N\ 11926
Dinsdag lö Januari.
A°. 1899
<§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Rijnland's boezem.
Leiden, 9 Januari.'
Feuilleton,
De patiënt van „San-Salvatore."
IDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 f 1.1Q.
Franco por post 0 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PTU.TR DER A D vKtt'l'hiH'l'l
*VaD 1-6 regels 1.06. Iedere regel meer/0.17- Groctere
lettors naar plaatsruimte - Voor het incasseereD buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
4)
Officieel© Kenulsffevinffeiu
Boreemeesler en Wethouders van Leiden roepen
bii deze op alle leveranciors, werkbazen, onz.,
prei ka voor bet afgeloopen jaar 1898 ten Jaste der
gemeente eenige vordering hebben die uiterujic
vóór uit. Januari e. k, tor Gemeente-Secretarie
l.fAfdeeling Financion) in to leveren
Burgemeester en Wethouders voornoomd.
Leiden, F. WAS. Burgemeester.
2 Jan. 1899. VAN HEYST, Secrotans.
Burgemeester en Wethouders van Leiden, bren
gen ter kennis van belanghebbenden, dat ingevolge
art. 2 der Verordening, regelende de invordering
der plaatselijke belasting op de Houden, ieder
houder van een of meer bonden, dio^ aan dio bo-
lasting oudeihevig zijn, verplicht is daarvan jaar-
lijks vóór of op den 31sten Januari a. s. bij den
Gemeente-Ontvanger aangiiU te doen, door inle
vering van een behoorlijk ingevuld en door den
1 aangever onderteekend biljet en dat bedoelde in-
x schrijvingsbiljetten voor het dienstjaar 1899 kosto-
loos ten kantore van den Gemeente-Ontvauger
6 verkrugbjt.il' zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
2 Jan. 1899. VAN HEYST, Secretaris.
t Velon, die dagelijks over de Breestraat gaan,
q en daarbij dikwijls hot oog laten vallen op
den gevel van 't tegenover de Stadszaal gelegen
I Gemeenlandshuis van Rijnland, hebben zich er
3 zeker zei Jen of nooit rtkenschap van gegeven,
v dat binnen de muren van dit getouw onder
meer andere werkzaamheden van administratie
ook dagelijks de maatregelen worden beraamd
en de mid ielen overwogen om een belangrijk
i gedeelte van ons vaderland „boven water" te
houden, niet alleen in den figuurlijken, maar
ook in den lbtterljjken zin dezer woorden. In
de landstreek, gelegen tusschen de denkbeel
dige lijnen, cie men zou kunnen trekken van
Sibevonirigen tot Zandvoort, van Zandvoort
tbt Amsterdam, van Amsterdam tot Gouda
en van Gouda weder tot SqfrgyjjDirigon. omvat
tend uc steden Leiden, Haarlem, Gouda en
haar omgeving, de Rijnstreek in ruimen zin,
den HaarlemmermeerpoldeiLoia de duinstreek
ov.r een lengte van 40 mijlen, ïs ongeveer
Rijnland's gebied vervat.
Pit uitgestrekte terrein, ter grootte van
ruio) 104,000 Hectaren (bunders), is doorsneden
door tal van grootere en kleinere wateren,
waarvan de R(jn, het Spaarne, do Liede, hot
Braasssmermoer, de Westpiassen bfi Aalsmeer
en de plassen bij de Kaag, aansluitend aan
de ringvaart van den Haarlemmermeerpolder,
de voornaamste zijn en waarvan ook de Zijl,
de Poes, de Hoimanswetering, de Gouwe, de
Haagsche- en Haarlemscho trekvaarten en
tallooze kleinere kanalen en vaarten deel
uitmaken. Al dez9 wateren staan met elkan
der in rechtstreeksch verband, doch z(jn
overigens van alle andere wateren en stroo
men in ons vaderland afgescheiden door dijken
on sluizen en van de zee door de duineoreeks
en de Katwijksehe sluizen. Zij vormen dus te
samen als liet ware een groote, aan alle
kanten afgesloten kom, waarin mot uitzonde
n-ring natuurlijk van den regenval, alleen op
kunstmatige wijze water kan worden inge
laten of uitgelaten. Pit geheele net van
wateren, deze afgesloten kom, wordt in het
spraakgebruik genoemd: „de boezem van
Rijnland."
Het behoeft geen betoog, dat de waterstand
in dezen boezem voor landbouw, veeteelt,
handel en nijverheid, scheepvaart en tal van
andere openbare en particuliere belangen van
groote beteekenis is. Pe zorg, dat die water
stand zooveel mogelijk dia verschillende be
langen dient, is een punt van aanhoudende
en nauwgezette overweging van Rijnland's
bestuur. Want wel is waar geeft de omstan
digheid, dat Rijnland's boezem van alle andere
wateren is afgesloten, het groote voordeel,
dat cb en vloed daarop geen invloed kunnen
uitoefenen en het water niet kan wegstroomen
naar lager gelegen landen noch opgezet kan
worden door van hooger gelegen landen toe
stroomend wat6r, maar toch is de boezem
onderhevig aan zooveel invloeden, die den
waterstand kunnen verboogen of verlagen,
dat aanhoudend en dagel^ksth toezicht daarop
hoog noodzakelijk is. Regen, wiüd en zon
zijn de drie groote factoren, waarmede daaroy
rekening is te houden in de eerste en
voornaamste plaats de regen.
Binnen Ryniand's grenzen toch zyn ruim
220 polders gelegen. Deze polders zyn op
hun beurt van Ryniand's boezem afgesloten
door dyken en sluizen, en zyn op hun
beurt doorsneden van slooten en watergangen,
die dienen tot berging van al h6t overtollige
water, dat op de binnen den polder gelegen
landen valt. Door den regenval loopen dus
do polderslooten vol, en wanneer deze zooveel
water bevatten, dat het droogbouden en dö
afwatering van het polderland er door be
moeilijkt wordt, brengt het polderbestuur dit
overtollige water buiten den polder en in
Ryniand's boezem. Polders, die een stoomge
maal bezitten, van welko 6r in Rynland ver
scheidene zyn, kunnen dit doen, wanneer bun
goeddunkt, polders, die alleen een windgemaal
bezitten, kunnen dit slechts d&n doeö, als er
wind is. Indien het dus geregend heeft zonder
wind, brengen alleen de polders, die stoom
gemalen bezitten, water op Ryniand's boezem;
helpt de wind mede, dan loozen alle polders
hun water op dien boezem en brengen dien
tengevolge da.rop dikwyls zooveel water, dat
de waterstand belangryk stygt. Pan is het
Ryniand's taak cit overtollige water op zyn
beurt buiten Rynland te brengen.
Gelukkig is Rynland hiertoe in staat door
middel van zyn vier krachtige stoomgemalen
te Spaarndam, te Halfweg, te Gouda en te
Katwyk, van wdke die te Spaarndam en to
Halfweg het water loozen op het Noordzee
kanaal, dat te Gouda op den IJsel en dat te
Katwyk op de Noordzoe. Is in den IJsel
of in de Noordzee, ten gevolge van de eb of
van een het water afwaaienden wind, de
waterstand lager dan die in Rijnlands' boezem,
dan is uitmaling van Rynlands' water niet
noodig, doch worden te Gouda of te K,=twyk
eenvoudig de sluizen opengezet, die Ryniand's
boezem van den IJsel en de Noordzee af
scheiden, en stroomt het water vanzelf weg.
Dit noemt men waterloozing langs natuur-
ïyken weg. Te Spaarndam en te Halfweg
kan zich dit ook voordoen, doch daar het
Noordzeekanaal zelf een van eb en vloed
afgesloten boezem is, die in den regel een
hoogeren waterstand heeft dan Ryniand's
boezem en alleen dan een lageren verkrijgt,
als de wind het water afwaait, is de water
loozing langs natuurlyken weg aldaar van
minder beteekenis.
Niet alleen tegen een te hoogen waterstand
in den boezem heeft Ryniand's bestuur echter
te waken. Ook tegen een te lagen. WaDt als
in do maanden Mei en Juni de zon 't grootste
gedeelte der 24 uren haar invloed doet gelden,
en de plantengroei 't sterkst is, of als in de
andere zomermaanden langdurige droogte
intreedt en de polders aan water gebrek gaan
krygen, doordat landeryen en slooten uitdrogen,
weten de polderbesturen zich te helpen door
eenvoudig uit Rijnland's boezem door sluizen
of duikers zooveel water af te tappen, als
waaraan zy behoefte hebben. Wil Rynland
den normalen waterstand in zyn boèzem
behouden, dan moet het in die gevallen dus
water van buiten inlaten. Zeewater ia daartoe
ongeschikt, het water van het Noordzeekanaal,
voor zoover het beschikbaar is, eveneens; de
eenige bron is dan de IJsel te Gouda. Pe
sluis te Gouda wordt dan opengezet en het
IJselwater stroomt binnen. Dit binnenstroomen
geschiedt echter allaen zoolaug het aan eb en
vloed onderhevige IJselwater een hoogeren
stand heeft aan het water in Ryniand's boezem
en kan dus niet voortdurend plaats hebben. By
langdurige droogte is deze waterinlating dan
ook nauweiyka voldoende om den boezem op
normalen waterstand to houden. Maar men
moet roeien met de riemen, die men heeft.
Niet uitsluitend evenwel om in den boezem
don normalen waterstand te behouden ge
schiedt de waterinlating. - Ook tot waterver-
versching wordt zy gebezigd. In dat geval
wordt tegelykertyd te Katwyk water geloosd
en te Gouda wat---, ingelaten. Natuurlijk kan
dit alleen can geschieden,- als de boezem zelf
water genoeg heeft wat in den zomer niet
altyd het geval is. Dat intusschen de water-
ververscbing niet tot de uitzonderingen be
hoort, biykt uit het feit, dat byv. in 1897 van de
117 millioon M3. water, te Katwyk langs
natuurlyken weg geloosd, 21 millioen M3.
werd geloosd terwyi tegelykertyd te Gouda
water ingelaten werd.
Behalve dat de wind een bolangryke fac
tor is ter beslissing van do vraag of de wind
molens der polders al of niet malen kunnen,
en dus al of niet groote hoeveelheden water
op Ryniand's boezem kunnen brengen, doet
by ook in dien boezem zelf zyn invloed ge
voelen. Waait de wind uit het zuilen, dan
dryft by het boezemwater voor zich uit naar
het noorden en stuwt aldaar het water op,
dat niet weg kan omdat Ryniand's boezem
een afgesloton kom is. Indien daarentegen
de wind uit het noorden waait, dan wordt het
water in het noorden van den boezem afge
waaid en naar het zuiden opgestuwd. Wil
men daarom op een bepaalden dag den ge-
mi Jdelden waterstand in Ryniand's boezem
kennen, dan doet men het best dien te Oude-
Wttering op te nemen, daar deze plaats on
geveer in het midden van Rynland gelegen
ls, zoodat opstuwing of afwaaiing van het
water door den wind, waardoor de water
stand in de eindpunten van Rynland tydeiyk
aanzieniyk kan worden verhoogd of verlaagd,
aldaar het minst invloed uitoefent.
Pe waterstanden in Ryniand's boezem wor
den dagelijks op verschillende plaatsen opge
nomen, terwyi die, welke te Oude-Weterlng,
Spaarndam, Halfweg, Gouda, Katwyk en
Gouwesluis opgenomen zyn, dageiyks worden
gemeld naar het Gemeenlandshuis te Leiden.
Hier worden zy in verband met den te Leiden
waargenomen waterstand, den regenval, de
windrichting, don barometerstand, enz. beoor
deeld, waarna, al naar gelang zulks noodig
wordt geacht, naar de beambten te Spaarn
dam, Halfweg, Gouda en Katwyk geseind
wordt- om maatregelen van waterloozing of
waterinlating te nemen.
Wy zyn in de gelegenheid gesteld voortaan
in het Maandag-avond uitkomend nummer
van ons blad een wekelyksch overzicht te
geven van den waterstand in Ryniand's boezem,
te Oude-Wetering en te Leiden opgenomen,
op eiken dag der week, aanvangend Zondag
en eindigend Zaterdag, met toevoeging tevens
van een opgave van het aantal uren, waarin
te Spaarndam, Halfweg, Gouda en Katwyk
door de werking der stoomgemalen of langs
natuurlyken weg water geloosd is of waarin
te Gouda water is ingelaten, alsmede van den
regenval in millimeters. Wat de waterstanden
betreft valt daarby op te merken, dat er door
Ryniand's bestuur steeds naar gestreefd wordt
den normalen waterstand van 50 cM. A. P.
a 55 cM. A. P. te behouden, of, wanneer
die door de verschillende invloeden verhoogd
of verlaagd is, terug te krygen.
Men zy er daaroy op bedacht, dat ver
hooging van dit cyfer wy^t op verlaging
van den waterstand en verlaging van dit
cyfer'op verhooging van den waterstand. Dit
komt doordat steeds wordt opgenomen het
aantal centimeters, dat de waterstand beneden
A. P. (Amsterdam8ch peil) is. Een waterstand
van 60 cM. A. P. is dus lager dan de
normale, een waterstand van 40 cM. A. P.
hooger dan de normale.
Naar wij vertrouwen zal de kennisneming
dezer opgaven aangenaam zyn aan velen, die
belang hebben by of belang stellen in den
waterstand in Ryniand's boezem, zoowel in
Leidens grachten en singels, welke mede deel
uitmaken van dien boezem, als in de andere
wateren van dien boezem, tuiten Lei jen ge-
De uitslag is bekendgemaakt van het
leerling-monteurs-examen, in dezen winter
voor de eerste maal afgenomen door het
Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix",
alhier, in overleg met de „Nederlandsche
Vereeniging voor Electrotecbniek". Geslaagd
zyn: P. De Beer, K. L9 Gras, J. W. SimoDis
en W. De Wit, allen leerlingen dor school van
het Genootschap.
Beroepen is ty de Ned.-Herv. kerk te
Hoofdplaat, de heer E. B. Couvóe, cand. te
Leiden.
De heer J. Klomp, onderwyzer aan de
Chr. school voor m. u. 1. o. aan den Stillen
Ryn alhier, is als zoodanig benoemd aan het
Chr. Instituut Esmeyer, te Rotterdam.
De alhier overleden gep nsionneer e
dirigeerend officier van gezondheid 1ste kl.
(luit.-kolonel) H. L. Benjamins, van het Oost
Iadisch9 leger, was in zyn tyd een bekwaam
en in Indië geacht geneeskundige. Op 17-
jarigen leeftyd trad by in dienst als kweektling
aan 's Ryks Kweekschool voor militaire ge
neeskundigen te Utrecht, werd 31 Juli 1857
benoemd tot officier van gezondheid 3de kl. i y
geooemd leger en vertrok nog in datzelfde
jaar naar Indië.
In Indië doorliep hy de verschillende
officiersrangen, was geroimen tyd op Atjeh
gedetacheerd, werd 25 Maart 1877 bevorderd
tot dirigeerend officier van gezondheid 2de kl.
on drie jaar later, met den rang van dirigeerend
officier van gezonoheid late kl. (luit kolonel)
op pensioen gesteld.
De overledene was ridder der orde van den
Nederland8chen Leeuw en gerechtigd tot het
dragen van de Atjeh-medaille, het eereteeken
voor belangryke krygsbedry ven en het onder-
scheidingsteeken voor 20-jarigen officiersdienst.
Gedurende het afgeloopen jaar 1898
meldden zich, voor vrywillige dienstneming
by Hr. Ms zeemacht, by de verschillende
kantoren van aanneming der marine aan 996
jongens beneden den leeftyd van 16 jaren,
waarvan er 659 om verschillende reJenen
werden afgekeurd en 337 geplaatst by de
Kweekschool voor Zeevaart alhier. In 1897
werden er 267 jongens geplaatst by genoemde
Kweekschool.
By de infanterie-regimenten is een op
gave gevraagd van lste of 2.e luitenants,
geschikt en genegen om gedurende den kamp-
tyd (van half Mei tot den afloop) gedetacheerd
en belast te worden met het beheer der
cantine in het schietkamp by Harstkamp.
De „Sts.-Ct." van heden bevat het ver
slag der commissie, die het vorige jaar belast
is geweest met het afnemen van het groot
ambtenaarsexamen (eerste en tweede gedeelte)
in Indië.
Hr. Ms. flottieljevaartuig „Siboga", onder
bevel van den luitenant ter zee der lste kl.
G. F. Tydeman, is 7 dezer te Aden aange
komen. By den commandant bestond het
voornemen 8 dezer do reis te vervolgen.
Op Eik-6n Duinen is Zaterdag begraven het
stoffeiyk overschot van den Haagschen oud-
pred. H. L. Oort. Ü3. Gerth van Wyk huldigde
den overledene namens kerkeraad en predikan
ten; do sec. der Alg. Synode Overman namens
de commissie der Prot. Kerken in O.- en W.«
Indië; dr. Cramer namens het By belgenoot
schap en andere vereenigingends. Heering,
Romonstrantsch predikant, huldigde de groote
verdraagzaamheid van den overledene en do
heer Huygens, voorzitter der derde sectie van
het Metalen Kruis, herdacht den oud soldaat
uit de dagen van 1830.
Prof. dr. H. Oort uit Leidon dankte voor
de hulde. Bloemen bedekten het lykkleed.
Psalmgezang van de kinderen der diaconie
scholen verhoogde den indruk der plechtigheid.
-
17)
„En ook nog eon aardig sommetje, om myn
Luis'aouden in te richten
„Wat?" riep Sophia uit.
„Nog een aardig sommetje bovendien?"
vroeg haar moeder verheugd.
„Zoo kwam ik je vragen, moeder Borghese,
of je mij Sophia tot vrouw wilt geven; ik be
doel over een paar weken, wanneer ik uit dat
gekkenhuis vandaan ben."
uj|0iacomo greep Sophia's hand en herhaalde:
Welnu, moeder Borghese, wat zeg je er
van?"
„Wel, beste joDgen, spreekt het niet vanzelf,
dat ik myn toestemming geef? Als je kloek ge
noog bent om vyf duizend driehonderd franken
te besparen en daarenboven nog een sommetje
voor do inrichting van het huishouden
Maar zeg eens, Giacomo, wat denk je te be
ginnen als je „San-Salvatore" verlaten hebt?
Een winkel?"
„Dat weet ik nog niet, moeder 1"
s rJö toch wel iets gaan doen?"
i rDit is duideiyk genoeg. Ben ik niet ver
plicht zooveel mogelyk te verdienen, wanneer
i| de zorg voor een vrouw op my neem?"
„Ja, dat spreekt vanzelf. Maar hoeveel heb
je wel voor aankoop van meubelen?" vroeg
de oude nieuwsgierig. „Bedenk wel, dat myn
dochter niets ten huwelijk kan meebrengen."
,Ocb, daar vroeg Ik. immers Diet naar! Wy
horden veel van elkander, dat is het eerste
vereischte om gelukkig te zijn, en daar ben
ik mee tevreden."
Met een hoofdknikje gaf zy hem daar gelgk
in. Toen vroeg zy opeens:
„En waar blijf 'k dan?"
,Je kunt bij
one inwonen",
verzekerdeGia-
como. „Zie eens
hier, of ik hot
goed met je
voor heb. Neem
deze twee du
katen; ik heb
ze van mijn
laatste loon be
spaard. Neem
ze, moeder, en
koop daarvoor
het een en an
der zoo lang ik
nog in „San-
Glacomo greep Sophia's handSalvatore" ben.
Met oogen, die van vreugde etraalden, nam
de oude de twee dukaten aan en riep uit:
„Wat een zegen, zulk een schoonzoon te
krijgen 1"
„Ik wenschte maar, dat je diensttijd in
„San-Salvatore" al om was; hoeveel weken
nog?" vroeg Sophia recht hartelijk.
„De tijd zal ons nog lang vallen 1" ver
zekerde de oude.
Lachend zeide Giacomo:
„Ik kan bier tot mijn spijt niet langer
blijven. Ik heb maar een paar uren verloten
moet om tien uren linnen zyn."
„Hoe jammer 1"
„Heb nog maar een paar weken geduld,"
zei Giacomo. „Ik kau op bet oogenblik niet
precies zeggen waDneer myn ontslag ingaat,
maar lang zal het niet meer duren. Spoedig
zal Sophia myn echtgenoote zyD."
„Totaal arm ie myn dochter toch niet,"
verzekerde nu de oude. „Zy heeft gedurende
drie jaar van allee, wat zy verdiende, een
vierde gedeolteiyk bespaard om een uitzet te
kuonen aanschaffen."
„Is het waar?" riep Giacomo verheugd uit.
Sophia knikte, opende een kastje en liet haar
beminde den kleinen schat van linnengoed
bewonderen, door haar eedert drie jaren by-
eenverzameld.
„Nu, ben je tevreden?" vroeg zy vroolyk.
„Ja, volkomen," antwoordde Giacomo.
Eindeiyk zei hy:
„Het spyt my wel, maar nu moet ik weg.
Ik zou niet graag te Iaat binnen zyn."
Sophia zuchtte.
„Het is awgeiyk, dat ik geen verlof meer
kryg voordat ik ontslagen ben. Wees dus niet
ongerust in dien tyd! Zoodra ik vry ben, kom
ik zoo spoedig mogelyk naar bier."
„En wanneer is dat?" vroeg Sophia.
„Wel, over een paar weken, heb ik gezegd,
myn scbatl Kom, het is halfnogen, ik moet
dus voortmaken. Vaarwel, moeder Borghese,
houd je maar goed en denk nu en dan eens
aan my."
„Ja, dat zal waar zyn, Giacomo!" zei de
oude in goede luim.
„Vaarwel, Giacomol" zeide Sophia nu, terwgl
zy haar bruidegom harteiyk omhelsde; „vaar
wel en vergeet my nietl"
„Nimmer kan ik u meer vergeten, ja, zonder
u niet leven!" riep de jonge man vol gloed
on vertrok, terwyi moeder en dochter in
opgeruimde stemming bleven praten.
„Nu," zei Sopbia, die vóór haar moeder ging
staan en haar vertrouwelyk aankeek, „zal ik
gelukkig worden als de vrouw van Giacomo?"
„Wacht nog een beetje," vermaando haar
moeder. „Men kan vooraf niet bepalen wat
gelukkig is of niet. Wy moeten eerst maar
wachten tot hy uit zyn dienst ontslagen is."
Sophia gaf baar moeder geiyk, ofschoon dat
antwoord haar niet geheel beviel. Zy nam
haar naaiwerk in de band en dacht onder den
arbeid aan het geluk, dat baar wachtte.
Giacomo was intusschen op weg naar het
hotel „Da Prins van Beieren."
XIII.
Alice Von Waldheim had eedert haar bezoek
aan „San-Salvatore" veel geleden.
Zy had in het gesprek met Ludwig Vod
Erlenburg zooveel verstand en nadenken
by dezen opgemerkt, dat hier van krankzinnig
heid geen eprake kon zyn. Ook zyn odel voor
komen had veel indruk op baar hart gemaakt.
Dagen lang verwachtte zy Giacomo, zonder
dat deze kwam opdagen. Zy wenschte van hem
de zekerheid te erlangen, dat Ludwig Von
Erlenburg nooit krankzinnig was geweest, dat
hy alleen een offer was van de laagste heb
zucht.
Zy begon er reods aan te wanhopen, dat de
man woord zou houdOD, toen haar op dien
Zondagavond bet bericht werd gebracht, dat
zich een persoon had aaogemeld, die haar
wenschte te spreken.
„Je hadt my niet zoo lang moeten laten
wachten I" riep zy Giacomo by zyn binnen
treden verwyteDd too. „Het is reeds veertien
dagen geleden, dat ik „San-Salvatore" be
zocht 1"
Giacomo verontschuldigde zich met te zeg-
gen, dat men aan dr. Rimali zyn langdurig
gesprek met de freule Von Waldbeim had
verklapt, en dat het hem daarom ten strengste
geweigerd was uit te gaan.
„Ik dank bet aan oen gunstig toeval," zoo
besloot hy, „dat ik hier voor u ata, en wan
neer de freule den eenen of anderon dienst
van my verlangt, verzoek ik beleefd my dat
zoo spoedig mogelyk te zeggen."
„Ben je een vertrouweling van dr. Rimali?'"
vroeg Alice.
„Dat juist niet, maar ik weet alles, wat er
in de inrichting voorvalt," vorzekerde de
oppasser.
„Welnu, ik zal je deze beurs met goud
stukken tot belooning geven, als je my naar
waarheid antwoord geelt op de vrageD, die ik
je doen zal."
(Wordt vervolgd).