N\ 11926 Dinsdag lö Januari. A°. 1899 <§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Rijnland's boezem. Leiden, 9 Januari.' Feuilleton, De patiënt van „San-Salvatore." IDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 f 1.1Q. Franco por post 0 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PTU.TR DER A D vKtt'l'hiH'l'l *VaD 1-6 regels 1.06. Iedere regel meer/0.17- Groctere lettors naar plaatsruimte - Voor het incasseereD buiten de stad wordt f 0.05 berekend 4) Officieel© Kenulsffevinffeiu Boreemeesler en Wethouders van Leiden roepen bii deze op alle leveranciors, werkbazen, onz., prei ka voor bet afgeloopen jaar 1898 ten Jaste der gemeente eenige vordering hebben die uiterujic vóór uit. Januari e. k, tor Gemeente-Secretarie l.fAfdeeling Financion) in to leveren Burgemeester en Wethouders voornoomd. Leiden, F. WAS. Burgemeester. 2 Jan. 1899. VAN HEYST, Secrotans. Burgemeester en Wethouders van Leiden, bren gen ter kennis van belanghebbenden, dat ingevolge art. 2 der Verordening, regelende de invordering der plaatselijke belasting op de Houden, ieder houder van een of meer bonden, dio^ aan dio bo- lasting oudeihevig zijn, verplicht is daarvan jaar- lijks vóór of op den 31sten Januari a. s. bij den Gemeente-Ontvanger aangiiU te doen, door inle vering van een behoorlijk ingevuld en door den 1 aangever onderteekend biljet en dat bedoelde in- x schrijvingsbiljetten voor het dienstjaar 1899 kosto- loos ten kantore van den Gemeente-Ontvauger 6 verkrugbjt.il' zijn. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Leiden, F. WAS, Burgemeester. 2 Jan. 1899. VAN HEYST, Secretaris. t Velon, die dagelijks over de Breestraat gaan, q en daarbij dikwijls hot oog laten vallen op den gevel van 't tegenover de Stadszaal gelegen I Gemeenlandshuis van Rijnland, hebben zich er 3 zeker zei Jen of nooit rtkenschap van gegeven, v dat binnen de muren van dit getouw onder meer andere werkzaamheden van administratie ook dagelijks de maatregelen worden beraamd en de mid ielen overwogen om een belangrijk i gedeelte van ons vaderland „boven water" te houden, niet alleen in den figuurlijken, maar ook in den lbtterljjken zin dezer woorden. In de landstreek, gelegen tusschen de denkbeel dige lijnen, cie men zou kunnen trekken van Sibevonirigen tot Zandvoort, van Zandvoort tbt Amsterdam, van Amsterdam tot Gouda en van Gouda weder tot SqfrgyjjDirigon. omvat tend uc steden Leiden, Haarlem, Gouda en haar omgeving, de Rijnstreek in ruimen zin, den HaarlemmermeerpoldeiLoia de duinstreek ov.r een lengte van 40 mijlen, ïs ongeveer Rijnland's gebied vervat. Pit uitgestrekte terrein, ter grootte van ruio) 104,000 Hectaren (bunders), is doorsneden door tal van grootere en kleinere wateren, waarvan de R(jn, het Spaarne, do Liede, hot Braasssmermoer, de Westpiassen bfi Aalsmeer en de plassen bij de Kaag, aansluitend aan de ringvaart van den Haarlemmermeerpolder, de voornaamste zijn en waarvan ook de Zijl, de Poes, de Hoimanswetering, de Gouwe, de Haagsche- en Haarlemscho trekvaarten en tallooze kleinere kanalen en vaarten deel uitmaken. Al dez9 wateren staan met elkan der in rechtstreeksch verband, doch z(jn overigens van alle andere wateren en stroo men in ons vaderland afgescheiden door dijken on sluizen en van de zee door de duineoreeks en de Katwijksehe sluizen. Zij vormen dus te samen als liet ware een groote, aan alle kanten afgesloten kom, waarin mot uitzonde n-ring natuurlijk van den regenval, alleen op kunstmatige wijze water kan worden inge laten of uitgelaten. Pit geheele net van wateren, deze afgesloten kom, wordt in het spraakgebruik genoemd: „de boezem van Rijnland." Het behoeft geen betoog, dat de waterstand in dezen boezem voor landbouw, veeteelt, handel en nijverheid, scheepvaart en tal van andere openbare en particuliere belangen van groote beteekenis is. Pe zorg, dat die water stand zooveel mogelijk dia verschillende be langen dient, is een punt van aanhoudende en nauwgezette overweging van Rijnland's bestuur. Want wel is waar geeft de omstan digheid, dat Rijnland's boezem van alle andere wateren is afgesloten, het groote voordeel, dat cb en vloed daarop geen invloed kunnen uitoefenen en het water niet kan wegstroomen naar lager gelegen landen noch opgezet kan worden door van hooger gelegen landen toe stroomend wat6r, maar toch is de boezem onderhevig aan zooveel invloeden, die den waterstand kunnen verboogen of verlagen, dat aanhoudend en dagel^ksth toezicht daarop hoog noodzakelijk is. Regen, wiüd en zon zijn de drie groote factoren, waarmede daaroy rekening is te houden in de eerste en voornaamste plaats de regen. Binnen Ryniand's grenzen toch zyn ruim 220 polders gelegen. Deze polders zyn op hun beurt van Ryniand's boezem afgesloten door dyken en sluizen, en zyn op hun beurt doorsneden van slooten en watergangen, die dienen tot berging van al h6t overtollige water, dat op de binnen den polder gelegen landen valt. Door den regenval loopen dus do polderslooten vol, en wanneer deze zooveel water bevatten, dat het droogbouden en dö afwatering van het polderland er door be moeilijkt wordt, brengt het polderbestuur dit overtollige water buiten den polder en in Ryniand's boezem. Polders, die een stoomge maal bezitten, van welko 6r in Rynland ver scheidene zyn, kunnen dit doen, wanneer bun goeddunkt, polders, die alleen een windgemaal bezitten, kunnen dit slechts d&n doeö, als er wind is. Indien het dus geregend heeft zonder wind, brengen alleen de polders, die stoom gemalen bezitten, water op Ryniand's boezem; helpt de wind mede, dan loozen alle polders hun water op dien boezem en brengen dien tengevolge da.rop dikwyls zooveel water, dat de waterstand belangryk stygt. Pan is het Ryniand's taak cit overtollige water op zyn beurt buiten Rynland te brengen. Gelukkig is Rynland hiertoe in staat door middel van zyn vier krachtige stoomgemalen te Spaarndam, te Halfweg, te Gouda en te Katwyk, van wdke die te Spaarndam en to Halfweg het water loozen op het Noordzee kanaal, dat te Gouda op den IJsel en dat te Katwyk op de Noordzoe. Is in den IJsel of in de Noordzee, ten gevolge van de eb of van een het water afwaaienden wind, de waterstand lager dan die in Rijnlands' boezem, dan is uitmaling van Rynlands' water niet noodig, doch worden te Gouda of te K,=twyk eenvoudig de sluizen opengezet, die Ryniand's boezem van den IJsel en de Noordzee af scheiden, en stroomt het water vanzelf weg. Dit noemt men waterloozing langs natuur- ïyken weg. Te Spaarndam en te Halfweg kan zich dit ook voordoen, doch daar het Noordzeekanaal zelf een van eb en vloed afgesloten boezem is, die in den regel een hoogeren waterstand heeft dan Ryniand's boezem en alleen dan een lageren verkrijgt, als de wind het water afwaait, is de water loozing langs natuurlyken weg aldaar van minder beteekenis. Niet alleen tegen een te hoogen waterstand in den boezem heeft Ryniand's bestuur echter te waken. Ook tegen een te lagen. WaDt als in do maanden Mei en Juni de zon 't grootste gedeelte der 24 uren haar invloed doet gelden, en de plantengroei 't sterkst is, of als in de andere zomermaanden langdurige droogte intreedt en de polders aan water gebrek gaan krygen, doordat landeryen en slooten uitdrogen, weten de polderbesturen zich te helpen door eenvoudig uit Rijnland's boezem door sluizen of duikers zooveel water af te tappen, als waaraan zy behoefte hebben. Wil Rynland den normalen waterstand in zyn boèzem behouden, dan moet het in die gevallen dus water van buiten inlaten. Zeewater ia daartoe ongeschikt, het water van het Noordzeekanaal, voor zoover het beschikbaar is, eveneens; de eenige bron is dan de IJsel te Gouda. Pe sluis te Gouda wordt dan opengezet en het IJselwater stroomt binnen. Dit binnenstroomen geschiedt echter allaen zoolaug het aan eb en vloed onderhevige IJselwater een hoogeren stand heeft aan het water in Ryniand's boezem en kan dus niet voortdurend plaats hebben. By langdurige droogte is deze waterinlating dan ook nauweiyka voldoende om den boezem op normalen waterstand to houden. Maar men moet roeien met de riemen, die men heeft. Niet uitsluitend evenwel om in den boezem don normalen waterstand te behouden ge schiedt de waterinlating. - Ook tot waterver- versching wordt zy gebezigd. In dat geval wordt tegelykertyd te Katwyk water geloosd en te Gouda wat---, ingelaten. Natuurlijk kan dit alleen can geschieden,- als de boezem zelf water genoeg heeft wat in den zomer niet altyd het geval is. Dat intusschen de water- ververscbing niet tot de uitzonderingen be hoort, biykt uit het feit, dat byv. in 1897 van de 117 millioon M3. water, te Katwyk langs natuurlyken weg geloosd, 21 millioen M3. werd geloosd terwyi tegelykertyd te Gouda water ingelaten werd. Behalve dat de wind een bolangryke fac tor is ter beslissing van do vraag of de wind molens der polders al of niet malen kunnen, en dus al of niet groote hoeveelheden water op Ryniand's boezem kunnen brengen, doet by ook in dien boezem zelf zyn invloed ge voelen. Waait de wind uit het zuilen, dan dryft by het boezemwater voor zich uit naar het noorden en stuwt aldaar het water op, dat niet weg kan omdat Ryniand's boezem een afgesloton kom is. Indien daarentegen de wind uit het noorden waait, dan wordt het water in het noorden van den boezem afge waaid en naar het zuiden opgestuwd. Wil men daarom op een bepaalden dag den ge- mi Jdelden waterstand in Ryniand's boezem kennen, dan doet men het best dien te Oude- Wttering op te nemen, daar deze plaats on geveer in het midden van Rynland gelegen ls, zoodat opstuwing of afwaaiing van het water door den wind, waardoor de water stand in de eindpunten van Rynland tydeiyk aanzieniyk kan worden verhoogd of verlaagd, aldaar het minst invloed uitoefent. Pe waterstanden in Ryniand's boezem wor den dagelijks op verschillende plaatsen opge nomen, terwyi die, welke te Oude-Weterlng, Spaarndam, Halfweg, Gouda, Katwyk en Gouwesluis opgenomen zyn, dageiyks worden gemeld naar het Gemeenlandshuis te Leiden. Hier worden zy in verband met den te Leiden waargenomen waterstand, den regenval, de windrichting, don barometerstand, enz. beoor deeld, waarna, al naar gelang zulks noodig wordt geacht, naar de beambten te Spaarn dam, Halfweg, Gouda en Katwyk geseind wordt- om maatregelen van waterloozing of waterinlating te nemen. Wy zyn in de gelegenheid gesteld voortaan in het Maandag-avond uitkomend nummer van ons blad een wekelyksch overzicht te geven van den waterstand in Ryniand's boezem, te Oude-Wetering en te Leiden opgenomen, op eiken dag der week, aanvangend Zondag en eindigend Zaterdag, met toevoeging tevens van een opgave van het aantal uren, waarin te Spaarndam, Halfweg, Gouda en Katwyk door de werking der stoomgemalen of langs natuurlyken weg water geloosd is of waarin te Gouda water is ingelaten, alsmede van den regenval in millimeters. Wat de waterstanden betreft valt daarby op te merken, dat er door Ryniand's bestuur steeds naar gestreefd wordt den normalen waterstand van 50 cM. A. P. a 55 cM. A. P. te behouden, of, wanneer die door de verschillende invloeden verhoogd of verlaagd is, terug te krygen. Men zy er daaroy op bedacht, dat ver hooging van dit cyfer wy^t op verlaging van den waterstand en verlaging van dit cyfer'op verhooging van den waterstand. Dit komt doordat steeds wordt opgenomen het aantal centimeters, dat de waterstand beneden A. P. (Amsterdam8ch peil) is. Een waterstand van 60 cM. A. P. is dus lager dan de normale, een waterstand van 40 cM. A. P. hooger dan de normale. Naar wij vertrouwen zal de kennisneming dezer opgaven aangenaam zyn aan velen, die belang hebben by of belang stellen in den waterstand in Ryniand's boezem, zoowel in Leidens grachten en singels, welke mede deel uitmaken van dien boezem, als in de andere wateren van dien boezem, tuiten Lei jen ge- De uitslag is bekendgemaakt van het leerling-monteurs-examen, in dezen winter voor de eerste maal afgenomen door het Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix", alhier, in overleg met de „Nederlandsche Vereeniging voor Electrotecbniek". Geslaagd zyn: P. De Beer, K. L9 Gras, J. W. SimoDis en W. De Wit, allen leerlingen dor school van het Genootschap. Beroepen is ty de Ned.-Herv. kerk te Hoofdplaat, de heer E. B. Couvóe, cand. te Leiden. De heer J. Klomp, onderwyzer aan de Chr. school voor m. u. 1. o. aan den Stillen Ryn alhier, is als zoodanig benoemd aan het Chr. Instituut Esmeyer, te Rotterdam. De alhier overleden gep nsionneer e dirigeerend officier van gezondheid 1ste kl. (luit.-kolonel) H. L. Benjamins, van het Oost Iadisch9 leger, was in zyn tyd een bekwaam en in Indië geacht geneeskundige. Op 17- jarigen leeftyd trad by in dienst als kweektling aan 's Ryks Kweekschool voor militaire ge neeskundigen te Utrecht, werd 31 Juli 1857 benoemd tot officier van gezondheid 3de kl. i y geooemd leger en vertrok nog in datzelfde jaar naar Indië. In Indië doorliep hy de verschillende officiersrangen, was geroimen tyd op Atjeh gedetacheerd, werd 25 Maart 1877 bevorderd tot dirigeerend officier van gezondheid 2de kl. on drie jaar later, met den rang van dirigeerend officier van gezonoheid late kl. (luit kolonel) op pensioen gesteld. De overledene was ridder der orde van den Nederland8chen Leeuw en gerechtigd tot het dragen van de Atjeh-medaille, het eereteeken voor belangryke krygsbedry ven en het onder- scheidingsteeken voor 20-jarigen officiersdienst. Gedurende het afgeloopen jaar 1898 meldden zich, voor vrywillige dienstneming by Hr. Ms zeemacht, by de verschillende kantoren van aanneming der marine aan 996 jongens beneden den leeftyd van 16 jaren, waarvan er 659 om verschillende reJenen werden afgekeurd en 337 geplaatst by de Kweekschool voor Zeevaart alhier. In 1897 werden er 267 jongens geplaatst by genoemde Kweekschool. By de infanterie-regimenten is een op gave gevraagd van lste of 2.e luitenants, geschikt en genegen om gedurende den kamp- tyd (van half Mei tot den afloop) gedetacheerd en belast te worden met het beheer der cantine in het schietkamp by Harstkamp. De „Sts.-Ct." van heden bevat het ver slag der commissie, die het vorige jaar belast is geweest met het afnemen van het groot ambtenaarsexamen (eerste en tweede gedeelte) in Indië. Hr. Ms. flottieljevaartuig „Siboga", onder bevel van den luitenant ter zee der lste kl. G. F. Tydeman, is 7 dezer te Aden aange komen. By den commandant bestond het voornemen 8 dezer do reis te vervolgen. Op Eik-6n Duinen is Zaterdag begraven het stoffeiyk overschot van den Haagschen oud- pred. H. L. Oort. Ü3. Gerth van Wyk huldigde den overledene namens kerkeraad en predikan ten; do sec. der Alg. Synode Overman namens de commissie der Prot. Kerken in O.- en W.« Indië; dr. Cramer namens het By belgenoot schap en andere vereenigingends. Heering, Romonstrantsch predikant, huldigde de groote verdraagzaamheid van den overledene en do heer Huygens, voorzitter der derde sectie van het Metalen Kruis, herdacht den oud soldaat uit de dagen van 1830. Prof. dr. H. Oort uit Leidon dankte voor de hulde. Bloemen bedekten het lykkleed. Psalmgezang van de kinderen der diaconie scholen verhoogde den indruk der plechtigheid. - 17) „En ook nog eon aardig sommetje, om myn Luis'aouden in te richten „Wat?" riep Sophia uit. „Nog een aardig sommetje bovendien?" vroeg haar moeder verheugd. „Zoo kwam ik je vragen, moeder Borghese, of je mij Sophia tot vrouw wilt geven; ik be doel over een paar weken, wanneer ik uit dat gekkenhuis vandaan ben." uj|0iacomo greep Sophia's hand en herhaalde: Welnu, moeder Borghese, wat zeg je er van?" „Wel, beste joDgen, spreekt het niet vanzelf, dat ik myn toestemming geef? Als je kloek ge noog bent om vyf duizend driehonderd franken te besparen en daarenboven nog een sommetje voor do inrichting van het huishouden Maar zeg eens, Giacomo, wat denk je te be ginnen als je „San-Salvatore" verlaten hebt? Een winkel?" „Dat weet ik nog niet, moeder 1" s rJö toch wel iets gaan doen?" i rDit is duideiyk genoeg. Ben ik niet ver plicht zooveel mogelyk te verdienen, wanneer i| de zorg voor een vrouw op my neem?" „Ja, dat spreekt vanzelf. Maar hoeveel heb je wel voor aankoop van meubelen?" vroeg de oude nieuwsgierig. „Bedenk wel, dat myn dochter niets ten huwelijk kan meebrengen." ,Ocb, daar vroeg Ik. immers Diet naar! Wy horden veel van elkander, dat is het eerste vereischte om gelukkig te zijn, en daar ben ik mee tevreden." Met een hoofdknikje gaf zy hem daar gelgk in. Toen vroeg zy opeens: „En waar blijf 'k dan?" ,Je kunt bij one inwonen", verzekerdeGia- como. „Zie eens hier, of ik hot goed met je voor heb. Neem deze twee du katen; ik heb ze van mijn laatste loon be spaard. Neem ze, moeder, en koop daarvoor het een en an der zoo lang ik nog in „San- Glacomo greep Sophia's handSalvatore" ben. Met oogen, die van vreugde etraalden, nam de oude de twee dukaten aan en riep uit: „Wat een zegen, zulk een schoonzoon te krijgen 1" „Ik wenschte maar, dat je diensttijd in „San-Salvatore" al om was; hoeveel weken nog?" vroeg Sophia recht hartelijk. „De tijd zal ons nog lang vallen 1" ver zekerde de oude. Lachend zeide Giacomo: „Ik kan bier tot mijn spijt niet langer blijven. Ik heb maar een paar uren verloten moet om tien uren linnen zyn." „Hoe jammer 1" „Heb nog maar een paar weken geduld," zei Giacomo. „Ik kau op bet oogenblik niet precies zeggen waDneer myn ontslag ingaat, maar lang zal het niet meer duren. Spoedig zal Sophia myn echtgenoote zyD." „Totaal arm ie myn dochter toch niet," verzekerde nu de oude. „Zy heeft gedurende drie jaar van allee, wat zy verdiende, een vierde gedeolteiyk bespaard om een uitzet te kuonen aanschaffen." „Is het waar?" riep Giacomo verheugd uit. Sophia knikte, opende een kastje en liet haar beminde den kleinen schat van linnengoed bewonderen, door haar eedert drie jaren by- eenverzameld. „Nu, ben je tevreden?" vroeg zy vroolyk. „Ja, volkomen," antwoordde Giacomo. Eindeiyk zei hy: „Het spyt my wel, maar nu moet ik weg. Ik zou niet graag te Iaat binnen zyn." Sophia zuchtte. „Het is awgeiyk, dat ik geen verlof meer kryg voordat ik ontslagen ben. Wees dus niet ongerust in dien tyd! Zoodra ik vry ben, kom ik zoo spoedig mogelyk naar bier." „En wanneer is dat?" vroeg Sophia. „Wel, over een paar weken, heb ik gezegd, myn scbatl Kom, het is halfnogen, ik moet dus voortmaken. Vaarwel, moeder Borghese, houd je maar goed en denk nu en dan eens aan my." „Ja, dat zal waar zyn, Giacomo!" zei de oude in goede luim. „Vaarwel, Giacomol" zeide Sophia nu, terwgl zy haar bruidegom harteiyk omhelsde; „vaar wel en vergeet my nietl" „Nimmer kan ik u meer vergeten, ja, zonder u niet leven!" riep de jonge man vol gloed on vertrok, terwyi moeder en dochter in opgeruimde stemming bleven praten. „Nu," zei Sopbia, die vóór haar moeder ging staan en haar vertrouwelyk aankeek, „zal ik gelukkig worden als de vrouw van Giacomo?" „Wacht nog een beetje," vermaando haar moeder. „Men kan vooraf niet bepalen wat gelukkig is of niet. Wy moeten eerst maar wachten tot hy uit zyn dienst ontslagen is." Sophia gaf baar moeder geiyk, ofschoon dat antwoord haar niet geheel beviel. Zy nam haar naaiwerk in de band en dacht onder den arbeid aan het geluk, dat baar wachtte. Giacomo was intusschen op weg naar het hotel „Da Prins van Beieren." XIII. Alice Von Waldheim had eedert haar bezoek aan „San-Salvatore" veel geleden. Zy had in het gesprek met Ludwig Vod Erlenburg zooveel verstand en nadenken by dezen opgemerkt, dat hier van krankzinnig heid geen eprake kon zyn. Ook zyn odel voor komen had veel indruk op baar hart gemaakt. Dagen lang verwachtte zy Giacomo, zonder dat deze kwam opdagen. Zy wenschte van hem de zekerheid te erlangen, dat Ludwig Von Erlenburg nooit krankzinnig was geweest, dat hy alleen een offer was van de laagste heb zucht. Zy begon er reods aan te wanhopen, dat de man woord zou houdOD, toen haar op dien Zondagavond bet bericht werd gebracht, dat zich een persoon had aaogemeld, die haar wenschte te spreken. „Je hadt my niet zoo lang moeten laten wachten I" riep zy Giacomo by zyn binnen treden verwyteDd too. „Het is reeds veertien dagen geleden, dat ik „San-Salvatore" be zocht 1" Giacomo verontschuldigde zich met te zeg- gen, dat men aan dr. Rimali zyn langdurig gesprek met de freule Von Waldbeim had verklapt, en dat het hem daarom ten strengste geweigerd was uit te gaan. „Ik dank bet aan oen gunstig toeval," zoo besloot hy, „dat ik hier voor u ata, en wan neer de freule den eenen of anderon dienst van my verlangt, verzoek ik beleefd my dat zoo spoedig mogelyk te zeggen." „Ben je een vertrouweling van dr. Rimali?'" vroeg Alice. „Dat juist niet, maar ik weet alles, wat er in de inrichting voorvalt," vorzekerde de oppasser. „Welnu, ik zal je deze beurs met goud stukken tot belooning geven, als je my naar waarheid antwoord geelt op de vrageD, die ik je doen zal." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 1