Zaterdag X® Februari. A*. 1899 <§eze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 17 Februari. Feuilleton. De scheidsmuur. H®. 1900 LEIDSCH DAGBLAD. PBUS DEZER OOUBAETT* Voor Lelden per 8 (naandeo. l.i(X Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PBUS DER ABVk'H'l-MN'l'l flUt VaD 1-6 regels f 1.06. Iedere regei meer f 0.17J. - Groctere letters oaar plaatsruimte - Voor het incaaseerea buiten do stad wordt /-0.05 berekend Offioiëele Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien het adres van P. H. J. VREEBURG, houdende verzoek om vergunning tot opriohting van &en rookerij in hot poroeel Rijnstraat No. 18; Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet; Geven bg deze konnis aan het publiek, dat genoemd verzoek met de bijlagen op de Secretarie dezer gemeente tor visie gelegd is; alsmede, dat op Donder dag '2 Maart a. s., s voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven, om bezwaren tegen dat verzoek iu te brengen. Burgemoester en Wethouders voornoemd, LeidoD, F. WAS, Burgemeester. 16 Febr. 1899. VAN HEYST, Sooretarls. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien het adres van D. GERRITSEN, houdendo verzoek om vergunning tot het houden van varkens in een koestal, achter het perceel Floralaan No. 7; Gelet op art. 162 der Algemeene Politieverordening van 6 November 1879; BroDgen tor kenni3 van belanghebbenden, dat op Maandag 20 Febr. s. a., des voormiddaga te elfnren ten R&adhuize gelegenheid zal worden gegeven tot het inbrengen van bezw&ien tegen d&t verzoek. Burgemeester on Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 16 Febr. 1899. VAN HEYST, Seoretaria. Io de voorlaatste of vijfde der zes winter- lezingen trad gisteravond in de kleine Nuts- zaal alhier op prof. dr. J. H. Gunning. Tot onderwerp had zjjnhooggeleerde gekozen: „Professoren en studenten van vóór zestien eeuwen." Alvorens tot de behandeling van zijn onder werp over te gaan, deed spr. ons een blik slaan op den toestand van het groots Romeinsche rijk in de vierde eeuw na Christus. Dit r\jk was toen van de zuilen van Hercules (het tegenwoordige Gibraltar) tot aan den Eufraat i en onverdeeld, ongescheiden dus; dat alles behoordo onder keizer Constanten tot Rome. In dat Romeinsche rjjk was alles ge romaniseerd en gecentraliseerd; alles was er in orde; dit was zoowel het geval met de indeeling des Rijks als wat de verschillende ambten betrof. De zetel der regeering was te Konstantinopel. Alles verkeerde in een staat van uiterlyken vrede. Hos het er met het Christendom gestold was? De keizer zelf had bet Christendom wel aangenomen, maar de massa bleef Heidensch; de Christenvervolgin gen hadden wel opgehouden, maar het gehalte van het Christendom was toch droevig ge daald. Christenen in naam waren er velen; ware Christenen waren er weinigen. Het openbare leven was geheel Heidensch; het openbaar onderwijs was in Heidensche han den. Wel waren er Christelijke scholen, maar toch slechts van een begin van Christelijk onderwijs in dien tijd kan gesproken worden. Na de opmerking, dat Quintilianus de eerste toogleeraar was, die een vaste jaarwedde pmoob en dat keizer Marcus Aurelius Antoninus veel zorgen wijdde aan de academie van Athene, gingen we met spr. in den geest »naar dat Attica, dat voor altoos gedenk waardig is door het geestvolste volk der wereld, dat het bewoonde; naar dat Athene met zjjn trotsche monumenten uit het verleden. We posteerden ons daar op de schoone Angora of marktplaats, op het uur, dat de scbotefrïlaar deuren openzetten om den leer lingen den uittocht mogelijk te maken, en we zien ze ons daar voorbijgaan, de jonge scholieren met schrijftafeltjes en stiften, de studenten van verschillenden landaard en de professoren in de rhetoriek te voet of te paard; die in de philosophie deftig voortwandelend, want de philosophie is hier nog in groote eere. We zien daarna de jonge leerlingen, van tien tot twaalf jaren, onderwijs genieten van den grammati8t, later van den grammaticus, en we volgen hen verder in hun studiën op de school der algemeeue beschaving, waar ze zich met do borst toeleggen op de studie der welsprekendheid, waaraan een vier- of vijftal jaren wordt gewijd, bij voorkeur hier, te Athene, dat de beroemdste school in de welsprekendheid bezit. We vernemen ook, dat Christelijke ouders zeiven hun kinderen onderwijzen of dit lateD doen op de klooster scholen. De paedagogen, staande wat hun ambt betreft tusschen leermeesters en bedienden, loeren we kennen als maonen van beteekenis, niet zonder gevaar te krenken. De studenten worden ons in bijzonderheden voorgesteld, als hebbende hun eigen profes soren, voor wie ze ijveren; als deelnemers aan de veelvuldig voorkomende studenten- gevechten; io de dagen der ontgroening, waarby de jonge studenten niet beschonken worden gemaakt, omdat daarvoor de Atheen- sche Heidensche jongelingen te fijnbescbaafd waren; en ook als studeerenden, waarbjj we vernemen, dat het onderwijs zelf in die dagen niet zeer veel beteekende en waarbij we het loeren kennen in zijn gradatie, o. m. met zijn pleit- en karaktorreden, waaraan de ont wikkeldste jonge mannen zich moesten wagen. De professoren, zooals te putten is uit het EJict van Diocletianus, Werden karig bezol digd. Ze hadaen een ongelukkig leven, daar hun bestaan afhing van den bijval, dien ze zich moesten verwerven, en zij in een voort- durenden angst verkeerden voor hun renom- móe. De privaat docenten konaen eischen wat ze wilden; te voren werd overeengekomen omtrent hun bezoldiging. Daarenboven lagen de professoren met hun studenten in de eeuw onzer beschouwing, toen de sofisterij een kanker geiyk was, dikwijls overhoop, hetzij om financiëele of om andere redenen. Geen wonder noemde spr. het, dat ernstige Christenen van de door hem geteekende hoogeschokn en het onderwijs, daar gegeven, niets wilden weten. In tegenstelling met de beschreven studenten toekende spr. ous daarna een tweetal andere jonge mannen, Basilius en Gregorius van Nazianze. Na ons met de afkomst der beide latere vrienden bekend gemaakt te hebben, stelde hy ze ons voor als studenten, uitblin kende door lust en ijver in en by de studie en ook door hun levenswandel. Hy noemde ze navolgenswaardige voorbeelden voor do studenten aan alle hoogescholeo en van alle tyjen, ook voor de studenten aan de Leidsche Hoogeschool, die hem, spr., altyd, ook wanneer hy niet meer aan haar veroonden zal zyn en wanneer hy niet meer mocht wonen in de stad, wier roem zy is, dierbaar zal biyven. Door te wijzen op Basilius en Gregorius von«l prof. Gunning tevens gelegenheid stil te staan by het samengaan van geloof en wetenschap. Met aandacht werd spr.'s belangrijke lezing gevolgd, nitt het minst door de aanwezige 6tudenten. In de gisternamiddag gehouden gemeente raadszitting was o. m. ingekomen een missive van Gedeputeerde Staten van 7 Febr. j. 1., meldende, dat aan deze gemeente over 1897 een ryksbydrage van f 46,208.935 in de kosten van het lager onderwijs zal worden toege kend. Voorts deelde de Voorzitter mede, dat de heer "W. Brakel, gemeentebode, met ingang van 1 Mei a. s., in de plaats van den heer T. Bik, is benoamd tot concierge ten Raad- huize en gemcontobode. Het voorstel van B. en Ws. tot het ver- leenen van een subsidie van 200 gld. aan de afd. Leiden en Omstreken van den Ned. Roomsch Katholieken Volksbond, voor het op richten en instandhouden van een teekenschool, werd aangenomen met 20 tegen 5 st., die der heeren Kalser, Hasselbach, Den Houter, Van HameJ en Fockema Andre®. (Dit laatste bericht kwam gisteren slechts in een gedeelte onzer oplage voor.) Onze geachte stadgenoot de heer M. Van KleefF trad gisteravond als spreker op in do zevende der voor dit seizoen bepaalde Volke- byeenkomsten. Het aantal der belangstellen den, die voor deze gelegenheid naar de Stads- zaal waren getogen, was van dien aard, dat zy voor het grootste gedeelte de ruime zaal vulden. Even over achten werden, zooals ge- wooniyk, de nog gereserveerde plaatsen door particulieren ingenomen, en weldra traden mr. Ch. M. Dozy, de president, waarachter do heer Van Kleeff, en verdere bestuurderen, de zaal binnen. Onder toejuichingen begaf de spreker zich op bet podium; hy hield zyn hoorders vóór de pauze op aangename wyze bezig door het een en ander mede te doelen aangaande het karakter van keizer Nero, naar aanleiding van Eckstein's roman „Nero". Met aandacht werd spreker gevolgd en een warm applaus was de dank der vergaderden. Na de pauze werd door den heer Van Kleeff nog een viertal voordrachten ton beste gege ven. Waren de twee eerste van eenigszins ernstiger onrd. de beide andere waren zoo danig, dat zy nu en dan aanleiding gaven om de lachspieren in bewoging te brengen. Er kan dan ook nu weder gezegd worden, dat de avond van gisteren andermaal menig bezoeker der Volksbyeenkomsten voldaan zal hebben doen huiswaarts keeren. Voor het examen in de fraairhandwer ken is te 's-Gravenhage geslaagd mej. D. J. Nuesink, te Leiden. De by de rijschool te Bergen op-Zoom gedetacheerde lste luit. A. H. De Koning, van het 8de reg. vest.-art., wordt 1 Mei ontheven van die detacheering en ingedeeld by het 2de reg. veld-art. te Leiden. De Nederlandscbe mail, met berichten uit Batavia tot 24 Januari, wordt hedenavond alhier verwacht. Naar men verneemt, zyn de besluiten van Ged. Staten van Noord-Brabant, tot goed keuring der Raadsbesluiten van Tilburg en Helvoirt (het verleenen van subsidiën ten be hoeve van vrijwilligers by do militie) aU strydig met de wet vernietigd. De „Sts.-Ct" van heden bovat de statuten der volgende vereenigingon: Vereeniging tot oprichting en instandhouding van een Christe lijke school, aan den Maasdyk, gemeente Naaldwijk; „Phebe," te Leiden, en wijzigingen in de statuten van de Vereeniging tot be vordering van lager en christelijk schoolonder- wys, te Nieuwveen. B. en Ws. van 's-Gravenhage geven thans den Raad te kennen, dat zij in de in het advies der commissie uit de ingezetenen omtrent de grenswijziging tusschen 's Graven- hage en Rijswijk als het gevoelen der meer derheid uitgedrukte zienswyze deelen en h. L het ontwerp, zooals het daar ligt, voor 's-Gra venhage onaannemelijk is. Tevergeefs hebben zy gezocht naar de redenen, welke Gedeputeerde Staten hebben kunnen leiden tot het genomen besluit, daar het hun niet is mogen gelukken maar één argument te vinden, dat wyst op urgentie voor het tot stand-komen der gedachte grens- wyziging, zijnde het ontwerp dan ook niet van ae minste toelichting vergezeld. Doch dat nog daargelaten, zijn er bezwaren van financiëelen en technischen aard aan te voeren, welke het ondersteunen van dit wets ontwerp ontraden. B. en Ws. stellen daarom den Raad voor aan GeJep. Staten te kennen te geven, dat het aangeboden wetsontwerp, zooals het is toegezonden, niet mag worden ondersteund, daar de daarby aangegeven wy ziging der grens met Rijswyk niet het ge ringste belang heeft voor 's Gravenhage. Te '8 Gravenhage hebben 720 inwoners aangifte gedaan om geplaatst te worden op de kiezerslijsten en zyn ingekomen 24 aan slagbiljetten van personen, in een andere gemeente in een Ryks directe belasting aan geslagen. Te '8 Gravenhage is aanbesteed het bouwen van een school op een terrein, gelegen aan den N.-W. Buitensingel, benevens het maken van een houten voetbrug met annexe werken. Minste inschryver was L. M. Berkel, aldaar, voor /"48,744. Om het tot-stand-komen eener haven by ScheYeningen te bevorderen, hoeft op Teesel onder de Noordzeevisschers een adres gecirculeerd. Men acht er een haven tusschen IJmuiden en den Nieuwen Waterweg in het belang van alle Noordzeevisschers. Naar men verneemt, zal omstreeks Juni. a. s. het gerechtshof te 's-Gravenbage tydeljjk worden overgebracht naar het gebouw aan de Prinsessegracht naast de R.-K. kerk aldaar, welk gebouw thans bewoond wordt door gravin douair. Van Lijn jen van Sandenburgh. Sedert geruimen tyd bestaat te Delft een vereeniging, welke ten doel had het stichten van een volksgebouw. De medewerking van de arbeiders was echter niet groot, want nu deelt het bestuur mede, dat het saldo in kas ƒ290 is en in aanmerking genomen dat deze gelden voor het meerendeel afkomstig zijn van de gegoede klasse, zoodat het volk geen belang by een volksgebouw schynt te hebben, het beste zou zyn de vereeniging te ontbinden. Voorgesteld wordt de in kas zynde gelden over te dragen aan de Toynbee-veroeniging, die het plan heeft een Toynbee gebouw te stichten. Daardoor zou dan, zy bet ook in eenigszins anderen vorm, medegewerkt worden tot be reiking van het voorgestelde doel. Op verzoek van de betrokken kerkbe sturen heeft de minister van oorlog bepaald, dat aan de Israëlietische militairen der land macht, die ni-t aan de strengere tucht by het Algemeen depot van Discipline onderworpen zyn en hun aanstaand Paascbfeest t n hunnent wenschen to vieren, daartoe de gelegenheid zal worden gegeven, door: 1©. aan hen, wier ouders of betrekkingin in hun garnizoensplaats wonen, op de feestdagen vrystelling van den dienst te verleenen, en 2o. aan de overige militairen een verlof te verleenen van en met 24 Maart a. s. tot en met 3 April d. a. v. Voorts zal aan de onder lo. hiervoren bedoel de militairen wanneer zy op de middendagen van hun Paaschfeest moeten ceelnemen aan eenigszins langdurige oefeningen of marscben bebooren te worden vergund, zich vooraf te voorzien van spye en drank, voor hen op die dagen geoorloofd Deze bepalingen zyn mede van toepassing op de geëmployeerden by de militaire hospita len en op de cadetten by de Kon. Mil. Aca demie en by de Cadettenschool. Onder den titel „De zaak der Philip- pyners" schryft professor H. Kern in het tegenwoordig by den heer H. J. W. Becht, te Amsterdam, verschynende „Tijdschrift voor Nederlandscb-Indiê" een artikeltje, waarin hy de vertaling opneemt vaneen goed geschreven hoofdartikel van het Philippynsche lad „Inde- pendencia" en er op wyst, dat de Philippyners zelf zich reeds grooten leois hadden vrijgemaakt toon de Amerikanen kwamen, zoo Jat het oorecht zou zyn, wanneer de Vereenigde Staten hun land thans zoogenaamd by trac- taat met Spanje verwierven. De directeur der afd. Zeevaart aan het Kon. Meteor. Instituut, baron Van Henrot, die te Monaco overleed, heeft tot 1870 by de Kon. Ned. zeemacht gediend. Zyn huweiyk deed hem reeds dat jaar besluiten eer col onUlag te nemen. Een jaar later aanvaardde v. Heerdt de betrekking van assistent aan de afdeellng Zeevaart aan het Kon. Met. Instituut te Utrecht, om daaraau later als chef werkzaam te zyn. 15 Dec. 1896 mocht hy als zoodanig zyn 25 jarig jubilé van zyn meteorologischen werkkring vieren onder tal van bewijzen van hartelykheid en waardeeriog. Tevens mocht hy toen een koninklijke onderscheiding ont vangen in de Oranjo-Naesau-ridderorde. Tot herstel van gezondheid naar het Zuiden gegaan, overleed Van Heerdt te Monaco, na een langdurig lyden, algemeen geacht, zoowel wogens zyn persoonlykheid als ter zake van zyn verdiensten op het gebied dor meteorologie. De 2de luit. D. H. Peereboom Voller, van het lste rc-g. vesting-art. te Utrecht, wordt 1 April voor 15 maanden gedetacheerd by de pyrotechnische werkplaatsen, zijndo hem vergund een cursus in mechanische tech nologie by de polytechnische school te Delft te volgen. Volgens aanschrijving van d6n gen.- majoor, inspecteur der infanterie, worden aan het 7de en 8ste reg., benevens de overige corpsen van dat wapen, respectievelijk 5000 en 6000 scherpe patronen in beproeving ge geven, gevuld met rookzwak buskruit Köln- Rottweil. By de VereeDigde Rotterdamsche Too neblisten is in studie genomen „Halleluja", drama in drie bedryven, uit het Italiaansch van Marco Praga. Slot) Ook hadden zy ieder voor zich, zooala het meestal met do monachen gaat, wanneer zy Oen vriend opgeven, de behoefte, om zich by een ander aan te sluiten, en Morvaud noch Gagnard waren eterk genoeg om hun vrouwen van zich af te stooten, en gevoelden zich door _haar liefkoozingen gestreeld. Zy geraakten ®-er zelfs zóó door in de war, dat ze de koeten Tan de kalk vergaten. Drie dagen lang werd er hard gewerkt, en toen op den derden dag alles klaar en or wel een belooning verdiend was, gaf Filip Morvaud aan z\jn vriend het afgesproken toeken. Tbeodulo Gagnard gaf een knipoogje terug en daarna slopen zy één voor één weg. Nauwelyks waren ze vertrokken, of de vriendinnen wilden den muur in bezit nemen. Juffrouw Morvaud zette er een laddertje tegen aan, om oen kleinen verkenningstocht in te stellen, en op hetzelfde oogenblik, dat haar hoofd boven den muur uitkwam, vertoonden tich aan den anderen kant de haren van juffrouw Gagnard. Geen van beiden voDden *8 dit byzonder aangenaam, en toch bloven beiden rustig op haar poet etaan, want zo bielden er zich overtuigd van, dat zo er het recht too hadden. Filip en Xheoduie had den den muur bovenop mooi geiyk en effen gemaakt, en dit bracht juffrouw Morvaud op het denkbeeld om er baar bloempotten op te zetteD, om zoodoende in het vervolg, in plaats van de hatelyke tronie van haar buurvrouw, rozen en anjelieren voor zich te zien. Dit was zulk een goede inval en het denk beeld beviel juffrouw Gagnard zoo opperbest, dat zy het voorbeeld navolgde en ook dadeiyk haar bloempotten ging balen. Zander een woord te spreken, begonnen de dames ieder aan een verschillend einde van den muur haar potten op te stellen, en kwamen dus steeds dichtor naar elkaar toe. Eensklaps gleed een der potten uit juffrouw MorvaudB handen en rolde naar juffrouw Gagnard toe, dis hem juist op het goede oogenblik wist op te vangen. ,Dank u," zeide juffrouw Morvaud. .Als 't u blioftl" zeido juffrouw Gagnard. Zy waren dus koel beleefd tegen elkaar. Natuuriyk konden zy de bloempotten niet alle op dezelfde plaats neerplakken, maar moesten elkaar steeds naderen. Zy bleven zwygend voortwerken, totdat er twae hooge madelief- struiken tegen elkaar aan gestooten werden, waardoor een regen van bloesem naar beneden viel. De buurvrouwen haastten zich om voor elkaar plaats te maken. .Neen, neen," zeide juffrouw Gagnard. „Ja zeker, ge kuut er uw pot gerust neer zetten," antwoordde juffrouw Morvaud, want de vyandin had door bet opvangen van den bloempot haar bet laatst een dienst bewezen en zy moest toch ook toonen te weten, boe het behoorde. Juffrouw Gagnard gaf too, maar wist eon oogenblik later rovancho te nemen. „Wat," zeide zy op ontevreden toon, „hob je je arme reseda achter myn groote dahlia verstopt, en denk je, dat de zon haar zoo zal beechynen? Wacht, ik zal eens een moei piekje voor haar inruimen. Dit was het sein en nu begonnen zy te wedyveren, om aan elkanders potten steeds da bests plaats te bezorgen. Dit duurde zoo lang, totdat juffrouw Gagnard met vochtige oogen en op bedroefden toon aanmerkte: „Wat kan een mensch toch somtyds dom zyn." En juffrouw Morvaud antwoordde, ten einde den vrouwen niet alleen do schuld to geven: „Onze mannen zgn dommer dan wy. Die hebben den muur gebouwd en wy niet." „En als wy nu een praatje met elkaar willen hebben, moeten wy een heelen omweg maken," en ofschoon er op drie passen afstands van baar een deur was, wees juffrouw Gaguard met uitgestrekten arm naar het eind van den horizon. „Nu, de muur behoeft er niet altyd en eeuwig te blyven," begon juffrouw Morvaud, „men kibbelt wel eens met elkaar, maar dat is juist, omdat men veel van elkaar houdt, voor een afwisseling en een bezigheid. Waarom zyn wu ook boos op elkaar geworden? Weet gg het? Ik weet het bepaald niet. Neen, beste vriendin, het gaat boven myn begrip; verleden Zondag nog was hier geen muur en nu staat er een, en een hooge muur ook, en dat nog wel tusschen ons beiden in." „Myn lieve schat," zeide juffrouw Morvaud zonder eenige inleiding en breidde de armen uit, „geef my een kus en dan zuilen we onze bloemen naar beneden balen; ik heb een goeden invalt" Alweer een inval. Nu, het was de derde, maar die zotte ook op alles de kroon I Filip en Theoduls kwamen uit do herberg t9rug. Zy hadden genoeg wyn gedronken, om hun afspraak te vergoten, en arm in arm te komen aanloopen, op gevaar af, om door hun vrouwen te worden bekeven. „Och, we hebben tyd genoeg," zeide Filip; „er zyn nog maar weinig 6terren aan den home!; ze kunnen ons toch niet zien." De duisternis en de omstandigheid, dat zy nu met elkaar alleen waren en de vrouwen ergens anders, gaf hun den moed om vrjjuit hun meening te zeggen. „Je kunt er op aan," zeide Filip, „als mijn oudje het my to lastig begint te maken, dat ik haar wel gevoelig tot haar plicht zal brengen." „Stil," fluisterde Theodule; beiden bukten zich eenBklape en slopen toen als twee jacht honden in betzelfde spoor voorzichtig verder. „Wat voeren ze toch eigenlyk uit?" vroeg Filip. „Ja, dat is te zeggen I" hernam zyn kameraad, en beiden bleven naar hun vrouwen staan kyken. Droomden ze nu? Speelde de duisternis bun parten en doed die bun vizioenen zien, of was bet de uitwerking van den wyD, dien zy gedronken hadden ?Zy bleven onbeweeglyk in gebukte houding staan en stieten van tyd tot tyd omsamen- hangende opmerkingen uit, als: „Het ia me een wyfl" „Nu houdt toch alles op!" „Het ia me een goachiedenis!" Doch in plaats van zich op te richten en dreigend uit de duisternis te voorschyn te komeD, als twee flinke echtgenooton, wier vrouwen wat verdiend baddeD, gingen zy stom van verbazing op den grond zitten. Vlak voor hun neus stonden juffrouw Morvaud en juffrouw Gagnard, de een met oen honweel en de andere met een breekyzer gewapend; zy bygden van inspanning als er een steen te vast zat, of als er een etuk kalk in hun gezicht spatte; meestal stonden zy nouH aan neus, en steeds hart aan hart, en xy waren samen vol flver aan het werk, om by het schynael van een kleine lantaarn den muur woei omvat te halen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 1