MENGELWERK.
baar als uitvloeisels van „Prinzipiënreiterei"
heoft te beschouwen, kunnen natuurlijk geen
ander gevolg hebben dan dat de oppositie
tegen leerplicht toeneemt en de kans ver
meerdert, dat van deze zaak in het geheel
niets terecht komt.
Wanneer het hoofdbestuur zulks verlangt,
schtfnt het inderdaad den goeden weg gekozen
te hebben.
Zij, die van meet af aan de leus geen
leerplicht hebben aangeheven, mogon
derhalve in dit bestuur een bondgenoot be
groeten, al strijdt hot ook met andere wapeDen.
Een overdrijving, als hier aan den dag
wordt gelegd, schaadt het ergst van al.
De Maasbode laat zich aldus uit:
Het ,.A1 g. Ned. Werkliedenverbond", een
filiaal van het liberalisme, dat het nooit tot
eenige getalsterkte van beteekenis heeft kun
nen brengen, al worden sommigen zyner leden,
als Heldt, De Klerk e. a., door de liberale
bourgeoisie geprotegeerd, het „Wlvbnd,
telt ledeD, die zich nog wat ijveriger willen
betoonen dan huD lastgevers.
In de a. s. algemeene vergadering van dien
Bond zal o. a. het voorstel worden behandeld
om een adres te richten tot de Tweede Kamer,
verzoekende in de wet op don leerplicht ook
voor te schrijven, dat kinderen van S7-jarigen
leeftijd de bewaarschool zullen moeten be
zoeken 1
Zon men hier niet glimlachen?
We twijfelen niet, of het „Wlvbnd." zelf zal
dit onzinnig voorstel verwerpen.
Maar hier ziet men du de consequenties
van een beginsel.
Als de NederlaDdsche Staat recht heeft
om voor kinderen van 715 jarigen loeftyd
leerplicht voor te schrijven, waarom dan
niet voor kinderen van 37-jarigen leeftijd-?
En tochwelke ouder zou zich niet ver
zetten tegen den dwang om een driejarig
kind naar school te zenden?
Doch waarom, als de Staat recht heeft?
Ziehier door de voorstanders van leerplicht
zolven een demonstratio ex absurdo
daartegen geleverd.
2n De Sociaal-Democraat wordt de vraag
gesteld of een nieuwe strijd voor algemeen
kiesrecht noodig is?
Het blad meent, dat een resultaat als dat
te Veendam in staat is om do arbeiders in
slaap te wiegen on te doen concludeeren, dat
met Van Houten's Kieswet nog wel wat te
doen is. Doch hier wijst het er op, dat men
in het Koorden to doen heeft met een ver
lichte, ontwikkelde, breed denkende kleine
burgerklasse. Da arbeiders echter zijn op
zichzelven staande met de tegenwoordige
Kieswet nog even machteloos als met het
vorige kiesrecht. In Duitschland heeft 31 pCt.
der bevolking het kiesrecht, in FraDkrtfk
26 pCt., in Nederland gemiddeld slechts 11 pCt.
In de gunstigste districten is het 14'/*
pCt., in de middelmatigo 11, maar er zijn
ook, zooals het blad met cijfers aantoont,
districten, waar 3600 kiezers op de 57,000
inwoners zijn, d. i. 6 pCt.
Haarlem telt slechts V/x pCt. kiezers,
Rotterdam II telt 5.20 pCt. kiezers, Amster
dam II maakt het bet ergst van alle en haalt
slechts 4 pCt. kiezers.
Daartegenover haalt Enschedee 14 pCt.,
Hoogezand 14'/a pCt., Alkmaar 15 pCt. en
Enkhuizen zelfs 17.25 pCt.!
De Sociaal-Democraat ergert zich behalve aan
de ongelijkheid van bet kiezerstal ook aan de
onrechtvaardigheid in de districten knipperij.
Dan Haag heeft 196,3*25 inwoners en kiest
3 afgevaardigden, daartegenover hebben do
districten Katwijk, Bodegraven en Brielle te
zamen 134,967 inwoners en kiezen ook 3
afgevaardigden.
De Kieswet is er op aangelegd, meent
bet blad om de arbeiders buiten het kies
recht te houden. Waar veel arbeiders zijn is
het kiezers aantal goring.
Een overzicht over het aantal uitgeslotonen
van het kiesrecht, geeft het blad verder
als volgt:
Op 31 Dec. 1889 reeds telde ons land
1,159,121 manlijke ingezetenen boven de 23
jaar. Sinds dien tijd is de bevolking met ruim
een half millioon toegenomen, dat ia met 10
pCt., waardoor, naar gelijken maatstaf be
rekend, het aantal volwassen mannen ook
met 10 pCt. is toegenomen. Dat worden dus
ruim 1,250,000 volwassen mannen.
En in 1898 waren er 564,526 kiezers I
Blijven dus van het kiesrecht uitgesloten
ongeveer 700,000. Rekenen we al hier af een
aantal krankzinnigen, govangenen, vrosmde-
lingen, van hun burgerrecht ontzetten, enz.,
dan blijkt toch nog, dat oen groote moerder-
heid der volwassen manlijke ingezetenen
uitgesloten is van het eerste burgerrecht.
En daarbij allo vrouwen, een totaal dus
van bijkans 2 millioen menschen.
Ziedaar, zoo besluit De Sociaal-Democraat
het antwoord op de vraag of een agitatie voor
algemeen kiesrecht reden van bestaan heeft 1
Ziedaar het antwoord op de vraag in
hoeverre Van Houtens Kieswet voldaan heoft
aan den rechtvaardigen eisch der arbeiders
klasse om ook te mogen hebben het recht om
mede te kiezen de bestuurders van den Staat,
onder wiens wetten we allen moeten leven.
Commentaar is overbodig.
Zoo er een vonkje van klassebewustzyn
smeult bij de Noderlandsche arbeiders, dan
loopen ze als één man te hoop en scharen
zich om de banier, waarop geschreven staat:
"Weg met do knutselaars!
Leve het algemeen kiosrechtl
De Limburger Koerier verleent plaats aan
een hoofdartikel, waarin met cijfers aange
toond wordt, dat de som van 80 millioen
gulden, dat door velen genoemd als totaal-
uitgave 7oor het jaarlijksch verbruik van ster
ken drank in Nederland zeker niet „verba
zend onwaarschijnlijk" mag genoemd worden.
Het gemiddelde gebruik van gedistilleerd
over eenige jaren berekenende, vindt men ©an
gemiddelde acqjnsopbrengst van gedistilleerd
over 1S94—'97 van f 26,362,000 gelijk
staande met een gemiddeld jaarlijksch ver-
bruik van 26,362,000of 418)4S0 H L gedj8.
63 tilleerd ad 50 pCt.
Van 1894 tot 1897 is dus jaarlijks ge
middeld gedronken 418,440 H.L. gedistilleerd
ad 50 pCt.
Gedistilleerd bij een sterkte van 50 pCt.
wordt echter niet of bijna niet gebruikt. Jenever
van 45 pCt. is al zeer goede. Men vindt er
veel van 40 pCt. en minder. Cognac heeft
gewoonlijk 40 a 45 pCt. De likeuren niet meer
dan 15 ad 20 pCt.
Als men nu aanneemt, dat het gedistilleerd,
zooals het verbruikt wordt, gemiddeld slechts
40 pCt. sterk is, dan zal zeker niemand kunnen
zeggen, dat men de sterkte te laag neemt.
Jaarlijks wordt er, zooala wfi boven zagen,
gemiddeld gebruikt 418,440 H.L. ad 50 pCt.
Deze staan gelijk met 523,050 H.L. ad 40 pCt.
Jaarlijks wordt er dus in Nederland ge
dronken 523,050 H.L. gedistilleerd ad 40 pCt.
Hieronder is de gesmokkelde jenever niet
begrepen.
Hoeveel geld wordt nn voor deze 523,050
H.L. uitgegeven door het volk? Uit statistie
ken toont de schrijver aan, dat van deze
523,050 H.L. lo. zeker niet meer dan l/3 of
174,350 H.L. verbruikt wordt in de gezinnen,
2o.. zeker niet minder dan i/i of 348,700 H.L.
in de café's en slijterijen.
Dan de gemaakte berekeningen samenvat
tend, komt de schrijver tot de conclusie:
lo. 174,350 H.L. gedistilleerd ad 40 pCt.
verbruikt in de huisgezinnen, gerekend a f 90
de H.L. geeft 15,691,500; 2o. 348,700 H.L.
gedistilleerd ad 40 pCt. verbruikt in de
café's, enz. gerekend a /"184 de H.L. geeft
f 64,160,800. Zoodat het totaal van het ver
bruik bedraagt f 79,852,300.
Het jaarlijk8che jeneververbruik in ons land
op 80 millioen gulden te schatten is dus laDg
zoo onwaarschijnlijk niet.
Da Meer- en Amstelbode bevat een verhaal,
waarboven als titel staat„Militairisti-
sche willekeur", en dat dan ook in
vrij heftige termen de daarin vermelde daad
veroordeelt. Dit verhaal komt hierop neer, dat
een fourier bjj het 2de reg. vesting-aTtillerie,
die in 1895 met gunstig gevolg examen heeft
gedaan voor sergeant-majoor, maar sedert we
gens gebrek aan een vacature moest wachten
op een aanstelling welke hem 20 en, na
3 jaar, nog eens 30 cents per dag méér trak
tement zou hebben opgebracht door een
sedert nieuwbenoemd regiments-commandant
van de bevordoringslijst is gestreken, omdat
hijin 1891 was gestraft. Deze straf was
iDtus8Chen niet onteerend geweest, wijl de
fourier anders niet tot den cursus zou zijn
toegelaten, hem geen nummer van aanstelling
had kunnen gegeven worden, en hij ook geen
nieuw engagement van zes jaar had kunnen
aangaan. De getroffene heeft sedert zijn
laatste straf uitstekend opgepast, staat ter
goeder naam bekend, ook buiten de militair©
kringeD, en zijn gezin hoopt© met levendige
hop3 op de financiöele gevolgen van vaders
bevordering.
De militaire term voor hetgeen deze fourier
heeft ondergaan is „verwerken", maar de
schrijver in den Meer- en Amstelbode wijt hier
aan, en wellicht niet zonder redeD, het ver
minderen van den lust in den krijgsdienst,
zoowel bij gewone soldaten als bij het kader,
daar elk onderofficier, zoo spoedig hij kan, een
goed heenkomen pleegt te zoeken in de bur
germaatschappij.
De Paasch.eiereu.
„Wat is er van uw verlaugeD, mynheer?"
„Een bijzonder Paasch-ei."
„Een Paaech-ei? Alsjeblieft I Juffrouw Hor-
tense, laat de mooiste eieren even zien. De
juffrouw zal er u dadelijk eenige laten zion,
mijnheer 1"
„■Wanneer u zoo goed wilt züd," zeide juf
frouw Hortense, ondanks haar vermoeidheid,
met vriendelijfc-noodigende etem, terwijl zy
den kooper naar het voor Paaschgeszhenken
bestemde deel van den winkel vóórging.
Op een afzonderlijk daartoe ingerichte tafel
lag een groote hoeveelheid eieren in smaak
volle wanordo. Alle mogelijke eoorteD, kleuren
en teekeningen waren vertegenwoordigd.
Heeft mijnheer misschien iets bepaalds op
het oog?"
„Neen, juffrouw, tot nog too niet."
Juffrouw Hortense wierp een wanhopigen
blik op den kooper, en dit was haar niet
kwalijk te nemeo, daar zij reeds den ganscben
morgen bezig was geweest den koopers eieren
voor te leggen, terwijl allen daarin overeen
kwamen, dat zij niet wisten wat ze koopen
wilden.
Om zoo gauw mogelijk een eind aan den
twijfel te maken, vroeg zij: „Is hot vooreen
kind, mijnheer?"
„Neen, juffrouw, voor een dame".
„A, in orde; daar hebben we eieren van
zijde, waarvan de dooier gevormd wordt door
een juwoelenkistje."
„Dat ken Ik."
„Van porselein, in den vorm oener jsrdi
mère."
„Dat is te gauw stuk.",
„Van gebrand hout".
„Dat is niet élégant genoog."
„Als mynheer misschien zelf iets wil uit'
kiezen; wellicht vindt u er iets onder, dat u
aanstaat."
De heer Gervais nam zyn hoed in de andere
hand, sloeg zyn overjas terug en bezichtigde
de groote verscheidenheid, die.véór hem lag.
Hy had volstrekt geen haast. Hij vond het
wel aardig by den conflseur. De warme, met
vanielje doortrokken lucht waa honderdmaal
aangenamer dan de koude buitenlucht. Hul
Door de ramen zag men het natte asphalt
glinsteren.
Toen juffrouw Hortense bemerkte, dat mum
heere blikken naar de étalage voor het raam
dwaalden, vroeg zjj: „Mynheer zoekt zeker
iets anders?"
„Ja, juffrouw. Daar ligt een reeks by elkaar
passende eieren, waarvan het laatste ei een
reusachtige zwarte parel bevat; dat is aller
aardigst 1"
„Maar die parel is niet echt," verklaarde
juffrouw Hortense. „We kunnen u echter, ale
u dat mocht willen, heel gemakkelyk een echte
bezorgen of een diamant of
Neen, hy wilde zelf uitkiezen en daartoe
den volgendon dag terugkomen. Bovendien
verlangde hy, dat op elk ei een letter ge
schilderd werd. Dit idee was plotseling by
hem opgekomen, toen hy de eieren geteld
had. Het waren er vyftien: juist het getal
der letters van het woord, dat hy op de eiereD
geschilderd wenschte.
„Wanneer kan ik die eieren hebbon?"
„Morgenavond, mijnheer."
„Dat ie veel te laat. Ik heb ze reeds véór
den middag noodig en zal hot noodige betalen."
„Goed. Het zal geschieden, mynheer. U kunt
er zeker van zyn. Ze worden u bezorgd. Waar
moeten ze bezorgd worden?"
„Ik zal zo om elf nren zelf halen."
„Best, mynheer; om elf uren. We. zullen
er voor zorgen."
a
Toon juffrouw Hortense den heer Gervais
den volgenden ochtend den wiDkel zag binnen
treden, riep zy den loopkneebt en verzocht
dezen: „Loop gauw naar mevrouw Lebon.
De eieren moeten direct hier zyn. Wacht er
maar op."
Den jongen man gaf zy lachend een stoel
en zo zei met een allerliefste stem: „Als
mijnhoer even plaats wil nemen, een seconde
maar; de eieren worden al gebaald," En zy
voegdo er aan toe: „Ze moesten er al lang zijD."
„Ik zal wachten, juffrouw", luidde het korte
antwoord.
Het was nu een mooie, zonnige lentedag.
De dagvorstin schitterde in al haar glorie en
tal van dames en heeren kwamen voor den
wiDkel kykeD. Langen tyd amuseerde Gervais
zich met hun gezichten waar te nemen. Toen
echter de winkelklok halftwaalf sloeg, riep
by: „Juffrouw, ala de eieren nog niet klaar
zyn, zeg u het my dan liever."
Juffrouw Hortense was verlegen met de
zaak.
Wie beschildert de eieren?"
Een kunstenares, mynheer; iemand, die
altyd voor ods werkt. Zy is gewooniyk zeer
stipt. Ik begryp haar niet. Er moet wat in
den weg gekomen zyn. Ik zal nog eens laten
vragen."
Neen, laat u dat maar. Ik zal er zelf wel
heengaan."
„Maar, mynheer 1"
„Ja, dat is beter dan dat ik hier wacht.
Ik zal meteen betalen."
Hy liet zich het adres geven, nam een
rytuig en reed weg.
Hl.
Het huis zag er zeer deftig uit. Gervais
vroeg den portier, die in zyn getraliede loge
troonde, naar mevrouw Lebon, en kreeg ten
antwoord
Het vierde portaaltje, trap B; vyfde ver
dieping, over het groote portaal."
Gervais herhaalde in zichzelven deze inge
wikkelde aanduiding. Elk portaaltje, dat hy
betrad, was heel kleio, slecht verlicht en ook
slecht onderhouden. Eindelyk kwam hy aan
trap B, die er wel kraakzindelyk uitzag, doch
niet het geringste spoor van kleed of looper
vertoonde.
„Vyfde verdieping, over het groote portaal",
herhaalde do jongwman by ieders trap, ten
einde zichzelven moed in te spreken.
Doch dit bracht hem spoedig in eenkwade
luim en inwendig woedend, drukte by op een
electrischen knop, boven welken men een
visitekaartje kon ontwaren, te lezen gevende
MADAME LEBON.
Kunstschilieres.
De deur ging laDgzaam open. Blykbaar
geschiedde het opendoen door een hand, die
nog of reeds zwak was. Nog zwak 1 Wantsen
zeer bleek kinderkopje met bruine baren ver
toonde zich. Toen het een heer zag, opende
het meisje de deur geheel en sprak op be
leefden toon: „Dag, mijnheer."
„Goeden morgen, beste meid. Ik wilde
mevrouw Lebon spreken."
„Mama heeft bet heel druk. Zy schildert
al maar door, want ze is met haar werk ten
achter.",
^Ja, dat ondervond ik al. 't Is wat mooist
't Gaat ook niet aan werk op zich te nemen,
als men er niet bepaald zeker van is het op
tyd te kunnen afleveren." Hy vergat in zyn
kwade bui, dat hy tot eon zeer klein meisje
sprak. Het kind keek hem met betraande
oogen aan en vroeg: „Zyin die beerlyke eioren
voor u, mynheor? O, u moet niet boos wezen
mama werkt als ze gezond is altyd, soms
geheels nachten. Ditmaal echter kon zy dat
niet doen, want sy was ziek. Was ik maar
groot en knap genoeg om haar te heipon 1"
Uit de aangronzende kamer werd geroepen
„Wie ia daar, Ginette?"
„Een heer, mama; om de eieren 1"
„Zoo".
Er werd een stoel verschoven; de deur
werd opengerukt en een jonge vrouw betrad
den drempel.
„Wilt u misschien binnenkomen, mijnbeer?
Het spyt my zeer, dat ik u moet laten wach
ten. Ik heb zooeven den bediende weggezon
den. Hebt u hem niet ontmoet? Een uurtje
nog en dan zyn de eieren klaar, als ik my
haast."
Gervais zag de slanke gestalte en de regel
matige gelaatstrekken dar schilderes. Zy kwam
hem zoo recht voornaam voor. Zacht sprekend
nam by haar uitnoodiging aan en ging een
zolderkamertje binnen, welks eenig raam
zonder gordynen een zeo van licht door
liet. Op tafel lagen do eieren, zyn oioren.
Zeven er van moesten nog beschilderd worden.
„Ik was den afgeloopen nacht eon weinig
ongesteld," sprak de jonge vrouw. „En rei
mag niet ziek zyn, wanneer men werken
moet." Zy glimlachte. „Neem plaats, mynheer,
als u zoolang wachten wilt."
Mynheer nam plaats. Mevrouw Lebon begaf
zich reeds weer aan den arbeid. Ginette, die
onderwyi binneDgatreden was, bekeok dten
vreomdeling nieuwsgierig. Zy geleek sprekend
op haar moeder. Om het zwygen te verbreken,
zeide Gervai3 dat tsgen de jonge vrouw, die
een snellen, treurigen blik op het kind wierp
en alleen zei: „Arme kleine 1"
Dan vervolgde zy haar werk.
Gervais nam het armoedige van de woning
op, aanschouwde het aangezicht der vrouw,
met die holle wangen, die diepliggende oogen,
ook het ernstige kindergezichtje. Hy dacht
aan het al te uitbundige lachen van het
dametje, waarmee hy een paar dagen geleden
kennis maakte en voor wier hem zoo plotse
ling veroverd hebbende schoonheid deze eieren
bestemd waren. En het contrast deed
hem pyo.
De beschilderde eieren vertoonden reeds de
initialen van baar naam. Plotseling kwam
het den jongen man voor, als mochten die
arbeidende' vingeren niet met het schilderen
dier letters belast worden.
,Ik verzoek u, mevrouw, Diet te veel
omslag te maken. Teeken u de letters slechts
met een paar streken. Dat iB voldoende."
„Zonder bloemen?" vroeg zy verbaasd.
Dat zal niet heel mooi zyn."
„In myn oog wel."
„Ik vind het bepaald jammer."
„O, maak u niet ongerust. Ik verzeker u,
dat bet zóó mooi genoeg is."
„Nu, dan is bet dadeiyk klaar."
IV.
Gervais daalde, na over het portaal to zyn
gegaan, de vyf trappen af en keerde naar
het groote magazyn terug, liet de eieren daar
zoo lief mogelyk omstrikken, koos nog oen
chocolade-ei uit, deed er een bankbiljet van
honderd gulden in en liet het zorgvuldig, zoo
□iet zorgvuldiger dan de anders eieren, om
wikkelen.
Eenige minuten later gaf by het pakje
aan den portier van het huis, waarin mevrouw
Lebon woonde. Op het adresstrookje atond
geschrevenVoor jongejuffrouw Ginette.
Een Paaschgeschenk."
INGEZONDEN.
Opmerking over de Vrouwenbeweging.
Toen een twintigtal jaren geleden Mina
Kruseman haar boekje schreef, dat „Tua la"
tot motto bad, vond dit over het algemeen
weinig byval. Misschien lag dit eenigszins
daaraan, dat de persoon der schryfster velen
niet sympathiek was; misschien ook aan den
sarkastischen toon, die doorgaand in bedoeld
boekje heersebt, heerscht tot zelfs in de
novelle, waarin de verklaarde minnaar van
Viola, na aan dit mi is je wie hy bet hof
heeft gemaakt en wier jawoord by bekwam
een brief te hebben geschreven, waarin by
zich onder valsche voorwendsels weder van
dien band tracht los te maken, zicb vergenoegd
de handen wryft en zegt: „Ziezoo, dat heb
ik heel fatsoenlyk behandeld!" Dit als iets
gewoons ala iets dat geenerloi afkeuring
zon vinden ook by andere mannen te zien
voorgesteld, wekte weerzin, want zoo iets ie
niet gewoon, is geen regel.
Toch waren er woorden in dat boekje, die,
misschien meer dan men vermoedt, hebben
medegewerkt om de dostyds beperkte be
weging onder de vrouwen tot een meer
algemeene te maken sedert edeler in haar
optreden.
Wat ons in Mina Kruseman tegen do borst
stuitte, was de vyandelyke toon, dien zy
aansloeg tegen den man den man als
zoodanig wien zy ér een verwyt van
maakte, dat o. a. door hem de el gehanteerd
wordt.
Wy beschouwen thans do zaken uit een
hooger oogpunt. Niet het „wat men doet",
doch „wat men is" vragen wy van den
man, wanneer wy dien tot het onderwerp
van onze overdenkingon maken en van
de vrouw.
Toch is er één ding, dat my telkens daarby
treft en dat men weldoet by de tegenwoordigo
beweging niet geheel buiten beschouwing te
laten. Zoolang nameiyk de orde der diDgen
niet is omgekeerd en God geve niet om
gekeerd zal warden zoolang zal de meerdere
of mindere ontwikkeling der vrouw afhangen
van do hoogere of lagere plaate, die de man
intellectueel zal bekleeden. Het eigenaardig
gebied toch der vrouw is dat iet hulde. B|)
bet volle besef barer eigen waarde, acht zij
het grooter voorrecht te eeren dan geéerd te
worJen te bewonderen dan bewonderd te
worden waar het verstandsmeerderbeïd
betreft althans.
De enkele uitzonderingen, dis ons misschien
hierby voor den geest komen, bevestigen
slechts den regel. Zoo dus aan ds ontwikkeling
des mans perk kon worden gesteld, zou ook
der vrouwen Btandaard niet hooger ryzen. Wy
allen erkennen dit zonder er ons misschien
rekenschap van te geven. DaaromExcelsiorl
voor beiden, man en vrouw. Wyder en wydor
onteluite zich de poort der wetenschap, opdat
de kennis een gemeen goed worde.
Leiden, Lentemaand 1899;. Vitalia.
Spelen met Vuur.
In de buurt Vroewyk" alhier heerscht tegen
woordig onder kinderen de mode zoogenaamde
„brandjes" te maken, en dit meestal dlchtby
schuttingen of er tegen aan. Dat spel' levert
veel gevaar op en ouders en dengenen, die
kinderen daarmee bezig zien, verzoek ik door
middel van Uw veelgelezen blad, Mynbecr de
RedaeteuzI daartegen met kracht op te
treden. Ook de aandacht der politie' zy er op
gevestigd; vooral in de Laatste Straat.
Luiden, 1 April 1899; V. -
Gemengd Nieuws
Onder mannen van het vak. -3
Tot. de bekeurden, die deze week voor het
kantongerecht te 's-Gravenhage terecht ston
den; wegens het nist-stiooien van zand op
de stoepen hunner woningen, terwyl de
straten met sneeuw bedekt waren, behoorde
de inspecteur van de Rykeveldwacht in
Zuid-Holland.
Beklaagde'a verdediging hield onder meer
een; vermoeden, dat de verbaliseerende agent
er een was, die, zooals men dat noemt, tuk
op „verbaaltjes" was.
Do ambtenaar van het openbaar ministerie
verdedigde echter den politiebeambte, die
slechts zyn plicht deed, en vorderde f 1 boete,
Benige dames te Schevsningen
brengen bezoeken aan de ingezetenen aldaar
tot het iDzamelen van bydragen ter bevor
dering van den bouw van een ho3pitaalschip
in bet belang der bemanning van de vloot.
Te Terheyden is de landbouwers-
woniog met schuur van den landbouwer A.
v. Oosterhout, tot den groni afgotrand. Er
kon niets gered worJen. Alles was verzekerd.
Tc Kr.yps (Pr.) is procesverbaal
opgemaakt tegen een schipper, die zyn 11-jarig
meisje bet schip liet trekken.
Door den Zweedschen Ryksdag
zyn voor do door professor Natborst, in Stock
holm, voorbereide expeditie naar de Oostkust
van Groenland ter opsporing van Andrée en
zyn lotgenootsn, 40,000 kronen toegestaan.
Een ietwat grootere som ia roods door parti
culiere inzameling byeengobracht, zooiat alle
kosten gedekt zyn. De expeditie, die tegelyker-
tyd onderweg en in Oostgroenland weten-
schappeiyke onderzoekingen zal doen, reist
in den zomer af. Als expeditie-schip dient de
Antarctic", hetzelfde schip waarmee Natborst
den vorigen zomer de expeditie naar Oost-
Spitsbergen en Koning-Karelsberg heeft gé
maakt.
Het rapport van de commissie
van onderzoek voor de buskruit ontploffing
van Lagoubran is gereed.
Do ramp wordt toegescheven aan onacht
zaamheid en het niet volgen der reglementen.
De personen, die de verantwoording dragen,
zegt het rapport, zullen gemakkelyk zyn aan
te wyzsn.
Een hevige brand woelde in een
paardenstal van het 12de curassiers-regiment
te Lunéville. Tan de 28 paarden zyn er 18
levend verbrand.
De thans 3 8-jarigo mevrouw
Marie Rey Costello, een wonderschoons Mexi-
kaansche, zal vermoedelyk het record van den
weduwstaat wel slaan. Zy huwde n.l. voor
de eerste maal op 23-jarlgen leeftijd. In dien
tusschentyd van vyftien jaar is zy zevenmaal
weduwe geworden. Het zonderlingste van dit
zeldzame record is evenwel, dat zij telkens
haar echtgenooten op gewelddadige wyze ver
loor. De eerste stierf na een ecbtelyk laven
van twee jaar door uit een spoortrein te
vallen. De tweede nam by ongeluk vergit in,
na acht maanden gehuwd te zyn. De derde
stierf in een myn; hy wae toen pas vyf
weken gehuwd. De vierde pleegde na zes
maanden getrouwd te zyn zelfmoord. De vyfde,
een half jaar getrouwd, stierf door een jacht-
ongeluk. Do zesde was twee maanden gehuwd,
toen hy verpletterd werd onder een omlaag-
stortend steigerwerk. De zevende was juist
een maand gehuwd, toen hy by het zwemmen
verdronk. Thans heeft mevrouw Costello, nog
steeds een schoono vrouw, doen weten, dat
zy niet meer voor het altaar zal verschynen.
Zy verklaart zelf, dat de pretendent gek moet
zyn, die een vervolg zou willen leveren op
dit variant van de „tien negertjes.".