MENGELWERK. baar als uitvloeisels van „Prinzipiënreiterei" heoft te beschouwen, kunnen natuurlijk geen ander gevolg hebben dan dat de oppositie tegen leerplicht toeneemt en de kans ver meerdert, dat van deze zaak in het geheel niets terecht komt. Wanneer het hoofdbestuur zulks verlangt, schtfnt het inderdaad den goeden weg gekozen te hebben. Zij, die van meet af aan de leus geen leerplicht hebben aangeheven, mogon derhalve in dit bestuur een bondgenoot be groeten, al strijdt hot ook met andere wapeDen. Een overdrijving, als hier aan den dag wordt gelegd, schaadt het ergst van al. De Maasbode laat zich aldus uit: Het ,.A1 g. Ned. Werkliedenverbond", een filiaal van het liberalisme, dat het nooit tot eenige getalsterkte van beteekenis heeft kun nen brengen, al worden sommigen zyner leden, als Heldt, De Klerk e. a., door de liberale bourgeoisie geprotegeerd, het „Wlvbnd, telt ledeD, die zich nog wat ijveriger willen betoonen dan huD lastgevers. In de a. s. algemeene vergadering van dien Bond zal o. a. het voorstel worden behandeld om een adres te richten tot de Tweede Kamer, verzoekende in de wet op don leerplicht ook voor te schrijven, dat kinderen van S7-jarigen leeftijd de bewaarschool zullen moeten be zoeken 1 Zon men hier niet glimlachen? We twijfelen niet, of het „Wlvbnd." zelf zal dit onzinnig voorstel verwerpen. Maar hier ziet men du de consequenties van een beginsel. Als de NederlaDdsche Staat recht heeft om voor kinderen van 715 jarigen loeftyd leerplicht voor te schrijven, waarom dan niet voor kinderen van 37-jarigen leeftijd-? En tochwelke ouder zou zich niet ver zetten tegen den dwang om een driejarig kind naar school te zenden? Doch waarom, als de Staat recht heeft? Ziehier door de voorstanders van leerplicht zolven een demonstratio ex absurdo daartegen geleverd. 2n De Sociaal-Democraat wordt de vraag gesteld of een nieuwe strijd voor algemeen kiesrecht noodig is? Het blad meent, dat een resultaat als dat te Veendam in staat is om do arbeiders in slaap te wiegen on te doen concludeeren, dat met Van Houten's Kieswet nog wel wat te doen is. Doch hier wijst het er op, dat men in het Koorden to doen heeft met een ver lichte, ontwikkelde, breed denkende kleine burgerklasse. Da arbeiders echter zijn op zichzelven staande met de tegenwoordige Kieswet nog even machteloos als met het vorige kiesrecht. In Duitschland heeft 31 pCt. der bevolking het kiesrecht, in FraDkrtfk 26 pCt., in Nederland gemiddeld slechts 11 pCt. In de gunstigste districten is het 14'/* pCt., in de middelmatigo 11, maar er zijn ook, zooals het blad met cijfers aantoont, districten, waar 3600 kiezers op de 57,000 inwoners zijn, d. i. 6 pCt. Haarlem telt slechts V/x pCt. kiezers, Rotterdam II telt 5.20 pCt. kiezers, Amster dam II maakt het bet ergst van alle en haalt slechts 4 pCt. kiezers. Daartegenover haalt Enschedee 14 pCt., Hoogezand 14'/a pCt., Alkmaar 15 pCt. en Enkhuizen zelfs 17.25 pCt.! De Sociaal-Democraat ergert zich behalve aan de ongelijkheid van bet kiezerstal ook aan de onrechtvaardigheid in de districten knipperij. Dan Haag heeft 196,3*25 inwoners en kiest 3 afgevaardigden, daartegenover hebben do districten Katwijk, Bodegraven en Brielle te zamen 134,967 inwoners en kiezen ook 3 afgevaardigden. De Kieswet is er op aangelegd, meent bet blad om de arbeiders buiten het kies recht te houden. Waar veel arbeiders zijn is het kiezers aantal goring. Een overzicht over het aantal uitgeslotonen van het kiesrecht, geeft het blad verder als volgt: Op 31 Dec. 1889 reeds telde ons land 1,159,121 manlijke ingezetenen boven de 23 jaar. Sinds dien tijd is de bevolking met ruim een half millioon toegenomen, dat ia met 10 pCt., waardoor, naar gelijken maatstaf be rekend, het aantal volwassen mannen ook met 10 pCt. is toegenomen. Dat worden dus ruim 1,250,000 volwassen mannen. En in 1898 waren er 564,526 kiezers I Blijven dus van het kiesrecht uitgesloten ongeveer 700,000. Rekenen we al hier af een aantal krankzinnigen, govangenen, vrosmde- lingen, van hun burgerrecht ontzetten, enz., dan blijkt toch nog, dat oen groote moerder- heid der volwassen manlijke ingezetenen uitgesloten is van het eerste burgerrecht. En daarbij allo vrouwen, een totaal dus van bijkans 2 millioen menschen. Ziedaar, zoo besluit De Sociaal-Democraat het antwoord op de vraag of een agitatie voor algemeen kiesrecht reden van bestaan heeft 1 Ziedaar het antwoord op de vraag in hoeverre Van Houtens Kieswet voldaan heoft aan den rechtvaardigen eisch der arbeiders klasse om ook te mogen hebben het recht om mede te kiezen de bestuurders van den Staat, onder wiens wetten we allen moeten leven. Commentaar is overbodig. Zoo er een vonkje van klassebewustzyn smeult bij de Noderlandsche arbeiders, dan loopen ze als één man te hoop en scharen zich om de banier, waarop geschreven staat: "Weg met do knutselaars! Leve het algemeen kiosrechtl De Limburger Koerier verleent plaats aan een hoofdartikel, waarin met cijfers aange toond wordt, dat de som van 80 millioen gulden, dat door velen genoemd als totaal- uitgave 7oor het jaarlijksch verbruik van ster ken drank in Nederland zeker niet „verba zend onwaarschijnlijk" mag genoemd worden. Het gemiddelde gebruik van gedistilleerd over eenige jaren berekenende, vindt men ©an gemiddelde acqjnsopbrengst van gedistilleerd over 1S94—'97 van f 26,362,000 gelijk staande met een gemiddeld jaarlijksch ver- bruik van 26,362,000of 418)4S0 H L gedj8. 63 tilleerd ad 50 pCt. Van 1894 tot 1897 is dus jaarlijks ge middeld gedronken 418,440 H.L. gedistilleerd ad 50 pCt. Gedistilleerd bij een sterkte van 50 pCt. wordt echter niet of bijna niet gebruikt. Jenever van 45 pCt. is al zeer goede. Men vindt er veel van 40 pCt. en minder. Cognac heeft gewoonlijk 40 a 45 pCt. De likeuren niet meer dan 15 ad 20 pCt. Als men nu aanneemt, dat het gedistilleerd, zooals het verbruikt wordt, gemiddeld slechts 40 pCt. sterk is, dan zal zeker niemand kunnen zeggen, dat men de sterkte te laag neemt. Jaarlijks wordt er, zooala wfi boven zagen, gemiddeld gebruikt 418,440 H.L. ad 50 pCt. Deze staan gelijk met 523,050 H.L. ad 40 pCt. Jaarlijks wordt er dus in Nederland ge dronken 523,050 H.L. gedistilleerd ad 40 pCt. Hieronder is de gesmokkelde jenever niet begrepen. Hoeveel geld wordt nn voor deze 523,050 H.L. uitgegeven door het volk? Uit statistie ken toont de schrijver aan, dat van deze 523,050 H.L. lo. zeker niet meer dan l/3 of 174,350 H.L. verbruikt wordt in de gezinnen, 2o.. zeker niet minder dan i/i of 348,700 H.L. in de café's en slijterijen. Dan de gemaakte berekeningen samenvat tend, komt de schrijver tot de conclusie: lo. 174,350 H.L. gedistilleerd ad 40 pCt. verbruikt in de huisgezinnen, gerekend a f 90 de H.L. geeft 15,691,500; 2o. 348,700 H.L. gedistilleerd ad 40 pCt. verbruikt in de café's, enz. gerekend a /"184 de H.L. geeft f 64,160,800. Zoodat het totaal van het ver bruik bedraagt f 79,852,300. Het jaarlijk8che jeneververbruik in ons land op 80 millioen gulden te schatten is dus laDg zoo onwaarschijnlijk niet. Da Meer- en Amstelbode bevat een verhaal, waarboven als titel staat„Militairisti- sche willekeur", en dat dan ook in vrij heftige termen de daarin vermelde daad veroordeelt. Dit verhaal komt hierop neer, dat een fourier bjj het 2de reg. vesting-aTtillerie, die in 1895 met gunstig gevolg examen heeft gedaan voor sergeant-majoor, maar sedert we gens gebrek aan een vacature moest wachten op een aanstelling welke hem 20 en, na 3 jaar, nog eens 30 cents per dag méér trak tement zou hebben opgebracht door een sedert nieuwbenoemd regiments-commandant van de bevordoringslijst is gestreken, omdat hijin 1891 was gestraft. Deze straf was iDtus8Chen niet onteerend geweest, wijl de fourier anders niet tot den cursus zou zijn toegelaten, hem geen nummer van aanstelling had kunnen gegeven worden, en hij ook geen nieuw engagement van zes jaar had kunnen aangaan. De getroffene heeft sedert zijn laatste straf uitstekend opgepast, staat ter goeder naam bekend, ook buiten de militair© kringeD, en zijn gezin hoopt© met levendige hop3 op de financiöele gevolgen van vaders bevordering. De militaire term voor hetgeen deze fourier heeft ondergaan is „verwerken", maar de schrijver in den Meer- en Amstelbode wijt hier aan, en wellicht niet zonder redeD, het ver minderen van den lust in den krijgsdienst, zoowel bij gewone soldaten als bij het kader, daar elk onderofficier, zoo spoedig hij kan, een goed heenkomen pleegt te zoeken in de bur germaatschappij. De Paasch.eiereu. „Wat is er van uw verlaugeD, mynheer?" „Een bijzonder Paasch-ei." „Een Paaech-ei? Alsjeblieft I Juffrouw Hor- tense, laat de mooiste eieren even zien. De juffrouw zal er u dadelijk eenige laten zion, mijnheer 1" „■Wanneer u zoo goed wilt züd," zeide juf frouw Hortense, ondanks haar vermoeidheid, met vriendelijfc-noodigende etem, terwijl zy den kooper naar het voor Paaschgeszhenken bestemde deel van den winkel vóórging. Op een afzonderlijk daartoe ingerichte tafel lag een groote hoeveelheid eieren in smaak volle wanordo. Alle mogelijke eoorteD, kleuren en teekeningen waren vertegenwoordigd. Heeft mijnheer misschien iets bepaalds op het oog?" „Neen, juffrouw, tot nog too niet." Juffrouw Hortense wierp een wanhopigen blik op den kooper, en dit was haar niet kwalijk te nemeo, daar zij reeds den ganscben morgen bezig was geweest den koopers eieren voor te leggen, terwijl allen daarin overeen kwamen, dat zij niet wisten wat ze koopen wilden. Om zoo gauw mogelijk een eind aan den twijfel te maken, vroeg zij: „Is hot vooreen kind, mijnheer?" „Neen, juffrouw, voor een dame". „A, in orde; daar hebben we eieren van zijde, waarvan de dooier gevormd wordt door een juwoelenkistje." „Dat ken Ik." „Van porselein, in den vorm oener jsrdi mère." „Dat is te gauw stuk.", „Van gebrand hout". „Dat is niet élégant genoog." „Als mynheer misschien zelf iets wil uit' kiezen; wellicht vindt u er iets onder, dat u aanstaat." De heer Gervais nam zyn hoed in de andere hand, sloeg zyn overjas terug en bezichtigde de groote verscheidenheid, die.véór hem lag. Hy had volstrekt geen haast. Hij vond het wel aardig by den conflseur. De warme, met vanielje doortrokken lucht waa honderdmaal aangenamer dan de koude buitenlucht. Hul Door de ramen zag men het natte asphalt glinsteren. Toen juffrouw Hortense bemerkte, dat mum heere blikken naar de étalage voor het raam dwaalden, vroeg zjj: „Mynheer zoekt zeker iets anders?" „Ja, juffrouw. Daar ligt een reeks by elkaar passende eieren, waarvan het laatste ei een reusachtige zwarte parel bevat; dat is aller aardigst 1" „Maar die parel is niet echt," verklaarde juffrouw Hortense. „We kunnen u echter, ale u dat mocht willen, heel gemakkelyk een echte bezorgen of een diamant of Neen, hy wilde zelf uitkiezen en daartoe den volgendon dag terugkomen. Bovendien verlangde hy, dat op elk ei een letter ge schilderd werd. Dit idee was plotseling by hem opgekomen, toen hy de eieren geteld had. Het waren er vyftien: juist het getal der letters van het woord, dat hy op de eiereD geschilderd wenschte. „Wanneer kan ik die eieren hebbon?" „Morgenavond, mijnheer." „Dat ie veel te laat. Ik heb ze reeds véór den middag noodig en zal hot noodige betalen." „Goed. Het zal geschieden, mynheer. U kunt er zeker van zyn. Ze worden u bezorgd. Waar moeten ze bezorgd worden?" „Ik zal zo om elf nren zelf halen." „Best, mynheer; om elf uren. We. zullen er voor zorgen." a Toon juffrouw Hortense den heer Gervais den volgenden ochtend den wiDkel zag binnen treden, riep zy den loopkneebt en verzocht dezen: „Loop gauw naar mevrouw Lebon. De eieren moeten direct hier zyn. Wacht er maar op." Den jongen man gaf zy lachend een stoel en zo zei met een allerliefste stem: „Als mijnhoer even plaats wil nemen, een seconde maar; de eieren worden al gebaald," En zy voegdo er aan toe: „Ze moesten er al lang zijD." „Ik zal wachten, juffrouw", luidde het korte antwoord. Het was nu een mooie, zonnige lentedag. De dagvorstin schitterde in al haar glorie en tal van dames en heeren kwamen voor den wiDkel kykeD. Langen tyd amuseerde Gervais zich met hun gezichten waar te nemen. Toen echter de winkelklok halftwaalf sloeg, riep by: „Juffrouw, ala de eieren nog niet klaar zyn, zeg u het my dan liever." Juffrouw Hortense was verlegen met de zaak. Wie beschildert de eieren?" Een kunstenares, mynheer; iemand, die altyd voor ods werkt. Zy is gewooniyk zeer stipt. Ik begryp haar niet. Er moet wat in den weg gekomen zyn. Ik zal nog eens laten vragen." Neen, laat u dat maar. Ik zal er zelf wel heengaan." „Maar, mynheer 1" „Ja, dat is beter dan dat ik hier wacht. Ik zal meteen betalen." Hy liet zich het adres geven, nam een rytuig en reed weg. Hl. Het huis zag er zeer deftig uit. Gervais vroeg den portier, die in zyn getraliede loge troonde, naar mevrouw Lebon, en kreeg ten antwoord Het vierde portaaltje, trap B; vyfde ver dieping, over het groote portaal." Gervais herhaalde in zichzelven deze inge wikkelde aanduiding. Elk portaaltje, dat hy betrad, was heel kleio, slecht verlicht en ook slecht onderhouden. Eindelyk kwam hy aan trap B, die er wel kraakzindelyk uitzag, doch niet het geringste spoor van kleed of looper vertoonde. „Vyfde verdieping, over het groote portaal", herhaalde do jongwman by ieders trap, ten einde zichzelven moed in te spreken. Doch dit bracht hem spoedig in eenkwade luim en inwendig woedend, drukte by op een electrischen knop, boven welken men een visitekaartje kon ontwaren, te lezen gevende MADAME LEBON. Kunstschilieres. De deur ging laDgzaam open. Blykbaar geschiedde het opendoen door een hand, die nog of reeds zwak was. Nog zwak 1 Wantsen zeer bleek kinderkopje met bruine baren ver toonde zich. Toen het een heer zag, opende het meisje de deur geheel en sprak op be leefden toon: „Dag, mijnheer." „Goeden morgen, beste meid. Ik wilde mevrouw Lebon spreken." „Mama heeft bet heel druk. Zy schildert al maar door, want ze is met haar werk ten achter.", ^Ja, dat ondervond ik al. 't Is wat mooist 't Gaat ook niet aan werk op zich te nemen, als men er niet bepaald zeker van is het op tyd te kunnen afleveren." Hy vergat in zyn kwade bui, dat hy tot eon zeer klein meisje sprak. Het kind keek hem met betraande oogen aan en vroeg: „Zyin die beerlyke eioren voor u, mynheor? O, u moet niet boos wezen mama werkt als ze gezond is altyd, soms geheels nachten. Ditmaal echter kon zy dat niet doen, want sy was ziek. Was ik maar groot en knap genoeg om haar te heipon 1" Uit de aangronzende kamer werd geroepen „Wie ia daar, Ginette?" „Een heer, mama; om de eieren 1" „Zoo". Er werd een stoel verschoven; de deur werd opengerukt en een jonge vrouw betrad den drempel. „Wilt u misschien binnenkomen, mijnbeer? Het spyt my zeer, dat ik u moet laten wach ten. Ik heb zooeven den bediende weggezon den. Hebt u hem niet ontmoet? Een uurtje nog en dan zyn de eieren klaar, als ik my haast." Gervais zag de slanke gestalte en de regel matige gelaatstrekken dar schilderes. Zy kwam hem zoo recht voornaam voor. Zacht sprekend nam by haar uitnoodiging aan en ging een zolderkamertje binnen, welks eenig raam zonder gordynen een zeo van licht door liet. Op tafel lagen do eieren, zyn oioren. Zeven er van moesten nog beschilderd worden. „Ik was den afgeloopen nacht eon weinig ongesteld," sprak de jonge vrouw. „En rei mag niet ziek zyn, wanneer men werken moet." Zy glimlachte. „Neem plaats, mynheer, als u zoolang wachten wilt." Mynheer nam plaats. Mevrouw Lebon begaf zich reeds weer aan den arbeid. Ginette, die onderwyi binneDgatreden was, bekeok dten vreomdeling nieuwsgierig. Zy geleek sprekend op haar moeder. Om het zwygen te verbreken, zeide Gervai3 dat tsgen de jonge vrouw, die een snellen, treurigen blik op het kind wierp en alleen zei: „Arme kleine 1" Dan vervolgde zy haar werk. Gervais nam het armoedige van de woning op, aanschouwde het aangezicht der vrouw, met die holle wangen, die diepliggende oogen, ook het ernstige kindergezichtje. Hy dacht aan het al te uitbundige lachen van het dametje, waarmee hy een paar dagen geleden kennis maakte en voor wier hem zoo plotse ling veroverd hebbende schoonheid deze eieren bestemd waren. En het contrast deed hem pyo. De beschilderde eieren vertoonden reeds de initialen van baar naam. Plotseling kwam het den jongen man voor, als mochten die arbeidende' vingeren niet met het schilderen dier letters belast worden. ,Ik verzoek u, mevrouw, Diet te veel omslag te maken. Teeken u de letters slechts met een paar streken. Dat iB voldoende." „Zonder bloemen?" vroeg zy verbaasd. Dat zal niet heel mooi zyn." „In myn oog wel." „Ik vind het bepaald jammer." „O, maak u niet ongerust. Ik verzeker u, dat bet zóó mooi genoeg is." „Nu, dan is bet dadeiyk klaar." IV. Gervais daalde, na over het portaal to zyn gegaan, de vyf trappen af en keerde naar het groote magazyn terug, liet de eieren daar zoo lief mogelyk omstrikken, koos nog oen chocolade-ei uit, deed er een bankbiljet van honderd gulden in en liet het zorgvuldig, zoo □iet zorgvuldiger dan de anders eieren, om wikkelen. Eenige minuten later gaf by het pakje aan den portier van het huis, waarin mevrouw Lebon woonde. Op het adresstrookje atond geschrevenVoor jongejuffrouw Ginette. Een Paaschgeschenk." INGEZONDEN. Opmerking over de Vrouwenbeweging. Toen een twintigtal jaren geleden Mina Kruseman haar boekje schreef, dat „Tua la" tot motto bad, vond dit over het algemeen weinig byval. Misschien lag dit eenigszins daaraan, dat de persoon der schryfster velen niet sympathiek was; misschien ook aan den sarkastischen toon, die doorgaand in bedoeld boekje heersebt, heerscht tot zelfs in de novelle, waarin de verklaarde minnaar van Viola, na aan dit mi is je wie hy bet hof heeft gemaakt en wier jawoord by bekwam een brief te hebben geschreven, waarin by zich onder valsche voorwendsels weder van dien band tracht los te maken, zicb vergenoegd de handen wryft en zegt: „Ziezoo, dat heb ik heel fatsoenlyk behandeld!" Dit als iets gewoons ala iets dat geenerloi afkeuring zon vinden ook by andere mannen te zien voorgesteld, wekte weerzin, want zoo iets ie niet gewoon, is geen regel. Toch waren er woorden in dat boekje, die, misschien meer dan men vermoedt, hebben medegewerkt om de dostyds beperkte be weging onder de vrouwen tot een meer algemeene te maken sedert edeler in haar optreden. Wat ons in Mina Kruseman tegen do borst stuitte, was de vyandelyke toon, dien zy aansloeg tegen den man den man als zoodanig wien zy ér een verwyt van maakte, dat o. a. door hem de el gehanteerd wordt. Wy beschouwen thans do zaken uit een hooger oogpunt. Niet het „wat men doet", doch „wat men is" vragen wy van den man, wanneer wy dien tot het onderwerp van onze overdenkingon maken en van de vrouw. Toch is er één ding, dat my telkens daarby treft en dat men weldoet by de tegenwoordigo beweging niet geheel buiten beschouwing te laten. Zoolang nameiyk de orde der diDgen niet is omgekeerd en God geve niet om gekeerd zal warden zoolang zal de meerdere of mindere ontwikkeling der vrouw afhangen van do hoogere of lagere plaate, die de man intellectueel zal bekleeden. Het eigenaardig gebied toch der vrouw is dat iet hulde. B|) bet volle besef barer eigen waarde, acht zij het grooter voorrecht te eeren dan geéerd te worJen te bewonderen dan bewonderd te worden waar het verstandsmeerderbeïd betreft althans. De enkele uitzonderingen, dis ons misschien hierby voor den geest komen, bevestigen slechts den regel. Zoo dus aan ds ontwikkeling des mans perk kon worden gesteld, zou ook der vrouwen Btandaard niet hooger ryzen. Wy allen erkennen dit zonder er ons misschien rekenschap van te geven. DaaromExcelsiorl voor beiden, man en vrouw. Wyder en wydor onteluite zich de poort der wetenschap, opdat de kennis een gemeen goed worde. Leiden, Lentemaand 1899;. Vitalia. Spelen met Vuur. In de buurt Vroewyk" alhier heerscht tegen woordig onder kinderen de mode zoogenaamde „brandjes" te maken, en dit meestal dlchtby schuttingen of er tegen aan. Dat spel' levert veel gevaar op en ouders en dengenen, die kinderen daarmee bezig zien, verzoek ik door middel van Uw veelgelezen blad, Mynbecr de RedaeteuzI daartegen met kracht op te treden. Ook de aandacht der politie' zy er op gevestigd; vooral in de Laatste Straat. Luiden, 1 April 1899; V. - Gemengd Nieuws Onder mannen van het vak. -3 Tot. de bekeurden, die deze week voor het kantongerecht te 's-Gravenhage terecht ston den; wegens het nist-stiooien van zand op de stoepen hunner woningen, terwyl de straten met sneeuw bedekt waren, behoorde de inspecteur van de Rykeveldwacht in Zuid-Holland. Beklaagde'a verdediging hield onder meer een; vermoeden, dat de verbaliseerende agent er een was, die, zooals men dat noemt, tuk op „verbaaltjes" was. Do ambtenaar van het openbaar ministerie verdedigde echter den politiebeambte, die slechts zyn plicht deed, en vorderde f 1 boete, Benige dames te Schevsningen brengen bezoeken aan de ingezetenen aldaar tot het iDzamelen van bydragen ter bevor dering van den bouw van een ho3pitaalschip in bet belang der bemanning van de vloot. Te Terheyden is de landbouwers- woniog met schuur van den landbouwer A. v. Oosterhout, tot den groni afgotrand. Er kon niets gered worJen. Alles was verzekerd. Tc Kr.yps (Pr.) is procesverbaal opgemaakt tegen een schipper, die zyn 11-jarig meisje bet schip liet trekken. Door den Zweedschen Ryksdag zyn voor do door professor Natborst, in Stock holm, voorbereide expeditie naar de Oostkust van Groenland ter opsporing van Andrée en zyn lotgenootsn, 40,000 kronen toegestaan. Een ietwat grootere som ia roods door parti culiere inzameling byeengobracht, zooiat alle kosten gedekt zyn. De expeditie, die tegelyker- tyd onderweg en in Oostgroenland weten- schappeiyke onderzoekingen zal doen, reist in den zomer af. Als expeditie-schip dient de Antarctic", hetzelfde schip waarmee Natborst den vorigen zomer de expeditie naar Oost- Spitsbergen en Koning-Karelsberg heeft gé maakt. Het rapport van de commissie van onderzoek voor de buskruit ontploffing van Lagoubran is gereed. Do ramp wordt toegescheven aan onacht zaamheid en het niet volgen der reglementen. De personen, die de verantwoording dragen, zegt het rapport, zullen gemakkelyk zyn aan te wyzsn. Een hevige brand woelde in een paardenstal van het 12de curassiers-regiment te Lunéville. Tan de 28 paarden zyn er 18 levend verbrand. De thans 3 8-jarigo mevrouw Marie Rey Costello, een wonderschoons Mexi- kaansche, zal vermoedelyk het record van den weduwstaat wel slaan. Zy huwde n.l. voor de eerste maal op 23-jarlgen leeftijd. In dien tusschentyd van vyftien jaar is zy zevenmaal weduwe geworden. Het zonderlingste van dit zeldzame record is evenwel, dat zij telkens haar echtgenooten op gewelddadige wyze ver loor. De eerste stierf na een ecbtelyk laven van twee jaar door uit een spoortrein te vallen. De tweede nam by ongeluk vergit in, na acht maanden gehuwd te zyn. De derde stierf in een myn; hy wae toen pas vyf weken gehuwd. De vierde pleegde na zes maanden getrouwd te zyn zelfmoord. De vyfde, een half jaar getrouwd, stierf door een jacht- ongeluk. Do zesde was twee maanden gehuwd, toen hy verpletterd werd onder een omlaag- stortend steigerwerk. De zevende was juist een maand gehuwd, toen hy by het zwemmen verdronk. Thans heeft mevrouw Costello, nog steeds een schoono vrouw, doen weten, dat zy niet meer voor het altaar zal verschynen. Zy verklaart zelf, dat de pretendent gek moet zyn, die een vervolg zou willen leveren op dit variant van de „tien negertjes.".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6