Zaterdag X® Februari.
A*. 1899
<§eze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 17 Februari.
Feuilleton.
De scheidsmuur.
H®. 1900
LEIDSCH
DAGBLAD.
PBUS DEZER OOUBAETT*
Voor Lelden per 8 (naandeo. l.i(X
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PBUS DER ABVk'H'l-MN'l'l flUt
VaD 1-6 regels f 1.06. Iedere regei meer f 0.17J. - Groctere
letters oaar plaatsruimte - Voor het incaaseerea buiten do stad
wordt /-0.05 berekend
Offioiëele Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien het adres van P. H. J. VREEBURG,
houdende verzoek om vergunning tot opriohting van
&en rookerij in hot poroeel Rijnstraat No. 18;
Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet;
Geven bg deze konnis aan het publiek, dat genoemd
verzoek met de bijlagen op de Secretarie dezer
gemeente tor visie gelegd is; alsmede, dat op Donder
dag '2 Maart a. s., s voormiddags te elf uren, op het
Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven, om
bezwaren tegen dat verzoek iu te brengen.
Burgemoester en Wethouders voornoemd,
LeidoD, F. WAS, Burgemeester.
16 Febr. 1899. VAN HEYST, Sooretarls.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien het adres van D. GERRITSEN, houdendo
verzoek om vergunning tot het houden van varkens
in een koestal, achter het perceel Floralaan No. 7;
Gelet op art. 162 der Algemeene Politieverordening
van 6 November 1879;
BroDgen tor kenni3 van belanghebbenden, dat op
Maandag 20 Febr. s. a., des voormiddaga te elfnren
ten R&adhuize gelegenheid zal worden gegeven tot
het inbrengen van bezw&ien tegen d&t verzoek.
Burgemeester on Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
16 Febr. 1899. VAN HEYST, Seoretaria.
Io de voorlaatste of vijfde der zes winter-
lezingen trad gisteravond in de kleine Nuts-
zaal alhier op prof. dr. J. H. Gunning. Tot
onderwerp had zjjnhooggeleerde gekozen:
„Professoren en studenten van vóór zestien
eeuwen."
Alvorens tot de behandeling van zijn onder
werp over te gaan, deed spr. ons een blik slaan
op den toestand van het groots Romeinsche
rijk in de vierde eeuw na Christus. Dit r\jk
was toen van de zuilen van Hercules (het
tegenwoordige Gibraltar) tot aan den Eufraat
i en onverdeeld, ongescheiden dus; dat
alles behoordo onder keizer Constanten tot
Rome. In dat Romeinsche rjjk was alles ge
romaniseerd en gecentraliseerd; alles was er
in orde; dit was zoowel het geval met de
indeeling des Rijks als wat de verschillende
ambten betrof. De zetel der regeering was te
Konstantinopel. Alles verkeerde in een staat
van uiterlyken vrede. Hos het er met het
Christendom gestold was? De keizer zelf had
bet Christendom wel aangenomen, maar de
massa bleef Heidensch; de Christenvervolgin
gen hadden wel opgehouden, maar het gehalte
van het Christendom was toch droevig ge
daald. Christenen in naam waren er velen;
ware Christenen waren er weinigen. Het
openbare leven was geheel Heidensch; het
openbaar onderwijs was in Heidensche han
den. Wel waren er Christelijke scholen, maar
toch slechts van een begin van Christelijk
onderwijs in dien tijd kan gesproken worden.
Na de opmerking, dat Quintilianus de eerste
toogleeraar was, die een vaste jaarwedde
pmoob en dat keizer Marcus Aurelius Antoninus
veel zorgen wijdde aan de academie van
Athene, gingen we met spr. in den geest
»naar dat Attica, dat voor altoos gedenk
waardig is door het geestvolste volk der
wereld, dat het bewoonde; naar dat Athene
met zjjn trotsche monumenten uit het verleden.
We posteerden ons daar op de schoone
Angora of marktplaats, op het uur, dat de
scbotefrïlaar deuren openzetten om den leer
lingen den uittocht mogelijk te maken, en we
zien ze ons daar voorbijgaan, de jonge
scholieren met schrijftafeltjes en stiften, de
studenten van verschillenden landaard en de
professoren in de rhetoriek te voet of te paard;
die in de philosophie deftig voortwandelend,
want de philosophie is hier nog in groote eere.
We zien daarna de jonge leerlingen, van
tien tot twaalf jaren, onderwijs genieten van
den grammati8t, later van den grammaticus,
en we volgen hen verder in hun studiën op
de school der algemeeue beschaving, waar ze
zich met do borst toeleggen op de studie
der welsprekendheid, waaraan een vier- of
vijftal jaren wordt gewijd, bij voorkeur hier,
te Athene, dat de beroemdste school in de
welsprekendheid bezit. We vernemen ook,
dat Christelijke ouders zeiven hun kinderen
onderwijzen of dit lateD doen op de klooster
scholen. De paedagogen, staande wat hun ambt
betreft tusschen leermeesters en bedienden,
loeren we kennen als maonen van beteekenis,
niet zonder gevaar te krenken.
De studenten worden ons in bijzonderheden
voorgesteld, als hebbende hun eigen profes
soren, voor wie ze ijveren; als deelnemers
aan de veelvuldig voorkomende studenten-
gevechten; io de dagen der ontgroening,
waarby de jonge studenten niet beschonken
worden gemaakt, omdat daarvoor de Atheen-
sche Heidensche jongelingen te fijnbescbaafd
waren; en ook als studeerenden, waarbjj we
vernemen, dat het onderwijs zelf in die dagen
niet zeer veel beteekende en waarbij we het
loeren kennen in zijn gradatie, o. m. met
zijn pleit- en karaktorreden, waaraan de ont
wikkeldste jonge mannen zich moesten wagen.
De professoren, zooals te putten is uit het
EJict van Diocletianus, Werden karig bezol
digd. Ze hadaen een ongelukkig leven, daar
hun bestaan afhing van den bijval, dien ze
zich moesten verwerven, en zij in een voort-
durenden angst verkeerden voor hun renom-
móe. De privaat docenten konaen eischen wat
ze wilden; te voren werd overeengekomen
omtrent hun bezoldiging. Daarenboven lagen
de professoren met hun studenten in de
eeuw onzer beschouwing, toen de sofisterij
een kanker geiyk was, dikwijls overhoop,
hetzij om financiëele of om andere redenen.
Geen wonder noemde spr. het, dat ernstige
Christenen van de door hem geteekende
hoogeschokn en het onderwijs, daar gegeven,
niets wilden weten.
In tegenstelling met de beschreven studenten
toekende spr. ous daarna een tweetal andere
jonge mannen, Basilius en Gregorius van
Nazianze. Na ons met de afkomst der beide
latere vrienden bekend gemaakt te hebben,
stelde hy ze ons voor als studenten, uitblin
kende door lust en ijver in en by de studie
en ook door hun levenswandel. Hy noemde
ze navolgenswaardige voorbeelden voor do
studenten aan alle hoogescholeo en van alle
tyjen, ook voor de studenten aan de Leidsche
Hoogeschool, die hem, spr., altyd, ook wanneer
hy niet meer aan haar veroonden zal zyn
en wanneer hy niet meer mocht wonen in de
stad, wier roem zy is, dierbaar zal biyven.
Door te wijzen op Basilius en Gregorius von«l
prof. Gunning tevens gelegenheid stil te staan
by het samengaan van geloof en wetenschap.
Met aandacht werd spr.'s belangrijke lezing
gevolgd, nitt het minst door de aanwezige
6tudenten.
In de gisternamiddag gehouden gemeente
raadszitting was o. m. ingekomen een missive
van Gedeputeerde Staten van 7 Febr. j. 1.,
meldende, dat aan deze gemeente over 1897
een ryksbydrage van f 46,208.935 in de kosten
van het lager onderwijs zal worden toege
kend. Voorts deelde de Voorzitter mede, dat
de heer "W. Brakel, gemeentebode, met ingang
van 1 Mei a. s., in de plaats van den heer
T. Bik, is benoamd tot concierge ten Raad-
huize en gemcontobode.
Het voorstel van B. en Ws. tot het ver-
leenen van een subsidie van 200 gld. aan de
afd. Leiden en Omstreken van den Ned.
Roomsch Katholieken Volksbond, voor het op
richten en instandhouden van een teekenschool,
werd aangenomen met 20 tegen 5 st., die
der heeren Kalser, Hasselbach, Den Houter,
Van HameJ en Fockema Andre®. (Dit laatste
bericht kwam gisteren slechts in een gedeelte
onzer oplage voor.)
Onze geachte stadgenoot de heer M. Van
KleefF trad gisteravond als spreker op in do
zevende der voor dit seizoen bepaalde Volke-
byeenkomsten. Het aantal der belangstellen
den, die voor deze gelegenheid naar de Stads-
zaal waren getogen, was van dien aard, dat
zy voor het grootste gedeelte de ruime zaal
vulden. Even over achten werden, zooals ge-
wooniyk, de nog gereserveerde plaatsen door
particulieren ingenomen, en weldra traden mr.
Ch. M. Dozy, de president, waarachter do
heer Van Kleeff, en verdere bestuurderen, de
zaal binnen. Onder toejuichingen begaf de
spreker zich op bet podium; hy hield zyn
hoorders vóór de pauze op aangename wyze
bezig door het een en ander mede te doelen
aangaande het karakter van keizer Nero, naar
aanleiding van Eckstein's roman „Nero". Met
aandacht werd spreker gevolgd en een warm
applaus was de dank der vergaderden.
Na de pauze werd door den heer Van Kleeff
nog een viertal voordrachten ton beste gege
ven. Waren de twee eerste van eenigszins
ernstiger onrd. de beide andere waren zoo
danig, dat zy nu en dan aanleiding gaven
om de lachspieren in bewoging te brengen.
Er kan dan ook nu weder gezegd worden,
dat de avond van gisteren andermaal menig
bezoeker der Volksbyeenkomsten voldaan zal
hebben doen huiswaarts keeren.
Voor het examen in de fraairhandwer
ken is te 's-Gravenhage geslaagd mej. D. J.
Nuesink, te Leiden.
De by de rijschool te Bergen op-Zoom
gedetacheerde lste luit. A. H. De Koning,
van het 8de reg. vest.-art., wordt 1 Mei
ontheven van die detacheering en ingedeeld
by het 2de reg. veld-art. te Leiden.
De Nederlandscbe mail, met berichten
uit Batavia tot 24 Januari, wordt hedenavond
alhier verwacht.
Naar men verneemt, zyn de besluiten
van Ged. Staten van Noord-Brabant, tot goed
keuring der Raadsbesluiten van Tilburg en
Helvoirt (het verleenen van subsidiën ten be
hoeve van vrijwilligers by do militie) aU
strydig met de wet vernietigd.
De „Sts.-Ct" van heden bovat de statuten
der volgende vereenigingon: Vereeniging tot
oprichting en instandhouding van een Christe
lijke school, aan den Maasdyk, gemeente
Naaldwijk; „Phebe," te Leiden, en wijzigingen
in de statuten van de Vereeniging tot be
vordering van lager en christelijk schoolonder-
wys, te Nieuwveen.
B. en Ws. van 's-Gravenhage geven
thans den Raad te kennen, dat zij in de in
het advies der commissie uit de ingezetenen
omtrent de grenswijziging tusschen 's Graven-
hage en Rijswijk als het gevoelen der meer
derheid uitgedrukte zienswyze deelen en h. L
het ontwerp, zooals het daar ligt, voor 's-Gra
venhage onaannemelijk is.
Tevergeefs hebben zy gezocht naar de
redenen, welke Gedeputeerde Staten hebben
kunnen leiden tot het genomen besluit, daar
het hun niet is mogen gelukken maar één
argument te vinden, dat wyst op urgentie
voor het tot stand-komen der gedachte grens-
wyziging, zijnde het ontwerp dan ook niet
van ae minste toelichting vergezeld.
Doch dat nog daargelaten, zijn er bezwaren
van financiëelen en technischen aard aan te
voeren, welke het ondersteunen van dit wets
ontwerp ontraden. B. en Ws. stellen daarom
den Raad voor aan GeJep. Staten te kennen
te geven, dat het aangeboden wetsontwerp,
zooals het is toegezonden, niet mag worden
ondersteund, daar de daarby aangegeven wy
ziging der grens met Rijswyk niet het ge
ringste belang heeft voor 's Gravenhage.
Te '8 Gravenhage hebben 720 inwoners
aangifte gedaan om geplaatst te worden op
de kiezerslijsten en zyn ingekomen 24 aan
slagbiljetten van personen, in een andere
gemeente in een Ryks directe belasting aan
geslagen.
Te '8 Gravenhage is aanbesteed het
bouwen van een school op een terrein, gelegen
aan den N.-W. Buitensingel, benevens het
maken van een houten voetbrug met annexe
werken. Minste inschryver was L. M. Berkel,
aldaar, voor /"48,744.
Om het tot-stand-komen eener haven
by ScheYeningen te bevorderen, hoeft op
Teesel onder de Noordzeevisschers een adres
gecirculeerd. Men acht er een haven tusschen
IJmuiden en den Nieuwen Waterweg in het
belang van alle Noordzeevisschers.
Naar men verneemt, zal omstreeks Juni.
a. s. het gerechtshof te 's-Gravenbage tydeljjk
worden overgebracht naar het gebouw aan
de Prinsessegracht naast de R.-K. kerk aldaar,
welk gebouw thans bewoond wordt door
gravin douair. Van Lijn jen van Sandenburgh.
Sedert geruimen tyd bestaat te Delft een
vereeniging, welke ten doel had het stichten
van een volksgebouw.
De medewerking van de arbeiders was
echter niet groot, want nu deelt het bestuur
mede, dat het saldo in kas ƒ290 is en in
aanmerking genomen dat deze gelden voor
het meerendeel afkomstig zijn van de gegoede
klasse, zoodat het volk geen belang by een
volksgebouw schynt te hebben, het beste zou
zyn de vereeniging te ontbinden.
Voorgesteld wordt de in kas zynde gelden
over te dragen aan de Toynbee-veroeniging,
die het plan heeft een Toynbee gebouw te
stichten.
Daardoor zou dan, zy bet ook in eenigszins
anderen vorm, medegewerkt worden tot be
reiking van het voorgestelde doel.
Op verzoek van de betrokken kerkbe
sturen heeft de minister van oorlog bepaald,
dat aan de Israëlietische militairen der land
macht, die ni-t aan de strengere tucht by het
Algemeen depot van Discipline onderworpen
zyn en hun aanstaand Paascbfeest t n hunnent
wenschen to vieren, daartoe de gelegenheid zal
worden gegeven, door: 1©. aan hen, wier
ouders of betrekkingin in hun garnizoensplaats
wonen, op de feestdagen vrystelling van den
dienst te verleenen, en 2o. aan de overige
militairen een verlof te verleenen van en met
24 Maart a. s. tot en met 3 April d. a. v.
Voorts zal aan de onder lo. hiervoren bedoel
de militairen wanneer zy op de middendagen
van hun Paaschfeest moeten ceelnemen aan
eenigszins langdurige oefeningen of marscben
bebooren te worden vergund, zich vooraf te
voorzien van spye en drank, voor hen op die
dagen geoorloofd
Deze bepalingen zyn mede van toepassing
op de geëmployeerden by de militaire hospita
len en op de cadetten by de Kon. Mil. Aca
demie en by de Cadettenschool.
Onder den titel „De zaak der Philip-
pyners" schryft professor H. Kern in het
tegenwoordig by den heer H. J. W. Becht,
te Amsterdam, verschynende „Tijdschrift voor
Nederlandscb-Indiê" een artikeltje, waarin hy
de vertaling opneemt vaneen goed geschreven
hoofdartikel van het Philippynsche lad „Inde-
pendencia" en er op wyst, dat de Philippyners
zelf zich reeds grooten leois hadden vrijgemaakt
toon de Amerikanen kwamen, zoo Jat het
oorecht zou zyn, wanneer de Vereenigde
Staten hun land thans zoogenaamd by trac-
taat met Spanje verwierven.
De directeur der afd. Zeevaart aan het
Kon. Meteor. Instituut, baron Van Henrot,
die te Monaco overleed, heeft tot 1870 by
de Kon. Ned. zeemacht gediend.
Zyn huweiyk deed hem reeds dat jaar
besluiten eer col onUlag te nemen. Een jaar
later aanvaardde v. Heerdt de betrekking van
assistent aan de afdeellng Zeevaart aan het
Kon. Met. Instituut te Utrecht, om daaraau
later als chef werkzaam te zyn.
15 Dec. 1896 mocht hy als zoodanig zyn
25 jarig jubilé van zyn meteorologischen
werkkring vieren onder tal van bewijzen van
hartelykheid en waardeeriog. Tevens mocht
hy toen een koninklijke onderscheiding ont
vangen in de Oranjo-Naesau-ridderorde.
Tot herstel van gezondheid naar het Zuiden
gegaan, overleed Van Heerdt te Monaco, na
een langdurig lyden, algemeen geacht, zoowel
wogens zyn persoonlykheid als ter zake van
zyn verdiensten op het gebied dor meteorologie.
De 2de luit. D. H. Peereboom Voller,
van het lste rc-g. vesting-art. te Utrecht,
wordt 1 April voor 15 maanden gedetacheerd
by de pyrotechnische werkplaatsen, zijndo
hem vergund een cursus in mechanische tech
nologie by de polytechnische school te Delft
te volgen.
Volgens aanschrijving van d6n gen.-
majoor, inspecteur der infanterie, worden aan
het 7de en 8ste reg., benevens de overige
corpsen van dat wapen, respectievelijk 5000
en 6000 scherpe patronen in beproeving ge
geven, gevuld met rookzwak buskruit Köln-
Rottweil.
By de VereeDigde Rotterdamsche Too
neblisten is in studie genomen „Halleluja",
drama in drie bedryven, uit het Italiaansch
van Marco Praga.
Slot)
Ook hadden zy ieder voor zich, zooala het
meestal met do monachen gaat, wanneer zy
Oen vriend opgeven, de behoefte, om zich by
een ander aan te sluiten, en Morvaud noch
Gagnard waren eterk genoeg om hun vrouwen
van zich af te stooten, en gevoelden zich door
_haar liefkoozingen gestreeld. Zy geraakten
®-er zelfs zóó door in de war, dat ze de koeten
Tan de kalk vergaten.
Drie dagen lang werd er hard gewerkt, en
toen op den derden dag alles klaar en
or wel een belooning verdiend was, gaf Filip
Morvaud aan z\jn vriend het afgesproken
toeken. Tbeodulo Gagnard gaf een knipoogje
terug en daarna slopen zy één voor één weg.
Nauwelyks waren ze vertrokken, of de
vriendinnen wilden den muur in bezit nemen.
Juffrouw Morvaud zette er een laddertje tegen
aan, om oen kleinen verkenningstocht in te
stellen, en op hetzelfde oogenblik, dat haar
hoofd boven den muur uitkwam, vertoonden
tich aan den anderen kant de haren van
juffrouw Gagnard. Geen van beiden voDden
*8 dit byzonder aangenaam, en toch bloven
beiden rustig op haar poet etaan, want
zo bielden er zich overtuigd van, dat zo er
het recht too hadden. Filip en Xheoduie had
den den muur bovenop mooi geiyk en effen
gemaakt, en dit bracht juffrouw Morvaud op
het denkbeeld om er baar bloempotten op te
zetteD, om zoodoende in het vervolg, in plaats
van de hatelyke tronie van haar buurvrouw,
rozen en anjelieren voor zich te zien.
Dit was zulk een goede inval en het denk
beeld beviel juffrouw Gagnard zoo opperbest,
dat zy het voorbeeld navolgde en ook dadeiyk
haar bloempotten ging balen. Zander een
woord te spreken, begonnen de dames ieder
aan een verschillend einde van den muur
haar potten op te stellen, en kwamen dus
steeds dichtor naar elkaar toe. Eensklaps
gleed een der potten uit juffrouw MorvaudB
handen en rolde naar juffrouw Gagnard toe,
dis hem juist op het goede oogenblik wist
op te vangen.
,Dank u," zeide juffrouw Morvaud.
.Als 't u blioftl" zeido juffrouw Gagnard.
Zy waren dus koel beleefd tegen elkaar.
Natuuriyk konden zy de bloempotten niet alle
op dezelfde plaats neerplakken, maar moesten
elkaar steeds naderen. Zy bleven zwygend
voortwerken, totdat er twae hooge madelief-
struiken tegen elkaar aan gestooten werden,
waardoor een regen van bloesem naar beneden
viel. De buurvrouwen haastten zich om voor
elkaar plaats te maken.
.Neen, neen," zeide juffrouw Gagnard.
„Ja zeker, ge kuut er uw pot gerust neer
zetten," antwoordde juffrouw Morvaud, want
de vyandin had door bet opvangen van den
bloempot haar bet laatst een dienst bewezen
en zy moest toch ook toonen te weten, boe
het behoorde. Juffrouw Gagnard gaf too, maar
wist eon oogenblik later rovancho te nemen.
„Wat," zeide zy op ontevreden toon, „hob
je je arme reseda achter myn groote dahlia
verstopt, en denk je, dat de zon haar zoo zal
beechynen? Wacht, ik zal eens een moei
piekje voor haar inruimen. Dit was het sein
en nu begonnen zy te wedyveren, om aan
elkanders potten steeds da bests plaats te
bezorgen. Dit duurde zoo lang, totdat juffrouw
Gagnard met vochtige oogen en op bedroefden
toon aanmerkte:
„Wat kan een mensch toch somtyds
dom zyn."
En juffrouw Morvaud antwoordde, ten einde
den vrouwen niet alleen do schuld to geven:
„Onze mannen zgn dommer dan wy. Die
hebben den muur gebouwd en wy niet."
„En als wy nu een praatje met elkaar
willen hebben, moeten wy een heelen omweg
maken," en ofschoon er op drie passen afstands
van baar een deur was, wees juffrouw
Gaguard met uitgestrekten arm naar het
eind van den horizon.
„Nu, de muur behoeft er niet altyd en
eeuwig te blyven," begon juffrouw Morvaud,
„men kibbelt wel eens met elkaar, maar dat
is juist, omdat men veel van elkaar houdt,
voor een afwisseling en een bezigheid. Waarom
zyn wu ook boos op elkaar geworden? Weet
gg het? Ik weet het bepaald niet. Neen, beste
vriendin, het gaat boven myn begrip; verleden
Zondag nog was hier geen muur en nu staat
er een, en een hooge muur ook, en dat nog
wel tusschen ons beiden in."
„Myn lieve schat," zeide juffrouw Morvaud
zonder eenige inleiding en breidde de armen
uit, „geef my een kus en dan zuilen we onze
bloemen naar beneden balen; ik heb een
goeden invalt"
Alweer een inval. Nu, het was de derde,
maar die zotte ook op alles de kroon I
Filip en Theoduls kwamen uit do herberg
t9rug. Zy hadden genoeg wyn gedronken, om
hun afspraak te vergoten, en arm in arm
te komen aanloopen, op gevaar af, om door
hun vrouwen te worden bekeven.
„Och, we hebben tyd genoeg," zeide Filip;
„er zyn nog maar weinig 6terren aan den
home!; ze kunnen ons toch niet zien."
De duisternis en de omstandigheid, dat zy
nu met elkaar alleen waren en de vrouwen
ergens anders, gaf hun den moed om vrjjuit
hun meening te zeggen.
„Je kunt er op aan," zeide Filip, „als mijn
oudje het my to lastig begint te maken,
dat ik haar wel gevoelig tot haar plicht zal
brengen."
„Stil," fluisterde Theodule; beiden bukten
zich eenBklape en slopen toen als twee jacht
honden in betzelfde spoor voorzichtig verder.
„Wat voeren ze toch eigenlyk uit?" vroeg
Filip.
„Ja, dat is te zeggen I" hernam zyn
kameraad, en beiden bleven naar hun vrouwen
staan kyken. Droomden ze nu? Speelde de
duisternis bun parten en doed die bun
vizioenen zien, of was bet de uitwerking
van den wyD, dien zy gedronken hadden ?Zy
bleven onbeweeglyk in gebukte houding
staan en stieten van tyd tot tyd omsamen-
hangende opmerkingen uit, als:
„Het ia me een wyfl"
„Nu houdt toch alles op!"
„Het ia me een goachiedenis!"
Doch in plaats van zich op te richten en
dreigend uit de duisternis te voorschyn te
komeD, als twee flinke echtgenooton, wier
vrouwen wat verdiend baddeD, gingen zy stom
van verbazing op den grond zitten.
Vlak voor hun neus stonden juffrouw
Morvaud en juffrouw Gagnard, de een met oen
honweel en de andere met een breekyzer
gewapend; zy bygden van inspanning als er een
steen te vast zat, of als er een etuk kalk
in hun gezicht spatte; meestal stonden zy
nouH aan neus, en steeds hart aan hart, en
xy waren samen vol flver aan het werk, om
by het schynael van een kleine lantaarn den
muur woei omvat te halen.