorden.
Terugneming van het wetsontwerp, inge
diend in Mei 1898, en indiening van een
nieuw voorstel, overeenstemmend met het
Koninkiyk besluit van 30 Januari 11. een
omslachtige weg ware gewis meer overeen
komstig de letter der bovengenoemde Wet
geweest, maar het is duideiyk, dat, by do
formuleering van art 2 dier Wet, men zich
niet bet geval heeft gedacht, hetwelk zich
thans voordost, nameiyk, dat, alvorens een
gelyktydig met de uitvaardiging van het
besluit ingediend wetsontwerp tot wet is
verheven, bedoeld besluit wordt ingetrokken
en vervangen door een ander.
Zy heeft gemeend aan de meest eenvoudige
wyze van behandeling de voorkeur te kunnen
geven.
Gemengd Nieuwe.
Na een ontsporing t e Uitgeeat
op 6 Febr. jl. wilde de aldaar gestationneerde
RyksvelJwachter e9n onderzoek ter plaatse
instellen, maar dit werd hem door den stations
chef geweigerd. Bovendien verbood deze zyn
personeel Inlichtingen aan de politie te geven.
De rechtbank te Alkmaar heeft den chef
deswege veroordeeld tot 15 boete, subs. 5
dagen hechtenis.
Alweder is de strafgevangenis
te Breda zóó vol, dat ze geen ruimte genoeg
biedt om alle komende gasten te herbergen.
Daarom w^rd dezer dagen weer een zestal
hunner naar de gevangenis te Roermond
overgebracht. NB. C.)
In het gezin van den landbouwer
R., onder Winterswyk, waar men door bederf
vergiftigde leverworst gegeten had, is een
jonge, gehuwde man, by de ouders inwonend,
ten gevolge van het gebruiken van die worst
gestorven.
Aan den Lagendyk te Ridderkerk
is een knaapje van 8 jaar te water geraakt
en verdronken.
Een komisch incident ter audiëntie.—
Dat het geven van audiënties voor onze
jonge Koningin vermoeiend is gedurende de
dagen, dat zy in de hoofdstad verbiyf houdt,
zal iedereen begypen.
Yooral de audiëntie voor de militairen is
eentonig. Gelukkig, althans zoo verhaalt
„Het Centrum" dat verladen week Dinsdag
een komisch geval H. M. den ganscben morgen
een glimlach op het gelaat deed houden en
zy de lange ryen onzer landsverdeoigers
opnieuw bekoorde door haar lieftalligheid.
Men was genaderd tot het binnenleiden der
officieren van een naburige gemeente.
H. M. de Koningin, die iets zeggen wil ie,
geloofde door een valschen 8chyn van het
licht een onregelmatigheid in de uniform van
een luitenant te ontdekken, en vroeg den
officier, waarom de kraag van zyn uniform
een andere kleur had dan die der overige
heeren.
De verblufte luitenant, zoo ineens aange
sproken en die het gebrek had, dat by de
letter „1" niet kon zeggen, antwoordde,
zenuwachting achter de Koningin in de hoogte
wijzende: „Majesteit, dat dott het licht."
In plaats van licht verstond de Koningin
nicht, en door het wyzen van den luitenant,
draaide Zy zich om naar de hofdame, die
achter haar stond, en zei:
„Zoo, zoo, myn lieve, bezondigt gy u aan
de militaire voorschriften door uw neef zoo op
te sieren?"
Veroazing van de hofdame. „Nietwaar, luite
nant", zei de Koningin „deze dame is
uw nicht?"
„Neen, Majesteit, zy U niet myn nicht,
maar het nicht maakte myn uniform anders."
Nu begreep H. M. de zaak en - vyf minuten
later lachte de Koningin nog.
Wat jockeys verdienen. Onlange
werd medegedeeld, dat George Williamson,
do ryder van „Manifesto", in de Grand National
Stesple Chase, van zyn patroon 24,000 had
gekregen voor dezen winnenden rit. Dit is
geen maatstaf voor de verdiensten van jockeys
in het algemeen. Allereerst heeft niet elke
jockey het geluk zoo'n overwinning te be
halen, en vervolgens was de groote winst
hiervan het gevolg van de winst, die zy den
eigenaar aanbracht. Deze toch won door
wedden 240,000 op „Manifesto." Daarby
vergeleken is 24,000 dus maar een schyntje.
Maar afgezien hiervan verdienen de jockeys
in Engeland toch nog een fatsoeniyken duit.
Een vermaarde jockey krygt van den stal,
die het eerste recht (claim) op hem heeft,
vaak ƒ60,000 per jaar; bovendien voor eiken
rit een rygeld, dat, wanneer hy wint, 60.,
anders 36 bedraagt. Maar een jockey kan
ook voor andere stallen rydeD, wanneer de
stal, die de eerste claim beeft, hem niet noodig
heeft. Voor de tweede claim krygt een be
kende Engelsche jockey allicht ƒ18,000 per
jaar, en zelfs de stal, die de derde claim
heeft, geeft nog vaak een behooriyk inkomen.
De Engelschman Otto Madden maakte
vroeger gemiddeld 120,000 per seizoen. Dan
mogen ook genoemd worden de inkomens
van de op de renbaan historische jockeys
Fred Archer, George Fordham en C. Wood.
Archer was twaalf jaar lang steeds de favoriet;
hy won in het geheel 2463 rennen, waar*
Oüder de belangrykste. In 1885 alleen won
hy 246 rennen. Hy verdiende te zamen zeker
twee millioen gulden.
In Duitschland zyn de inkomens veel kleiner.
Er zyn daar heel enkele jockeys, die van
ƒ6000 tot 12,000 maken, behalve de rygelden.
De geweldigste som, die daar eens aan een
jockey is weggegeven een geval, dat nog
steéds als iets verbazend mil's wordt be
schouwd bedraagt 6000, die kreeg Tom
Busby, toen hy in 1896 met „Trollhetta" de
Duitsche Derby won.
Men vergete by deze cyfers niet, dat het
beroep van een jockey is zich in doodsgevaar
te begeven. En hoe menigeen is op de renbaan
minstens kreupel geworden.
Er is alle w a a r s ch y n 1 y k h e i d
voorhanden, dat het voorstel, draadlooze tele-
graphio tusschen Engeland en Amerika daar
te stellen, binnen niet al te langen tyd oen
practlschen vorm aan zal nemen. De bestuurs
raad der Wirelefs Telegraphy-Company hield
den 17den dezer een zitting, waarin de zaak
behandeld werd. Hy besloot in onderhandeling
te treden met het syndicaat, dat het uitsluitende
recht van verbinding der twee landen door
middel van telegraphie zonder draad wenscht
te bekomen.
40)
Wat Karei betrof, hy had zich wel stil
gehouden, toen, by een vorige gelegenheid,
do Ion kor iets soortgelijks van zijn vader
had gezegd: het zwijgen viel hem dus nu zoo
bovenmate moeilijk niet. Haar stijf en strak
kook ht) voor zich. Hnicholen wilds hy niet,
met woord noch blik: hjj moest dus vermijden
den jonker aan te zien. Deze vervolgde:
„De straf ia intusschen veel zwaarder
geweest dan ik wenschte of vermoedde. Als
ik geweten had, dat...." Hy brak af en er
kwam plotBoling weer warmte in zyn houding.
Na een oogenblik aarzelens vroeg by met
zekere haast:
„Heeft je vader er onder geleden?"
„Natunriyk heeft het vader aan 't hart
gegaan," zei Karei, „zyn landeryen, en vooral
die van den „Haverkamp," te moeten ver-
koopen."
Jonkor Onno stond op, kwansuis om een
«igaar op te steken. Maar h(j wist do ont
roering, welke zich van hem had meester
gemaakt, al heel spoedig en op eigenaardige
wyze te onderdrukken. „Oude styfkop!"
boorde Karei hem mompelen, „waarom is hy
niet by me gekomen?... Als hy één voetval
voor me gedaan had, had ik hem graag drie
maal het noodige gegeven, en dit wist hijl"
H-t duurde een paar oogenblikken langer
dan gewoonlyk, eer de sigaar was aangestoken.
Maar toen zy brandde, kwam jonker Onno
teruggewandeld: geen spoor van aandoening
was op zyn gelaat meer te bekennen.
„Zooals ik zei," vatte by deo draad weer
op, „den „Haverkamp" en die andere landeryen
zal ik voor je terugkoopon, Zwingelmans. En
het geld zal ik je ook teruggeven, met behoor-
lyken interest er by. Maar ik heb niet genoeg
in kas, om dit onmiddeliyk te doen. Hoeveel
heb je noodig, om het gevraagde naar Ame
rika te zenden, je twee koetjes weerom te
koopen, en verder, voor het oogenblik, in
alle opzichten weer onbekrompen te kunnen
leven?"
„Als de jonker me vyf honderd gulden
geven kon?"
Jonker Onno giog even in oen zyvertrek.
„Hier heb je er duizend," zei by, terug
komende. „Je bebt me goed begrepen, Zwin
gelmans? 't Is op afkorting. Het andere volgt
binnen weinige dagen. En nu biyf je „Nieuw
jaar" by me houden?"
Honderdmaal liever ware Karei naar buis
geeneld, om de zynen deelgenoot van zyn
biydscbap te maken. Dit gaf by met andere
woorden ook te verstaan, Maar jonker Onno
bleef er op aandringen, dat hy blyven zou,
en Karei liet zich overhalen.
Drie minuten later stond een groote bowl
advocaat op tafel.
„Zwingelmans," zei do jonker, „proefeens!
Ik heb ze zelf gemaakt: ia ze niet lekker?"
„Overhoeriyk, jonker!" zei Zwingelmans.
„Je toont het niet!" wa3 het bescheid.
„Myn glas staat een uur leeg en het jouwe
is nog vol."
Zoo ging het voort. Do advocaat was lek
ker; en jonker Onno hield niet of tot driDken
te noodigen door woord en voorbeeld, en
vooral door hot laatste. Karei zag, dat het
voor zyn gastheer tyd werd om van den advo
caat-bowl te schelden.
Maar het middel om hom hiertoe te be
wegen?.
Zelf Daar huie gaan, baatte niet. Er was
geen twyfel of de jonker zou, op zyn eentje,
dapper blyven voortdrinken.
„Jonker," zei Karei, „het weer schynt
heelwat opgeknapt te zyn, torwyi we hier
zitten: als u eens even mee woudt gaan het
park in, en me wyzen waar die nieuwe goud-
vi8Chvyver gegraven moet worden?"
„Strakjes, ZwiDgelman8l" beloofde do jon
kor. „Eerst nog oen glaasje advocaat samen
drinken!"
„Ik heb wezeniyk geen tyd langer, jonker 1
Tegen halfdrie beb ik me thuis beloofd, en
het la er geen drie minuten meer vóór."
„Dan gaan we later de plaata voor dien
vyver maar eens uitzoeken."
„„Later"....? Ik dacht, dat de jonker met
den trein van vieren weer naar Leiden
vertrok?"
„Nu ja, later, als ik terugkom, bedoel ik."
„Maar, jonker, daar kunnen maanden over
heen gaan! 't Zal allicht tegen het voorjaar
eerst zyn, on dan is bet overal oven druk;
terwyi ik op het oogenblik dikwyis niet weet,
wat den arbeiders te doen te geven."
„Je bent laBtig, Zwingelmans!" pruttelde
de jonker. Maar by stond toch op, om zyn
rentmeester te volgen.
Toen Karei en zyn motgezel het kasteel
een minuut vyf, zes verlaten haddoD, kregen
zy den blik vrg op een grooten vyver. Met
een dikke, maar door het mistige weder der
laatste dagen org broos geworden yslaag was
hy gedekt; en op dit vorraderiyk ys liep een
knaap van omstreeks twaalf jaren, Bpolend met
Diaan, 's jonkera meest geliefkoosde hond.
De jongen vermaakte zich koatelyk. Van
het gevaar, waarin hy verkeerde, had hy niet
het minste vermoeden; en op de gladde, glib
berige ysvlakte raakte Diaan, by elke nieuwe
schrede, die ze deod, met de vier pooten ook
in vier verschillende richtingen aan hot glyden.
Jonker Onno zag knaap en hond het eerst.
„Kyk ginds 1"^ lachte hy, „Herman Van
der Kroese is weer aan het manoeuvreeren
met Diaan."
„Myn Hemell" schrikte Zwingelmans, want
nu er geen verwarring met zyn vader meer
uit ontstaan kan, zullen ook wy den wel
haast dertigjarigen Karei zoo noemen. „Myn
Hemel, dat ys draagt niet meerl Herman,
Herman 1"
Het was te laat. Herman hoorde hem wel
roepen en keerde onmiddeliyk terug; maar hy
bleC-k daarbf op eeD zwakkere plaats te komen
dan straks by het gain, of wel het ys by den
eersten overtocht te veel geleden te hebben.
Toen de knaap en zyn viervoetige metgezel
den oever tot op een pas of tien genaderd
waren, brak het ys en bellen plonsten in
hot water.
Zy zonken evenwel niet io de diepte weg.
Beiden hadden bet geluk den rand van bet
nog vastliggend ys te grypen en zich daaraan
vast te klemmeD.
„Diaan!" kermde de jonker. „ArmeDhan!"
„Hou je vast, Herman!" riep Zwingelmans,
„ik kom je helpen 1"
Aan den zoom des vyvore 6tond struik
gewas jong wilgenhout voor het meerendeel.
Zwingelmans eneed een der langste en stevigste
scheuten af; nam dien ln de rechterhand;
greep zich met de linker- vast aan een anderen
scheut; boog dezen over en ging op het ys.
Toen zyn linkerhand was voortgegleden tot
aan den top van het vastgegrepen stammetje,
legde hy zich in zyn voile lengte op het ys en
stak den afgesneden tak aan Herman too.
Maar het verbindingsmiddel waa te kort.
Horman kon het uiteinde er van zelfs niet
met de vingertoppen beroeren. Zwingelmans
zocht in alle haast jjaar een langoren scheut,
maar vond dien niet.
Zou hy naar het kasteel loopen en vau
daar hulp en geschikte reddingsmiddelen
halen?.... In een gioote vyf minuten kon
hy terug zyn. Maar vyf minuten thans en
hier wat koe er niet in gebeuren? Ale
Herman hem niet meer zag, en hoop op
dadelyke hulp de verflauwende krachten van
den kDaap dus niet meer schraagde11
yWordt vervolgij