VoermanHenschel, fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van fpn° en feestdagen, uitgegeven. l)lt uommer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 8 Februari. N°. 11952 Donderdag: O Februari. A°. 1899 LEIDSCH DAGBLAD. PEJUS DKZiKR COUBAIJTi Toor Leiden per 8 maanden. 4 t f l.lÖk Franco per poet 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.06. PEJJS DEEL ADVEBTErmÊH t VaD 1 6 regels f 1.06. iedere regel meer 0.171. - G-rootere lettere naar plaatsruimte - Voor het Incaaseeren tui ten de stad wordt f 0.06 berekend Eerste Blad. KONINKLIJKE VEREERIGINÖ Het Nederlandsch Tooneel. MAANDAG 13 Februari: Toooeelspel in vijf bedrijven, uit het Duitsch van Gerhart Hauptmaym, vertaald door Taco E. Be Beer De voorstelling zal plaats hebben in den Leidschen Schouwburg. Loges en Baignoires f 1. Parterre 50 Cts. Galery 26 Cts. Plaatsbespreking aan ons Bureel voor Loge, Baignoire en Parterre 10 Cta. en voor de Qalerjj 5 Cts. extra. Abonnés binnen en buiten Leiden kun nen van heden tot Donderdag middag klokslag vier uren vooraf schriftelijk of per telephoon plaatsen bespreken tegen vergoeding van 20 Cts. bespreekgeld per plaatsonder voorwaarde, dat de genomen plaatsen in den loop van Vrijdag of Zaterdag op het daarvoor bestemde en in ons nommer van Donderdag avond afgedrukt wordende Bewijs worden Afgehaald en betaald. omciëele Kennlsgevlngeii. BnrRomeeater en Wethouder» vau Loiden, Gezien art. 8, late alinea der Hinderwet; Brengen bij deze ter algemeene kennie, dat door hen op h-.-den vergunning ie verleend aan J. VAN DER TAB en reohtverkrygendon, tot het plaatsen van en in-werking-utdlen van een gasmotor venltyj pa&rdekraoht in het peroeel Volmolengraoht No. 7, Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leidon, F. WAS, Burgemeester. 6 Febr. 1899. VAN HEYBT, Secretaris. Hedennamiddag trad op in het groot-audito rium van hot academiegebouw de rector- magnifleus, prof. dr. P. J. Cosyn, om er den 824steo verjaardag der universiteit te horden ken met een feestrede. Al stemmen we in, zoo ongeveer begon 8pr., met de verzekering van Goel, den hoog- gevierden stylist, dat den aanhef van een betoog te vinden moeilijk een arbeid is, toch is het voor heden eon uitzondering. Immers een welkom moet het zijn en het onderwerp i8 ook spoedig gevonden. Over Angel-Saksische poëzie zou ihij spreken. En op 8-Februari, den academischen rustdag, past wel' Wat poëzie. Maar oVer poëzie te sproken is nog geen poëzie, maar wat aanhalingen zullen het meest dorre proza verheffen en sieren. Citaten dus? Plagiaat bedrijven, zooals een onbarmhartig criticus het noemde? Maar zijn niet de meest illustre schrijvers aartsplagiatoren geweest? En nog sterker, vervolgde spr., wilt gy een voorbesld niet van een letterdief, maar van een echten dief, die toch vroom en vroed was als de beBte, en zelfs den eerenaam van D e Groote werd waardig gekeurd, dan noem ik u Keizer Karei, van wien in de Elegast to lozen staat, dat hy eenmaal in zijn leven heuech uit stelen ging, nog wel op allerhoogst bes 1 l Maar of dat juist op 8 Februari ge schiedde? Ziet, dat meldt de kroniekschrij ver niet. De red« van den hoogleeraar zou enkele litteraire en daarmee verwante vraagstukken aanroeren en by verschil van meening zou hy kleur bekennen. Hier en daar een greep. Maar zoo beslist mogelijk zou zijn oordeel zyn en by scherp party kiezen, namen verzwijgen uit grooten eerbied voor een harer eminentste woordvoer ders, wieus schoenriem, zeide spr., ik niet waardig ben te ontbinden. Allereerst dan werd gesproken over het zonderlinge gedicht van den zanger Widslth, d. i. Yèr-tocht genaamd. Immers van geschie denis hebben wy uit de dagen van de vestiging der Juten en Augelen en Saxen in Britanië niets. Hulden bezingen, vereeuwigen lag voor de hand. Daarvoor is de Widsïth een goudmyo. HU heeft overal gereisd, is overal geweest, bij weet alles, betrouwbaar is hy als een Kretenzer van den ouden stempel, of liever, hy liegt niet, noch loog ooit, want hy heeft nooit bestaan. En toch vertelt hy van alles en van overal. Zeker, hy weet als een, die verre reizen doet, veel te vertellen, maar weet hy het alleen, of het eerst? Waarom moet de Wfdstth ouder zyn dan do Beowulf? Omdat Wïdstth van Beowulf zwygt? Maar spr. meent, dat W., waar hy van sommigen zwygt en van anderen spreekt, die toch by elkander behooren, dat met opzet deed en waar argumenten van anderen aard ontbreken, houdt hy de Beowulf voor ouder. Dat wat de literatuur betreft. Poëzie, in zuiver Heidenschen vorm is ze nergens te vinden. Engeland was al vroeg gekerstend. Spr. deelde de schoone anekdote mede van Beda. Men zegt, dat op zekeren dag Gregorius op de markt van Rome knapen opmerkte, die te koop werden aangeboden. Getroffen door de blankheid hunner huid, hun schoon haar, hun bevallig uiteriyk, vroeg hy van welk land zy kwamen „Van Britaniè," was het antwoord, ,waar de lieden er zoo uitzien." En Gregorius zuchtte diep omdat de Vorst der duisternis over zulke schoone menschen heerschte. „Hoe dat Heidensche volk wel heette." „Angli (Engeischen)." „Zeer juist", merkte Gregorius op, „want ze hebben het voorkomen van angeli (engeleD) en dezulken behooren in de hemelen erfge namen der engelen te zyn. De naam der landstreek Deira werd door den in woordspelingen onuitputteiyken kerk vorst treffend door de ira verklaard. Aan Godes toorn zouden ze worden ontrukt en tot de eeuwige barmhartigheid Christi ge roepen. Nu nog de naam des Koningal Aellï. En ook hierop zinspelende, riep de groote man uit: „Alleluia, de lof des Scheppers be hoort aldaar gezongen te worden." En zoo is geschied. Spr. meent dat de naam in den vóórchristelyken tyd, d. 1. in den umlauteloozen vorm, moet wordenjovergebracht, A1U; dan is Alleluia gerechtvaardigd. Het wonder der bekeering van de Engeischen was geschiedt Toch, terwyi men veel zuiver geesteiyke gedichten uit dien tyd zou verwachten, zyn 't meest wereldscbe gedichteo, maar waarin de invloed van het Christendom onmiskenbaar is. De Heidensche stof is in oen Christeiyken vorm gegoten en de diohter legt zyn eigen geloof in den mond zyner heidensche helden. De Beowulf strekt hiervoor ten bewijze. De populariteit van hot heldendicht is te vloden onder hen, die hun kindoren zoo noemdoD, niet onder de geesteiyke hoeren zeiven. Eq de zoo te noemen Christelyke passages zyn doornen in hot oog der Hoogere critiek. De tekst ia volgens hen bedorven. Die critiek berustte naar spr.'s meening op zuiver individueele opvatting en onderstellingen. En als zeer moderne echryvers zelfs grove flaters maken, mogon wo de oude ons dan als vlekkeloos voorstellen? Spr. wees op een gedeelte van het Walther-fragment. Over de geostelyke poëzie gaf spr. met een enkel voorbeeld aan, hoe deze ons een samonsmelting doet aanschouwen van het Christelyke en Germaansche element. In de lyrische poëzie missen wy het ge moed, den inDigen toon, die opryst uit do bronwel des gevoels. Er is iets kils in de kerkeiyko poëzie. Veel licflyker zyn de kleine lyrische stukken van wereldschen inhoud. Somber is de toon, geheel in overeenstemming met de onrust der tyden. De lyriek verloochent haar oorsprong nergens, haar styi is episch, haar metrum episch, een strophische vorm ontbreekt. Arm 8Chynbaar by onzen rykdom is ze. Maar de moderne Croesus is hier de miodere-verreweg. Vergeiyk maar eens Tollens' „O ferwintering" of Teujers pFrithiof-Saga" met een Oud- germaan8ch gedicht, waarmee oen geoefend declamator een overweldigenden indruk kan maken t Een declamator zeg ik, vervolgde spr., mag ik zeggen een zanger? En zoo komt spr. als vanzelf op zingeD, en vertelde wat Beda verhaalt van het wonder dat mot Caedmon plaats greep, die op eenmaal in verzen, die hy nooit gehoord had, den Schepper begon te loven? En, meent spr., al zeggen sommigen dat alleen mopjes werden gezongeD, maar die geestolyke liederen niet, £>f de tafelliederen werden gezongen, maar die geesteiyko liederen niet, of de tafelliederen werden gezongen en ook Caedmons verzen of geen van beide. Wil men met Rameau zeggen dat men alles op muziek kan brengen, zelfs een Holland8Che courant, dan, zeide spr., zeker, zeker, waarom ook niet Rameau's geboorte akte? dus ook een Oud-germaansch vers? maar dan vermoorden wy het metrum. Doch kon er voorheen geen vryere rythmus bestaan hebben, waarvan wy geen slecht begrip meer hebben? Daarop antwoordt spr. rondweg: Credo quamvis absurdam auribus nostris. En alleen het strophische bezwaar laat hy gelden. Na over Singen und Sagen gesproken te hebben, nog een enkel woord over de beeld spraak. Wat is ze uitgebreid l En met haar die nooit haast maakt, is in harmonie de verhaaltrant, waar byv. spr. herinnerde aan 't oogenblik als Beowulf in gevaar is en Wiglaf zyn heer helpen zal, maar na ruim zestig regels eerst werkeiyk helpt. Zoo is 't gedurig by den dichter. Hy leidt telkens af door byzaken, heeft oog voor allerlei byzonderheden, hy is altyd moraliaeerend. Vormen worden in acht genomen, onbetame- lykheden vermeden, by drinkgelagen gaat het steeds betameiyk toe, droDkon beteekent: gemonteerd, door wyn opgewekt. Nu dat weten we wel anders. Maar de Angelsaksers hadden 't misschien in do gevolgen der dronkenschap niet zooverre gebracht als de oude Dithmarscher8, die, als ze bruiloft gingen houden, nooit verzuimden hun doodshemd op weg mee te nemen. Ook de kerkeiyke poëzie verloochent nergens den krygshaftigen aard van den Germaan. Zoo wordt o.m. Abraham's veldtocht tot bevryding van Loth en de zynen een echt Oud-germaanschen veldslag. Spr. haalt daarvan meerdere voorbeelden aan. Gelukkig, zoo vervolgde spr., is do Engelsche philoloof met zyn letterkunde, die reeds op het laatst der 7de eeuw aanvangt, dus vroeger dan eenigo Germaansche. En wö wat ouda rest ons? Overal zang - en by ons? Van de Friezen is gezegd: Frlala ratiocinatur, non cantat; maar ze hebben althans één dichter naam wy niets??. Toch moet er een Oud- nedorlandsche letterkunde bestaan hebben. Daarvoor pleit een vormbepaling omtrent het metrum, maar de inhoud biyft ons ver borgen. Maarwy gaan voort en biy ven zoeken. Maar hora fugitl de tyd verstrykt, alles vloeit. Er is geen stilstand. Alles wisselt en verandert omdat wy veranderen. Daar zyn echter onveranderlyke raadselen des harten, aio altoos en allen tot zooten troost strekkon. Onze heilige liefde voor het Vaderland, onze piëteit voor het geliefde Oranjehuis, onze warme hartklop voor onze Alma Mater I Ouden gaan, jongen komen. Het machtige wapen van onzen tyd is het woord, het woord dat doodt waar het zwaard slechts wondt. Mogen de woorden der jongeren (studenten) steeds de uitdrukking zyn van hoog idealistische gezindheid, die uwe daden bestuurt. Heil het Vaderland 1 Leve de Koningin Groeie en bloeie Neerlands eerste Universiteit tot in alle eeuwen I Meermalen werd de rede, waariQ het nier aan humor ontbrak, door teekenen van by val onderbroken. Het groot-auditorium was geheel gevuld en de tribune, waar nu wegens het overlyden van den oud-hoogleeraar Fruiu de academische kapel ontbrak, was mede door belangstellen den, o. w. veel dames, ingenomen. Wegens hetzelfde sterfgeval heeft de Academische Senaat ook besloten de gebrul- keiyke serenade van het Studentencorps, welke aan de hedenavond ia het hotel Verhaaff den ten gezameniyken maaltyd vereenigden hoog leeraren zou gebracht worden, niet aan te nemen. De studenten-ryjooi van het eerste jaar, in den middag, waarin o. a. voorgesteld weru een bezoek van Keizer Wilhelm II (na zyn bezoek aan het Heilige Land) ook aan de Leidsche Universiteits-stad, trof het wegens den regen niet erg. Toch was er veel volk op de been. Van de openbare en oenlge particulierego- bouwen was de driekleur ontplooid. Zaterdag overleed te dezer stede na oen langdurig lyden, op 62-jarigen ieeftyd, de heer Philippu8 Van der Heyden Azn., die gedurende een lange reeks van jaren met eere het ambt van diaken by de Ned. Herv. Gemeente alhier bekleedde. Hedenmorgen te elf uren werd zyn stoffeiyk overschot op de begraafplaats aan do Marepoort ter aarde besteld, welke droeve plechtigheid een groote schare van belangstellenden by- woonde. De baar, waarop de kist met het stoffeiyk overschot was geplaatst, werd op de begraaf plaats gedragen door ambtsbroeders van den overledene en gevolgd door zyn naaste betrek kingen, leden van den kerkeraad en enkele predikanten der Ned.-Herv. Gemeente alhier. Nadat de kist ia de groeve was neergelaten, trad de heer P. J. Muloer uit den breeden kring van omstanders naar voren, om namens het college van diakenen woorden van waar deering te wyden aan de nagedachtenis van broeder Van der Heyden, voor wien het in den aanstaanden zomer vyf en twintig jaren geleden zou zyn, dat hy als armverzorger optrad. Van hem zeide spr., kan worden gezegd, dat hy gewerkt heeft, zoolang het dag was. Zyn moeiiyk ambt vervulde hy op uitnemende wyze. Zy, die by hem kwamen om hulp, wenen door hem met liefde ont vangen, en waar het noodig was, wist hy ook terecht te wyzen. In aanmerking nemende het lyden, dat hy in den laatsten tyd zyns levens meermalen had te doorstaan, moest men hem bewon deren over do wyze, waarop hy zyn werk behartigde. Gaarne was hy bezig in den dienst van zynen Heer. Spreker richtte ten slotte een woord van troost tot de kinderen van den overledene, die in hem zulk een zorg- vollen vader hebben verloren, een vader, die hun den weg wees tot den Heer. Hy eindigde zyn toespraak met den ontslapene toe te roepen: Rust zacht, wy hopen u weder te zien l Vervolgens werd het woord gevoerd door ds. G. J. De Hoest, die er op wees, dat het stoffelyk overschot van een man is ten grave gebracht, wiens gemis in zyn gezin diep zal worden gevoeld en die in veler hart een ledige plaats achterlaat. Spr. prees hem als een sieraad van den kerkeraad der Ned.-Herv. gemeente alhier en herdacht hem tevens als vriend. Den korten tyd, dat spr. in oe gelegen heid was geweest, hem in zyn gezin gade te slaan, had hy hem leeren kennen als een liefhebbend echtgenoot en een zorgvol vader. Als dienaar des Woords had spr. echter nog eon andere taak. Hy herinnerde aan het woord van den levenden en levengevenden Heiland: „Heb Ik u niet gezegd, dat, zoo gy gelooft, gy de heeriykheid Gods zieD zult?" Welnu, dit woord is, zeide spr., ook vervuld in het ïydend leven van onzen ontslapen vriend. Er i3 alle grond en vertrouwen, dat zyn geloof in aanschouwen is verwisseld en hy de heerlijkheid Gods ziet in een van des Vaders woningen, hem bereid. Na een woord van troost tot do nagelaten betrekkingen, riep spr. den overledene toe: Rust in vrede, tot ook over dit kerkhof de stem van den levenwekkenden Heiland van Bethanië ruischt en gy zult opstaan tot heeriykheid. Met een woord van ernstig ver maan tot de omstanders besloot spr. zyn treffen :e rede. Nadat door familieleden bloemen op de kist waren gestrooid en een zoon van den over ledene bedankt hal voor do eer, zyn hoog- geachten vader bewezen, verlieten allen onder den indruk der plechtigheid de begraafplaats. Wy hebben reeds meermalen in de Stadszaal en by andere gelegenheden personen gezien, die zich verbazend snel van kleederon konden verwisselen, maar iemand als Angeloti, die gisteravond datzelfde kunstje in den Schouwburg vertoonde, zagen wy nog niet. Wat h y op dat gebied vertoonde, grenst aan het ongeloofiyke, terwyl hy bovendien als tooneelspelor het publiek, dat niet talryk was opgekomen, aangenaam wist bezig te houden. Hy acteerde in eenige Duitsche stukken, in één zelfs in acht verschillende dames- en heerenrollen, zóódanig, dat het moeiiyk was zich te verbeelden, dat men telkens denzelfden persoon voor zich zag. Ook in het „interna tionaal concert", waarin hy als dirigent der in bet orkest gezeten dames-kapel (versterkt met twee heeren) eenige der meest bekende componisten voorstelde, was hy heel aardig. Het ontbrak hem dan ook niet aan herhaalde teekenen van byval, waarin insgelyks deelde gezegde kapel, welke verdi^natelyk de pauzen aanvulde. Het tot afwisseling in het Nederlandsch gegeven éénbedryvige biyspel „De gruwel daden van Fieberman" werd door een drietal personen op bevredigende wyze gespeeld. Vooral de heer Jean Cbarlier was als Fieberman heel vermakeiyk. Den 31sten Maart a. s. zal de verorde ning „tot aanwyzing van een plaats, waar klopperyen van tapyten kunnen worden opge richt zonder voorafgaande vergunning van het gemeentebestuur", ophouden te golden. Deze verordening i3 destyds door den Raad vastgesteld krachtons de haar by de hinder wet toegekende bevoegdheid, om b(J plaatso lyko verordening een tepaalde plaats der gemeente aan te wyzen voor het oprichten^ hebben of gebruiken van een der in de hinder wet genoemde inrichtingen, met verbod om elders in de gemeente het bedryf of die bedreven uit te oefenen. Betten liging ran de regeling, in die eer- or lening vervat, komt ook thans nog aan B. en Ws. wenscheljjk voor. Zy geven den Raad daarom in overweging tot de vaststelling oer verordening opnieuw over te ga<*n, wier inhoa?, behou dens e-.-nigo redactiewyzigingeo, geheel met oien- er thans nog geldende verordening overeenstemt. De officier van gez. der lste klasse 0. Pino, gedetacheerd te Leiden, worat met 1 Maart a. s. op non activiteit gesteld. De bronzen medaille voor 12 jaren eer lijken en trouwen dienst, m=t daaroy be- hoore id brevet en lint, is toegekend aan den korporaal der mariniers J. F. Prinse, ge detacheerd by de Kweekschool voor Zeevaart alhier. De mail van West Indiè, aangebracht te H&vre per stoomboot „Prins Willem IV," wordt hedenavond alhi-r verwacht. De minist r van oorlog heeft bepaald, dat ty de vesting artUloti-, ty de in Miart a. 8. plaats hebbende ind eling der ingelyfoen voor oe militie te land dor lichting 1899, by voorkeur moet-n worden ingedeeld die man- schappen, welke herkomstig zyn uit gemeen- teD, waar de schutiery geheel of gedeelt-iyk voor den dienst der vesting artillerie i estemd is, of die thuis behooren in vestingen, in kustplaatsen of in gemeenten, waarin of in welker nabyheil verdedigingswerken zyn gelegen. De adelborst der lste klasse by ds KoDinklyke Nederlandscho Marine reserve P. Van Huizen wor t met 16 Februari a. s., wegens het ein igen van zyn oeftnlng6tyd, van zyn plaatsing aan boord van Hr. Ms, pant8erschjp „Evertsen" ODtheven. De lste luit. J. D. Schaap, van het 4de reg. vest.art. te Helder, ia overgeplaatst by het corps pantserfort artillerie te IJ muiden; de lste luit. R Van Paotbaleon baron Van Eek, van den staf der geniete Haarlem, wordt 1 Maart overgeplaatst by het corps genie troepen te Utrecht; de 2de luit. kwurtm. ML A. Teune, van het 3de reg. inf. te Bergen- op-Zoom, wordt 1 April overgeplaatst by het 2de reg. inf. en gedetacheerd by het lste reg. huzaren te Zutfon. Ia de jongste vergadering van den Raad der gemeente Ouder-Amstel nam de heer J. G. Kruimel als burgemeester afscheid van de raadsleden en gemeente-ambtenaren. In een treffende toespraak wees ZEd. er op, dat hy in zyn 37 jarige ambtsvervulling niet anders dan het werkeiyk belang der gemeente had beoogd, boswel zyn plannen en vooratellen maar al te dikwyls werden miskend, zoo zelfs, dat by niet heeft kunnen doen w^t gewenscht was. De heer Heemsbergen, wethouder, richtte tot den burgemeester een woord van afscheid. Het stoomschip „Lombok", vau Batavia naar Amsterdam, vertrok 6 Febr. van Genua; de „Oongaran" arriveerde 6 Febr. van Rotter dam te Padang; de „Soembing", van Batavia naar Rotterdam, passeerde 7 Febr. Bovezier; de „Edam" vertrok 7 Februari van Niouw- York naar Rotterdam; de „Madura," van Ba tavia naar Amsterdam, passeerde 7 Febr, Gibraltar; de „Prins Alexander," van Amster dam naar Batavia, arriveerde 7 Februari te Port-Said; de „Prins Willem IV" arriveerde 7 Febr. van West Indiè te Havre. Rynsburg. In het jaar 1898 zyn in deze gemeente 74 vaccinatièn verricht, waarvaa 3 aan kinderen van 1 tot 3 jaar, 61 aan kinderen van 3 tot 6 jaar en 11 aan kinderen va i) tot 12 jaar. IJlt de „StaaUcoarftnL" Kon. besluite d. Benoemd tot burgemeester van Meeden en van Muntendam, K. Venema, secretaris dier gomeenton; van Biervliet en van Uzendijke, Ch. De Vos; van Waterland kerkje, J. A. Bekaar, secretaris dier gemeenten; van Niewolda, H. Waalkons; van Heerewaarden, G. Van Eyseren; van Domburg, E. L. baron Van Hardenbroelc; van Osaendrocht, J. F. Theuns; van Bergschenboek en van Hille^ersberg, G. J. Le Fèvre de Montigny, secretaris dier gemeenten; van Waarde, J. Vereoke; van Dongen, P. Van Gastel; van Ubbergen, jhr. J. IJ. G. G. Dommer van Poldersveldt, en van Schimmert, P. Eyssen, secretaris dier gemeente. Benoemd tot rescrvc-tweeden-luitenant bij hot wapen der infanterie en wel bij het 4de regiment, de vaandrig E. Van Kammen, van genoemd corps. Aan den reserve-officier van gezondheid der 2de klasse A. W. Verhoyden, gerekend van '27 Fobr. 1899, een eervol ontslag verleend uit zijn betrok king tot de landmacht; met ingang van 15 April 1899, aan J. Witkop van Roijen, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester der ge meente Kantens; aan rnr. C. Croockewit, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als lid en voor zitter van bet college van regenten over het huis vaD bewaring te Helder, ondor dankbetuiging voor de daarin bewezen diensteé.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 1